Skip to main content

Full text of "Naauwkeurige beschryving der aardgewassen : waar in de veelerley aart en bijzondere eigenschappen der boomen, heesters, kruyden, bloemen, met haare vrugten, zaden, wortelen en bollen, neevens derzelver waare voort-teeling, gelukkige aanwinning, en heylzaame genees-krachten : na een veel-jarige oeffening en eigen ondervinding, in drie onderscheide boeken, naauwkeuriglijk beschreeven worden"

See other formats


NAUWKEURIGE 

BESCHRYVING 

T>  E R 

AARDGEWASSEN, 


TWEEDE  STUK 


k * ' 

. - 


i 

% - A <X* 


M 


. > :.V  A 


■ 


Namen. 


Veelerley 

foorten. 


Wat  voor 
een  aarde 
zij  bemin- 


Bcwaring 
in  de  Win- 
ter. 


N AUWKEURIGE 

BESCHRYVING 

G E W AS  S E N, 

ALS 

BOOMEN,  HEESTERS,  KRUYDEN , 
BLOEMEN. 


DERDE  BOEKS  TWEEDE  STUK, 


Vervolgende  de 


LAGE  PLANTEN,  KRUYDEN, 
BOLLEN  en  BLOEMEN. 


CCLXIV  HOOFDSTUK. 

HYACINT  H. 


3 En  zeer  fchoone , bezienswaar- 
J dige  , en  gantfeh  welriekende 
1 Bloem  , dus  genoemd  in  het 
■ Neederlandfch  en  Hoogduytfch ; 
5 in  het  Latijn  ook  Hyacin- 
| thus  , en  in  het  Italiaanfch 
\ Hiacinto. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren 
" aart  veele  veranderlijke  foorten 
bekend  ; onnodig  hier  al  te  zamen  verhaald  te  worden 
wijl  ze  doch  meelt  alle  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neem ing  zijn. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede  zeer  zandi- 
ge aarde,  met  matig  twee-jarige  Paerde-,  of  een-jarige 
Koeyemift  en  een  weynig  een-jarige  Hoendefdrek  door- 
mengd;  of  alleen  met  twee-jarige  Koeyemift,  indien 
de  plaats,  daar  ze  gezet  zullen  worden,  warm  of  droog 
van  aart  is:  een  opene , warme,  welgeleegene  plaats, 
en  matige  vochtigheyd.  Konnen  tamelijk  wel  de  H'tn- 
ter-koude  en  andere  ongeleegentheeden  des  rijds  uyt- 
ftaan  , wanneer  dc  Winters  niet  al  te  ftreng  zijn  ; zoo 


dat  men  ze  dan  wel  ongedekt  mag  lateh  blijven.  Maat 
als  zich  de  zelve  zeer  fel  aanftellen,  met  veel  Sneeuw  » 
of  ook  wel  veel  koude  vochtigheyd , zoo  is  geraad- 
zaam en  goed  , haar  voor  deeze  fchadelijkheeden  met 
Stroo  , Run , of  iet  anders  te  dekken ; of  te  planten 
in  een  Zonnebal welke  met  houte  Venfteren  op  en 
toe  gedaan  kan  worden,  na  de  bequaamheyd  of  on- 
bequaamheyd  des  tijds. 

Men  neemt  Ze  ieder  jaat  in  ft  laatfte  van  de  Maand  Ophee- 
Julitu  uyt  de  aarde  op,  en  men  bewaard  ze  in  eenmi,|g>cn 
droogc  plaats.  Naderhand  dc  grond  weer  omgefmee-  w?er  ln' 
ten,  en  met  nieuwe  Paerde-,  of  twee-jarige  Koeyemift  zetting’ 
voorzien  zijnde,  woeden  ze  met  een  volle  Maan  van 
September,  of  ftraks  na  ’t  eerfte  Quartier  (wijl ze  niet 
boven  dc  vijf  of  zes  wecken  zonder  te  verderven  , 
uyt  de  aarde  mogen  blijven)  weer  ingezet.  Hoe  zulks 
dieper  gefchied,  hoe  ze  meer  ^fretzels  krijgen  , ook 
minder  van  SneeutV-tVater  of  veel  Reegen  gequcld  Worden. 

Men  laat  ze  ook  wel  een  jaar  overftaan,  zoö  dat  men  zé 
alleenlijk  in  dc  tweede  Zomer  opneemt. 

Gecven  in  deeze  Landen  volkomen  rijp  Zaad-,  het  Wat  tijd* 
welk  , vergaderd  zijnde  met  een  volle  Maan  van  Sep-  zaying>n 
tember  , een  vinger-breedre  diep  moet  gezayd  zijn  in  acht  tc 
een  houten  Vat , in  de  aarde  gefteld;  Zoo  komen’cr 
in  ’t  volgende  Voorjaar  jongen  van  op.,  die  in  ft  vierde, 

S f vijfda 


Ö43  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , Ó44 


Hyacinth 
ran  Peru, 


Hoe  waar- 
genomen 
diend  te 
worden. 


Welrie- 
kende 
Hyacinth 
uyt  Vir- 
ginien ; 
van  drie- 
derley 
iborten. 


Groote 
welrie- 
kende , 
met  een 
witte 
Bloem. 


Bloemen. 

Steel. 


Kleyne 
welrie- 
kende , 


Blauwe 

kende. 


vijfde  of  zefde  jaar  haar  eerfte  Bloemen  geeven:  waar 
uyr  dikmaal  fchoone  veranderlijke  coulcuren  voortko- 
men , welke  mee  vermaak  worden  aanfehouwd.  Doch 
niet  alleen  hier  door  worden  ze  vermeenigvuldigd , maar 
ook  aangewonnen  door  hare  aangegroeyde  jonge  Bollet- 
jens,  welke  men  bij  de  opneeming  van  deiWeaffcheyd. 

Dc  Hyacinthus  peruvianus  flore  albo,  of 
Hyacinth  van  . Peru  met  een  witte  Bloem  ; en  flore 
cccruleo  , of  met  een  blauwe  Bloem , en  andere  dier- 
gelijke , uyt  warme  Landen  voortgekomen,  zijn  van 
naturen  tcederder  dan  de  andere ; verderven  veel  lichter 
door  fterke  koude.  En  fchoon  men  ze  met  droog  Turf- 
mul , Run  of  iet  anders  bedekt , of  in  de  voorge- 
meldde  Zonnebal^  plant,  zoo  geeven  ze  doch  elke  Zo- 
mer geen  Bloemen ; inzonderheyd  niet  als  ze  in  vette 
aarde  ftaan. 

Worden  derhalven  veel  bequamer  in  Potten  gefield, 
gevuld  met  een  goede , gemeene , zandige  grond , en  voor 
’t  meefle  gedeelte  met  ’t  Mol  der  van  binnen  verdorvene 
Boomen  , of  in  plaats  van  ’t  zelve  met  ’t  Mol  der  ver- 
rotte Boombladeren  wel  door  een  gemengt : en  ’s  Win- 
ters droog  binnens  huys  bewaard ; zoo  dragen  ze  veel 
beeter ; en  krijgen  dikmaal  Bloemen  , onaangezien  zij 
van  Capo  de  bon  Efperance , of  andere  hecte  Geweften 
van  Africa  en  America  herwaarts  gezonden  zijn;  voor- 
namenriijk  als  ze  door  de  gcheele  Maand  van  April 
van  dc  eene  warme  Paerdcmift  in  de  andere  worden  ge- 
zet. OndertufTchcn  leeverenze  noyt,  of  zelden,  rijp 
Zaad.  Konnen  echter  aangewonnen  worden  door  hare 
aangewafTene  jonge  Bollen,  gelijk  dc  voorgaande  fbort. 

Van  dc  Hyacinthus  Virginianus  odoratis- 
simus  , of  z.eer  welriekende  Hyacinth  uyt  VirgirHcn , 
zijn  mij  in  haren  aart  drie  foorten  bekend;  als: 

I.  Hyacinthus  Virginianus  albus  odora- 
Tus  major.  II.  Minor  , of  groote  en  kjeyne  wel- 
riekende Hyacinth  uyt  Virginien  met  een  witte  Bloem. 
III.  Hyacinthus  Virginianus  odoratus  flore 
cccruleo,  of  Virginiaanfche  Hyacinth  met  een  wel- 
riekende blauwe  Bloem. 

De  groote  draagd  de  grootfle  Bloemen,  zijnde  lang 
van  Kelk^i  dik  van  aart , van  binnen  hol , gelijk  de 
Bloem  van  Tabaks',  ook  op  dc  zelve  wijze  boven  open ; 
rond  , zeer  welriekend  ; inwendig  voorzien  met  zes 
groene  en  kluchtig  gedrayde  Draadjens,  ook  inwendig 
blijvende.  De  verwe  is  grijs-wit.  Duuren  eenigc  da- 
gen. Ruften  op  een  dikke,  ronde,  blcek-groene, 
ter  hoogte  van  drie  voeten  regt-opfehietende , doch 
zwakke  Steel,  met  twee  of  drie  hol  boven  malkander 
gefielde  Bladeren  voorzien.  Welke  Steel  zijnen  oor- 
fprong  neemt  uyt  het  middenftc  Hert  der  Bladeren  ; 
zijnde  bleek-grocn  van  verwe,  tamelijk  lang;  voor  in 
een  fpits,  en  gemeenelijk  neerwaarts  gebogen  punteyn- 
digendc  : in  ’t  midden  geuts-wijze  aan  bcyde  de  zij- 
den met  hare  randen  téegens  malkander  opftaande  , 
ceven  gelijk  die  van  het  Phalangium  Virginianum , of 
Phalangium  uyt  Virginien ; ook  in  gedaante,  fubflan- 
tic,  en  zachtheyd  in  ’t  aanraken  de  zelve  zeer  gelijk. 

De  Hyacinthus  Virginianus  odoratus  mi- 
nor, of  kleyne  welriekende  Hyacinth  uyt  Virginien , heeft 
wel  de  zelve  gedaante  en  Bladeren , doch  fchiet  met  zijne 
Steel  niet  zoo  hoog  dp.  Geeft  ook  wat  kleyner  Bloe- 
men , zeer  zuyver  wit,  en  boven  verdeeld  in  zes  voor 
fpits  toegaande  Bladeren , Stars-wijze.  Dccze  vergaan 
zijnde,  laten  in  onze  Geweften  noyt  eenig  volkomen 
Zaad  na.  Konnen  echter  genoegzaam  vermeenigvul- 
digd  worden  door  hare  aangegroeyde  Bolwortel. 

De  Hyacinthus  Virginianus  odoratus  flo- 
re cccRULF-O,  of  Blauwe  welriekende  Hyacinth  uyt 
Virginien  , is  die  met  de  witte  Bloemen  in  alles  gelijk  ; 
uytgezondcrd  dat  de  Bolwortel  wat  fterkcr  en  groo- 
ter  valt. 

Hier  flaat  aan  te  merken , dat  de  Bollen  deezer  wel- 
riekende Virginiaanfche  Hyacinthen  eens  gebloeyd  heb- 
bende, zelden,  of  noyt  weer  Bloemen  geeven, 


Dceze  Hirginiaanfche  foorten  zijn  de  teederfte  van  Deezer.ijn 
alle.  Konnen  gantlchelijk  geen  Vorfl,  Sneeuw,  koude  dc  teedcr- 
Keegenen,  of  diergelijke  ongeleegcntheeden  verdragen.  fte  van  al 
Moeten  derhalven  niet  alleen  in  Potten,  maar  ook  in  foorten*?6 
een  warme  plaats  binnens  huys  worden  gezet,  waar  in  en  hoeder* 
men,  gedurende  de  Winter  , door  een  yzeren  Oven  halven 
vuurd.  Met  geen  Water  moet  men  ze  begieten,  maar  waar  te 
haar  zeer  droog  houden,  zoo  wel  in  de  Herfjl , als  in  ncemcn' 
dc  Wintertijd ; ook  niet  voor  April  weer  buyten  ftel- 
len : dan  noch  haar  wel  wagten  voor  veel  vocht igheyd , 
koude  nagten , en  hayrige  Winden. 

Zij  verliezen  gemeenelijk  ’s  Winters  hare  Bladeren.  In  wat 
Worden  met  een  volle  Maan  van  April  verplant  in  een  grond  te 
goede  , zandige  aarde  , doormengd  met  eeo  weynig  vcrplan' 
twee-jarige  kleyn-gewreevene  Pacrdemift  , een-jarigc  tCa’ 
Hocndcrdrek  , en  ’t  Mol  der  verrotte  Boombladeren. 

Krijgen  in  deeze  koude  Geweften  niet  ieder  jaar , maar 
dikmaal  eerft  om  ’t  vierde  , zefde,  agtfte  of’t  tiende, 
ja  veeltijds  noyt  cenige  Bloemen. 

Indien  nu  dit  mogt  gebeuren  , zoo  neem  Weyte  Op  wat 
Zeemel , of  ook  wel  Draf.  Gieter  Reegenwater  vo.or  cca 
op,  en  roer  liet  genoegzaam  door  malkander,  zoozalW‘^C 
het  Fermentceren  , ofGeften.  Vul,  dit  gedaan  zijn- 
de , een  Pot  ten  halven  daar  mcé;  en  leg  daar  op  een 
vingerbreed  hoogte  van  de  voorgenoemde  goede  aarde. 

Zet  op  de  zelve  in  April  een  of  twee  Bollen , met  dc  ge- 
leidde volle  Maan,  en  bedek  ze  geheel  met  eeven  de 
zelve  aarde.  Leg  voorts  al  weer  daar  op  een  duym  men  deeze 
breed  hoogte  van  dc  gefermenteerde  Zemel-,  dan  weer  fcho°ne 
aarde,  tot  dat  de  Pot  rot  boven  toe  vol  is.  Stel  ze  dan  r,lanten  , 
tot  de  bovenfte  rand  toe  in  variïche  warme  Paerdcmifl,  kan  ma- * 
veertien  dagen  lang.  Neem  ze  ten  eynde  diens  tijds  On- 
weer daar  uyt , wijl  de  Mift  niet  langer  hare  warm- 
te behoud;  en  zet  ze  weer  in  nieuwe  warme.  Hier  in 
moet  men  zoo  lang  voortgaan , rot  dat  de  uyrge- 
komene  jonge  aan  het  waffen  zijn  geraakt.  Laat  ze  dan 
in  de  laatfte  Paerdcmifl  ftaan  , op  een  goede  warme 
plaats;  of  neem  ze  uyt;  zoo  zullen  ze  doorgaans,  ieder 
jaar,  op  een  hooge  Steel  wafTeridc,  veele  bij  malkander 
gevoegde , boven  dc  andere  lieffelijk  riekende  , en  de 
eene  na  dc  andere  opengaande  Bloemen  geeven. 

Doch  naderhand  heb  ik  door  ervarentheyd  be-  Andere, 
vonden  , de  volgende  manier  van  verplanting  beeter 
te  zijn. 

Neem  in  het  Voorjaar  een  kleyne  Pot : doe  daar  en  been* 
in  een  gedeelte  een-jarige , kleyn-gewreevene  Paerde-  wiJzc 
mift  ; bedek  die  tot  boven  toe  met  een  goede , 
vette,  zandige  aarde.  Zet  in  ’t  midden  der  zelve  een 
Bol  teegens  dc  volle  Maan  van  April,  zoo  hoog,  dat 
de  bovenfte  punt  der  Bol  met  de  aarde  gelijk  kome, 
of  eeven  daar  boven  uytfteeke.  Stel  dan  de  Pot  in 
warme  Pacrdemift,  op  een  luchtige,  en  wel  ter  Zon 
geleegene  plaats,  of  in  een  Zonnebal en  dek  ze  boven  van  ver. 
geheel  toe  met  een  Glas;  zoo  dat’cr  niet  een  cenige  drup-  planting 
pel  Water  bij  kan  komen,  en  dc  ftralcn  der  Zon  daar  op  e"  tIucc' 
konnen  fpeelen.  Neem,  na  agt  of  tien  dagen,  de  Pot  king‘ 
weer  uyt,  en  zet  ze  andermaal  in  nieuwe  varflche  Pacr- 
demift ; dus  voortgaande  , tot  dat  de  Bol  een  lid  van 
een  vinger,  of  wat  langer,  gefchooten  heeft.  Dan  neemt 
men  de  Pot  uyt,  en  men  field  ze  open  voor  Zonen 
Reegen  , wijl  ze  dan  die  beyde  genieten  moet.  Doch 
indiener  te  veel  Reegen  quam,  zoo  mag  men  ze  nu  en 
dan  noch  wel  dekken,  tot  dat  ze  een  geheele  vinger  lang 
heeft  gefchooten. 

Als  de  Bollen  in  den  Herfjl  gebloeyd  hebben,  mo-  Hoe  met 
gen  ze  geen  Reegen  meer  ontfangen  ; tot  dat  ze,  in  dc6011™ 
haar  zclven  droog -geworden  , binnens  huys  worden  [enhandc' 
gebragt.  Dus  uyt  de  aarde  opgenomen , legt  men  ze  Cn’ 
op  een  drooge,  cn  voor  de  Vorjl  bevrijdde  plaats  wcch. 

Of  ook  , men  laat  ze  wel  in  de  Pot  blijven  , cn  de 
aarde  te  eenemaal  uytdroogen  ; tot  dat  men  ze  eyndc- 
lijk  weer  in  April  op  de  gehoorde  wijze  aan  de  aarde 
bevceld,endc  grootfle  aangewafTene  Bollen  van  de  oude,  Aanwip 
of  de  gebloeyd  hebbende,  afneemt;  dan  ook  in  Potten  ning. 

verplant, 


Hyacinth.  Si 

verplant.  Deeze  zijn  de  befte  , om  nieuwe  Bloemen 
voort  te  brengen.  Want  die  eens  gebloeyd  hebben  , 
geeven  ( gelijk  alreeds  hier  boven  gezegt  is  ) zelden 
voor  de  tweedemaal  Bloemen,  maar  blijven  gemeene- 
lijk daar  na  onvruchtbaar. 

KRACHTEN. 

Eed.  1. 7.  T^\E  Bolivortel  van  Hyacinth  , alleen  in  de  Ge- 
1. 17.  I lneeskonft  gebruykelijk,  doch  gcenzins  ter  fpijs 
voor  Mcnfchen  of  Beeften  , vermits  in  de 
zelve  eenige  quaadaardigheyd  woond  , is  verdrogen- 
de in  den  eerften  , en  verkoelende  in  den  tweeden 
graad. 

Eitje.  I-  4.  Geftotcn  , met  Wijn  vermengt , en  gelegt  op  de 
',63'  heymlijke  Leeden  der  kinderen , ook  op  de  Lippenen  Kin 
der  jongelingen,  belet  daar  voor  een  lange  tijd  d zgroeying 
des  Hayrs. 

Durant.  Een  yjrachma  van  de  zelve  met  Wijn  ingenomen, 
fol  ii™*'  Wijn  > waar  'n  gekneufde  Bolwor  telen  gezo- 
den zijn  geweeft  , gedronken,  verftopt  het  Ligchaam : 
helpt  de  geenc,  die  van  giftige  Dieren  zijn  geftoken  of 
gebccten;  en  doed  gemakkcïijk  JVater  lojfcn. 

Galen.  Ui.  Het  Zaad  is  verdrogende  tot  in  het  laatfte  van 
MeJ.simp.  den  tweeden  graad,  eevenwel  middelmatig,  tuflehen 
koud  en  warm ; daar  beneevens  afvagende  en  tezamen- 
trekkendc  van  aart. 

Laureni.  Het  zelve  geftoten,  en  met  Wijn  gcbruykt,  heeft 
V ^it  ZC^VC  wcrk*n£>  doch  veel  krachtiger.  Gcneeft 
‘c’  ‘ daarenboven  de  Geelzucht,  en  de  geene,  welke  van 
Spinnen  of  Scorpioencn  geftoken  zijn.  Stopt  ook  beyde 
de  buykz  en  roode  Loop. 


CCLXV  HOOFDSTUK. 

SINT  JANS  KRUYD. 

Namen.  Ft  deezen  naam  in  ’t  Neederlandfch 

bekend , word  in  het  Latijn  gehee- 
ten  Hypericum  , Perforata  , en 
Andros^mum:  in  het  Hoogduytfch 
Sant  Johans  kraut:  in  ’t  Franfch 
■'  Millepertuis  ; en  in  ’t  Italiaanfch 
Hiperico,  Perforata,  en  Herba  di  San  Gio- 

VANNI. 

Veelerley  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  eenige  veranderlijke 
lTke^oor  *°orten  bekend;  namentlijk: 

tgQ.  I.  Hypericum  vulgare,  of  gemeen  Sint  Jans 

kruyd.  II.  non  Perforatum,  of  Sint  Jans  kruyd, 
met  niet  door  boor  de  Bladeren ; anders  ook  Ascyrum 
genoemd.  III.  Bacciferum,  ftve  Andros^emum  , 
of  Sint  Jans  kruyd  met  zjwartc  Bedien,  anders  Mans- 
bloed  geheeten.  IV.  non  Bacciferum  , of  ron- 
der Bedien.  V.  Tomentosum  repens  , o (wolach- 
tig kruypende  Sint  Jans  kruyd.  VI.  Arborescens, 
of  tot  een  kjeyn  Boomtje  opwajfende  Sint  Jans  kruyd. 
tot  dertien  VII.  Hircinum  FRUTICESCENS  , of  Jlruvellig  Sint 
in  getal  Jans  kruyd , ftinkende  gelijk  een  Bok.  VIII.  Mi- 
bl<lt  ld°°r"  N,MUM  SUPINUM  septentrionale  , of  kleyn  ach- 
terover leggend  Sint  Jans  kruyd  uyt  de  Oofterfche  en 
Noorder  Landen.  IX.  Creticum  flore  magno  , 
of  uyt  Candien  , met  een  groote  Bloem.  X.  Lati- 
folium  Lusitanicum,  of  brced-bladerig  Sint  Jans 
kruyd  uyt  Portugal.  XI.  Tomentosum  supinum 
martnum  Lusitanicum,  of  wolachtig  leggende  Zee- 
Sint  Jans  kruyd  uyt  Portugal.  XII.  Pulchrum 
TRac.t,  of  fihoon  Sint  Jans  kruyd , van  Hierony- 
mus  Tragus  ZjOo  genoemd.  XIII.  Hypericum  mi- 
nimum repens  Montis  Libani  , of  z.eer  kleyn 
hruypend  Sint  Jans  kruyd  van  den  Berg  Libanus. 
Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarnee- 
tning. 

Wat  voor  Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede  , ge- 


[T  Jans  kruyd.  <?4<5 

meene,  zandige,  en  met  twee-jarige  Pacrdemift  tame-  een  grond 
lijk  voorziene  grond;  een  vrije,  welgelcegene  plaats,  zij  bemin- 
en  niet  te  veel  Reegen.  Verdragen  in  de  Winter  fter-  ncn* 
ke  koude  , en  geeven  de  meefte  tijd  rijp  Zaad-,  ’t  welk 
met  een  waffende  Maan  in  Hpril  niet  diep  moet  ge- 
zayd  zijn  ; want  alleenlijk  hier  doorkonnenze  aange- 
wonnen en  vcrmeenigvuldigd  worden  ; behalven  het 
Hypericum  arborescens,  of  boomachtig  Sint  Jans  A anwin- 
kruyd , ’t  welk,  ncevens  eenige  andere,  in  deeze  Lan-  fling- 
den  geen  volkomen  Zaad  geeft,  doch  eevenwel,  ge- 
lijk ook  het  Hypericum  hircinum  , of  Sint  Jans 
kruyd  ftinkende  als  een  Bok,  kan  vermeerderd  en  aan- 
geejueekt  worden  door  hare  bij  de  Wortel  uytlöpende 
jonge  Loot  en,  van  zelfs  Wortelen  fchietende. 

Het  Gcmeldde  Hypericum  arborescens  , of Boomach- 
boomachtig  Sint  Jans  kruyd,  waft  in  onze  Neederlan-  llg  s‘nt 
den  op  ter  hoogte  van  twee  , twee  en  een  halve  , j^uyd. 
ook  wel  drie  voeten  Uyt  hare  Wortel ; ftruvcls-wij^e , 
zich  verdeelende  in  veele  Zijde-takjens : welke  men  al 
t’zamcn  bij  de  Wortel  moet  wech  neemen,  indien  men 
begeerd  dat’er  een  Boomtje  van  voortkomé.  Krijgt 
korte  , en  bij  na  ronde  Bladert jens  , met  zeer  kleyne  Bladeren. 
Tandjens  boven  als  ingezaagd  , gemeenelijk  met  drie 
opwaarts  lopende  Zdertjcns  in  het  midden  voorzien. 

De  verwe  is  donkergroen.  Komen  voort  aan  beyde 
de  zijden  van  hare  tecdcrc,  ronde,  en  voor  een  wey- 
nig  gebogene  Steelt  jens-,  niet  regt  teegens,  maar  bo- 
ven malkander.  Zijn  van  naturen  niet  doorboord,  ge-» 
lijk  die  van  het  Hypericum  vulgare,  of gemccne 
Sint  Jans  kruyd,  maar  bitter  van  fmaak.  Teegens  de 
W inter  vallenze  van  zelfs  af. 

De  Bloemtjens  fchieten  voort  uyt  een-  én  twee-  Bloemen, 
jarige  Takjens,  op  de  wijze  van  Hagedoorn ; zoo  mce- 
nigvuldig,  dat  zommige  der  zelve  van  voren  tot  achte- 
ren daar  mee  als  bezayd  fchijnen.  Gcmeenclijk  zijn'cr 
vijf  of  zes  in  een  Trosje  bij  malkander  gevoegd.  De 
verwe  is  gantfeh  wit.  Bcftaan  uyt  vijf  Bladeren,  van 
binnen  voorzien  met  veele  geele  Nop  jens.  Als  ze  ec-  Zaad  - 
nige  dagen  geduurd  hebben,  vallenze  ter  neer,  nala-  knopjen» 
tende  vijf-hoekige  bruyne  Knopjens  , doch  in  de  y°"||er 
zelve  bij  ons  geen  volkomen  Zaad.  Moeten  derhal- 
ven  aangewonnen  worden  op  de  eeven  hier  boven  aan- 
geweezene  wijze. 

Het  Hypericum  latIfolium  Lusitanicum  , of  Brecd-bU- 
breed-bladerig  Sint  Jans  kruyd  uyt  Portugal-.  To- 
MENTOSUM  SUPINUM  MaRINUM  LUSITANICUM,  °f  leggend  “ 
wolachtig  leggend  Portugalfch  Zee-Sint  Jans  kruyd , Zee  Sint 
en  Hypericum  repens  minimum  Montis  Libani,  Jans- 
of  alderkleynfte  krnypende  Sint  Jans  kruyd  van  de  Berg  pJJJJ 
Libanus  , zijn  teeder  van  natuur.  Brengen  in  deeze  cn  aidcr- 
Geweften  noyt  rijp  Zaad  voort.  Konnen  ook  de  kleynfle 
harde  Winter-kpude  gantfehelijk  niet  verdragen.  Moe-  Smt  Jan* 
ten  derhalven,  in  Potten  gezet,  bij  den  aanvang  van  vande 
Ottobcr  binnens  huys  worden  gebragt,  op  een  luchtige  Berg  Li* 
plaats , waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word  banui. 
gevuurd , en  gedurende  dien  tijd  onderhouden  met 
een  weynig  lauwgemaakt  Rcegenwater.  Niet  voor  in 
hét  laatfte  van  Alacrt , of  ’t  begin  van  Hpril , na  ge- 
leegentheyd  van  de  tijd,  mag  men  ze  buytcn  ftcllen  * 
dan  noch  eevenwel  moet  men  haar  dekken  voor  kou- 
de nagten  , hayrige  en  fchralc  winden.  Zij  vergaan  niet 
haaft,  maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven. 

Het  Hypericum  Creticvm  flore  magno,  ofS|ntJan* 
Sint  Jans  kruyd  uyt  Candien  , met  een  fchoone  groote  Ca^dien^ 
Bloem,  is  een  beziens-waardig  Gewas,  doch  het  tcc-  met  een 
derfte  van  alle.  Bemind  een  goede  , zandige  aarde , fchoone 
met  een  weynig  twee-jarige  kleyn -gewreevene  Paerde- 
mift,  Veen-aarde,  en  het  Mol  der  van  binnen  ver- 
dorvene  Boomcn  doormengt : een  warme , welgeleege- 
ne  plaats,  cn  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijft  ook  eenige 
jaren  in  ’t  leeven. 

Geeft  ieder  Zomer  fchoone  Bloemen,  beftaande  uyt  Bloemen, 
vijf  goud-geele,  breede,  voor  rond  toegaande  Blade- 
ren. Drie,  vier,  ook  wel  vijf  der  zelve,  ziet  men  bij 
Sf  x malkan- 


I 


Bladeren. 


Zaad. 


Hoe  waar 
te  neemen 
in  de 
Winter- 
tijd. 


Aanwin- 

ning. 


Sintjans 

kruyd 

zonder 

Bezien. 


Gedaante 
der  Blade- 


Gcfhlte 
der  Bloe- 
men. 


Zaad. 


647  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  648 


malkander,  op  de  bovenfle  punt  van  een  ronde  , dun- 
ne Steel , nauwlijks  de  lengte  van  een  hand  opfehieten- 
dc  : aan  welke  voortkomen  veele  opftaande  Bladeren , 
donker-groenverwig;  onder  een  vingcr-lid  lang;  tame- 
lijk breed;  aan  de  Steel  final,  voor  aldcrbreedft , eeven- 
wcl  in  een  punt  eyndigende;  doch  boven  kleyner;met 
veele  Aderrjens  inwendig  begaafd.  In  de  gedagte  Bloe- 
men vind  men  zelden  rijp  Zaad,  ten  zij  bij  heetc  droo- 
ge  jaren. 

Dceze  foort  kan  gantfchlijk  geen  koude Herfft-  en  zelfs 
Zomer-reegenen  verdragen  : moet  derhalven , in  een  Pot 
ftaande,  in  'tlaatft  van  September, oVt  begin  van  Oüober, 
na  geleegentheyd  van  de  bequaamhcyd  of  onbequaam- 
hcyd  des  wcérs,  binnens  huys  gebragt  en  op  een  goede 
plaats  gefield  werden  , daar  ze  door  de  Vcnflercn  de 
lucht  en  Zon  mag  genieten,  tot  dat  Ackpudes  an  buyten 
zulks  komt  te  verbieden,  ’t  Moet  een  plaats  zijn,  waar 
in  nier  anders  als  bij  vriezend  wéér  werd  gevuurd.  Verre 
van  den  Oven  moet  de  Pot  flaan,  wijl  dceze  Plant  zulk 
ccn  haar  onnatuurlijke  hitte  niet  verdragen  mag;  inzon- 
derheyd  gantfchlijk  niet  eenige  dagen  of  weeken  agter 
den  anderen.  Gedurende  dien  tijd  moet  men  haar  al- 
leenlijk een  weynig  lauw-gemaakt  Reegen-water  van 
boven  geeven.  Niet  voor  in  ’t  begin  van  April , met 
een  zoete  lucht  en  Recgen  , mag  men  ze  weer  buyten 
zetten.  Dan  ook  noch  haar  wel  wagten  en  dekken  voor 
koude  nagten  , en  fchrale  winden.  In  decze  Gewcfteri 
kan  men  ze  bcquamer  aanwinnen  door  hare  bij  de  PI  or- 
tel  uytlopende,  en  met’er  tijd  van  zelfs  Wortelen  fchie- 
tende  Jongen,  met  ccn  waffende  Maan  in  April  van  de 
oude  afgenomen,  en  in  Potten  verplant,  dan  door  haar 
Zaad. 

Het  Androsjemum  non-  Baccifeiu'M,  of  Sint 
Jans  kruyd ponder  Bedien,  blijft  uyt  eygener  aart  twee 
of  drie  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Schiet  uyt  een  teedere  , 
bruyn-verwige  Keesel-wortel  een  , twee  , en  ook  wel 
meer  Scheuten  , ter  hoogte  van  twee  voeten  ; zijnde 
rond , dun  , uyt  den  gccicn  bruynachtig  , en  van  bin- 
nen groen.  Aan  welke  voortkomen  aardige  Bladeren, 
zittende  twee  en  twee  altijd  regt  teegens  malkander 
over,  gelijk  als  kruys-wijze  ; onder  ontrent  ten  halven 
van  de  Steel  een  duym-breed  , of  wat  meer  , boven 
een;  nu  dus,  dan  weer  zoo  ; maar  boven  wel  zes  vin- 
geren breedte  van  den  anderen  , ook  kleyner  als  de  on- 
dcrfle;  en  tuffehen  bcyden  de  Steel  als  omhelzende.  In 
aart  en  fubflantic  zijn  ze  die  van  ’t  Hypf.ricum  vul- 
’ gare  , of’t  gemeene  Sint  Jans  kruyd , gelijk:  onder 
een  weynig  rauw  in  het  aanraken  , doch  boven  zacht , 
anderhalf  lid  van  een  vinger  , wat  meer  of  minder  , 
lang;  ruym  een  vingcr-brced ; in  't  midden  op ’tbrecd- 
flc;  voor  eyndigende  in  een  gantfeh  flomp  punt  : bo- 
ven donker-  of  zwart-groen  ; onder  bleek-groen  ; en 
aldaar  rondom  aan  hare  flcgtc  , effene  randen  met  kley- 
ne  zwarte  flipjens  vcrcierd  : inwendig  voorzien  met 
eenige  groote , regt-oplopende  Aderen,  waar  uyt  voort- 
vlocycn  veele  kleyne  dwars-adertjens  , helder  en  luch- 
tig van  aart.  In  de  mond  geknauwd  werdende  , val- 
len ze  bitter  van  fmaak , en  genoegzaam  te  zamen- 
trekkende. 

Op  de  bovenflc  punten  komen  te  voorfchijn  vier  , 
vijf,  zes,  of  meer  bij  malkander  te  zaam-gevoegde 
lang-werpige  groene  Knopjens,  ruftende  op  korte  Steclt- 
jens.  Al  te  zamen  beftaan  ze  uyt  vijf  groene  , lang- 
werpige , kleyne  Bladert  jent  , rondom  met  kleyne 
zwarte  Knopjens  aardig  vercierd : uclkc,  decencna  de 
andere  geopend  werdende,  vertonen  matig-groote,geelc 
Bloemt jens  , vijf-bladcrig  , voor  ftomp  toegaande  , jen 
Stars-wijze  gefield  ; hebbende  van  binnen  veele  geele  , 
lange  draadjens , op  welke  haar  laten  zien  kleyne  , 
geele,  ronde  Knopjens.  Als  dceze  Bloemt  jens  twee  of 
drie  dagen  open  geftaan  hebben,  vergaan  ze  in  haar  zcl- 
ven  , nalatende  veele  niet  zeer  kleyne  , ronde,  dikke, 
boven  puntige  knopjens  , gevuld  met  een  zeer  klcyn  , 
langwerpig-rond,  zwart-verwig  Zaadje. 


krachten. 


Sint  Jans  kruyd,  of  Hypericum , is  V/arm  en  droog  serapioit 
van  aart , ook  vertcerende  > hcelende,  zuy  veren-  Tem.  sim. 
de,  en  dun  van  deden. 

De  Bladeren  , Bloemen  , en  Knoppen  in  Wijn  gezo-  Dior.  j 
den,  en  daar  van  's  morgens  en  ’savonds  een  Roemcrt-  tap.  171. 
je  gedronken  , drijft  het  Water  der  Blaas  uyt.  Zet  de 
Alaandflonden  voort.  Gcneeft  de  beeten  en  fleeken  der 
giftige  Dieren-,  ook  de  gcene,  die  van  binnen ge/cheurd 
of  gecjuctjl  zijn  ; inzonderheyd  in  oud  Bier  gekookt ; 
ook  alle  inwendige  wonden  ; en  is  goed  voor  de  Koort- 
sen-, doch  verftopt  het  Ligchaam  een  weynig. 

De  Bladeren  gefloten  , en  op  varjfche  Wonden , Ge-  j£g,„.  l.j. 
zwellen , Zweeren  , Zeeren  , en  verbrandheyd  gelegt , eap.  3. 
reynigen  en  heden  dezelve. 

t Poeder  der  gedroogde  Bladeren  op  vtyle , vochtige  cal.  U6. 
Zweeren  gedaan , werkt  het  zelve.  simp. Mei. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bloemen  en  Bladeren  op 
alle  wonden  gelegt , gcneeft  ook  de  zelve  ; en  dood  de 
wormen  der  Paerden. 

Het  gediftiUecrde  Water  hier  van  gedronken,  is  goed  Matth.l.^. 
voor  de  vallende  Ziekte  ; ook  voor  lamme  en  beroerde  cap.  iy<5. 
Leeden. 

Het  Zout , van  dceze  Plant  gebrand,  met  eenigNat  pl/n  l 
ingenoomen  , is  zeer  bequaam  , om  te  helpen  de  geene  cap.  8. 
die  van  ’t  Pleuris  zijn  gequeld. 

Het  Zaad  gefloten,  en  daar  van  een  of  twee  Drach-  Tragusl.t. 
men  met  warme  Wijn  , of  Vlcefch-nat , gedronken  , caP- 13- 
zuyvcrd  het  Ligchaam  van  alle  galachtige  vochtigheyd  ; 
opend  het  zelve  : drijft  de  Steen  en  ’t  Zand  der  Nieren  Jol.  131. 
af.  Is  goed  teegens  het  Bloedfpouwen  ; de  derdedaag- 
fche  Koortsen , allerley  vergif ; de  beeten  der  Slangen  , 
en  der  dolle  Honden. 

De  Oly  van  Sint  Jans  kruyd  gemaakt , met  warme  Lurlt  / - 
Wijn  gebruykt , is  krachtig  teegens  het  Graveel-,  de  enarr.  16& 
Geelsugt ; allerley  ejuade  Zeeren  , en  Gezwellen ; ook 
verkonde  Leeden ; fpanning  en  trekking  der  Zeenuwen, 
Hcupen-pijn , en ’t  Flerejijn  , zoo  warm,  als  men  ver- 
dragen mag,  daar  op  gefineerd. 

De  Baljfem  , hier  van  bereyd  , is  zeer  krachtig  tot 
geneezing  van  alle  varjfche  wonden  , heet  gemaakt , en 
daar  in  gedaan  zijnde. 


CCLX  HOOFDSTUK. 

BILZENKRUYD. 

Us  van  ccn  ieder  in  het  Neederlandfch  verfchey- 
genoemd;  werd  in  het  Latijn  gchccten  dc  namen. 
Hyoscyamus:  in’t Hoogduytfch  ook 
Bilsenkkaut  , anders  Teuffels- 
Ac  gen,  en  DoLKRAUTtin  ’t  Franfch 
HANNEBANE,E.NDORMlE,en  Hf.R- 
be  AUX  tignes:  in  ’t  Italiaanfch  Hiosciamo, Jus- 
quiamo,  Fava  P0RC1NA , Tabacco,  en  Herba 
Dl  SANTA  CrOCE. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  agt  verander-  A gt verin- 
lijke  foorten;  namentlijk:  derlijke 

I.  Hyoscyamus  niger  vih.garis  , of  gemeen  foorten- 
swart  Bilsenkruyd.  II.  Aldus  Creticus  flore 
au r eo,  of  Wit  Bilsenkruyd  van  Candien  met  een  goud- 
geele  'Bloem.  III.  Flore  Aureo  P.  ALPiNi,of  met 
een  goud-geele  Bloem  van  Prosper  Alpinus.  IV. 

Aldus  Rotundifolius  , of  Wit  Bilsenkruyd  met 
ronde  Bladeren.  V.  Albus  minor  TingitaNus, 
of  klcyn  wit  Bilsenkruyd  uyt  Tingit anen  in  Africa. 
VI.Luteus,  of  met  een  geele  Bloem-,  ook  Nicotia- 
na  minor  , of  kleyne  Tabak  genoemd.  VIL 
Hyoscyamus  Peruvianus  latifolius,  of breecL 
bladerig  Bilsenkruyd  uyt  Peru  ; anders  ook  Tabacum 
VERUM  LAT  I FOLIUM  , of  CPREGTB  UREED-BLA- 

derige  Tabak  geheeten.  VIII.  Hyoscyamus 

Peru- 


<4?  BlLZENKRUYD. 


PeruVIANUS  angustifolia  , of  Bilzenkruyd  uyt 
Peru  met  fmalle  Bladeren , ’t  welk  ook  de  naam  draagd 
van  Nicotiana  major  angustifolia,  of  smal- 
bladerige  Tabak.  Bcyde  de  laatfte  werden  ook 
wel  genoemd  Pf.tum,  of  Herba  sancta  , wcegens 
hare  deugdzame  krachten.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Zwart  Het  Hyoscyamus  niger  , of  zu >art  'Bilz.enkruyd , 
Bilzcn-  en  Albus  rotundifoljus  , of  wit  Bilzenkrnyd  met 
kruyd.  en  rgnjg  Raderen , beminnen  uyt  cygener  aart  zoo  wel 
ronde*61  een  drooge  als  bequamelijk  gemeftte  grond  : een  ope- 
Bladercn.  ne,  luchtige,  vrije,  wcl-gelecgene  plaats , en  matige 
vochtigheyd.  Verdragen  felle  koude  , en  alle  andere 
ongelcegcnthceden  der  W inter.  Bloeyen  in  het  tweede 
jaar;  gceven  rijp  Zaad,  en  verfterven  daar  méê, wijlze 
niet  langer  in  ’t  leeven  konnen  blijven.  Moeten  dcr- 
halven  om  ’t  andere  jaar  , met  een  walTende  Maertfche 
Maan  , weer  op  nieuws  gezayd  zijn  ; of  komen  ook 
wel,  door  ’t  neergevallene  Zaad,  van  zelfs  genoeg  op, 
inzonderheyd  het  zwart.  Alleenlijk  op  deeze  wijze 
konnen  ze  vermeenigvuldigd  werden. 

Wit  Bil-  Het  Hyoscyamus  ai.bus  Creticus  flore  au- 
zenkruyd  REOj  Qf  Wlt  Bilzenkruyd  met  een  goud-geele  Bloem ; en 
dienmet  Flore  aureo  P.  Alpini  , of  met  een  goud-geele 
een  goud-  Bloem  van  Profper  Alpinus  , beminnen  een  goede  zan- 
gecle  dige  aarde , doormengd  met  een  weynig  twee-jarige 
Bloem:  en  pacrcjcrnjft. . een  luchtige,  warme,  wel-gelcegene  plaats, 
goud-  Zijn  teeder  van  aart.  Konnen  geenerlcy  koude,  Herfft- 
geele  reegenen , of  Zórjl  verdragen.  Moeten  derhalven,  in  een 
Bloem  van  pQt  gezet  ? ’s  IV int  er  s binnens  huys  op  een  luchtige 
n'ut'  plaats  gebragt  , en  met  maar  weynige  vochtigheyd 
voorzien  werden  , niet  alleenlijk  in  deeze  tijd  , maar 
ook  in  de  Zomer.  In  ’t  laatfte  van  Maert , of ’t  be- 
gin van  April , field  men  ze  , met  een  zoete  Rcegen  , 
weer  buyten.  In  deeze  Landen  geevenze  de  tweede 
Zomer  volkomen  Zaad  , en  verderven  dan.  ’t  Zelve 
moet  met  een  walTende  Maan  van  May  weer  gezayd 
zijn  in  een  Pot , niet  diep  , maar  hol  cn  luchtig.  Al- 
leenlijk hier  door  kan  men  ze  aanwinnen. 


Peruaans  Het  Hyoscyamus  Peruvianus,  Nicotiana, 
Bilzen-  Petum  , ofTABACUM,  Peruviaanfch  Bilzenkruyd , 
kr“’Jt'c°f  e(ofreguT.b.k_,  zoo  wel  met  breede  als  fmalle  c£lade- 
ff  ren,  beminnen  een  goede,  gemeene , met  twee-jarige 
Paerdemid  wel  voorziene  grond  : een  warme  , vrije  , 
bequaam  ter  Zon  geleegenc  plaats  , en  veel  Water. 
Konnen  gcenerley  Korft  of  W i mter-koude  uytdaan.  In- 
dien de  Zomer  niet  zeer  goed  en  warm  is , zoo  verder- 
ven ze,  zonder  eenig  rijp  Zaad  na  te  laten.  Is  derhal- 
ven geraadzaam  , van  deeze  foorten  een  of  twee  Plan- 
ten ’s  Winters  in  een  Pot  binnens  huys  te  brengen  , op 
een  luchtige  plaats ; droogachtig  onderhouden.  Daar 
na  in  het  midden  van  April  de  zelve  , met  de  gehcelc 
klomp  aarde,  weer  op  een  warme  plaats  in  te  zetten ; zoo 
geeven  ze  in  den  Herft  rijp  cn  overvloedig  Zaad  : het 
welk  met  een  walTende  Maan  van  April  weer  gezayd 
werd  , niet  diep  ; hol  en  luchtig.  Door  geen  ander 
middel  als  dit  konnen  ze  aangewonnen  werden. 

Kleyne  DeNicOTiANA  minor,  kleyneTabak j ofHYO- 
Tabak,  of  SCYAMUS  LUTEUS  , Bilzen-kruyd  met  geele  Bloemen  , 
Bilzcn-  bemind  dezelve  aarde  , plaats , en  veel  water.  Blijft 
mCt  n'ct  mecr  ^an  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft  voor  de 
Bloemen.  Winter  volkomen  Zaad , en  verderft  daar  mee.  Be- 
hoefd niet  weer  gezayd  te  werden  ; want  daar  ze  eens 
heeft  gedaan  , flaatze,  door  het  neergevallene  Zaad , 
van  zelfs  genoeg  op ; en  kan  hier  door  overvloedig  ver- 
meenigvuldigd werden. 

Hoe  men  Wil  iemand  Tabaks  winnen  , om  dezelve  tot  vceler- 
Tabak  kan  ]ey  nuttigheyd  te  gebruyken  , die  plukke  de  Bladeren 
winnen,  ^ wanneer  ze  een  weynig  geel  beginnen  te  werden 
(want  dan  zijn  ze  rijp)  en  leggeze  dik  op  malkander  in 
een  Kelder,  of  donk  er- vochtige  plaats;  zoo  beginnen  ze 
te  zweeten.  Als  zulks  agt  of  tien  dagen  heeft  geduurd, 
moet  men  ze  weer  van  den  anderen  leggen  ; op  de  Zol- 
der ophangen  , om  'te  drogen  , cn  dan  voorts  bewaren. 


Hypecoox.  650 


Het  Stof,  of  Poeder , van  deeze  Tabaks,  is  voor  alle  en  door 
Liefhebbers  der  Kruyden  cn  Hoveniers  zeer  dienflig.  Tabaks- 
Want  zoo  men  ’t  flroyd  op  de  aarde  , daar  ’t  een  ol  't 
ander  gezayd  is , zoo  zal  ’t  opgekomene  niet  befchadigd  bewaren 
werden  van  Wormen  , Stekken,  of  Aardvloyen-,  want  vooralle 
deeze  ongedierten  vlieden’er  voor  wech.  De  Wormen , ongcdicr- 
daar  aan  komende,  fterven  terflond.  De  Slekkcn  zwel- 
lén’er  van  op  , als  of  ze  van  de  Waterzugt  waren  ge- 
plaagd; en  die’er  niet  van  derven, kruypen  wech;  der- 
ven ’er  niet  weer  ontrent  komen ; inzonderheyd  als  men 
dit  een  tijdjang  ieder  week  tweemaal  doet. 

De  Kruys-  of  Doornbeezicnboomcn  , Koolplanten,  of  ook  aller- 
Kruyden  , welke  van  de  gemelde  fchadelijke  Dieren  ge-  leyPlan- 
plaagd  en  gefchonden  werden  , kan  men  van  de  zelve  ien  ’ 
verloficn  en  bevrijden  , als  men  die  eerd  een-  twee- 
of  driemaal  begiet  met  Reegen-watcr  , waar  in  opregte 
Birgimfche  Tab  aks-b  lader  en,  vijf  of  zes  in  getal,  opge- 
kookt zijn  geweeft,  en  dan  , terwijl  ze  noch  nat  zijn  , 
dof  van  de  zelve  Tabaks  daar  op  droyd. 

De  Karjfeboomen  , ’t  zij  kleyn  of  groot , ook  andere  Kars  en 
foorten  , welker  tcedere  Takken  door  Luys-  of  andere  andere , 
jonge  Vliegen,  groote  overlad  lijden , vermits  ze,  door 
de  daar  om  zittende  meenigte  , van  haar  nodig  vocdzel 
werden  beroofd  , cn  daar  door  ligtelijk  komen  te  ver- 
derven, met  ’t  gedagte  Water  vier,  vijf,  of  zes  dagen 
agter  malkander  , ieder  dag  tweemaal , als  het  vochtig 
weer  is , anders  ma^r  eens  , begoten  , en  met  ’t  zelve 
Poeder  bedroyd  werdende  , zullen ’er  in  weynig  tijds 
van  bevrijd  zijn.  Indien  men  naderhand  dit  ongedierc 
weer  daar  aan  verneemt , zoo  moet  men  dit  middel  her- 
vatten. 

Alle  Oranje-  Limoen-  Citroen-  en  andere  Boomcn , Qok  Oran- 
welker  Bloemen,  ook  nieuwe  Scheut jens , van  de  AL  er  en  je-  Ci- 
dikmaal  niet  alleen  befchadigd  , maar  ook  wel  gantfeh  "ocn^£a 
afgebeeten  worden  , kan  men  al  mee  voof  dit  quaad  uoomen. 
bewaren,  als  men  aan  de  Stam  een  ring  van  twee  of  drie 
vingeren  breedte  Tabak^jlof  legt,  cn  boven  over  de  Bla- 
deren heenen  flroyd.  Want  hier  voor  vlieden  de  Mie- 
ren fnellijk  wech  , en  komen  ook  niet  weer  , zoo  lang 
de  gedagte  Tabakj-cirkel  daar  om  leggen  blijft. 

Daarenboven,  wil  iemand  in  zijnen  //o/gchcele  nef-  Om  Mie- 
ze» der  Mieren  verfloren  , die  fmijte  de  aarde  , waar  ren-ncllen 
onder  zij  zich  verborgen  houden,  om  verre,  cn  ftroye  te  vcr“®" 
het  gemelde  Tabaks-poeder  daar  in  , drie-  of  viermaal. 

Doe  ook,  als  hij  de  grond  weer  effen  en  gelijk  gemaakt 
heeft,  ’t  zelve  Stof  wat  dik  boven  op  de  aarde;  zoo  ver- 
laten ze  al  hare  Eyeren , cn , zoo  veel  als’er  niet  flcrven , 
vertrekken  na  een  andere  plaats. 

KRACHTEN. 


ALle  foorten  van  Bilzenkruyd ,of  Hyofcyamus , van 
welke  de  witte  foort,  of  Hyofcyamus  albus,  voor 
de  befle,  de  zwarte , of  Hyojcyamus  niger,  voor 
de  flimfle  werd  gehouden  , zijn  verkoelende  van  aart , 
in  den  derden  Graad. 

De  Bladeren  , Bloemen  , Steden  , Wortelen  , en  het 
Zap,  verwekken Jlaapy  verkoelen  alle  verhitting,  uyt- 
wendig , doch  matig  , en  niet  te  veel  of  te  lang  ge- 
bruykt ; anders  zouden  ze  aan  de  uytwendige  Lecdcn 
meer  quaad  als  goed  doen.  Moeten  inwendig  gantfeh- 
lijk  niet  ingenomen  werden  ; want  dan  zouden  2e  bcy- 
de Becften  en  Menfchen  dolzinnig  maken  ; ook  geheel 
om  ’t  leeven  brengen. 

Eevenwel , de  Bladeren  gefloten  , met  eenig  Vet 
en  Wijn  vermengd  , en  Plaaflers-wijze  gelegt  op  Ge- 
zwe'len  en  ontfleekjngen  , zoo  der  hcymcltjke  als  an- 
dere Leeden  ; defgelijks  op  de  fcharpe  en  hecte  Zin- 
kingen der  Oogen  , doen  dezelve  vergaan.  Geneezcn 
ook  de  beeten  en  fleeken  der  Spinnen  , Adderen  , en 


Gal.  lib. 
Simp.  3. 
Fuebf. 
Hifi.  Pl. 
rap.  3J4. 
Arn.  Je 
Villa  NozM 
Hort. 
Saint. 
Traél.  Je 
Htrb.  rap. 
218. 

Diofc.  1. 4. 

Plin.Lzf. 
cap.p. 
Lonirer.  I. 
cap.  y8. 


Slangen. 

Het  uytgeparflte  Zap  der  Bladeren  op  het  Vel  der  _ 
Menfchen,  en  de Huyd  der  Honden  geflrccken,  doen 
de  Luyzen  cn  Tloyen  fterven. 

Sf  3 


't  Zelve 


Apul.  dl 
Herb-Mcd. 
ft./.  4. 


65 1 Beschryvinc  der  Kruyden , Bollen  en  Bloemen', III Boek  , 6si 

U„.. 1.._  rr  ..  T,  ■ T „ ' 

krachten. 


Dol.  /, 14. 
Ritell.  I. 


Dnrantet 
hifi.  Plant. 
f»l.  13 


Het  zelve  Zap  met  Oly  van  Roozen  in  de  O oren 
gedoken , drijf  t’cr  de  pijn  van  wech,  en  dood  ook  der 
zclver  Wormen.  Een  weynig  daar  van  met  Wijn  ge- 
dronken, neemt  wech  de  fmerten  der  Leever  en  Longe. 
Verwekt  luft  tot  de  Bijjlaap.  Van  de  Vrouwsperfoonen 
gcbruykt  met  een  weynig  Saffraan,  verdrijft  de  pijn  aan 
de  Vrott wlij kheyd. 

Het  Zaad  gefloten  , en  met  Mcede  en  Honig , of 
Wijn  en  Zuyker  ingenomen,  is  goed  voor  den  Hoefi  , 
en  voor  leepe  Oogen.  Stild  zoo  wel  der  Vrouwen  als 
andere  Bloedvloeden.  Hetzelve  met  Wijn  gefloten,  en 
op  de  voeten  gclegt , verzacht  de  fmerten  van  ’t  Poda- 
gra ; geneed  de  gezwellen  der  manlijke  Leeden , en  maakt 
dun  de  dikke  Borften. 

De  rook  van  dit  Zaad  dood  de  Wand - en  Plat- 
htyz.cn : verdrijft  de  kloven  , 't  jeuïge! , de  gezwellen 
aan  Handen  en  Voeten , veroorzaakt  door  koude.  Het 
zelve  Zaad  van  de  Vogelen  en  Hoenderen  gcgceten  wor- 
dende, doed  haar  fterven. 

Met  de  Oly,  uyt  dit  Zaad geparft,  het  Hoofd  be- 
ftreeken , neemt  het  verjland  wech. 


CCLXVII  HOOFDSTUK. 


HTpecoon , of  Hypecoum , is  koud  tot  in  ’t  be-  Galen.  Ui; 
gin  van  den  derden  graad,  volgens  het  getuy-  simp.Mtj. 
nis  van  Galenus  , hebbende  een  aart  van  Heul,  ^ 

JJe  Bladeren , Bloemen,  en  Mortelen  in  Wijn  gezo-/9^ *  l3** 
den,  en  daar  van  s morgens  een  Roemertje  gedronken, 
opend  de  verftoptheyd  der  Leever ; geneert  de  gebreeken 
der  zelve,  en  doeef  gemakkelijk  Water  lojfen. 

De  Bladeren  gefloten  , en  met  Oly  , of  ook  met 
Wijn  vermengd,  reynigen  allerley  z,eerigheyd  der 
Mcnfchen  : ook  de  z.ccren  der  Paerden , en  andcrer 
Beeften. 

Het  gcdiftilleerde  Water  hier  van , defgelijks  de  Oly 
der  zelve,  of  ook  het  daar  uytgeparftteZrfp,  in  de  Wen- 
den gedaan,  geneezenze. 


CCLXVIII  HOOFDSTUK. 


O P. 


Twee  ver- 
anderlijkt 
iöorceu 


Aanwin- 

ning. 


P E C O O N. 

Us,  en,  mijns  wcetens , niet  anders, 
v word  dit  aardig  kleyn  Gewas  in  het 
J Neederlandjcb  genoemd  : in  het  La- 
& tijn  Hypecoum  : in  het  Italiaanfch 
Hipecoo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be- 
kend twee  veranderlijke  foorten  ; te  wecten  : 

I.  Hypecoum  latifolium  flore  Phocnicio  , 
of  breed-bladerig  Hypecoon  met  een  fchoone  , licht- 
roode  Bloem.  II.  Hypecoum  tenuifolium  flore 
LUTF.o  , of  Hypecoon  met  fmalle  teedere  Bladeren  en 
een  geele  Bloem.  Bcyde  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bou- 
wing  en  Waarneemtng. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  wel- 
gemeftte  grond:  een  opene,  luchtige,  warme,  vrije, 
genoeg  ter  Zon  geleegcne  plaats,  en  matige  vochrig- 
heyd.  Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  lee- 
ven  ; geeven  in  den  Herffi  volkomen  rijp  Zaad s en 
vergaan  daar  mee. 

Moeten  dcrhalvcn  meteen  waffendc Maan  van  Maert, 
of  ook  van  September,  om  dat  ’t  Zaad  lang  in  de  aar- 
de blijft  leggen,  weer  op  nieuws,  ruym  een  ftroobreed 
diep,  gezayd  zijn.  Komen  anders  van  zelfs  dikmaal 
genoeg  op  door  ’t  neergevallene  Zaad,  een  Bokshoorn 
zeer  gelijk  zijnde.  Hier  door  konnen  ze  alleenlijk  aan- 
gewonnen en  vermeerderd  worden. 

Breed-bla-  Het  HYPECOUM  LATIFOLIUM  FLORE  PHCCNICIO, 
pcccfoaHy'  °f  breed-bladerig  Hypecoon  met  een  fchoone  licht-roode 
meteen  'ploe'»  , krijgt  uyt  een  kort , bruynachtig  Worteltje 
ichoonc  fchoone  Bladeren,  doch  maar  een  of  twee  in  getal, 
de  Bloem  z‘^nc^c  gc*icc^  gefcheyden  in  neegen  deelen:  ruftenech- 
c ocm‘  ter  al  to  zaam  alleenlijk  op  een  ccnig  tamclijk-lang  Steelt- 
je-, drie  en  drie  bij  malkander;  waar  van  beyde  de  on- 
Bladeren.  derfle  drie  aan  haar  Steeltje  regt  teegens  malkander 
over  , de  derde  drie  in  ’t  midden  van  de  zelve  zitten. 
Elk  deczcr  deelen  is  eeven  groot ; een  halve  vinger 
breed  ; voor  fpits  toegaande  , aangenaam  groen-ver-, 
wig  ; aan  de  randen  rond-achtig  getakt,  en  in  ’t  mid- 
den voorzien  met  cierlijke  Aderen.  Bij  de  zelve  fchie- 
Bloemen.  ten  onder  een  of  twee  lange  ronde  Steelt jens  voort ; 

op  welker  bovenftc  punt  niet  meer  als  eene  Bloem 
van  de  genoemde  verwe  word  gezien  ; zijnde  fchoon  , 
groot , en  verdeeld  in  verfcheydcne  rond-achtig  toe- 
gaande Bladertjens. 


■ F ook  Hyssop  in  het  Neederlandfch  Ntmen. 
genoemd.  In  het  Latijn  geheeten 
Hyssopus  : in  ’t  Hoogduytfch  Ispen, 
en  Isop:  in  ’t  Franfch  Hyssope,  en 
in  ’t  Italiaanfch  Hissopo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be-  Verfchey- 
kend  vcrfcheydene  veranderlijke  foorten;  te  weeten:  deveran- 

I.  Hyssopus  vulgakis  flore  cccruleo  , Qf ^erliikc 
gemeene  TJop  met  een  blauwe  Bloem.  II.  Flore  al-  oortcn’ 
Jio  , of  met  een  witte  Bloem.  III.  Flore  rubro, 
of  met  een  roode  Bloem.  IV.  Folio  albo  macu- 
loso  , of  met  wit-bonte  Bladeren.  V.  Folio  luteo 
variegato,  of  met  (icel-bontc  Bladeren.  VI.  Hysso- 
pus tenuifolius,  of  TJop  met  Jmalle  Bladeren.  Meeft 
alle  van  de  zelve  Eouwmg  en  M aarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene,  zandige,  goede  aarde  , Grond, 
met  weynig,  of  geen  Mirt  voorzien  : een  luchtige, 
welgeleegene  plaats , en  matige  vochrigheyd.  Blijven 
eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Verdragen  allerley  on- 
gcleegcntheedcn  der  Winter : bloeyen  ieder  Zomer  , en  Zaad. 
geeven  rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  wafTeride  Maan  van 
Maert , of  April , niet  diep,  ook  holletjes,  de  aarde 
word  aanbevolen.  Hier  door  konnen  ze  veel  bequa- 
mer  aangewonnen  en  vermeenigvuldtgd  worden  , als  Aanwin- 
door  hare  van  zelfs  wortelende  Takjens:  die  men  defge-  ninS- 
lijks  met  een  waffende  Maan  in  April  van  de  oude  af- 
neemt en  verplant. 

Het  Hyssopus  tenuifolius,  of fmal-gebladerde  Smal-ge-. 
Tfip,  is  van  naturen  veel  teederder  dan  de  andere  foor-  bladerd.c 
ten.  Bemind  uyt  eygener  aart  een  gantfeh  zandige  JnzeLan- 
aardc.  Geeft  in  deeze  Gewcftcn  noyt  eenig  rijp  Zaad.  den  zon- 
Word  ook  gemeenelijk  door  de  Vorft  in  de  Winter  der  Zaad. 
wechgenomen:  doch  ieder  Voorjaar  verplant  zijnde, 
gelijk  noodwendig  gefchicden  moet,  blijft  veel  bee- 
ter  over. 

Maar  fchoon  men  in  onze  Landen  het  Zaad  van  Aanwin- 
deeze  foort  moet  mirten  , zoo  kan  men  ze  echter  aan-  ninS* 
winnen  door  hare  teedere,  dunne,  lichtelijk  Wortel- 
fchietende  Takjens  , welke  men  op  de  boven  verhaalde 
wijze  van  de  oude  afneemt  en  verplant.  Eenige  der 
zelve  worden  ’s  M inters  binnens  huys  droog  gehouden: 
en  moeten  ook  in  den  Herffi  voor  veelvochtighcydoe_ 
wagt  en  bewaard  zijn. 

Het  is  aanmerkens-waardig,  dat  het  Zaad  van  TJop,  Zeld- 
gewonnen  van  de  foorten  met  een  witte  en  meteen  roo-  “amkeyd 
de  Bloem  , gezayd  zijnde , geen  andere  als  met  blauwe  Zaaddes 
Bloemen  voortbrengt,  ’t  Zaad  van  deeze,  op  de  ge-  Yfops.  * 
noemde  tijd  weer  in  de  aarde  gelegt,  brengt  niet  al- 
leenlijk Planten  met  blauwe,  maar  ook  weer  met  witte 
en  met  roode  Bloemen  te  voorfchijn. 


Men 


6J3 


Ysop.  J A CÉ  As 


^54 


Andere  Men  diend  ooit  wel  in  acht  te  ncemen ; dat  de  Tfop 
aanmerke-  met  Je  voorheenen  gedachte  bonte  Blader  en,  met’  er  tijd 
lijkheyd.  komt  te  veranderen  in  een  eenverwige  groenheyd.  Men 
moet  derhalven  altijd  inleggen  eenige  van  de  alderfchoon- 
fte  bonte  Takjens  , om  Wortelen  te  vatten ; zoo  wor- 
den ze  langer  bewaard  bij  haar  aardige  veranderlijkheyd 
der  couleuren. 

KRACHTEN. 

Galen.  lib.  ~\T  Sop  , of  Hyjfopus  , is  droog  en  verwarmende  tot 
Med.Stmf.  Y jn  den  derden  graad:  ook  zuy verende,  openen- 
jEtius  1. 1.  de,  afvagende  van  aart , en  fijn  van  deelen. 

Serm.  i.  In  Wijn,  ’t  zij  alleen,  ’t  zij  met  Vijgen,  een  wey- 
nig  Ruyt,  en  wat  Honig  te  zamen  gekookt;  of  ook  het 
Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  en  Zuyker 
of  Honig  ingenomen,  is  zeer  aangenaam  voor  de  Maag; 
Diofc.  1 3.  verfterkt  de  zelve,  en  maakt  eetenslufl.  Is  goed  voor 
f'3°'  een  oude  quade  Hoef , en  andere  koude  gebreeken , zoo 
van  de  Borfl  als  Longe.  Neemt  ook  wech  de  verfopt- 
heyd  der  zelve  , en  de  Kortademheyd.  Verteerd  de 
vocht igheeden  en  Jlijmerigheyd  der  Harjfenen  en  Zeenu- 
wen:  opend  de  verfloptheyd.  van  het  geheele  Ingewand: 
Trag.h.  weerftaat  het  vergif  Maakt  dun  allerley  grove  en  taye 
c.  14.  Pochten,  de  zelve  door  de  Stoelgang  uytjagende.  Doed 
Kafis  lib.  gemakkelijk  Water  lojfen:  verdrijft  de  koude  Pis ; dood 
^Mefüeslib.  Wormen ; verwekt  der  Vrouwen  Maandfonden : is 
Simp-pur.  dienftig  tccgens  de  vallende  Ziekte-,  de  Geel - en  Milt- 
c.  18.  zucht , de  opjlijging  van  de  Moeder ; de  ftcekcn  en  bee- 
fi'ftTlant  ten  van  ê*ft'ée  Dteren.  Doed  de  vierde-daagfehe  Koort- 
fol.xtf.  allen xken  verminderen ; de  Menfchen  een  goede  ver- 
we  des  Aangezichts  bekomen.  Geneeft  alle  lopende  ga- 
ten cn  gezwellen , niet  alleen  hier  van  gedronken,  maar 
ook  ’t  Poeder  daar  op  geftroyd. 

Tfop  in  Edik  gezoden,  en  dan  de  zelve  in  de  Mond 
gehouden,  verdrijft  de  Tandpijn. 

Tuehf.hifi.  In  Water  gekookt,  en  opgelcgt,  fcheyd  en  verteerd 
tl.c.$x6.  het  geronnene  "Bloed-,  neemt  ook  wech  de  blauwe  plek^ 
ken , door  ’t  zelve  veroorzaakt. 

Flin.l.16.  Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  op 
t.  ii.  heete  Gezwellen  en  Zweer ingen  gedaan , verzacht  de  zcl- 
f 2T26  ve’  ^ct  Honig  en  een  weynig  Salpceter  vermengt , 
dan  op  de  Oogen  gelegt , verfterkt  en  fcharpt  het  Ge- 
dicht. Met  Wijn,  Vijgen  en  Ruyt  in  Water  gezoden, 
dan  daar  meé  de  Keel  gegorgeld , de  Mond  gcfpoeld  en 
gewaftchen , doed  al  de  Gezwellen  det  zelve  rijp  worden, 
en  verteeren. 

Dedoi.in  Met  het  Water,  of  de  Wijn,  daar  men  Tfop  in  ge- 
Addit.l.y.  kookt  heeft.  Hoofd  en  Handen  gewaftchen,  geneeft 
c- 19‘  de  Schurtfheyd,  en  quade  Krauwagie  der  zelve. 

Matth.l. 3.  ’t  Zelve  verrigt  ook  de  Tfop,  gefloten  en  met  Oly 
c.16.  gemengt ; of  ook  in  Oly  gezoden;  wechncemende  , 
niet  alleen  de  fchurftheyd  der  Menfchen  , maar  ook  die 
der  Beef  en.  Dood  daarenboven  de  Luyzen , en  ver- 
jaagd de  jeuking  des  Hoofds. 

Zohl.  l.t.  Met  de  gediftillecrde  Oly  van  Tfop  de  fappe  en 

fol.Sxt. 

verkpude  Zeenuwcn  geftreeken , verwarmd  en  verfterkt 
de  zelve. 


CCLXIX  HOOFDSTUK. 

C E A. 

Iet  alleen  in  het  Necderlandfch , maar 
ook  in  het  Latijn  , dus  genoemd  : 
in  het  Italiaanfch  Jaccea  ; in  het 
Hoogduytfch  Flockblum. 

1 Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart 
Vcrfchey-  bekend  geworden  deeze  veranderlijke 

dene  . foorten  : 

verander- 

lijke  foor-  E J ACEA  VULGARIS  NÏGRA  ELORE  PURPUREO  , 
tenj  of  gemeene  zwarte  Jacea  met  een  purpure  'Bloem 
II.  Florealbo,  of  met  een  witte  Bloem.  III.  Ma- 


jor LUTEA  CAPITE  SPINOSÖ  , of  gfbotè  geele  met 
fleekpnde  Hoofdjens.  IV.  Major  laciniata  flo- 
RE  PURPUREO,  of  groote  gefneedene  met  een  purpure 
Bloem.  V.  CaMpèstris  Lusitanica  capite  E-j 
CHiNATO  , of  wilde  Por tugalfche  met  een  Doornachtig 
Hoofdk  Vl.  Latifolia  Hispanica  , of  Spaanfche 
breed-bladerige  Jacea.  VII.  Jacea  Centauroides  tot  twaalf 
LUTEA  Africana  maxima,  of  aldergrootfle geele  Ja-  getal 

cea  met  Bladeren  van  groot  Centaurium , of  Sant or ie.  '.00r‘* 

VIII.  Jacea  bcctica  capite  Echinato  , of  Ja-  s 
cea  uyt  Andaluzien  ; met  wonderlijke  doornige  Zaad- 
hoofdjens.  IX.  Jacea  Candida  Ragusiana  , of 
zeer  fchoone  Sneeuw-witte  Jacea,  groeyende  ontrent 
Raguza.  X.  Jacea  Montana  laciniata,  of  Berg- 
Jacea  met  aardige  gefneedene  Bladeren.  XI.  JaceA 
Montana  Gallica,  of  Franfche  Berg-Jacea.  XII. 

Jacea  Ole/efolio,  of  Jacea  met  Bladeren  van  Olijf- 
boom , ook  genoemd  PtarmiCa  Austriaca  , of 
Ptarmica  uyt  Oofienrijk.  van  Carolus  Clusius. 

Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  M'aarnee- 
mingi 

Ee  venwel  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede , ge-\Vatvodr 

meene  , zandige  , liever  een  ongemeftte  als  gemeftte  ecn.  6r0"* 

1 0 ■■  ? . zij  bemia- 

grond  ; een  warme  , vrije  , wclgeleegenc  plaats , en  n^n 

weynig  Water.  Blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  keven. 

Konnen  tamelijk  wel  de  koude  en  andere  ongeleegent- 
heeden  der  M'inter  uytftaan.  Geevén  ieder  jaar  Bloe-  Bloemen  , 
men,  maar  in  deeze  Landen  noyt,  of  zeer  zelden , ten  döchzel- 
zij  met  heete  drooge  Zomers,  volkomen  rijp  Zaad ; 
bchalven  het  Jacea  vulgaris  nigra  flore  pur- 
pureo,  of  gemeene  zwarte  Jacea  met  een  purpure 
Bloem-,  ’t  welk  zijne  volle  rijpheyd  verkrijgd. 

Jacea  latifolia  Hispanica,  of  Jacea  met  bree-  jaCeauyt 
de  Bladeren  uyt  Spaanje  ; Campestris  Lusitanica  Spaanjc: 
capite  Echinato,  of  wilde  Portugalfche  Jacea  Portu' 
met  een  doornachtig  Hoofd , en  Jacea  Centauroides  Atrica.^ 
LUTEA  Africana  Maxima,  of  aldergrootfe  geele 
Jacea  uyt  Africa,  konnen,  buyten  ftaandc,  niet  wel 
de  koude  der  Winter  verdragen.  Moeten  derhalven , 
in  Potten  gezet , binnens  huys  droog  bewaard  wor- 
den ; vermits  ze  niet  alleen  door  de  Vorfl , maar  ook 
door  veel  Reegen , lichtelijk  van  haar  teeder  keven  wor- 
den beroofd. 

De  Jacea  Ole^ëfolio  , of  Jacea  met  Bladeren  Jacea  met 
van  Olijfboom , anders  genoemd  Ptarmica  Austria-  Bladeren 
ca  , blijft  niet  meer  dan  eene  Zomer  overig:  geeft  in  böom>llJ*~ 
den  Herfft  rijp  Zaad , en  verfterft  daar  mee.  Moet 
derhalven  met  een  waftende  Maan  van  Alaert  of  April 
op  nieuws  gezayd  zijn  in  de  voorheenen  befchrecvene 
grond  , op  een  warme  plaats , of  Ook  wel  in  een  Pot* 
niet  diep,  maar  hol.  Kan  niet  veel  Water  verdragen , Bloertieö. 
inzonderheyd  niet  de  Zaadknop  , wanneer  hare  aange-  Zaad. 
name , en  in  hare  kracht  afgefneedene  onverganglijke  Aanwm' 
Bloem,  verwelkt  is.  Want  dan  verrot  ze  zeer  lichte-  nin^’ 
lijk,  en  laat  geen  goed  Zaad  na;  door  welk  middel  zij 
echter  alleenlijk  vernieuwd  en  vermeenigvuldigd  kan 
worden. 

Mceft  al  de  andere  worden  in  deeze  Gewcftcn  alken  Aanwiri- 
vermeenigvuldigd  en  aangnvonnin  door  hare  aange-  n’nS van 
groeyd e jonge  Scheut  jen s;  welke  men  met  een  waftende  fo0r*"{|cr°' 
Maan  in  April  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

TaCea  Móntana  Gallica  , of  Berg-Jacea,  Berg-Ja- 
welke  ik , door  Frankrijk ^ reyzende  , ontrent  de  ftad  cea  van 
Tours  heb  gevonden,  fchiet  uyt  een  bruyn-verwige;  wortel'^’ 
teedere,  met  eenige  Vee  zelen  voorzien  zijnde  Mortel , 
zeer  aardig-geftelde  Bladeren  , op  een  wonderlij'ke  wij- 
ze ingefneeden  , aangenaam  bleek-groen  van  verwe  , 
zacht  van  aart , een  weynig  blinkende  ; ontrent  een 
halve  Maatvoet,-  of  wat  minder,  lang;  fmal;  aardig 
gefcheyden  in  zeef  veel  ongelijke  Deelen ; waar  van  Gedaante- 
zommige  gelijk  'teegens  malkander  over,  eenige  neer- ller  Bladc- 
waaits  gebogen , andere  weer  opwaarts  gekeerd  ftaan  : ren’ 
doch  al  te  zamen  voor  in  een  breed , met  eenige  hoeken 
voorzien,  en  een  fchup  of fpade  gelijk  zijnde  punt  eyn- 

digendev 


Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  6j6 


digende.  In  de  Mond  geknauwd,  vallenze  niet  on- 
aangenaam van  fmaak.  In  ’t  midden  zijn  ze  begaafd 
met  een  matig-breede  Rugge ; uyt  welke  cenige  wey- 
nige  teedcre  Adert jens  voortkomen,  doch  niet,  als  in 
de  breede  gedeelten , zichtbaar.  Van  naturen  ftaan  ze 
niet  regt  op,  maar  leggen  haar  gemeenclijk  in  het  ron- 
de plat  op , of  ecven  boven  de  aarde  neer. 

Geftalte  Uyt  welker  midden  een  , twee  , of  ook  wel  drie 
tier  Bloe-  Steden,  opfehieten,  zijnde  rond,  met  verheevene  tec- 
mcn’  dere  Streepen  , en  eenige  fmal-gepuntte  cn  gehoekte 
Bladert  jens  voorzien.  T uiïchcn  welke  , ook  in  ’t  bo- 
venfte  gedeelte  der  Steden  , de  Bloemen,  ruftende  op 
lange,  dunne,  en  ruygachtige  Steelt  jens,  te  voorfchijn 
komen.  Zijn  matig  groot , rond  van  ftelling  ; van 
buyten  ruyg , van  binnen  gantfeh  geelverwig , cn 
zonder  eenige  reuk.  Als  ze  zes  of  agt  dagen  lang  open 
geftaan  hebben  , vergaan  ze  in  haar  zelven  , nalatende 
Zaad.  een  bruyn  , langwerpig  en  tceder  Zaadje , dat  van 
het  Dens  Leonis,  Pacrdsbloem,  of Hondstong  gelijk- 
vormig ; ook  met  zulk  écn  wolligheid  boven  voor- 
zien. 

Zeer  Jacea  Candida  Ragusiana  , of  zeer  fchoone  , 

lchoone  Sneeuw-witte  Jacea  , groeyende  ontrent  Raguza , is 
witte  Ja-  ■ccn  zeer  hevallijk  en  fchoon  Gewas-,  in  al  zijne  deden, 
cea  van  bchalven  de  Bloemen,  zuyver-wit,  gelijk  Papier.  Ver- 
Raguza.  gaat  ook  niet  haaft  , . maar  blijft  cenige  jaren  lang  in 
’t  leeven.  Krijgt  uyt  een  bleck-bruyn-verwigc,  een 
vinger  dikke,  matig  lange,  en  in  eenige  weynige  Zijde- 
takjens  verdeelde  Wortel  zeer  aardige  cn  beziens-waardi- 
gc  Bladeren  ; uyt  ’t  bovenfte  der  zelve,  digt  boven 
malkander  , en  in  ’t  ronde  voortfehietende,  in  gedaante 
die  van  het  Asplenium  , of  Liiwonium  Elegans 
Aspleniadeum  , niet  zeer  ongelijk.  Zijn  niet  blin- 
kende ; een  kleyne  hand,  of  daar  ontrent , lang  j een 
duym,  wat  meer  of  minder,  breed;  doch  voor  alder- 
breedft:  gefcheyden , of  verdeeld,  in  neegen  , elf,  der- 
tien, of  vijftien  korte,  cn  voor  ftomp,  of  rond  toe- 
gaande deden-,  zomtijds  regt,  zomtijds  fchuyns  teegens 
malkander  over  aan  hare  dikke , boven  platte,  onder 
Gedaante  half-ronde  Steden  gcftcld.  Het  voor  aanftaande  deel 
'BUderen*  ’s  *■  alderbreedfte , grootfte,  cn  rondfte;  eevenwel  ook 
met  cenige  kleyne  hoeken  voorzien.  Dik  cn  zacht  van 
aart  zijn  ze.  Staan  ook  gemeenelijk  opwaarts  gekeerd, 
en  ftccvig ; zelden  neerwaarts  hangende,  als  alleenlijk 
door  ouderdom  of  zwakheyd.  Van  buyten  zijn  ze  hel- 
dcr-wit ; welke  witheyd  beftaat  uyt  een  kort  gefchoo- 
rene,  cn  eeven  zichtbare  woligheyd-,  van  binnen  aange- 
naam en  zuyver  groen , met  cenige  geelheyd  vermengt, 
als  men  ze  van  malkander  breekt : ook  vcrcicrd  met 
cenige  weynige  Aderen-,  niet  zichtbaar,  als  in  de  groot- 
ftc  en  breedfte  deelen;  en  dan  noch  onder  meer  als 
boven.  In  de  Mond  geknauwd  wordende , zijn  ze 
zeer  bitter  van  fmaak ; ook  een  weynig  te  zamentrek- 
kende  van  aart. 

KRACHTEN. 

DoJ.lj.  'X-Acea  is  verwarmende  , verdrogende,  en  te  zamen- 
f-S-  I trekkende  van  aart. 

I In  Water,  of  Wijn,  gezoden;  daar  mee  de  Keel 
gegorgeld , de  Mond  gefpoeld  en  gewafichen , doed 
fcheyden  , vergaan  , en  gencezcn  alle  varjfche  zweeren 
en  hardigheyd  van  de  Mond,  Keel  en  Strot  : ook  der 
zelvcr  gezwellen  rijp  worden  en  doorbrecken. 

LoM.  I i.  Het  gediftilleerde  Water  deezer  Plant,  of  het  daar 
fol.  641.  uytparfttc  Zap  , heeft  de  zelve  kracht  cn  werking. 

Zuyvcrd  en  gcnccft  daarenboven  allcrlcy  Wonden  en  A- 
pojlematien , als  men  de  zelve  daar  meê  wafcht. 

Tabern.Uk.  1°  Wijn  gezoden,  cn  ’s morgens  een  Roemertje  daar 
i.caf.ii.  van  gedronken ; of  anders  een  Drachma  van  het  Poeder 
Sett.f.  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  nuchteren  ingenomen, 
of  met  andere  fpijzen  gebruykt,  is  goed  voor  de  geene, 
die  van  binnen  gefcheurt , gebrooken , of  door  eenig  on- 
geval verkeerd  zijn. 


CCLXX  HOOFDSTUK. 

S T OE  B E. 

Eyde  in  het  Neederlandfch  en  Latijn  Namen. 

Hl  IllflËi?  mCt  ^cezcn  » en  * m‘ins  weetcns,  tot 
noch  toe  met  geenen  anderen  naam  be- 
swil Jw  hend:  in  het  Hoogduytfch  Stobe,  en 
'n  <t:  Italiaanfch  Stebe.  Is  een  mcede- 
foort  van  de  Jacea. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  twee  onder-  Tweeon- 
fcheydene  foorten,  als:  derfchey- 

I.  Stccbe  Salamantica  prima  Clusii  , 0fdencloof- 
eerjle  Stcebe  van  Salamanca , bcfchrecven  van  Caro-  tCB" 

Lus  Clusius.  II.  Stcebe  Salamantica  secun- 
da  Clusii  , of  Stcebe  van  Salamanca  de  tweede  van 
Clusius.  Beyde  zijn  ze  van  de  zei vcBouwig  cn  Waar- 
neeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde,  Grond, 
met  een  weynig  twee-jarige  kleyn  gewreevene  Pacrde- 
mift,  doormengt:  een  vrije,  welgeleegene  plaats,  en 
niet  veel  Water;  vermits  ze  daar  door  aan  hare  Wortel 
lichtelijk  verrotten.  Verdragen  ongeerne  de  Winter- 
koude deezer  Landen.  Worden  derhalven  , in  Potten  Queeking. 
ftaande  , in  ’t  begin  van  Oktober  binnens  huys  gebragt, 
op  een  luchtige  plaats , waar  in  niet  als  bij  vriezend 
Wcêr  word  gevuurd  ; gedurende  deeze  tijd  met  wey- 
nig of  geene  vochtigheyd  onderhouden  * en  niet  voor 
in  het  laatfte  van  Maert , met  een  aangename  Ree- 
gen , weer  buyten  gezet : dan  noch  eevenwel  voorzich- 
tig gewacht  en  wel  gedekt  voor  koude  nagten  en  haynge 
winden. 

Zelden  blijven  ze  langer  dan  twee  jaren  in  ’t  leeven.  Bloemen. 
Geeven  in  de  eerftc,  ook  in  de  tweede  Zomer  Bloemen , 
doch  geen  volkomen  Zaad.  Dan  verftervenze.  Kon- 
nen  ook  door  geen  andere  middelen  , als  door  haar 
Zaad,  aangewonnen  worden  : ft  welk,  uyt  Spaanje  her-  Aanwin. 
waarts  overgezonden , met  een  wadende  Maan  van  April  ning. 
of  May  in  een  Pot  gezayd  moet  zijn,  niet  diep,  maar 
hol  en  luchtig.  . 

KRACHTEN. 

DE  Bladeren,  dclgelijks  het  Zaad  van  Stcebe  j j££jnj  j 
zijn  droog  tot  in  den  derden  graad : daarbenec-  taf.  3. 
vens  te  zamentrekkend  van  aart. 

De  Bladeren  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  mor-  Diofc.  1. 4.' 
gens  nuchteren  een  Roemertje  gedronken  ; of  anders  f,I2‘ 
een  Drachma  van  ’t  geftotene  Zaad  met  Wijn  ingeno- 
men, ftopt  allcrley  vloeden  des  Buyks-,  ook  de  r oode  Loop. 

Is  goed  voor  alle  hitsige  en pejlilentiale  Koortz.cn.  Neemt 
wcch  de  Hert  klopping.  Verdrijft  het  Colijk. ; alle  Galen.  lii. 
Darmkrimping ; de  koude  Pis  : en  geneeft  de  etterige  SimpS. 
Ooren  , daar  in  gedaan  zijnde  : ook  de-  geene  , cfie 
door  een  hooge  val , of  op  cenige  andere  wijze  zich 
van  binnen  verz.eerd  hebben.  Hecld  de  beeten  en  ftee- 
ken  der  giftige  Dieren. 

Het  Zaad  gefloten , en  op  de  Wonden  gclegt , rey- 
nigd  en  geneeft  de  zelve. 

Met  het  gediftilleerde  Water  de  O ogen  dikmaal  ge- 
waflehen , neemt  der  zelver  fmerten  en  roodigheydy/cch.  c.  u. 


CCLXXI  HOOFDSTUK. 

SERRATULA. 

■ Ord  van  een  ieder,  beyde  in  ’tNeeder-  Namen. 

lanfeh  en  Latijn  , dus  genoemd,  om 
dat  hare  Bladeren  aan  de  randen  gelijk 
een  Zaag  getakt  en  aardig  ingefneeden 
zijn.  In  ’t  Hoogduytfch  Scharten- 
kraut  ; in  ’t  Italiaanfch  Serrato  la  . 

Hier 


8— r 


. 


r -'* 


V 


■ 


1 ■ r 


✓r 


<$57  Serratula.  Sint  Jacobs  kruyd.  65S 


Twee-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  tweederley  foorten  be- 
ilerley  kend  geworden , namentlijk : 

foorten.  j.  Serratula  vulgaris  , of  gemeene  Serratula. 
II.  Serratula  Americana,  of  Amertcaanfche  Ser- 
ratula. Beyde  zijn  ze  in  hare  Bouwing  en  Waarneeming 
zeer  verfchillende. 

Gemeene  De  Serratula  vulgaris  , of  gemeene,  is  hard 
Serratula.  van  aart>  Bemind  zoo  een  wel  een  goede,  gemeene  , 
zandige,  en  welgemeflte , als  een  kleyige  aarde : meer 
een  luchtige  en  wclgelecgene,  als  fchaduwachtige  plaats, 
en  veel  Water.  Blijft  veele  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft 
ieder  Zomer  Bloemen , en  bij  goede  tijden  volkomen 
rijp  Zaad.:  ’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van  Zprtl 
of  May  niet  diep  gezayd  moet  zijn.  Hier  door  wor- 
Aanwin-  den  ze  aangewonnen  en  vermcenigvuldigd.  Maar  dan 
ning.  ook  door  hare  aangewaflene  jonge  Wortelen  : welke 
men  op  de  zelve  tijd  en  Maan  van  de  oude  afneemt, 
en  verplant. 

Amcri-  De  Serratula  Americana,  of  Serra- 
camfche  tula  uyt  America  , is  een  zeer  fchoon  en  beziens- 
Serratula.  waarcjjg  Gewas , doch  van  een  veel  teederder  natuur 
als  de  gemeene.  Bemind  een  zandige  , goede  aarde  , 
" met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemifl,  Mol  der  ver- 
rotte Boombladeren  , kleyn-geklopte  roode  Steen , en 
Grond.  met  Zand  wel  door-gearbeydde  hard-gewordene  Kalk 
doormengd  : tamelijk  veel  vochtigheyd  gedurende  efe 
Zomer : een  opene,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  voor 
alle  koude  O ofte-  en  Noorde-winden  bcfchut. 

Bloemen.  Blijft  cenige  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Geeft  elke  Zo- 
mer Knoppen,  met  Schubbetjens  voorzien;  en  uyt  den 
gcelcn  purpurachtige  Bloemen-,  beflaande  uyt  elf,  twaalf 
en  dertien  langwerpige , voor  ftomp-rond  toegaande 
Bladertjens  , ruyg  van  aart , en  van  binnen  met  eeni- 
ge  gccle  Keez,cltjens  vercierd  , veel  fchooner  als  die 
van  de  vorige;  doch  noyt  in  deeze  onze  Geweflen  eenig 
goed  Zaad. 

Gedaante  Hare  Bladeren,  welke  ze  in  den  Herjft  verliezen, 
der  Blade-  2jjn  achter  een  kleyne  vinger,  of  daar  ontrent,  breed; 
rcn'  allenxken  na  vooren  fpits  toegaande;  een  geheele  vin- 
ger , wat  meer  of  min  , lang  ; doch  hoe  hoogcr  hoe 
kleyner;  ook  boven  onder  de  Bloemknop  aldcrkleynfl, 
en  aldaar  digt  boven  malkander  zittende , altijd  opftaan- 
de.  Rauw  van  aart  zijn  ze,  aangenaam-groen-verwig, 
onder  bleek-wit ; hol  en  luchtig  boven  den  anderen  nu 
aan  de  eene,  dan  aan  de  andere  zijde  voortkomende  ; 
hangende  aan  zeer  dunne  , ronde  , regt-opftaande  , 
Wortel,  gedachtige  Steelt jens , gemeenelijk  neerwaarts.  Aan 
de  kanten  zijn  ze  zeer  aardig  getakt.  Komen  in  ’t  Hoor- 
jaar  weer  voort  uyt  een  tcedere,  veelvoudige,  Keez.el- 
achtige,  welriekende  Wortel. 

Waarnce-  Deeze  Gewajfen  konnen  gantfchelijk  geen  koude Hcrfft- 

mingin  reegenen,  flerke  Winden , Rijp,  veel  min  felle  Korft  ver- 
dc  Winter,  dragen;  vermits  ze  fchielijk  door  de  zelve  van  ’t  leeven 
worden  beroofd.  Moeten  derhalven  in  ’t  begin  van 
OElober,  of,  na  tijds  gelccgentheyd,  een  weynig  eer- 
der , binnens  huys  worden  gebragt , op  een  luchtige 
plaats,  waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word 
gevuurd ; en  gedurende  de  Winter  moet  men  ze  met 
flegts  een  weynig  Rcegcn-water  van  boven  begie- 
ten : in  het  begin  van  April , met  een  reegenachtige 
Lucht , weer  buyten  flellen  ; doch  wel  dekken  en 
voorzichtig  wachten  voor  koude  nagten , bayrige  of 
Jchrale  winden. 

Aanwln-  Kan  hier  alleenlijk  aangewonnen  en  vermcenigvuldigd 
ning.  worden  door  hare  aangegroeyde  jonge  Looten  ; welke 
men  met  een  wallende  Maan  in  April  van  de  oude  af- 
neemt en  verplant. 

KRACHTEN. 

Camernr.  1 \ E Serratula  is  warm  en  droog  in  den  twee- 
/.4.C.Z0.  I 1 den  graad  , doch  zonder  eenige  te  zamen- 

trekking. 

Taberntm.  De  Bladeren  in  Wijn  gezoden,  cn  daar  van  ’s  mor- 


gens nuchteren  een  Roemertje  gedronken;  of  een  /;£.  ,.e.i£ 
Drachma  van  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  SeS.  r- 
Wijn  of  eenig  ander  Nat  ingenomen,  is  goed  tecgens 
de  neer  zinking  der  Darmen,  Breuken,  of  Gejcheurd-  ' 
hejd : ook  voor  de  geene , die  door  een  hogen  val  zich 
van  binnen  verkeerd ; en  gebrokene  , of  verftuykte 
Leeden  hebben  , veroorzaakt  door  flaan  of  vallen. 

Want  het  fcheyd  zeer  gelukkig,  en  verteerd  het geron- 
nene  Bloed. 

Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  in  een  Wond  LoM.  1. 1. 
geftroyd , of  de  zelve  gewaffehen  met  roode  Wijn 
daar  deeze  Plant  in  gezoden  is  geweeft , zuyverd  de  * 
zelve,  doed'cr  ’t  vleefch  in  groeyen  , cn  geneeflze  te 
gelijk.  Met  de  zelve  Wijn  zomtijds  gebet  de  zee- 
re  Tecpelen  van  der  Vrouwen  Borften  , neemt’cr  de 
pijn  van  wcch. 

De  Bladeren  en  Wortelen  te  zamen  gefloten,  cn  paps-  Matth.l .4.' 
wijze  uytwendig  op  de  Breuken,  of  Gefcheurtheyd  ge-  c.  i.. 
legt,  heelen  ’t  gcborflene  weer  te  zamen. 

De  Mortelen  van  Serratula  uyt  America,  of  Serra-  Deugden , 
tula  Amencana  , zijn  uyt  cygcner  aart  bitter  van 
fmaak  ; ook  verwarmende  cn  verdrogende  tot  in  den 
derden  graad. 

De  zelve  gedroogd  , gefloten  , cn  twee  Drachmen  der  Serra- 
daar  van  met  Wijn  ingenomen,  doen  zachtjens purgee - 
ren,  en  drijven  uyt,  zonder  eenige  ongelcegenthcyd  , mcr  ^ 
allerley  koude  en  f lijmerige  vochten.  Vcrflcrken  daar- 
enboven ’t  Hert , ' de  Leever , de  Lor.ge  , en  alle  an- 
dere inwendige  deelen  des  Ligchaams. 

Wccgens  deeze  goede  cn  dicnlligc  werkingen  word 
dit  Gewas  van  veele  zeer  begeerd  ; cn  de  geene  die  ’t 
gebruyken  , worden  de  goede  gevolgen  der  werking 
haaft  gewaar. 


CCLXXII  HOOFDSTUK. 

SINT  JACOBS  KRUYD. 

Us  genoemd  in  het  Neederlandfch  , Namen, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Jaco- 
BAtA  : in  het  Hoogduytfch  Sant  Ja- 
cobs blum,  of  ook  Sant  Jacobs 
kraut  : in  het  Franfth  Herbe  ou 
fleur  Di  Sant  Jaqj/es  : in  het 
Itahaanfch  Herba  di  San  Tacomo  ; of  S.  Gia- 
cobo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier  onderfchcydcne  vier  on- 
foorten  bekend ; namentlijk:  dcrfchey- 

I.  Jacob/EA  vulgaris,  ongemeen  Sint  Jacobs  dcne  ioor' 
kruyd.  II.  Marina  , of  aan  de  Zeekant groeyende-, 

’t  welk  ook  Cineraria  , of  Aschkruyd  word  gc- 
hceten  , weegens  de  verwe  der  Bladeren.  III.  Jaco- 
b <ea  Marina  altera  Jive  viridis,  of  tweede  foort 
van  Zee-Sint-Jacobs  kruyd-,  waar  van  de  Bladeren  zon- 
der witrigheyd  veel  groener,  de  B loemen grootcr , veel- 
voudiger  cn  holler  gefield  zijn.  IV.  Jacobala  no- 
dosa  Americana  , of  geknobbeld  Sint  Jacobs  kruyd 
uyt  America.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwtng  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede  , ge-  Grond, 
meene  , zandige  aarde  ; met  weynig  of  geen  vetrig- 
heyd  vermengd : een  vrije,  warme,  en  welgcleegene 
plaats. 

De  Jacob.ea  vulgaris,  of  gemeen  Sint  Jacobs  Gemeen 
kruyd,  blijft  niet  langer  dan  twee  Zomers  in  ’t  leeven.  Sim  Jacobs 
Verdraagd  felle  koude  , en  allerley  ongeleegentheeden  Kru>  J* 
der  Winter.  Geeft  in  ’t  tweede  jaar  Bloemen  , en  in 
den  Herjft  volkomen  rijp  Zaad.  ’t  Welk  met  een  waf- 
fende  Maan  van  Aiacrt  of  April  de  aarde  word  aanbevo- 
len. Alleenlijk  hier  door  konnen  ze  vernieuwd  en  ver- 
meenigvuldigd  worden. 

De  Jacobtea  Marina,  of  aan  de  Zeekant  groeyend  /\an  je 
Sint  Jacobs  kruyd,  beyde  de  foorten,  zijn  teederder  van  Zeekant 
T t natuur 


6)9  Buschryvïng  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , ÏII  Boek,  66o 


groeyend  natuur.  Verdragen  ongeerne  veel  koude  Herffl-reege- 
Sintjacobs  nen,  en  Eren  ge  Forjl.  Worden  derhalven,  in  een  Pot 
gefield  zijnde,  in  ’t  begin  van  O ft  ober  binnens  huysge- 
ky  foort.  bragt,  op  een  luchtige  plaats , waar  in  niet  als  bij  vrie- 
zend Weer  word  gevuurd  : gedurende  deeze  tijd  on- 
derhouden met  flegts  een  weynig  Recgenwater,  haar 
van  onder  in  een  Pan  gegeeven ; en  niet  voor  in  ’t  be- 
gin van  April  weer  buyten  gefteld , met  een  zoete  Rec- 
gen.  Geeven  in  deeze  Landen  noyt  cenig  rijp  Zaad. 
Aanwin-  Echter  kan  men  haar  genoegzaam  vermeenigvuldigen 
ning.  door  hare  aangewaflene  en  van  zelfs  Wortelfchictcnde 
Takjens  , welke  men  met  een  wallende  Maan  in  April 
van  de  oude  afneemt , en  verplant. 

Ameri-  De  Jacob/ea  nodosa  Americana  , of  Ameri- 
caanfch  caanfch  Sint  Jacobs  kruyd  met  een  knobbelachtige  Steel, 
Sf  Jacobs  is  een  fchoon  Gewas.  Schiet  uyt  een  groote,  fterkc , 

' gecl-verwige  Wortel  tamelijk  dikke,  hooge  en  ronde 
Steden  , met  veele  knobbelige  Leeden  vercierd.  Uyt 
welke  voortkomen  aan  beyde  de  zijden  der  Steel,  regt 
teegens  malkander  over,  op  dunne  Steelt jens  ruftende 
Bladeren.  Bladeren , groot , fchoon  , en  gemcenelijk  zich  een 
weynig  neerwaarts  buygcndc.  Zijn  aangenaam-grocn 
van  verwe  ; aan  beyde  zijden  met  vier  breede  deelen, 
ook  voor  in  een  eyndigende , ingefneeden ; alle  met 
kleync  Tandjens,  en  met  zeer  zichtbare  groote  Aderen 
inwendig  voorzien. 

Grond.  Bemind  een  zandige  grond  , met  een  weynig  twee- 
jarige Paerdemift  en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren 
doormengt : een  vrije  , warme , welgeleegenc  plaats , 
en  tamelijk  veel  vochtighcyd.  Blijft  lange  jaren  in  ’t 
leeven;  doch  geeft  zelden,  ten  zij  bij  droogc  Zomers, 
Zelden  Bloemen,  en  noyt  in  deeze  Gcweftcn  eenig  Zaad.  Ver- 
bloemen , draagt  ongeerne  koude  Herfftreegenen  , en  fterke  Forfl. 
iu°deez<:d  Word  derhalven  , in  een  Pot  ftaande,  ’s  Winters  bin- 
Laudcn.  ncns  huys  gefteld  op  een  luchtige  en  warme  plaats ; met 
zeer  weynige  vochtighcyd  onderhouden , en  niet  voor 
in  ’t  begin  van  April,  met  een  aangename  Lucht  en 
Reegen  , weer  buyten  gebragt. 

Aanwin-  Kan  in  onze  Landen  niet  anders  aangewonnen  wor- 
ning.  den,  dan  door  hare  aangegroeyde  jongen;  welke  men 
met  een  waffende  Maan  in  April  van  de  oude  afneemt  en 
in  Potten  verplant. 

KRACHTEN. 

DoJ.l.ii.  C''  Int  Jacobs  kruyd , of  Jacobaa  vttlgaris  , is  ver- 
t.  ao.  warmende  en  verdrogende  tot  in  den  tweeden 

graad  ; daar  neevens  een  weynig  zuyverende , 
vcrtcercnde,  en  fcheydendc  van  aart. 

Matth.l.4.  In  Wijn  gekookt , en  daar  van  gedronken  , doed 
c.c/z.  weer  voortkomen  de  opgehoudene  of  verft  op  te  Aiaand- 
Jlonden  der  Vrouwen. 

Lobcl.l.  1.  Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren,  of  het  uyt- 
fol.% 7°.  geparftte  Zap  der  zelve , gedaan  in  kittige  Wonden , ho- 
pende Gaten,  en  vuyle  of  voor  t eet  ende  Zeer  en,  reynigt 
en  genceft  de  zelve. 

Durantes  De  Bladeren  in  Water  of  Wijn  , met  een  weynig 
kift.  riant.  Honig  daar  bij  gedaan,  gezoden,  dan  de  Mond  daar 
Traguil.  1.  me<-‘  gewaflehen,  en  de  Keel  gegorgeld , is  goed  voor 
e.  97.  de  Scjtiinantie,  of  het  Keelgezwel : alle  heete  zweer  en 
en  zeer  en  in  de  Keel  , dclgelijks  der  Amandelen  ; 
want  zij  fcheyden  ze  en  gencezen  ze.  De  Wonden  en 
hopende  Gaten  daar  mee  gewaflehen  en  gezuyvcrd  , 
ook  op  alle  vurigheyd gelcgt,  reynigen  en  geneezen  de 
zelve. 

Trofp.  Al-  De  Bladeren  van  Zce-Sint -Jacobs  kruyd , of  Ja- 
pin.de  tl.  cobaa  Marino.,  in  Wijn  gekookt,  en  daar  van  ’s  mor- 
gens  nuchtcren  een  Roemertje  gedronken,  openen  de 
Camerar.  vcrjloptheyd  des  Ingewands : ontfluyten  en  zuyveren  de 
4.C.94.  Aloeder : verwarmen  ook  dezelve.  Ncemcn  daaren- 
boven wech  de  winden  , de  onvruchtbaarheyd , en  de 
opjhjging.  Zijn  meede  goed  voor  ’t  Graveel , de  Steen 
der  Nieren  , en  der  Blaas.  Verwekken  der  Vrouwen 
Alaandftondcn , en  gencezen  allerlëy  Wonden. 


CCLXXIII  HOOFDSTUK. 

KERS. 

welbekende  Plant , in  ’t  Neederr  Namen. 
fÜl  landfeh  dus,  ook  van  veele  Kors  ge- 

wtn  bceten  : in  ’t  Latijn  Nasturtium  : 

lag]  'n  'C  Hoogduytjch  KresZ  : in  ’t  Franfch 

Cresson  : in  ’t  Jtaliaanfch  Nastur- 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  elf  bijzondere  foor-  Elfbijzori- 
ten  bekend ; teweeten:  dcreiéor- 

I.  Nasturtium  hortense,  ofThuyn,  Hof,' an- tCn‘ 
ders  ook  bijtende  Kers.  II.  Hortense  crtspum,  of 
gekrulde  Thuyn-Kers.  III.  Minus  , of  kjeyne  Kers. 

IV.  Minimum,  of alderkjeynfle  Kers.  V.  Indicum, 
of  Indiaanfche  Kers.  VI.  Indicum  rotundifolium, 
of  Indiaanfche  Kers  met  ronde  Bladeren.  VIL  Lati- 
folium  hyemale  , of  brccdbladerige  Winter-Kers  , 
ook  Barbarea  genoemd.  VIII.  Pratense  fi.ore 
simplici,  of /Cm,  groeyende  op  Grasvelden,  meteen 
enkele  Bloem,  ook  Cardaminf.  gehccten.  IX.  Flore 
pleno,  of  Kers  met  een  dubbele  Bloem.  X.  Carda- 
mine  alpina  trifolia  , of  Berg-Cardaminc  met 
drie  Bladeren.  XI.  Nasturtium  acü'ATicum  , of 
Water-Kcrs.  Niet  alle  van  de  zelve  Botswing  en  W.tar- 
neeming. 

De  gemeene  Thuyn-Kers , gekrulde  Thuyn-Kers,  al-  Drieder- 
derljeynjle  Thuyn-Kers , Indiaanfche  Kers,  en  Indiaan-  ley  Hot> 
fche  Kers  met  ronde  Bladeren  , beminnen  een  goede  , j"  'jwce* 
gemeene,  zandige,  en  met  oude  Paerdemift  wel  voor-  indiaan- 
ziene  grond : een  opene  , warme  , bcquaam-gdcegenc  fchc  Ken. 
plaats , en  matige  vochtighcyd.  Blijven  niet  meer 
dan  eene  Zomer  in  't  leeven : geeven  in  den  llerffl  rijp 
Zaad,  en  vergaan  daar  mee.  Moeten  derhalven  met 
een  wadende  Maan  van  Alaert  op  nieuws  gezayd  zijn. 

Want  alleen  door  dit  middel  konnen  ze  aangnvonnen  en 
vermeenigvuldigd  worden. 

Het  Nasturtium  crtspum  hortense,  of  de  Gekrulde 
gekrulde  Thuyn-Kers , verheft  met’cr  tijd  lichtelijk  hare  Hof-Ken. 
aangename  gekrnyfdheyd.  Men  moet  derhalven  altijd 
’t  Zaad  alleenlijk  winnen  van  ’t  aldcrfchoonfte,  en  het 
zelve  zayen  na  ’t  laatftc  quarticr  der  Maan,  zoo  blijft 
het  eenige  jaren  in  ftaat. 

Het  Nasturtium  Indicum,  of  Indiaanfche  Kers,  Indiann- 
in  de  aarde  geplant  zijnde  , waft  zeer  weelderig  voort. lc,ie  Kcr*- 
Geeft  een  grooten  overvloed  van  Bladeren,  doch  wey- 
nige Bloemen.  Word  derhalven  veel  bcquamer  geoor- 
deeld, dat  men  haar  in  een  Pot  zette;  wijl  ze  daar  in, 
door  hare  veelvoudige  Wortelen  en  weynige  aarde  in 
hare  drijvende  kracht  als  bedwongen  wordende,  wey- 
nige Bladeren,  maar  veele  fchoone  Bloemen,  tot  aan  de  Bloemen. 
Winter  durende,  te  voorfchijn  brengt.  Wanneer  het 
Zaad,  zijnde  groot,  grocn-vcrwig,  en  gemcenelijk  Zaad. 
twee  of  drie  bij  malkander  gevoegd,  rijpheyd  bekomt, 
word  het  blcek-geel  uyt  den  groenen,  en  valt  dan  af; 
ook  als  men  met  de  hand  daar  aanraakt : derhalven  dik- 
maal daar  na  gezien  moet  worden. 

Het  Nasturtium  hyemale,  anders  Barbarea,  Winter- 
of  Wwter-Kers,  is  hard  van  natuur.  Verdraagt  felle  Kers* 
koude,  en  alle  ongeleegenthecdcn  des  tijds.  Blijft  niet 
meer  dan  twee  Zomers  in  ’t  leeven.  Geeft  in  het 
tweede  jaar  volkomen  rijp  Zaad,  cn  vergaat  dan.  Moet  Zaad ; «n 
derhalven  ieder  Foor jaar  , of  om  ’t  tweede,  t 'eikens  aanwin- 
weer  op  nieuws  gezayd  zijn ; niet  diep.  Anders  komt  ni"S‘ 
het  ook,  door  het  neergevallene,  dikmaal  van  zelfs  ge- 
noeg voort.  Kan  alleenlijk  hier  door  vermeenigvuldigd 
worden. 

Het  Nasturtium  pratense  , of  Cardamine  Andere 
FLORE  SIMPLICI  ET  pleno,  Cardamine,  of  A'm  , *°Qrten 
groeyende  op  Grasvelden  , zoo  wel  met  een  enkele  als  van  K‘crï' 
dubbele  Bloem',  trifolia,  of  Cardamine  met  dricBla- 
dtren  ; minus  , of  kjeyne  Kers  , en  Nasturtium 

aqtja- 


66i 


66  i 


Kers.  Wilde  Kers. 


aquaticum  , o (Water-Kers,  beminnen  uyt  eygener 
aart  een  gedurig-vochtige,  wclgemeftte  grond:  meer 
een  fchaduwachtige  als  een  luchtige  plaats.  Blijven  ee- 
nige  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  alle  ongeleegenthce- 
den  des  tijds;  en  geeven  meeft  ieder  jaar  volkomen  rijp 
Zaad  : ’t  welk  met  een  wadende  Maan  van  April  de 
aarde  moet  aanbevolen  zijn.  Hier  door  worden  ze  ver- 
Aanwin-  meemgvuldigd , maar  dan  ook  aangewonnen  door  hare 
o'ng-  aangegroeyde  jongen;  welke  men  op  de  zelve  tijd  af- 
neemt  en  verplant. 

KRACHTEN. 

Marth  l.1.  A-r  1 Huyns-Kers , of  Najlurtittm  hortenfe  , is  warm 
‘49-  I en  droog  tot  in  den  derden  graad , ook  ontbin- 
■*-  dende  , dunmakende  , uyttrekkende  , en  bran- 
dende van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  of  ook  ’t  Zaad  defgelijks  gedaan, 
en  daar  van  ’s  morgens  nuchteren  een  Roemertje,  met 
een  weynig  Zuyker  gemengd,  gedronken, is  goed  voor 
Galen.  lib.  de  gecnc  die  Bloed  fpouwen  ; de  roode  Loop  hebben  ; 
simp.  7.  dooreen  hooge  val  verjluykte , gequetjle,  lamme  Lec- 
Trag.  I.  I.  den  hcbbcn  gCkrccgen  : kortademig  of  engborjlig  zijn: 

C ’ want  het  fcheyd  het  geronnene  Bloed.  Verdrijft  ook 
’t 'Colijkj,  en  de  Winden  in  ’t  Ligchaam : doed  gemaklijk^ 
■wateren ; verfterkt  het  verjland,  vermits  het  de  Harf- 
Jèncn  zuyvcrd  van  alle  vochtige  dampen.  Doed  de 
taye  Fluymen  der  TSorft  rijp  worden , en  de  zelve  loden. 
Maakt  de  geeften  licht;  drijft  de  Wormen  uyt,  en  ge- 
need: de  beeten  -van  Slangen  en  anderer  giftige  Dieren. 
Bauhin.  De  Bladeren  zelfs  rauw  tot  andere  fpijzen  , of  ook 
l.  11.  X.  2.  alleen , dikmaal  gegeeten  , zuyveren  ’t  'Bloed,  en  hel- 
pen de  geenc,  die  van  het  Scheurbuyk. > of  de  Blauwe- 
fchuyt  gequeld  zijn. 

Dol  1. 14.  Het  Zaad  is  verwarmende  en  verdrogende  tot  in 
e-'5>-  den  vierden  graad,  ’t  Zelve  in  de  Mond  geknauwd, 
brengt  een  geraakte,  of  beroerde  Tong  weer  te  regt. 

Geftoten , of  ook  het  Zap  uyt  de  Bladeren  geparft  , 
met  Edik  en  Honig  vermengt,  belet  de  uitvalling  des 
Hayrs ; daar  op  geftreeken  zijnde.  Verdrijft  de  vlek? 
ken  der  Httyd : geneed:  de  voort kruy pende  zeengheyd  : 
neemt  wech  de  hardigheyd  der  Adilt  : is  goed  tecgens 
de  Heupenpijn , ook"  andere  verouderde  en  koude  ge- 
brecken.  Met  Peekei  vermengt , dan  op  Klieren  en 
Bloedvinnen  vaft  gemaakt,  doed  de  zelve  rijp  worden, 
en  doorbreeken. 

Het  Zaad  alleen  dikmaal  gegeeten  , ontftcld  de 
Maag  en  de  Bttykj  verwekt  daar  tecgens  luft  tot  Bijfa- 
pen  : ook  de  Maandjlonden  der  Vrouwen  : drijft  de 
doode  Vrucht  en  Nageboorte  af ; doch  de  zwangere 
Vrouwen  moeten’er  zich  voor  wachten.  Maakt  ceti 
groore  Milt  kleyn , en  dood  de  Wormen. 

Het  Naftunium  Indicum  , of  Indiaanfchp  Kers  ; 
word  bevonden  te  zijn  van  de  zelve  aart  en  eygen- 
fchap. 

Het  Najlurtitim  Hyemale , of  Wint  er -Kers , is  droog 
en  warm  in  den  tweeden  graad. 

In  Wijn  gezoden  , en  daarvan  gedronken,  vermag 
alles , wat  hier  boven  van  de  Hof-Kers  is  gezegt.  Is 
noch  daar  beneevens  zeer  goed  tecgens  de  Steen  der 
Nieren  en  Blaas  : ook  tot  geneezing  van  alle  Fiftelen  , 
en  hopende  Gaten. 

Lobelia.  ‘t  Zap,  uyt  de  B lade  ren  geparft , en  daar  mee  ge- 
fol.  148.  gofgeld  , verdrijft  de  Squinantie  , of  het  Keelgezwel ; 
ook  andere  gebreeken  der  Keel. 

Het  Najlurtitim  aquaticum  , of  Water-Kers , word 
teegens  al  de  voorgenoemde  qualen  gelukkiglijk  gc- 
bruykt , en  heeft  met  de  Thrijn-Kers  eenerley  vermo- 
gen : gelijk  ook  doed  het  Najlurtitim  Pratenje,  anders 
Cardamine , of  Kers,  groeyende  op  de  Grasvelden  $ vol- 
gens ’t  oordeel  van  veele. 


Ditje.  I. 

c.  1ÖJ-. 


ThcoJ. 
Dorften. 
l,b.  MeJ. 
Simp.  fol. 


CCLXXIV  HOOFDSTUK. 

WILDE  KERS. 

P het  Neederlandfch  dus  genoemd  , Verfchey- 
word  in  het  Latijn  gehecten  Iberis,  de  namen, 
Nasturtium  sylvestre  , ook  Ln- 
PIDIUM  herbula  : in  het  Hoog- 

duytjch  WILDER  Kresz  : in  ’t  Franjcb 

Cresson  sauvage  , anders  Passe- 

rage  sauvage,  of  Chasserage:  in  het Italiaanjch 
LePIDIO,  PiPERITE,  of  PlPERELLA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  verander-  vijfVeran- 
lijke  foorten ; namentlijk:  f^rtcri 

I.  Iberis  major  1 of  groote  wilde  Kers ; ook  ge-  oor  c 
noemd  Piperitis,  en  Lepidium  , dat  is,  Peeper- 
kruyd.  II.  Ibf.ris  minor  vulgaris,  of gemeene 
kjeyne  wilde  Kers',  ook  geheeten  Iberis  Cardaman- 
tica.  III.  Iberis  Petrea  angüstifolia  , of 
fmal-gebladerde  wilde  Kers , groeyende  op  Steen-  en 
' Bergachtige ■ plaat  zen.  IV.  Minima  , of  alderkleyn- 
fie  wilde  Kers.  V.  Iberis  Americana  latiêolia 
flore  luteo  , of  Americaanfche  wilde  Kers  , met 
breede  ingezaagde  Bladeren  en  geele  Bloemen  , in  deeze 
Landen  opfchictende  tot  de  hoogte  van  vier,  en  wel 
vijf  Maatvoeten.  Niet  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve 
Bouwing  en  Waarnecming. 

Eevenwel  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  ge- Grond, 
meene,  zandige,  zoo  wel  gemefhe  als  ongemeftte  aar- 
de: een  vrije,  welgeleegene  plaats,  en  matige  vochtig- 
heyd.  Verdragen  fterke  koude,  en  alle  andere  ongelee- 
gentheeden  der  Winter. 

De  Iberïs  minor  vulgaris,  o?  gemeene  kleyne  Gemeene 
wilde  Kers-,  Iberis  Petrea  angustIfolia,  of  [mal-  kleyne; 
gebladerde  wilde  Kers  , groeyende  op  jlcenachtige  plaat-  b™derde  ; 
zen,  en  Minima,  of  alderkjeynjle  wilde  Kers , blijven  alder- 
niet  langer  als  twee  jaren  in  het  leeven.  Bloeyen  de  klcynftc 
tweede  Zomer  ; geeven  volkomen  rijp  Zaad  , en  ver- 
gaan  daar  mcê.  Moeten  dcrhalven  t’elkens  , met  een 
wallende  Maan  van  Macrt  of  April , op  nieuws  ge- 
zayd  zijn  : doch  komen  ook  wel  van  zelfs  genoeg 
voort  door  het  neergevallene  Zaad.  Op  deeze  wijze 
konnen  ze  alleenlijk  aangewonnen  en  vcrmecnigvuldigd 
worden. 

De  Iberis  major,  anders  Piperitis,  en  LepI-  Groote 
DiUM,  of  groote  wilde  Kers , anders  Peepcrkruyd  ge-  crt 

noemd;  en  Iberis  Americana  , of  Americaanfche  ^[chc 
wilde  Kers,  vergaan  niet  zoo  haaft,  maar  blijven  lan-  vvilde 
ge  jaren  in  ’t  leeven.  Geeven  noyt  in  deeze  Landen  Kers. 
eenig  volkomen  Zaad.  Konnen  echter  aangewonnen 
worden  door  hare  aangewalfene  jonge  Scheuten;  welke 
men,  van  zelfs  Wortelen  gekreegen  hebbende,  met  een 
wafTcnde  Maan  in  Aprilvm  de  oude  afneemt  en  verplant. 

Zie  hier  bij  na  het  Hoofdjluk^  van  vreemde  wilde 
Kers,  anders  ook  genoemd  Wisselkruyd,  en  wil- 
de Mostaart. 

KRACHTEN. 

DE  groote  wilde  Kers  , of  Iberis  major  , is  van  Béd.  I.  ijl 
naturen  heet  en  droog  tot  in  den  derden  graad.  <-■ 

De  Bladeren  gekookt,  en  bij  wijze  van  een 
Saus,  of  op  eenige  andere  manier;  onder  fpijzen  ge- 
bruykt , maken  een  grage  Alaag , en  verwekken  ee- 
tenslujl. 

In  Wijn  gezoden , en  daar  van  ‘s  morgens  nuchté-  camcrar'. 
ren  ’t  vierde  deel  van  een  pintje  gedronken,  is  goed  l.z.c.tof. 
voor  de  vallende  Ziekte  , de  draying  of  zwijmeling  des  Ru^1-  1 *• 
Hoofds , Wit  er  zucht,  Colijkj,  Geelzucht,  Graveel,  en  e,l°s' 
koude  Pis.  Dood  de  Wormen : bevorderd  der  Vrouwen 
Alaandjlonden ; verzacht  de  geene  die  in  barensnoodz\)n; 
drijft  de  Nageboorte  af : is  zeer  krachtig  teegens  de  bee- 
ten van  giftige  Dieren,  en  de  pijn  der  Lendenen. 

tt  i Het 


f 


66$  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  661 


Het  Zap,  geparft  uyt  de  Bladeren, genecft  de  z.wee- 
rende  Oor  en,  daar  in  gedaan  zijnde. 

Diofcor  De  Bladeren  , of  de  Wortelen  , in  water  gezoden  ; 
l.  tic.  iof.  een  weynig  daar  van  met  Honig  vermengd  , en  daar 
meê  gewaflchen  , doet  het  Hayr  groeyen.  Is  dienftig 
teegens  de  Melaatsheyd,  de  Krauwagie , en  de  Blcyntn 
des  Adonds. 

’t  Zelve  Water  met  Edik  vermengd  , verdrijft  de 
geznvollcnheyd  van  de  Alilt. 

Met  het  Zap  van  de  Wortel  gegorgeld  , geneert  de 
zwellende  gebreeken  der  Keel. 

De  Wortel  gedroogd , en  ’t  Poeder  daar  van  geftroyd 
in  vuyle , ftinkende  wonden, reynigd  en  droogdze;  ver- 
teerd ook  het  overvloedige  en  onzuyvere  vleefch  in  de 
Zelve , en  bevoorderd  de  geneezing. 

Het  Zaad  gefloten , met  Honig  vermengd  , en  zoo 
gebruykt,  is  dienftig  voor  een  verkonde,  enge  Borft. 


CCLXXV  HOOFDSTUK. 

JUCA  uyt  AMERICA. 

v f S een  beziens-waardig  Gewas  , werd  in 
dc  namen.  Needcrlandfch  dus  genoemd  : in  het 

Latijn  Juca  , of  Hyuca  canada- 
na  , Gloriosa,  of  Americana  , 
1 om  dat  ze  , eerft  van  uyt  de  Nieuwe 
W» Wecreld,  of  Wejl-Indicu , in  de  Gewe- 
ften  van  Europa  is  overgebragt.  Bij  de  Indianen  draagd 
ze  de  naam  van  Mandiba,  Manyba,  Man- 
jdioca,  en  Manyoc.  De  Hoogduytfche  zeggen 
JUCKE. 

Vier  on-  Hier  van  zÜn  mij  ’n  haren  aart  bekend  geworden  vier 

dcrfchey-  onderfchcydcne  foorten  ; tc  weeten  : 
dene foor-  J.  Juca  gloriosa  , of  gemeene  Americaanfche 
Juca.  II.  Juca  Americana  Filamentosa  ; in 
Bladeren  de  andere  wel  gelijk  , doch  aan  beyde  de  zij- 
den zeer  aardig  met  lange  draden  , eeven  als  of  ’t  hayr 
uyt  een  Paerdefiaart  was , zeer  vermakelijk  vercicrd  : 
waarom  ze  dan  ook  , mijns  oordeels,  met  regt  de  ge- 
melde naam  van  Juca  filament  o fa,  of  dradige , gedraad- 
dejuca,  mag  voeren.  Jacob  Tredescant,  een 
Engelfchman , en  Burger  binnen  Londen  , heeft  ze  zelfs 
in  ’t  jaar  1648.  uyt  de  Barbados  mee  gebragt,  en’er 
een  van  aan  mij  overgezonden  : doch  vermits  ze  aan  de 
Mortel  verrot  was , heb  ik  ze  ook  niet  lang  konnen  be- 
houden. III.  Juca  Brasiliana  stellato  mu-. 
cronato  FOLIO,  of  Juca  uyt  Braz.ilien  met  een  pun- 
tig B lad , Stars-wijzjC gefield.  IV.  Juca  America- 
na obtusifolia  , of  Americaanfche  Juca  met  voor 
ftompe  , Stars-wijs  gevormde  Bladeren  ; groeyende  in 
Nieuw-Spaanje  , en  in  de  meefte  Caribifche  Eylanden  , 
als,  Alartinico , Domingo,  Cuba,  Chriftojfcl , en  meer 
andere.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Gemeene  Dc JuCA  GLORIOSA  , ET  AMERICANA  FILA- 
Amcri-  mentosa,  of gemeene  Juca  uyt  America , en  Ameri- 
caanfche  caanfiche  Juca  met  draden  , brengen  uyt  hare  bruyn- 
rneTdra-  r0°de,  van  binnen  witte  , dikke  knobbel-wortel  Blade- 
ren. ren  voort,  op  de  wijze  van  de  Aloë.  Van  aart  en  ver- 
we  zijn  ze  gelijk  die  van  Gladiolus,  of  het  Zwaard- 
Bladeren.  kruyd:  tweevoeten,  of  daar  ontrent , lang;  twee,  en 
ook  wel  meer  vingeren  breed  : hard,  vaft;  ftijf  uyt 
ftaande;  van  binnen  hol,  van  buyten  uytwaarts  rond- 
achtig gedrayd ; voorzien  met  cenige  Ruggen,  als  vou- 
wen. Eyndigcn  voor  in  een  kort,  roncl,  vaft,  regt- 
uyt-ftaande , en  Caftanien-bruyn  fteekend  punt. 

Wat  voor  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  matig 
z^bemin^  mCt  twcc_iar*8e  Paerdemift  , een  weynig  ccn-jarige 
nen.Cmm"  Hoenderdrek  , en  niet  te  veel  Veen-aardc  , wel  door 
malkander  gemengd  en  bearbeyd , voorziene  grond  : 
een  warme  , genoeg  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  mati- 
ge vochtighcyd. 


Zijn  wel  tamelijk  hard  van  natuur  ; maar  konnen  Hoe  inde 
echter,  buyten  ftaande,  dc  fterke  koude  en  Zbrfi  onzer  Winter 
Landen  in  de  Winter-tijd  niet  verdragen.  Werden  der-  waar  te 
halven  , met  een  wallende  Maan  van  April  in  Potten  nccmcn- 
geplant  zijnde  , met  den  aanvang  van  Oftobcr  binnens 
huys  gebragt ; gefteld  op  een  luchtige  plaats , daar  of 
gedurig , of  alleenlijk  bij  vriezend  weer  in  gevuurd 
werd  ; en  , zoo  lang  ze  hier  ftaan  , onderhouden  met 
weynig  lauw-gemaakt  Reegen-water.  Ontrent  half 
April  zet  men  ze  weer  buyten  , met  een  zoete  lucht  en 
Reegen,  om  daar  de  Zonne-ftralcn  te  genieten. 

In  dêczc  Geweften  krijgen  ze  noyt  eenig  Zaad.  Aan  eenc 
Brengen  echter  gemeenelijk  om  het  tweede  jaar  eenigc  Plant  364- 
honderden  van  Bloemen  te  gelijk  op  eenmaal  voort  uyt  BloreiJ1c" 
hare  voornaamftc  Hert-fcheut ; ’twelk  mij  Anno  1 648.  “ gC  U ‘ 
en  meer  andere  volgende  jaren  gebeurd  is.  Op  dien 
tijd  heb  ik  , voor  dc  eerfte  maal , uyt  eene  Plant , in 
mijnen  Tbuyn  groeyende,  gezien  driehonderd  vier  ent  z.eftig 
Bloemen  , grijs-  en  wit-verwig  , doch  zonder  eenigc 
reuk.  Zij  hangen  aan  bruyn-roode  Steden  ; cn  doen 
haar  van  onder  op,  gelijk  dc  Fritill  ar  i a , of  Kie- 
vitsbloem. Dc  minfte  der  zelve  kan  dc  grootte  van  een 
Hoender-ey  ophalen , ofbeklceden. 

Afgevallen  zijnde  , werd  hare  roode  Steel , ontrent  Wat  het 
derdehalve  Maat- voet,  wat  meer  of  minder,  hoog  op- voor  een 
walfende , als  ze  nu  geheel  verdord  is , voor,  of  m de  hcledSCnt' 
W mter  afgefneeden.  Dan  maakt  de  Plant  (welke  uyt  decze"1'' 
cygener  aart  lange  jaren  in  ’t  leeven  blijven, en  zeer  oud  p,ant 
werden  kan ) in  de  volgende  Zomer  weer  een  nieuw  hccft‘ 
Hert ; ’twclk  in  ’t  jaar  daar  na  op  nieuws , als  te  voo- 
ren,  veelvoudige  Bloemen  voortbrengd. 

In  onze  Landen  werden  ze  alleenlijk  aangewonnen  Aanwin- 
door  hare  bij  de  oude  uytlopende  , en  van  zelfs  Blade-  ning. 
ren  krijgende  jongen ; of  dikke  knobbel-wor telen , noch 
geen  Bladeren  gefchoten  hebbende  ; welke  men  met 
een  volle  Maan  in  April  of  Alaj  afbreekt , cn  in  Pot- 
ten verplant.  Meter  tijd  fchieten  ze  uyt , en  groeyen 
voort. 

De  [uca  Brasiliana  , et  Americana  stel-  juca  uyt 
lata  , of  Juca  uyt  Braz.il , en  uyt  America  met  Stars-  Brazil.  en 
wij z.e gefielde  Bladeren,  zijn  veel  teederder  van  natuur.  u.ytAmc- 
Konnen  de  koude  dcezer  Landen , hoe  warm  ook  gezet,  nca' 
en  zonder  eenige  vochtigheyd  onderhouden  , niet  lan- 
ger dan  eene  Winter  uytftaan. 

Zij  beminnen  uyt  cygener  aart  een  zandige  en  altijd  Grond, 
drooge  aarde.  Konnen  niet  verplant  , noch  ook  in 
deeze  Geweften  vcrmcenigvuldigd  werden ; vermits  de 
Wortel , uyt  de  aarde  opgenomen  , terftond  verderft: 

En  niet  anders  als  hier  door  kan  men  ze  aanwinnen. 

Zelfs  in  hare  geboorte-plaats  duurd  ze  niet  langer  als 
drie  jaren. 

Dc  Brasiliana,  of  Braz,iliaanfiche , waft  uyt  ey-  Braziliaan- 
gener  aart  in  haar  geboorte-land  ter  hoogte  van  zes , fche  Juca. 
zeeven  , en  ook  agt  voeten  op.  De  Stam  is  ruym  een 
duym  dik;  bruyn-verwig,  van  binnen  grijs-wit ; met  S[am 
vecle  knobbelen  begaafd  , houtachtig , en  boven  ver- 
deeld in  veele  Takjens ; waar  aan  de  Bladeren  gemeene-  Bladeren, 
lijk  neerwaarts  hangen,  gefchcyden in  drie,  vier,  vijf, 
zes,  en  zeeven  deelen,  wat  dikachtig  van  aart, een  vin- 
ger, wat  min  of  meer,  lang;  in  ’t  midden  een  duym, 
of  daar  ontrent , breed ; voor  Ipits  toegaande  , en  van 
binnen  met  cenige  kleyne  dwars-adertjens  , voort- 
komende uyt  een  regt-doorlopende  groote  , voor- 
zien. 

Uyt  het  bovenfte  komen  te  voorfchijn  bleek-geele  Bloemen 
Bloemen  , gedeeld  in  vijf  Bladert jens , van  binnen  ver- 
cierd  met  veele  geele  draadjens. 

Hare  Wortel  is  wel  twee  of  drie  voeten  lang ; een  wortel, 
been  dik , cn  witachtig  van  verwe. 

Dc  Americana  , of  Juca  uyt  America,  fchiet  Ameri- 
uyt  zijne  dikke,  witachtige,  of  ook  wel  roode  Wortel,  caanfehe 
een  krom  en  bros  hout , beladen  met  veele  knobbelen  , Juca- 
niet  meer  als  vijf,  of  ten  hoogften  zes  voeten  hoog  op. 

Staat  niet  regt  na  boven,  maar  buygd  zich  van  naturen 

neer- 


66 j Tüca  uyt  America.  Gengeber.  Jobs  Tranen.  666 


neerwaarts  cn  verdeeld  zich  in  zommige  grijze  Takc 
Bladeren  jeMI*  waar  aan  de  Bladeren , onordentlijk  gcBeld , zoo 
wel  op-  als  neerwaarts  gekeerd  , gezien  werden,  aan 
lange  Steelt  jens : in  ’t  ronde  meerder  als  de  voorgaande, 
ook  in  vijf,  zes,  zeeven  en  agt  dikachtige  en  Bijf  Baan- 
de deden  van  malkander  gefcheyden  ; ieder  een  goede 
vinger  lang  y een  duym  breed  ; aangenaam-groen-ver- 
Geen  voor  dderbrecdft,  en  gelijk  als  drie-hoekig  Bomp, 

Bloemen  echter  met  een  kleyne  punt  toegaande  ; en  in  ’t  mid- 
ot'  Zaad.  den  flegts  met  een  regt-doorgaande  Rugge , doch  geen 
Aderen  , voorzien.  Geeft  geene  Bloemen  , veel  min 
cenig  Zaad. 

KRACHTEN. 

G.Tifo  \ L de  Soorten  van  dit  aardig  Gewas,  rauw  gegce- 
Hift.  Bra-  f-\  ten,  zijn  vergiftigend,  en  doodelijk.  Gekookt, 
Jil.c.z.  X A.0f  gedroogd  , verliezen  ze  wel  hare  quaadaardig- 
heyd  , doch  werden  echter  van  geene  Chrijlenen  in  de 
GeneeskonB  gebruykt.  De  Inwoners  der  Nieuwe  We- 
reld daar  teegens , de  zelve  gebraden  , of  gezoden  , cn 
tot  Poeder  , of  Meel , gebragt  hebbende  , bakken ’er 
Koek  jens  van  , welke  haar  dienen  in  plaats  van  Brood  : 
en  waar  bij  ze  haar  leeven  onderhouden.  Dit  Brood 
noemen  de  Brazilianen  Vipeba  ; de  ingeboornc  India- 
nen van  andere  GeweBen  Cajfavc  , of  Cafavi ; de  Por- 
tugeezen  Farinba. 

G.  Mar-  G°k  maken  ze  van  het  Meel  deezer  Wortelen  een 
gravii  Brij , of  Pap , en  van  het  uytgeparfltc  Zap  een  Sjroop , 
Hifi.  Rer.  neevens  andere  dingen  ; welke  ze  gebruyken  teegens 
oude  ttttyle  Gezwellen , Koor t zen , Roode  loop  , 
Teering , en  diergelijke  qualcn  : ook  , om  een  ver- 
moeyd  Ligchaam  weer  te  vcrBerken. 

Ch.Roche-  Het  Zap  deezer  Wortelen,  varfch  uytgeparB,  is  van 
fort  Hifi.  naturen  zeer  koud.  Inwendig  ingenomen  , dood  zeer 
inf.Amtr.  fchielijk  beyde  Menfchen  cn  BeeBen.  Doch  als  ’t  vier- 
caP-9‘  entwintig  uren  lang  geftaan  heeft , verliefd  het  al  zijne 
quaadaardigheyd  , en  werd  , niet  zonder  groote  ver- 
wondering, onfehadelijk  bevonden ; dan  ook  gebruykt, 
't  zij  tot  fpijs,  of  tot  Geneesmiddelen. 


CCLXXVI  HOOFDSTUK. 

GENGEBER. 


Is  van  naturen  zulk  een  vyand  van  de  koude  vochtig-  Bezwaar- 
heyd  deezer  Landen  , dat  men  haar  verdorven  vind  eer  lijk  te  hou- 
men’er  eens  op  denkt.  Ter  dier  oorzaak  valt  ze  zeer^cn‘ 
bezwaarlijk  een  jaar  of  twee  te  doen  overblijven ; ten  zij 
op  de  gehoorde  wijze  wel  droog  gehouden  ; en  zorg- 
vuldig bewaard. 

Deeze  Gengbcr-plant  is  bij  mij  in  ’t  Jaar  lóji.  door  Hoe  opge- 
over-gezonden  Zaad,  met  een  wallende  Maan  van  Mar  *lueckt » 
in  een  Pot , niet  boven  een  Stroo-breedte  diep , gelegd,  overge- 
de  aarde  aanbevolen  : en  Anno  1665.  door  een  groene  zondene 
in  Mofch  in-gewondene  groote  Wortel , uyt  Portugal  Wortel, 
ontfangen  , voortgekomen.  Dien  zelven  Zomer  isze 
met  zijne  tcederc,  fmalle,  voor  fpitsze,  regt-opBaande, 
die  van  dc  Iris  of  ’tLwniet  zeer  ongelijk  zijnde  bladeren j 
opgewafTcn  ter  hoogte  van  meer  dan  een  Maat-voer. 

Op  de  nu  voorgeflelde  wijze  waargenomen  zijnde,  bleef 
de  geheele  Winter  groen  , cn  toonde  aan  de  curieufe 
Liefhebbers  op  het  tweede  jaar  een  witte  Bloem , niet 
groot , en  fober  van  gefhlte.  Deeze  vergaan  cn  afge- 
vallen zijnde  , verliet  ook  dc  Plant  korts  daar  na  hare 
aangename  groenheyd,  eh  wierd  eyndelijk  door  flauw- 
te van  ’t  leeven  beroofd. 

De  andere  , uyt  Zaad  opgekomeh  , bleef  gantfeh  en  “X1  , 
tceder,en  lenoot  nauwelijks  ter  hoogte  van  een  vinger-  jloc  -t  d,iar 
lengte  op.  Wierd  ook  , door  een  weynig  te  veel  ge-jucè  ging- 
noten  water  , in  ’t  begin  van  Auguflus  bleek-verwig  , 
en  verging  , ter  oorzaak  van  hare  tcederc  aangc-Bckene 
Wortel ; onaangezien  zij  gedurig  met  hare  Pot  ( gelijk 
ook  aan  de  Wortel  wierd  gedaan)  van  de  eene  warme 
PaerdemiB  in  de  andere  gefield  , cn  gedurig  met  Gla- 
zen overdekt  was  gewecB.  W aar  teegens  dc  gemelde 
Wortel , op  zulk  een  wijs  waargenomen  , tot  een  zoó 
veel  meerder  hoogte  quam  op  te  fchicten. 

KRACHTEN. 

DE  Wortelen  van  Gengber  , of  Zinziber  , ’t  zij  ReroJ.l.ii 
droog,  ’t  zij  geconfijt,  werden  gehouden  voor 
hitzig  , en  verdrogende  tot  in  den  derden  Difc.Lz. 
Graad.  taf.  19°. 

In  Spijzen  gebruykt,  zijn  ze  voor  de  Menfchen  zeer 
dienflig,om  alle  koude  vochtighceden  te  vertccrcn.  Ver-  MonafJ* 
Berken  een  zwakke  , verkoudc  Maag ; dc  Geheugenis ; Simp.  Mul. 
’t  Gezigt  : openen  een  verjlopte  Leever  : maken  eetens-  or‘ ^ 

lufl  : Billen  de  Buy  Inloop  • Blijden  teegens  ’t  Vergif : Ser’ap'iol.'6é 
verwekken  luB  tot  ’t  echte  werk.:  verdrijven  de  Win-  de  Temp. 


is  niet  anders  dan  dc  Wortel  eener 
Plant , groeyende  niet  meer  als  ander- 
halve of  twee  voeten  hoogte  boven  de 
'aarde  ; waar  van  dc  Bladeren  donker- 
groen , ontrent  een  voet  lang  , een 
Igocde  duym  breed  zijn,  en  op  de  wij- 
ze van  ’t  Riet  voortkomen  ; bij  vecle 
Namen  genoeg  bekend.  Werd  in  ’t  Neederlandfch  dus ; doch 
ook  van  zommige  Gengbar  , Gember,  cn  Gym- 
ber  genoemd  : in  ’t  Latijn  Zinziber  , of  Zingi- 
ber  : in  ’t  Hoogduytfcb  Ingber  of  Ingwer  : in  ’t 
Franfch  Gingenbre  , of  Gingemere,  in  ’t  Ita- 
liaanfch  Gengevo. 

Grond.  Deeze  Plant  is  in  onze  N~eeder!andJcbeGcvjc{[cn  zeer 
raar  , cn  wil  hier  ook  niet  wel  aarden  , weegens  hare 
teederheyd.  Bemind  een  zandige  , goede  aarde  , met 
een  weynig  twee-jarige  PaerdcmiB,  ’t  Mol  uyt  verdor- 
vene  Boomen , en  een-jarige  Hoenderdrek  genoegzaam 
doormengd  : een  zeer  warme  plaats , befchut  voor  alle 
koude  O ofte-  en  Noorde-tvmden : weynig,  of  geen  wa- 
fioe  waar  ter*  Moet,  zelfs  in ’t  midden  van  de  Zomer  , voor 
tc  nemen,  vecle  Reegenen  gedekt;  in  de  Herfft  droog  gehouden ; 

dan  binnens  huys  op  een  warme  plaats  , waar  in  gedu- 
rig werd  gevuurd,  geBeld  zijn.  Ook  moet  dit  al  vroeg 
gefchieden  , in  ’t  midden  of  in  ’t  eynd  van  September. 
Gedurende  de  Winter  mag  men  ze  gantfchlijk  geen 
vochtigheyd  geeven  : haar  ook  niet  weer  buyten  bren- 
gen voor  teegens  May. 


den  : verwarmen  de  Moeder  : doen  de  Vrouwen  veel  simp.cap. 
Mclk_in  hare  Borften  krijgen ; cn  zijn  zeer  bcquaam  tot 
vermeerdering  des  Zaads. 

Met  Anijs  in  Wijn  gezoden  , en  daar  van  een  wey- 
nig, met  Zuyker  vermengd,  ingenomen,  is  zeer  dien- 
ftig  teegens  den  Hocfi , cn  een  verkonde  Borjl.  Maakt 
ook  rijp  de  taye  Fluymen  , zoo  dat  men  de  zelve  ligte- 
lijk  kan  uyt  werpen. 

Ondertuflchcn  , Gengber  te  veel  gebruykt , is  fcha- 
delijk  voor  galachtige  en  hitzige  Lieden  ; want  ze  ont- 
fteekt  het  ingewand  door  hare  verwarmende  kragt. 

In  roode  Wijn  gekookt , cn  dan  de  zelve  warm  in 
de  mond  gehouden , Bild  de  Tandpijn . 


CCLXXVII  HOOFDSTUK. 

JOBS  TRANEN. 

SP  ‘t  Neederlandfch  dus  genoemd  : in  Nameti, 
’t  Latijn  Lach  ryma  Job  i , of  ook 
Lachryma  Christi  , om  dat  haar 
Zaad  aardig  de  gedaante  van  Tranen 
vertoond;  anders  Lithospermum 
MAjus  : in  ’t  Franfch  La r mes  de 
nostre  Dame  , of  in  ’t  Neederlandfch  onzer  Lieve 
Vrouwen  Tranen  : in  ’t  Hoogduytfcb  Hiobs  ZeheR  i 
id  ’t  Italtaanfch  LagRime  Dl  Giobbe. 

Tt  3 Dit 


667  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 66 3 


Aanwin-  Dit  Gewas  blijft  uyt  eygener  aart  niet  langer  dan 
nin2-  eenc  Zomer  in  ’t  leeven.  Word  derhalven  ieder  Voor- 
gaar met  een  volle  Maan  van  Maert  of  April  weer  op 
nieuws  gezayd. 

Grond.  Bemind  , uyt  natuurlijke  cygenfchap  , een  goede  , 
gemeenc,  zandige  grond,  met  tamelijk  veel  twcc-jarige 
Pacrdcmift  genoegzaam  doormengt : een  warme,  wel- 
gclcegene  plaats,  en  niet  veel  Rccgen;  ook  niet  vcelge- 
geevenc  vochtigheyd. 

Zaad.  Brengt,  doch  niet  anders  als  bij  goede  warme  Zo- 
mers , in  deeze  koude  Landen  voor  de  aankomft  der 
Winter  rijp  Zaad  voort ; en  vergaat  dan  , of  door 
een  kleync  Rijps  of  van  zelfs,  fchoon  binnens  huys 
gezet. 

KRACHTEN. 

Lolel.  I.  i.  'ï  \E  Deugden  deezer  Plant  zijn  tot  noch  toe  wey- 
fol.fó.  I 1 nig  bekend.  Eevenwel , het  Zaad,  waarvan 
zommige  lieden  Pater-nosters  maken,  gc- 
pulverifecrt;  in  Rhijnfche  Wjjn  gezoden,  en  daar  van 
door  den  dag  gedronken , is  zeer  goed  teegens  den  Steen 
der  Blaas,  en  ’t  Graveel  der  Nieren. 


CCLXXVIII  HOOFDSTUK. 

ANYSKRUYD 

uyt  AMERICA. 

^MRM&aMjSS&En  aangenaam , zeer  welriekend  Ge- 
Dus  ge-  [»,  j j 

noenfd,  was,  door  Zaad,  voor  eenige  jaren  , 

ca  opge-  W;2  onder  meer  andere , zonder  naam  uyt 

queckt.  Spaanje  overgezonden  , en  in  mijnen 

Thuyn  gelukkig  voortgekomen  , is 
van  mij  dus  in  het  Neederlandfch  , 
en  in  het  Latijn  Anisoides  Americana  genoemd, 
om  dat  het  in  alle  deden  van  zich  geeft  een  zeer  lieflij- 
ke reuk,  gelijk  de  Anijs,  en  uyt  eygener  aart  in  Ame- 
rica groeyd. 

Grond.  Deezc  Plant  bemind  van  naturen  een  zandige,  goe- 
de aarde , met  een  weyuig  twee-jarige  Pacrdcmift , 
Veengrond , en  een-jarige  Hoenderdrek,  voorzichtig 
door  malkander  gemengd:  een  warme,  wel  ter  Zon  ge- 
leegene  plaats,  voor  alle  koude  winden  bewaard;  en  ta- 
melijk veel  water. 

Ge  (lal  te  Vergaat  niet  haaft  , maar  is  uyt  eygener  aart  lang- 

derBloc-  leevend.  Geeft  de  tweede  Zomer  (na  dat  ze  in  ’t  vo- 
men'  rige  jaar  met  een  waffende  Maan  van  May  in  een  Pot 
is  gezayd  geweeft)  volkomene,  doch  teedere  en  kley- 
ne  Bloemen  , hebbende  een  gedaante  van  het  Lych- 
nis,  of  Jenette.  In  het  opperde  der  Stoelen  ftaan'er 
veele  bij  malkander  gevoegd.  Rieken  zeer  lieflijk  , 
gelijk  Anijs.  Beftaan  uyt  vier  Bladert jens ; van  wel- 
ke zommige  voor  rond  , doch  de  meefte  in  ’t  midden 
met  een  kleync  indruk,  Herts-wijze  vercicrd  zijn , hou- 
den ook  inwendig  eenige  kleyne  Nopjens.  De  ver- 
we  is  bcvallijk  geel.  Doch  zelden  komt’er  in  deeze 
Geweften  eenig  rijp  Zaad  van  , ten  zij  met  heete  en 
drooge  tijden. 

Wortel.  De  Steel  en  al  de  Bladeren  verderven  van  zelfs  tec- 
gens  de  Winter ; doch  groeyen  ieder  Voorjaar  uyt  ha- 
re Wortel  op  nieuws  weer  voort.  Welke  Wortel  tee- 
dcr,  dun,  en  bruyn-verwig  is.  De  daar  uyt  opfehie- 
Stcelen.  tende  Steden  bekomen  in  onze  Geweften  de  hoogte 
van  anderhalve,  twee,  en  ook  wel  meerder  voeten.  Aan 
de  zelve  fpruyten  fchoonc  Bladeren  ; twee  vinger-lec- 
den,  wat  meer  of  minder,  lang;  ccne  vinger,  of  daar 
ontrent,  breed ; in  ’t  midden  op  ’t  breedfte  ; voor  en 
Gedainte  achter  fmal , of  fpits  toegaande : donker-groen  en  wat 
der  Bladc-  blinkende  van  verwe  , doch  onder  bleekcr.  Gemee- 
rcn>  nelijk  zijn’er  twee  en  twee  aan  de  Steden  regt  teegens 
malkander  over  gefield  ; op  geen  bijzondere  Steelt  jens 


ruftende  , maar  aan  de  voornaamftc  Steel  gelijk  als  vaft 
gehegt  zijnde:  in  het  midden  voorzien  met  een  groote 
regt-doorlopende  Ader  , waar  uyt  veel  andere  kleyne, 
echter  genoegzaam  zichtbare , zich  tot  aan  de  randen 
verfpreydende,  voortvlocyen.  De  bovenfte  Bladeren 
zijn  de  kleynfte  , ook  gantfeh  flegt : doch  de  andere 
aan  de  randen  bezienswaardig  gekarteld,  of  getand,  op 
zulk  een  wijze  als  het  Spir/ea  van  Theophraftus -,  doch 
wel  zoo  fterk. 

Ongeeme  verdraagd  deeze  Plant  veele  of  koude  Hoedanig 
Herfftrcegenen , fterke  Winden , Sneeuw,  en  Vorft.  inde  Win- 
Word derhalven  in  het  begin  van  Oflober , ook  wcl  ter  waar  te 
later,  of  een  weynig  vroeger,  na  dat  de  tijd  vereyfcht, nccmcn' 
binnens  huys  gebragt;  niet  dompig  gezet;  nauw  ge- 
wacht voor  een  doordringende  Vorft-,  gedurende  de  ge- 
heele  Winter  maar  een  of  tweemaal  met  zeer  weynig 
lauwgemaakt  Rcegenwater  van  boven  begoten.  Blijft 
wcl  zonder  vuur  over;  doch  beetcr,  warm  gezet  zijn- 
de, inzonderheyd  wanneer  ’t  hard  vrieft.  Word  niet 
voor  in  ’t  begin  van  April,  of  wat  later,  met  een  zoe- 
te Rcegen  en  aangename  Lucht  weer  buytcn  , en  de 
Zonncftralen  voorgefteld  : doch  ook  dan  voorzichtig 
bewaard  en  wel  gedekt  voor  koude  nagten  , Sneeuwi- 
ge  vochtigheyd , zuure  of  fchrale  Oojle-  en  Noor  de - 
winden. 

Door  haar  Zaad  wil  ze  zich  hier,  ter  oorzaak  van  Aanwin- 
de koudheyd  onzer  luchtftreek , zeer  bezwaarlijk  la-  ning. 
ten  vermeenigvuldigen.  Kan  echter  bequamelijk  aan- 
gewonnen worden  door  hare  aangegroeyde  nieuwe  Wor- 
telen, welke  men,  met  een  waffende  Maan  van  April 
of  May  , als  de  koude  voorbij  is  , zeer  voorzichtig 
met  een  fcharp  Mes  van  de  oude  afneemt,  en  in  Pot- 
ten verplant. 

Het  is  verwonderenswaardig , dat  niet  alleen  de  Stee-  Aanmerk- 
len , Bloemen,  en  fchoonc  Bladeren  deezer  Plant , maar  lijkheyd. 
ook  de  Wortelen , uyt  de  aarde  genomen , een  aange- 
name Anijzige  geur  van  zich  geeven ; welke  niet  alleen 
’t  Hoofd  , maar  ook  al  de  inwendige  deelen  des  Lig* 
chaams  zeer  verquikt  en  verfrifcht. 

KRACHTEN. 

HEt  Anijskruyd  uyt  America  , is  in  den  vierden  Deugden 
graad  van  naturen  warm  en  droog;  fubtyl , en 
doordringende  van  deelen. 

Drijft  het  Water  en  de  doode  Vrucht  af.  Verwekt  deezes 
de  Maandftonden  : geeft  een  goeden  Adem-,  vermeer-  kruyds 
derd  de  Mell^  in  der  Vrouwen  Borften  : wcerftaat  het  teeSe"* 
vergif.  Veroorzaakt  luft  tot  het  Echte  werkj.  neemt  VCC  " ** 
wcch  de  Hoofdpijn  : is  zeer  dienftig  voor  onzinnige 
menfehen.  Verdrijft  de  dorft  der  Waterzuchtige-,  en  de 
hittigheyd  der  K oor t zen.  Verwarmd  de  Maag-,  is  goed 
voorde  Steen  der  Nieren  en  der  Blaas ; verdund  ook 
alle  ejuade  vochten. 

Met  een  weynig  Honig  ingenomen,  doed  het  dik- Gebree- 
maal  braken  ophouden.  Is  dienftig  voor  de  Aloeder  ; ken- 
en geneeft  allerley  flag  van  gezwellen. 

Ik  heb  door  ervarentheyd  bevonden , dat  de  Blade-  Ook  tot 
ren  , of  een  geheele  Tal gelegt  op  een  plaats  , daar  verdrij- 
zich  Wandluyzen  onthouden,  al  de  zelve  doen  ver-  Wandluy- 
huyzen  door  haar  aangename  en  krachtige  reuk  ; zoo  zen , en 
dat  de  Bcdfteede  binnen  weynige  dagen  van  dit  onge-  Mieren, 
diert  gantfeh  zuyver  zal  zijn.  Verjagen  defgelijks  de 
Mieren  , zoo  datze  niet  zullen  komen  komen  ontrent 
de  plaats  daar  deeze  Plant  groeyd,  of  eenige  Bladeren 
nccrgelegt  zijn. 


CCLXXIX. 


Aspergie.  Erinus  van  DioscoRides.  670 


CCLXXlX  HOOFDSTUK. 

A S P E R G I E. 

Verfchey.  Aspersie  , bij  ieder  bekend  en  be- 
de namen.  mjnd  5 WOrd  in  ’t  Neederlandfch  niet 

fa  a^cen  dus  > maar  ook  , weegens  de 

fchoonhcyd  harer  Vruchten , van  zom- 
mige  Koraalkruyd  , van  andere 
Sargel  , maar  bceter  Spergel  ge- 
noemd. In  het  Latijn  Asparagus  , of  Spara- 
gus:  in’t Hoogduytfch  Spargen:  in  ’t  Franfch  Asper- 
ges , of  Sperages  : in  ’t  Italiaan fch  Asparago,  of 
ook  Asparaci. 

Twee  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  twee  veran- 
verander-  derlijke  foorten  ; namentlijk : 

ten*-  °0r"  Asparagus  sativus,  of. tamme  Hfpergie.  II. 
Asparagus  sylvestris  , of  wilde  Zfpergic  ; ook 
genoemd  Spina  muris  , of  Corruda  : van  welke 
drie  of  vier  onderfcheydcne  foorten  worden  gevon- 
den , gelijk  te  zien  is  bij  de  geleerde  Carolus 
Clusius  ; weynig  verfchillende  , als  in  de  teeder- 
heyd  en  fcharphcyd  harer  Bladeren  : dan  ook  noch 
vcrfcheydcn  van  de  tamme  in  de  Eouwing  en  M'aar- 
neeming. 

Tamme  De  Asparagus  sativus  , of  tamme  Hfpergie  , 
Afpcrgie.  bemind  een  zeer  vette  , luchtige  , wel-omgeroerde  en 
Grond,  kleyn-gemaaktc  grond : een  opene,  vrije,  beqiiaamlijk 
ter  Zon  geleegenc  plaats,  en  veel  Water.  Blijft  ceni- 
gc  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Verdraagd  allerley  ongclee- 
gentheeden  der  Winter  , en  geeft  ieder  jaar  gemeenelijk 
volkomene  rijpe  Vrucht , van  een  aangenaam-roodc  ver- 
we,  met  zwartachtig-bruyn  Zaad  van  binnen  gevuld  : 
waar  door,  en  dan  ook  door  hare  aangegroeyde  Worte- 
len, deeze  foort  kan  aangewonnen  cn  vermeenigvuldigd 
worden  op  de  volgende  wijze. 

Aanwin-  Neem  een  Bed , of  andere  plaats  van  uwen  Hof , zoo 
ning.cn  groot  als  gij  wilt,  cn  Mcft  het  zelve  zeer  fterk  met 
verrnee-  rwcc-jarigc  Koeyemift  en  veel  Zand.  Maak  daar  na  , 
nigvuldi-  aarcic  wej  lileyn 

gewreeven  zijnde,  gaatjens  daar  in 
^in^’  twee  vingeren  breedte  diep,  ieder  een  voet  van  malkan- 
der af.  Werp  dan  , ftraks  na  het  eerfte  quartier  der 
wallende  Maan  van  Alaert , in  elk  kuyltje  twee  Zaden , 
en  bedek  de  zelve  terflond  met  aarde : en  in  ’t  laatfte 
van  Ottober  ’t  geheele  Bed  met  oude,  of  ook  wel  met 
een  koek  van  varflehe  Koeyemift.  Laat  ze  dus  leggen 
tot  in  ’t  midden  van  Maert ; of,  na  gcleegcntheyd  van 
de  tijd,  wat  langer.  Wrijf  dan  de  Mift  met  uwe  Han- 
den zoo  klcyn  als  mogclijk  is , latende  die  leggen  op 
de  zelve  plaats ; zoo  word  de  vettigheyd  daar  van  door 
den  recgen  na  beneeden  tot  op  de  Wortelen  gedreeven  , 
waar  door  ze  merkelijk  aangroeyen. 
eerft,  door  Als  dit  dus  ieder  jaar  verrigt  is , en  deeze  jonge  Plan- 
kur  Zaad.  ten  twee  of  drie  jaren  ftil  geftaan  hebben  , worden  ze 
uyt  hare  eerfte  aarde  opgenomen  , cn  verplant  in  de 
tweede,  daar  in  zij  wel  agt  of  tien  jaren  lang  mogen 
blijven,  zonder  eens  gerept  te  worden.  Bij  de  opnoe- 
ming moet  men  zorgvuldig  zijn  , dat  de  voornaamfte 
punten  der  M ortelen  niet  worden  geftoten  of  afgebro- 
ken ; want  in  zulk  een  geval  zouden  de  Mortelen  ver- 
gaan , cn  de  Plant  weer  nieuwe  moeten  maken ; waar 
door  ze  in  het  groeyen  zeer  zou  vcrachteren.  In  de 
verplanting  moet  men  op  de  volgende  manier  te  werk 
gaan. 

En  op  wat  Graaf  uyt  een  Bed , ’t  welk  nu  een  jaar  ftil  en  zon- 

voor  een  der  Vruchten  geleegen  heeft , al  de  aarde  uyt , vier 
wijze  maatvoeten,  of  meer  diepte.  Leg  daar  in,  een  halve 
voet  hoog , goed  Zand , zonder  eenige  zoufigheyd  : 
daar  op  cen-jarigc  Koeyemift,  ter  hoogte  van  een  voet. 
Tree  de  zelve  met  uwe  voeten  wat  digt  in  een.  Doe 
daar  op,  drie  vingeren  breed  hoog,  half  Schapen-  cn 
half  Duyvcnmift,  met  genoegzaam  Zand  doorarbeyd. 
Alweer  op  de  zelve  cen-jarigc  Koeyemift , met  varf- 


fche  Draf  of  Zand  doormengd.  Dan  op  nieuws , dritf 
vingeren  breedte  hoog,  half  Schapen-  en  half  Duyven- 
mift , ook  met  Zand  doormengr  : of  indien  gij  zoo 
veel  Duyvcnmift  niet  bekomen  kond,  doe  daar  bij  zoo 
veel  Hoendcrdrek,  als  u noch  van  nooden  zal  zijn;  ook 
genoegzame  Draf.  Zoo  voorts  al  wederom , tot  dat 
gij , op  drie  vierde  deelcn  van  een  voet  na , met  de  an- 
dere grond  gelijk  zijt.  Lcg’er  dan  boven  op  vijf  duy- 
men  breedte  goede,  vette,  zeer  zandige  aarde,  door- 
mengd met  varflehe  Draf,  wel  klcyn-gemaakt.  Zet 
hierop  uwe  Planten  , anderhalve  voet  van  malkander: 
ieder  Plant  op  een  gemaakte  hoogte  , in  welker  mid- 
den de  Kop  of ’t  Hoofd  der  Plant  kome  te  ftaan  , zul- 
kerwijs , dat  de  Wortelen  daarom  heenen  een  weynig 
neerwaarts  in  de  rondte  leggen.  Dit  moet  gefchieden  raen  j,;ef 
in  de  Maand  Maert  tecgcns  de  volle  Maan.  Bedek  ze  ontrent 
dan  met  de  zelve  gantfeh  zandige  vette  grond , voor-  te 
zien  zijnde  met  een  goed  deel  Draf  (zuyver  en  flegt  ge-  ggan> 
maakt)  drie  duym  breed  hoog,  cn  laatze  dus  ftaan, 
tot  dat  hare  Wortelen  , te  zeer  vermeenigvuldigd , 
noodwendig  een  weer  opneeming  vereyflehen;  ’t  welk 
zelden  gefchicd,  voor  dat  tien  jaren  voorbij  zijn  gelopen. 

Zommigc  gebruyken  een  geheel  andej^  manier  on-  Andere 
trent  de  bcrcydmg  harer  Hfpcrgie-bcdden ; te  weeten 
deeze  : 

Zij  graven  de  zelve  niet  meer  als  twee  voeten  diep  manier 
uyt.  Vullen  de  uyrgegravene  plaats  dan  met  goede  v.an  plan' 
cen-jarigc  Koeyemift  , anderhalve  voet  hoogte.  Be-  tin®’ 
dekken  die  met  goede,  vette,  cn  zandige  aarde,  twee 
maatduymen  hoog,  en  zetten  de HJperoic-wortclen  daar 
op;  de  zelve  weer  overleggende  met  zandige  aarde,  en 
deeze  aarde  weer  met  cen-jarigc  Koeyemift.  Deeze  wij- 
ze word  van  veele  gepreezen ; ja  voor  bceter  dan  de  an- 
dere gehouden. 

Ondertuflchen  , indien  men  ieder  jaar  in  de  Aiaert  Hoe  men 
de  Wortelen  deezer  Zfpergicn  met  een  Vork  een  wey-  zeer  dikke 
nig  oplicht , en  de  zelve  van  onder  niet  alleen  met  twee- 
jarige  Koeyemift  , doormengt  met  een  tamelijke  veel-  men/ 
heyd  van  Draf,  voorziet;  maar  dan  ook  alle  dove  of 
verdorvene  koppen  daar  uytzockt,  cn  wechneemt,  zoö 
zullen  ze  in  dihe  zeer  aanwaden , cn  geweldig  aangroe- 
yen , inzoDderheyd,  wanneer  ze  een  zandige  grond  ge- 
nieten, welke  ze  van  naturen  geerne  hebben;  cn  daar  in 
verwonderlijk  dik^  worden  ; ’t  welk  in  een  andere  aarde 
onmogelijk  is. 

Dus  verzet  zijnde , mogen  ze  voor  de  eerfte  maal  v/at  bl’J 
niet  afgefneedeu  worden  , voor  dat  ze  ten  minften  drie 
jaren  hebben  ftil  geftaan  ; want  hier  door  zullen  ze  waar  te 
meerder  fterkte  bekomen , en  dies  te  becter  zijn.  Ook  neemen. 
moet  men  ze  dan  niet  langer  als  tot  den  twintigften 
Ju»)  affnijden ; waar  bij  noch  aan  te  merken  ftaaf,  dat 
men  jaarlijks  moet  wechneemen  zoo  wel  alle  dunne 
ah  dikke  Scheuten.  Want  indien  men  de  dil^e  wou 
affnijden , en  de  dunne  laten  ftaan , zoo  zouden  dee- 
ze de  mcefter  fpeelen  , en  de  Planten  zoo  zeer  doen 
verzwakken  , dat  men  naderhand  aan  de  zelve  geen 
goede  meer  zou  vinden,  vermits  ze  al  ’t  vocdzcl  na  zich 
trekken. 

Men  moet  ook  goede  zorge  dragen,  dat  in  ’t  Voor-  VeHertf 
jaar  niet  alle  Jpruyten  worden  afgefneedeu.  Nood-  ^gneS"' 
wendig  moet  men  eenige  der  befte  laten  ftaan,  om  daar 
van  (indien  men  ’t  begeerd)  Zaad  te  konnen  winnen. 

Anders  zouden  de  Wortelen  te  zeer  in  hare  kracht  wor- 
den gekrenkt. 

Het  Zaad  volkomen  rijp,  en  in  droog  Weer  ge-  ontrent  de 
wonnen  zijnde  (gelijk  men  allerley  Zaden  moet  doen)  z.31llwlI>* 
laat  men  eevcnwcl  hare  Steelen  ftaan  groeyen,  tot  op  den  mnS, 
twintigften  van  September.  Dan  (nijd  men  ze  cerft  af; 
veel  bequamer  en  beeter  in  de  afgaande  als  de  waf- 
fende  Maan.  Indien  het  eerder  komt  te  gefchieden, 
zoo  gcevenze  lichtelijk  noch  voor  de  Winter  nieuwe 
Scheuten,  waar  doorze,  in  hare  kracht  verzwakkende, 
in  ’t  volgende  Voorjaar  veel  kleyucr  en  dunner Zfp er giert 
te  voorfchijn  brengen. 


Het 


en  ecnige 


andere 

dingen. 


Wilde 
Alpergie , 


Grond. 


Hoe  men 
ze  moet 
waarnce- 
rnen. 


Vierder- 
Icy  foor- 
ten  hier 
van  opge- 
qaeckt. 


G alen.  I.  6. 
MeJ.Simj). 
Dorjlcn. 
1:6.  Hert. 

fel-  1 74- 

Lufitan. 

1. 1.  eunrr. 
**8. 


Lonie.  I. 1. 
c.  148. 
JEgin.  1. 7. 

Diofc.  I.  2. 
r.  ifz. 


67 1 Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  671 


Het  gebeurd  ook  wel , dat  tuffehen  de  oude  Planten , 
door  het  van  zelfs  neergevallene  Zaad,  dikmaal  jongen 
opflaan  : welke  men  terftond  zorgvuldig  moet  wech- 
neemen,  op  dat  ze  de  andere  niet  van  haar  vocdzcl  be- 
roofden. Ook  moet  men  ieder  jaar  ’t  neergevallene 
Zaad  vlijtig  van  de  Bedden  opleezen , op  dat’ er  geen 
jongen  uyt  mogten  voortgroeyen. 

Daarenboven  word  men  zomtijds  gewaar,  dat  ecnige 
Afpergies  met  hare  Wortelen  een  weynig  om  hoog  rij- 
zen ; ’t  welk  nochtans  zelden  in  ecnige  Zand-grond  , 
maar  wel  in  de  andere  word  vernomen.  Hier  voor  , 
gelijk  ook  voor  de  koude  der  Winter , is  zeer  dien- 
ftig,  dat  men  in  ’t  laatfte  van  Oiïober  , of ’t  begin  van 
November , in  ieder  jaar,  ccven  voor  de  Vorft , haar  be- 
dekkemet  een  vingerbreed  hoogte  loutere  Duyvcnmift, 
cn  daar  op  lcgge,  twee  vingerbreed  hoog,  varlfche,  of 
ccn-jarige  Koeycmift:  welke  men  daar  na  in  Maert  met 
de  handen  kleyn  wrijfd,  en  daar  op  laat  blijven.  Dus 
zalmen  jaarlijks,  boven  alle  andere, groote  cn  delicate  A- 
fpergies  bekomen. 

De  wilde  Aspercie  , in  het  Latijn  Corruda  , 
of  ook  (gelijk  hier  boven  gezegt  is)  Asparagus  syl- 
vestris  genoemd,  word  in  deeze  Geweften,  weegens 
hare  teederheyd,  niet  ter  fpijze  gebruykt. 

Zij  bemind  uyt  eygener  aart  een  zandige  aarde,  met 
een  weynig  Veengrond  cn  twee-jarigc  Paerdcmift  door- 
mengd:  een  warme,  wel  ter  Zon  gcleegene  plaats,  en 
matige  vochtigheyd. 

Kan  noch  koude  Herfftrcegencn  , noch  ecnige  Vorjl 
verdragen.  Word  dcrhalven , met  een  waflende  Maan 
van  April , in  een  Pot  zoo  wel  gezayd  als  geplant  : 
in  Ottobcr  binnens  huys  gebragt  : de  geheclc  Win- 
ter door  droog  gehouden ; en  in  ’t  begin  van  April , 
met  een  reegenachtig  Weer,  wederom  in  de  Lucht 
gefield. 

Ik  heb  hier  van  vier  onderfcheydene /horten,  uyt  Por- 
tugalfch  Zaad  voor  deezen  aangewonnen , over  de 
z.eeven  jaren  lang  opgequeckt  : maar  noyt  eenige 

Bloemen , veel  min  Zaad , daar  aan  gezien  , vermits 
ze  de  koude  deezer  Landen  niet  konnen  lijden.  Waar- 
om ze  ook  met’er  tijd  verminderden,  cn  eyndelijk 
gantfeh  vergingen. 

KRACHTEN. 

DE  jonge  Scheut  jent  der  Afpergien , of  Afpa- 
ragus,  gezoden  , en  als  een  Salade  met  Oly , 
Edik , Pceper  cn  Zout  gegeeten  , geeven  een 
matig  voedzel  aan  het  Ligchaam  : zijn  tamelijk  voch- 
tig van  aart,  en  in  den  eerften  graad  verwarmende,  ook 
afvagende. 

Voor  ieder  zijn  ze  zeer  gezond:  doen  een  klaar  en 
helder  Gedicht  bekomen  ; neemen  wech  de  Heupen- 
pijn , en  de  Borftfmcrtcn  : geeven  een  goede  verwe  • 
verwekken  een  zachte  Stoelgang : zijn  goed  voor  de 
Blaas,  en  tcegens  de  Druppel-pis.  Vermeerderen  het 
Zaad ; maken  luft  tot  de  BijJIaap',  cn  doen  het  Water 
in  de  Blaas  Hinken. 

De  Wortelen  deezer  Plant  zijn  gematigt  tuffehen 
warm  en  koud ; doch  wat  drogende , en  een  weynig 
afvagende  van  aart. 

De  zelve  in  Wijn  gekookt,  cn  daar  van  ieder  mor- 
gen nuchteren,  eenige  dagen  achter  malkander,  een 
Roemertje  gedronken,  gencefl  de  roodc  Loop:  brengt 
de  verft  uy  kt  e Lecden  weer  te  regt  : verdrijft  de  pijn 
van  de  Moeder.  Is  goed  voor  de  Geelzucht,  cn  het 
Graveel',  opend  de  verftopping  in  de  Blaas , van  de 
Lcever  en  Nieren  : verlicht  de  gebreeken  der  Borft  ; 
en  verdrijft  de  Tandpijn , de  Mond  daar  mee  gc- 
waflehen. 

De  gedroogde  Wortel  in  de  Tanden  gefloken , doed 
ze  ttytvallen:  doch  de  varfTchc  aan  de  zwellende  Tan- 
den gelegt,  neemt  de  fmerten  daar  van  wech.  ’t  Zaad 
liecft  de  zelve  kracht. 


De  2 vilde  Afperfte , of  Corruda,  in  Wijn  gekookt,  Apultj. 
is  goed  teegens  al  de  genoemde  gebreeken.  Gcnecfl  l,b-Hcrt- 
daarenboven  de  beeten  en  fteeken  der  vergiftige  Dieren.  ‘ 4' 
Verdrijft  ook  de  pijn  der  Nieren. 

Het  Water , waar  in  men  deeze  wilde  Afpergies  heeft  ■Do^- 1-  24’ 
gezoden,  de  Honden  te  drinken  gegeeven  5 doed  dec  l^‘ 
zei vefterven,  gelijk  zommige  geloven. 


CCLXXX  HOOFDSTUK. 

E R I N U S 

van  DIOSCORIDES. 

It  raar  en  weynig  bekend  Gewas  is,  Namen, 
mijns  weetens,  met  geenen  anderen, 
als  deezen  naam,  bekend;  behalven 
dat  het  ook  van  veele  word  gehou- 
den voor  het  Echinus  Galeni  , 
van  Matthias  de  Lobel  genoemt 
Clinopodium  minus,  of  wilde 

Bastlicom. 

Het  bemind  een  goede , gemeene , zandige  aarde  , Grond, 
met  een  weynig  twee-jarige  Koeyemifl  vermengd  : 
een  warme,  vrije,  wel  ter  Zon  gcleegene  plaats;  en 
veel  Water.  Vergaat  van  naturen  niet  haafl  , maarWortel' 
blijft  lang  in  ’t  leeven.  Geeft  ieder  Voorjaar  uyt  een 
lange,  een  kleyne  vinger  dikke,  ronde,  gedachtige, 
uytwendig  met  eenige  witte  plekken , en  veele  Knob- 
beltjens  aan  alle  kanten  voorziene , doch  van  binnen 
gantfeh  witte  Mortel , tamelijk  veel  Bladeren,  ruften- Gedaante 
de  op  lange,  dunne  Steelt  jens.  Zijn  niet  groot ; rond- der  Bladc- 
achtig , met  ftompe  kerven  aan  de  kanten  gedaagd ; ren* 
van  gedaante  als  die  van  het  Hedera  terrestris  , 
of  Hondjensdraf,  immers  de  zelve  niet  ongclijk : Gras- 
groen van  verwe  ; gemeenelijk  neerwaarts  hangende  , 
inwendig  gevuld  met  een  wit  Zap , en  begaafd  met  een 
regt-doorgaande  Ader,  waar  uyt  verfcheydcnc  kleyne 
dwars-Adertjens  voortfchicten. 

Tuffehen  deeze  Bladeren  worden  gezien  vijf  of  zes  Gefhlte 
ronde,  teedere,  ook  met  een  Adeikachtig  Zap  van  bin-  dcr  Bloc" 
ncn  voorziene,  ruym  een  hand  hoog  opfehietende  Tak r me"’ 
jens,  aan  bcydc  zijden  met  Bladertjcns  vercierd;  wel- 
ke haar  boven  verdeden  in  veele  z.ijde-takjens  : uyt 
welker  opperfte  punt  de  Bloemen  te  voorfchijn  komen. 

Deeze  zijn  uyt  den  witten  bleek-blauw.  Beftaan  uyt 
vijf  voor  fpits  toegaande  Bladertjcns , zich  vergelij- 
kende met  die  van  de  gemeene  witte  J afmijn,  en  zijn 
van  binnen  verrijkt  met  een  geel  Afhangz,eltje.  Als  ze 
eenige  dagen  lang  open  hebben  geftaan  , vallen  ze  af , 
nalatende  ( doch  niet  als  met  zeer  warme  Zomers ) vol-  Zaad. 
komen  rijp  Zaad , van  verwe  zwart , van  fmaak  am- 
per. 

Verdraagt,  buyten  ftaande,  zeer  ongeerne  Ac  Win-  Hoe  in  de 
ter-kpude.  Word  derhalven  met  een  waffende  Maan  wintcr 
van  April  in  een  Pot  zoo  wel  eezayd  als  geplant,  een  naar  lc 

• 1 ; t TT  ra  ° r neemen. 

weynig  gewagt  voor  veel  koude  Her fftreegenen:  ontrent 
half  Oilober , wat  eerder  of  later,  na  dat  het  Weer  zich 
aanfteld  , binnens  huys  gebragt , en  op  een  luchtige 
plaats  gefield ; daar  ze  door  de  Vcnftercn  de  Zonneftra- 
len  mag  genieten,  zoo  lang  de  aandringende  VorftmWs 
niet  komt  te  verhinderen.  Gedurende  de  geheel eM  'inter 
moet  ze  niet  als  met  lauwgemaakt  Reegenwater  van  bo- 
ven onderhouden  worden  : daar  na  bij  tijds  weer  de 
Lucht  ontfangen ; cn  in  ’t  laatfte  van  Adaert , met  een 
zachte  RGegen  weer  buyten  gezet ; eevenwel  dan  noch 
voor  vriezende  nagten  en  fchrale  winden  wel  bewaard 
zijn. 

Kan  in  deeze  onze  Geweften  aangewonnen  worden,  Aanwin- 
nict  door  Zaad,  maar  door  hare  bij  de  zijden  des  Wor-  ninE- 
tels  uytlopendc  jonge  Scheuten : welke  men  ten  halven 
op  de  wijze  der  Angelieren  infnijd;  daar  na,' Worte- 
len bekomen  hebbende , met  een  wafTcndc  Maan  van 

April 


671  Steekende  Kaarden  uyt  America.  RoomschNetelkruyö.  674 


April  in  Porten  verplant.  Alleenlijk  hier  door  kan 
men  ze  vermeenigvuldigen . 

KRACHTEN. 


Dk/c. 1. 4.  T Tilt  Zap,  geparfl  uyt  de  Bladeren  deezer  Plant , 
29‘  I I vermengt  met  een  weynig  Zwavel  en  Salpèeter; 

"^dan  met  Boomwol  in  de  öorfwgeftokenjneemt’er 
de  fmerten  van  wech. 

Het  Zaad  gefloten , en  met  wat  Honig  vermengt; 
dan  daar  mee  de  O ogen  bcflreeken,  verdrijft  het  loopen 
der  zelve. 


Geftaltc 
der  Bladc- 


Gedaante 
der  Bloe- 
men- 


Zaad, 


Hoedanig 
in  de  Win- 
ter waar  te 
neemen. 


ccLXxxt  Hoofdstuk. 

TEEKENDE 
KAARDEN 
M E R I C A. 

jEn  ongemeen  en  zeer  fchoon  Gewas, 
word  in  het  Latijn  genoemd  Dip- 
sacus  spiNosus  Americanus  : in 
het  Hoogduytfch  Americanische 
Kartendistel;  en  in  het  Franfch 
Chardon  espineux  des  Indes. 

Decze  Plant  bemind  een  goede , zandige  aarde,  met 
een  weynig  twee-jarige  Pacrdc-cn  Koeyemifl,  van  bey- 
dc  ceven  veel , wel  door  malkander  gemengt  : een 
warme  , bequaam  ter  Zon  flaande  plaats , en  tame- 
lijk veel  vochtigheyd  in  de  Zomertijd.  Vergaat  niet 
haaft,  maar  blijft  eenige  jaren  in  ’t  leeven. 

Word  met  een  wafTende  Maan  van  April  of  May  in 
een  Pot  gezayd.  Brengt  de  tweede  Zomer  uyt  hare 
dikke,  in  veclc  Takken  verdeelde , langwerpige,  blee- 
ke  Wortel  fchoonc  Bladeren  voort,  op  de  wijze  van 
het  CiRSiuM,  zijnde  een  voet,  of  ook  meer  lang; 
drie  vingeren , wat  meer  of  min , breed ; digt  bij  mal- 
kander te  zamen-gevoegd  ; inwendig  als  hol  gefield  ; 
aangenaam  groen  van  verwe ; met  veele  doorlopende 
zichtbare  Aderen,  uyt  een  groote  in  ’t  midden , of  door- 
nige Rugge , voortkomende,  voor  in  een  fpits,  flee- 
kend  punt  eyndigende ; aan  de  randen  met  fcharpe 
tanden  bcvallijk  gedaagd,  en  over  al  met  kleyne  door- 
nen voorzien. 

Geeft  ook  uyt  hare  doornige  , langwerpig-ronde 
knoppen  in  Julius  en  Auguflus  bleek-wittc  Bloemen 
die  van  de  Scabiose  niet  zeer  ongelijk  , ruflende  op 
lange,  ronde,  purpurachtige , en  van  binnen  holle 
Steelen  (gelijk  het  Dipsacus  , of  de  folders  Kaarden ): 
waar  aan  zich  ook  vertonen  eenige  kleyne  Bladeren,  de 
zelve , twee  en  twee  teegen  den  anderen  over  , on- 
der als  omvattende  ; ook  verre  van  of  boven  mal- 
kander gefield.  Zelden  echter  komt’er  cenig  Zaad 
van , ten  zij  met  zeer  goede  en  zondcrling-droogc 
tijden. 

Is  reedelijk  hard  van  aart : verdraagd  echter  on- 
geerne  veel  koude  Herfftreegenen  , flerke  Wtnden  , 
Sneeuw , of  forfl.  Word  derhalven , in  een  Pot 
gefield  zijnde,  in  ’t  midden  van  Ottobcr , wat  eerder 
of  later,  na  geleegentheyd  van  de  bequaamheyd  of  on- 
bequaamheyd  des  tijds,  boven  wel  droog  geworden, 
binnens  huys  gebragt,  op  een  plaats , daar  ze  ontrent 
het  Vcnfler  gedurig  de  Lucht  kan  genieten,  doch  zon- 
der eenige  tochten  of  zuyging.  Want  hier  door  zou 
dit  fchoon  Gewas  verminderen,  en  binnen  weynigtijds 
al  quijnende  flcrven ; gelijk  ook  veel  meer  andere  Plan- 
ten gebeurd,  welke  door  zulke  tochten  veel  eer  enfehie- 
lijker  worden  wechgenomen  en  van  ’t  leeven  beroofd , 
als  door  eenige  doordringende  forfl.  Gedurende  de 
Winter  wil  ze  alleenlijk  met  een  weynig  lauwgemaakt 
Reegen  water  van  onder  begoten ; in  vriezend  Weer 


verre  van  den  Oven  gefield  zijn  , en  bij  tijds  weer 
de  Lucht  genieten.  Ifi  ’t  begin  van  April,  of  wat  la- 
ter, brengt  men  ze,  met  een  zoet  Reegcntje,  weer  buy- 
ten  in  de  Zonneflralen. 

Kan  zoo  wel  door  haar  Zaad,  wanneer  het  maar  Aanwin; 
rijp  geworden  is,  met  een  wafTende  Maan  van  April  ninS* 
of  May  gezayd  , aangewonnen  en  vcrmeenigvuldigd 
worden  , als  door  hare  aangegroeyde  jongen  ; welke 
men  met  de  zelve  Aprilfche  Maan  van  de  oude  afneemt, 
en  verplant. 

Dit  aardig  en  aangenaam  Gewas  , heeft,  boven  ha-  Wonder- 
re  fchoonc  aanfehouwing,  waar  door  ze  de  Oogen  van  g{.nfchap 
al  hare  bekijkers  verlufligd , noch  deeze  zonderlinge  van  de 
eygtnfchap  , dat  ze  meefl  al  de  B lader en  , van  onder  Bladeren 
op,  zoo  digt  in  malkander  fluyt,  en  voegt,  dat’er  de  p^er 
Reegcn  , van  boven  invallende , niet  weer  uyt  kan  lo- 
pen , niaar  lang  daar  in  blijft  flaan.  Waar  doorze  dan 
haar  zelven  , dorflig  zijnde , verduikt  en  verfrifcht. 

Want  als  door  droogte  de  Bladeren  al  langzaam  in  ha- 
re kracht  verminderen,  en  een  weynig  opening  ma- 
ken , zoo  zakt  het  Water,  ’t  welk  zich  daar  in  onthou- 
den heeft,  neerwaarts,  en  bevochtigd  de  Wortel  zul- 
ker  wijze , dat  de  gehcelc  Plant  weer  in  hare  voorige 
kracht  word  herflcld. 

KRACHTEN. 

STeeckende  Kaarden  uyt  America , of  Dip  facits  fpi-  Aart  en 
nofis  Americanus , is  warm  en  droog  tot  in  ’t  be-  deugden, 
gin  van  den  vierden  graad;  ook  bitter,  fcharp,  en 
geurig  van  fmaak. 

De  Wortel  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  mor-  u-  A. 
gens  nuchtéren  een  weynig-  gedronken  ; of  de  zelve  Kacc^fl’ 
gedroogd  en  gepulverizeert , dan  drie  Drachmen  daar 
van  met  Wijn  warm  ingenomen,  verdrijft  uyt  het  Lig-  c.  11. 
chaam  allcrley  quade  en  koude  vochten  : verwarmt  en 
verflerkt  een  zwakke  , verkoude  Maag.  Verjaagd 
krachtig  de  Winden : is  goed  tcegens  het  Colijkj  ver- 
wekt luft  tot  Btjft.zpen  , en  de  Maandjlonden  : drijft 
het  water  der  Blaas  af,  en  weerflaat  de  beeten  der 
giftige  Dieren. 


CCLXXXII  HOOFDSTUK. 

R O O M S C H 

NETELKRUYD. 

P het  Needcrlandfch  dus  genoemd , Namen, 
om  dat  het  in  en  ontrent  de  Stad 
Roomcn , doch  ook  in  meer  andere 
warme  Landen,  overvloedig  groeyd, 
word  in  ’t  Latijn  geheeten  Urtica 
Romana:  in  ’t  Franfch  Ortie  Ita- 
lienne  : in ’t  Hoogduytfch  Welsche  Nessel;  in't 
Jtaliaanfch  Ortica. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  veranderlijke  Tweever- 
foorten  bekend ; namentlijk:  anderlijke 

’ ' f , loorten. 

I.  Urtica  Romana  foliis  iNTEGRis,of Roomfch 
Netelkruyd  met  gcheele  Bladeren.  II.  Urtica  Ro- 
mana foliis  INCISTS  , of  Roomfch  Netelkruyd  met 
gekartelde,  of  ingefneedene  Bladeren.  Beyde  zijn  ze  van 
de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemcene,  zachte,  of  ook  een  vet- Grond, 
te,  welgebouwde  grond.  Hebben  liever  een  opene  als 
een  fchaduwachtige  plaats.  Groeyen  met  veel  Water, 
en  ook  met  matige  vochtigheyd.  Blijven  niet  langer 
dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Krijgen  in  den  Herffl 
volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  meê  door  een  kley-  Zaad. 
ne  forfl. 

Dit  Zaad  word  ieder  Voorjaar , met  een  wafTende  Aanwin- 
Maan  van  Maert,  op  nieuws,  niet  diep,  de  aarde  weermn^’ 
aanbevolen.  Doch  flaat  ook  , door  het  neergevallene, 

V v van 


tf7c  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , lil  Boek  , 6y6 


van  zelfs  wel  op.  Hier  door  konncnze  genoeg  aange- 
wonnen en  vermeenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

Galt».  1. 6.  Bladeren  van  Roomfch  Netdkruyd,  of  Vrtica 

At  simp.  8 y Romana ; zijn  verwarmende  in  den  eerften graad; 
MtJ.fac.  Jk — r 00k  afvagende  van  aart. 

luchf.hift.  1°  Warmoes,  of  andere  fpijzen  gebruykt , ook  in 
ïl.c.  37’.  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken,  maken  ze 
een  open  Ligchaam : drijven  het  Graveel  af;  doen 
gemakkelijk  water  lojfeu ; bevorderen  der  Vrouwen 
Maandftonden ; en  verwekken  luft  tot  het  Echte  werk. 
In  de  Zlecfch-Keetel  gedaan , doen  ze  het  vleefch  haajl 
gaar  worden. 

Diofc.  I.  4.  De  zelve  Bladeren  gefloten , met  Zout  vermengt , 
c-  s>+.  en  op  de  beet  en  der  dolle  Honden  , ook  op  allerley 
vujte  zsweeringen  gelegt  , gencezen  de  zelve.  Ge- 
mengd met  Oly  en  Wafch , dan  Plaaflers-wijze  ge- 
daan op  een  verharde  Milt , brengen  de  zelve  weer 
te  regt. 

Durantts  Het  Zaad  is  verwarmende  en  verdrogende  tot  in  den 
lib.  Herb.  tweeden  graad. 

f«l.  323.  nen  Drachma  van  ’t  zelve  gefloten ; met  Wijn  en 
Zuykec  ingenomen  , is  goed  voor  den  Hoejl , ’t  zwel- 
len van  de  Longe , en  ’t  Pleuris.  Reynigd  de  Korft  van 
alle  tape  Fluymen  en  ejuade  vochten : dood  de  Wormen: 
flrijd  teegens  het  vergif ; verwarmd  en  zuyverd  de 
A Poeder. 

Plin.  I ïi.  Een  halve  Drachma  van  ’t  zelve  Zaad  ’s  avonds  na 
f*‘3-  den  ceten  met  Mcede  gedronken,  doed  overgeeven. 

Een  Drachma  met  Rhijnfchc  Wijn  gebruykt,  breekt 
de  Steen  der  Nieren,  en  der  Blaas. 


CCLXXXIII  HOOFDSTUK. 

VERKEERD 

NETELKRUYD. 

Namen  het  Neederlandfeh  niet  alleen  dus, 

SïfNjrf?  maar  ook  van  veele  Doove  Nete- 

fpNfiV  len  genoemd.  In  het  Latijn  La- 

■ ïl*l  fcm  - UrTICA  INERS  , of  MOR- 

: in  het  Floogduytfch  Taube 
Nesset  : in  het  Eranfch  Ortie 
morte  : in  ’t  Italiaanfch  Gahopsi  , of  Ortica 

FETIDA. 

. on  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  agt  onderfcheydene 
derfchey-  foorten  bekend ; namentlijk: 

denefoor-  I.  Lamium  maculosum  flore  luteo,  of  bonte 
ten-  Doove  Netelen  niet  een  geele  fchoont  Bloem.  H,  Fo- 
lio caulem  ambiente  , of  met  Bladeren , rondom 
de  Steel  Kittende.  III.  Sylvestre  flore  albo  , 
of  wilde  met  een  witte  Bloem.  IV.  Sylvestre  flo- 
re purpureo  , of  wilde  met  een  purpure  Bloem.  V. 
Fcctidum  flore  rubro,  of ftinkende  met  een  roode 
Bloem.  VI.  Pannonicum  , of  doove  Netelen  uyt 
Pannonien  ; welke  ook  Galeopsis  tragi  , of  Ga - 
leopfts  van  Hieronymus  Tragus  , en  Hanekop 
word  gcheeten.  VII.  Scutatum,  of  Scutella- 
ria,  doove  Netelen,  met  Zaad  als  een  Schild,  of  als 
een  Helmet.  VIII.  Lamium  bulbosum  America- 
num,  of  Americaanfch  doof  Netelkruyd  met  een  Bol- 
wortcl.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zdve  Bouwing  enWaar- 
neeming. 

Grond.  Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede,  zan- 
dige, gemoenc  en  welgemeflte  grond:  meer  een  opene 
luchtige,  als  een  donkere  plaats,  en  veel  Water.  Kon- 
nen , buyten  flaande  , harde  Vbrft  zonder  groote  fcha- 
dc  verdragen.  Geeven  ook  meefl  den  tijd  volkomen 
rijp  Zaad ; ’t  welk  met  een  wallende  Maan  van  Alaert 
of  April , niet  diep  gelegt,  de  aarde  word  aanbevolen. 


Niet  alleen  hier  door  kan  men  ze  bequamelijk  vermee-  Aanwin. 
nigvuldigen , maar  ook  door  hare  aangewaflene  jongen;  ning. 
welke  men  met  de  genoemde  Aprilfche  Maan  van  de 
oude  afneemt,  en  verplant.  , 

Het  Lamium  folio  caulem  ambiente  , of  Doove 
doove  Netelen,  met  Bladeren  aan  de  Steel  Kittende;  Syl-  Netelen, 
vestre  flore  albo,  of  wilde  dove  Netelen  met  een  met 
witte  Bloem;  en  Sylvestre  flore  purpureo,  of sjceïa"icd-° 
wilde  met  een  purpure  Bloem,  duuren  niet  langer  dan  rende, 
eene  Zomer;  alhoewel  die  met  de  witte  Bloemen  ook  Wilde, 
wel  meefl  den  tijd  ’s  Winters  overblijft.  Worden  ^",etwce' 
derhalven  ieder  Zoorjaar  in  April  met  een  wafïende  ïkg^ 
Maan  gezayd.  Komen  ook, door  ’t  uytgevalleneZ<L*^, 
van  zelfs  wel  voort;  en  konnen  hier  door  genoegzaam 
vermeenigvuldigd  worden. 

Het  Lamium  maculosum  flore  luteo,  of  bon-  Bonte 
te  dove  Netelen,  met  een  geele  Bloem : F<xtidum  flo-  doove  Ne- 
RE  rubro,  of  ftinkende,  met  een  roode  Bloem;  Scu-tclen; 
tatum,  of  met  een  Schild-Kaad;  en  Pannonicum,  ennoch'’ 
of  uyt  Pannonien  , vergaan  niet  zoo  haaft,  maar  blij-  andere, 
ven  veele  jaren  in  ’t  keven.  Staan  alle  ongeleegent- 
heeden  der  Winter  geduldig  uyt ; en  geeven , doch  al- 
leen bij  goede  Zomers  , rijp  Zaad ; ’t  welk  men  op 
de  voorheenen  genoemde  tijd  in  de  aarde  moet  leg- 
gen. Hier  door  worden  ze  genoeg  vermeenigvuldigd;  Aanwin- 
cn  dan  ook  door  hare  aangegroeyde  )<>#££  Scheut jens.  ninS- 
OndertufTchen  heb  ik  door  ervarentheyd  bevonden, 
dat  het  Zaad  van  Lamium  scutatum,  of  doof  Ne- 
telkruyd met  een  Schi/d-Kaad,  niet  zoo  haafl  als  dat  van 
de  andere  te  voorfchijn  komt;  maar  zomtijds  een  half, 
ja  wel  een  geheel  jaar  lang  in  de  aarde  blijft  leggen,  eer 
men  ’t  ziet  opkomen. 

Het  Lamium  bulbosum  Americanum,  of  A-  Ameri- 
mcricaanfch  doof  Netclkruyd , met  een  Bolwortel , is  caankh 
een  bezienswaardig , fchoon  Gewas  , doch  het  teedcr-  Nef 
fle  van  alle.  Bemind  een  goede , zandige  aarde  , met  meteen3 
een  wcynig  twee-jarige  Paerdemifl  en  ’t  Mol  uyt  ver-  Bolwor- 
gane  Boomen , of  in  des  zelven  plaats  van  verrotte  Boom-  p *’ 
bladeren,  doormengt:  een  warme,  welgeleegene  plaats,  10n  ' 
en  matige  vochtigheyd. 

Geeft  in  decze  onze  koude  Geweflen  noch  Bloem  Wortel, 
noch  Zaad , ten  zij  met  zeer  warme  Zomers,  en  droo- 
ge  tijden.  Uyt  hare  ronde  Wortel,  die  van  de  Ari- 
stolochia  VERA  , of  opregte  ronde  Ariftolochie , in 
gedaante  genoegzaam  gelijk,  fchieten  op  vijf,  zes,  en 
noch  meerder  Steden ; een , ook  anderhalve  voet  lang. 

Aan  welke  gemeenclijk  zich  vertonen  vijf,  en  zeeven 
fqjjoonc  Bladeren,  gehegt  aan  korte  Steelt  jens  , twee  en  Bladeren, 
twee  regt  teegens  over  malkander  gefield  ; altijd  voor 
in  een  alleen  eyndigende.  Zijn  ovaals-wijze  rond;  be- 
vallijk-grocn ; niet  groot,  voorzien  met  drie  groote A- 
deren  in  ’t  midden  , op  de  wijze  van  Plantago,  of 
Weegbree;  waar  uyt  veele  kleync  ter  zijden  voortfehie- 
ten : ook  aan  hare  kanten  vercierd  met  nette  en  fpit  ze 
Tand  jens ; eyndigende  voor  in  een  fpits  punt.  Tuflchen 
de  zelve  worden  gedurig  aan  hare  Steden  nieuwe  uyt- 
loopzjden  gezien. 

Veel  koude  Herfftreegenen  , Stormwinden  , Sneeuw  Hoe  in  de 
of  flerke  Zbrft  kan  decze  Plant  gantfchlijk  niet  ver-  Winter 
dragen.  Word  derhalven  ( met  een  wallende  Maan  waar  tc 
van  April  in  een  Pot  gezayd  , en  als  ze  twee  jaren  daar  neemen* 
in  geflaan  heeft,  in  de  zdve  op  de  eyge  tijd  weer  ver- 
plant zijnde)  in  ’t  begin  van  Óftober,  of  een  weynig 
later  , na  tijds  gelecgentheyd  , binnens  huys  gebragt 
op  een  luchtige  plaats,  waar  in  niet  als  bij  vriezend 
Wéér  word  gevuurd : gedurende  de  Winter  van  boven 
begoten  met  een  weynig  lauwgemaakt  Reegenwater ; 
en  niet  voor  in  ’t  begin  of  op  de  helft  van  April, 
met  een  zoete  Lucht  en  Rcegen  , weer  buyten  de 
Zonneflralen  voorgeftcld. 

Decze  foort  kan  niet  (gelijk  wel  de  andere)  door  Aanwin- 
hare  Wortel , maar  alleenlijk  door  Zaad  aangewonnen  en  ning- 
vermeenigvuldigd  worden. 


KRACH- 


<?77  Verkeerd  Netelkruyd. 

krachten. 

Aart.  "V  T Er  keer d Netelkruyd , of  Lamium , is  warm  en 
V droog  in  den  eerften  graad. 

Diofc.l.4.  ~ De  Bladeren,  het  Zap,  de  Netelen,  of  het 
c.  9/.  Zaad,  met  Zout  en  Edik  vermengt , en  dan  Paps-  of 
ïlin.  1. 17-  Plaafters-wijzc  gelcgt  op  vuyle  , verrotte  z.eeren  , de 
Tra  ut  1 1 kanker  , ineet ende-  en  ook  Bloed-z-weeren  , alle  ge- 
c.  1.  qttetjle , gewondde , gebrandde  Leeden,  Klieren,  krop- 
Zjiveercn  , het  Flerefijn  ; allcrlcy  andere  gezwellen  en 
hardigheeden  , doen  de  zelve  fcheyden , verteeren , en 
geneezen.  Vermogen  voorts  al  het  geene  , ’t  welk  hier 
boven  van  het  Roomfch  Netelkruyd , of  Vrtica  Roma- 

■ ”a’  sezeëz  is*  , 

Camerar.  De  5 vilde  doove  Netelen  met  een  purpure  Bloem , of 
/•4.  f.90.  Lamium  fylvejlre  fiore  purpureo  , in  roodc  Wijn  ge- 
zoden, en  daar  van  gedronken,  ftillcn  de  roodc  Loop. 


CCLXXXIV  HOOFDSTUK. 

K N A W E L. 

Namen  ^ s genoemd  in  ’t  Neederlandfch , word 

■^jaSSSijj  in  ’t  Latijn  geheeten  Polygonum  an- 
^ gustifolium  , of  Duyz,endknop  met 

Grond,  Is  uyt  eygener  aart  een  kleyn  en 

bij  der  aarden  kruypend  Gewas.  Be- 
mind , door  een  zonderlinge  eygenfehap , een  opene 
vrije  Lucht , een  magere  en  gantfeh  zandige  grond. 
Kan  matige  vochtigheyd  verdragen.  Blijft  niet  meer 
dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Want  bij  alle  gcleegent- 
hceden  des  tijds  gceftze  voor  de  Winter  volkomen 
Aanwin-  rijp  Zaad,  en  vergaat  dan.  Moet  derhalven  in  ieder 
ni“g-  Voorjaar,  met  een  wafïende  Maan  van  AprilofMaert, 
niet  diep  weer  gezayd , en  de  aarde  aanbevolen  zijn. 
Doch  flaan  ook  van  zelfs  genoeg  op  door  het  neerge- 
vallene Zaad.  Zie  hier  bij  na  het  Hoofdftuk^v an  Duy- 
sendkoorn,  en  dat  van  Duysendknop. 

krachten. 

Aart,  en  X/"  Nawel,  of  Polygonum  anguflifolium , is  koud  en 
deugden.  IV  droog  in  den  eerften  graad. 

In  Wijn  gekookt,  en  ’s  morgens,  cenige  da- 
gen na  malkander,  een  Roemertje  daar  van  gedronken, 
helpt  de  geene,  welke  haar  Water  niet  wel  konnen  ma- 
ken. Is  ook  goed  voor  de  zulke  , die  van  ’t  Graveel, 
of  de  Nierenfleen  gequeld  worden. 


CCLXXXV  HOOFDSTUK. 

MUURBLOEM. 


Drie  on- 
derfchey- 
dene  foor- 


;En  welriekende  , en  zeer  bevallige 
Plant  ; ter  dier  oorzaak  ook  wel  in 
het  Neederlandfch  genoemd  Steen- 
violier , wijl  ze  zeer  veel  groeyd 
op  de  Muuren  en  vervallcne  Steen- 
hoopen , en  daar  van  zelfs  voort- 
komt , word  in  het  Latijn  geheeten  Flos  keiri  , 
Leucojum  luteum  , en  Viola  lutea  : in  het 
Hoogduytfch  Gelbe  Violaten,  of  Violen:  in  ’t 
Franfch  Giroeflees  Jaunes  , of  Violettes  Jau- 
nes  : in  het  Italiaanfch  Viola  Gialla  , of  anders 
V10LE  Gialle. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  onderfcheydene 
foorten  bekend  geworden , te  weeten : 

I.  Flos  keiri  flore  i.uteo  pleno,  of geele  dub- 
bele Steen-violier.  II.  Flore  luteo  pleno  pur- 
pureo mixto,  of goude-lakenfche  Muurbloem.  III.Flo- 


Knawel.  Muurbloem.  678 

RE  luteo  siMPLici,  of  met  een  enkele  gee/e  Bloem. 

Decze  alle  verfchillen  weynig  in  hare  Louwmg  en  Waar - 
netming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede  zandige  Grond.  * 
grond , met  niet  veel  twee-jarige  Paerdemift , nee- 
vens  wat  kleyn-gekloptc  roodc  Steen  en  Kalk  , ge- 
nomen uyt  oude  Muuren  , genoegzaam  doormengt : 
matige  vochtigheyd,  en  een  opene,  wel  ter  Zon  ge  - 
lecgene  plaats. 

Die  met  dubbele  Bloemen,  noch  jong  zijnde,  kon- Metdub- 
nen,  buyten  ftaande,  zelden  langer  als  twee  Winters  bele  Bloe*. 
de  koude  verdragen:  moeten  derhalven , met  een  waf- men‘ 
fende  Maan  van  April  in  Potten  geplant,  binnens  huys 
bewaard,  en  gedurende  de  geheele  Winter,  op  een  niet 
al  te  warme  maar  luchtige  plaats  ftaande , met  weynig 
Water  onderhouden  worden.  Dceze  foort  geeft  noyt 
eenig  Zaad:  maar  alleenlijk  die,  welker  Bloemen  enkel  Met  enk«< 
zijn  ; doch  niet  voor  ’t  tweede,  ook  ’t  derde  jaar,  na  le‘ 
dat  ze  zijn  gezayd,  of  van  zelfs  voortgekomen.  Daar 
na  voorts  ieder  jaar,  zoo  lang  ze  in  ’t  leeven  blijven. 

Deezc  zijn  hard  van  aart;  zoo  dat  ze  veel  Water,  ftren- 
ge  koude , en  meer  andere  ongcleegenthceden  der  Win- 
ter konnen  uytftaan. 

Wil  iemand  uyt  het  Zaad  van  enkele  Bloemen  dub-  Hoe  men 
bele  winnen  , die  zaye  het  zelve  in  de  Maand  April  ^ £eko_ 
met  een  volle  Maan.  Neeme  de  daar  van  voortko-  men 
mende  jongen  al  hare  2 ijdc-fcheuten  , en  late  haar  al- 
leenlijk de  middelfte  Hert  looien ; uyt  welke  men  ver- 
wagt  dat  de  bloem  zal  voortfpruyten.  Indien  de  zelve 
ook  Zijde-takjcns  maken,  zoo  moet  men  die  defgelijks 
bij  tijds  wechncemen,  enkelijk  de  regt  opgaande  met 
hare  Bloemen  behoudende. 

Van  deezc  moet  men  Zaad  met  een  volle  Maan  win-  uyt  Zaad 
nen ; en  ’t  zelve  met  een  Aprtlfchc  volle  Maan  weer  aan  jVaa  enkc‘ 
de  aarde  beveelen ; zoo  zal  men  eyndclijk  daar  uyt  goe- 
de dubbele  Bloemen  bekomen ; ’t  welk  anders  noyt  zou 
gefchieden. 

Alhoewel  die  met  dubbele  Bloemen  noyt  Zaad geeven,  Aanwin- 
gelijk  alreeds  gezegt  is,  zoo  konnen  ze  echter  op  twee-  ning 
derley  wijzen  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  wor- 
den. 

Eerjl , door  hare  Zijde-takjen ; hoe  nader  aan  de  zonder 
Wortel,  hoe  bcquamcr  hier  toe.  Deeze  fnijd  men,  met  2'aad» 
een  wallende  Maan  van  April , ten  halven  in , gelijk 
men  de  Angelieren  doed , met  af  breeking  van  al  de 
Knoppen  der  Bloemen.  Dan  vuld  men  ze  met  aarde 
aan  , en  dus  gehandeld  zijnde,  vatten  ze  genoegzame 
11  'ortelen. 

Ten  anderen  door  Takjens , welke  geen  Knoppen  , op  twes- 
of  Bloemen  hebben  ; en  die  men  terftond  in  Potten  de.l.,c7 
fteekt  een  halve  vinger  lang,  of,  na  gelecgentheyd  van  wlJiCn‘ 
hare  lengte,  noch  dieper,  tot  aan  de  bovenfte  top  , in 
een  fchaduwachtige  plaats , daar  ze  van  de  Zonne- 
ftralen  niet  geraakt  konnen  worden.  Dus  moet  men  ze 
meer  dan  zes  weeken  lang  bewaren , en  dikmaal  met 
Rcegenwater  begieten  ; zoo  beklijven’er  gemeenelijk 
veele  van  ; en  zij  groeyen  tecgcns  de  Winter,  of  in  ’c 
volgende  Voorjaar  voort. 

KRACHTEN. 

MVurbloem , of  Flos  keiri,  is  verwarmende  van  Galen. 1. 1.’ 
aart,  dun  vandeelen,  en  heeft  een  afvagende 
kracht.  De  Bloemen,  gedroogd  zijnde , wor-  iJ,c.Xu 
den  van  een  ieder  meeftgebruy  kt,  om  dat  ze  veel  krach- 
tiger zijn  als  de  Bladeren. 

De  Bladeren  in  Wijn  gekookt , en  daar  van,  eeni-  Dod.  I.61 
ge  dagen  na  malkander,  ’s  morgens  een  weynig  ge-f-+- 
bruykt , drijft  de  doode  Vrucht  af ; doch  is  gantfeh 
ondienftig  voor  Vrouwsperfonen  welke  een  leevendig 
Kind  dragen. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  en  Bloemen  in  Lonle.  t.  3. 
de  Oogen  gedaan , neemt  de  vlekken  en  donkerheyd  der  c' ll^’ 
zelve  wech  : zuyverd  dc  Honden , verdrijft  de  onrey- 
V v z nigheyd 


<>79  BnscHRYviNG  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  6So 


nigheyd  der  Zeeren : geneeft  ook  de  fmerten  en  Zwee- 
ringen  van  de  Mond-,  met  Honig  vermengd  zijnde. 
r i , De  Bloemen  gefloten ; metWafch  en  Oly  gemengd; 
caf.  i;8.  dan  Plaafters-wijze  gcbruykt  , verbeeteren  de  Kloven 
Seraf iolib,  des Fondaments.  Met  Honig  gemengd,  zijn  goed  voor' 
simp.  tjc  Sprottuj  der  jonge  Kinderen  ; cn  allcrley  Zeeren  van 
zio.\  de  Mond.  In  een  Bad  gebruykt,  verwekken  de  Adaand- 
jlonden : geneezen  de  Ontfleekjngen  en  Apoftematien  van 
de  Moeder. 

In  Wijn  gezoden  , drijven  ’t  water  der  'Blaas  uyt : 
geneezen  de  gcbrecken  van  de  Nieren  en  Leever  : ver- 
fterken  , en  brengen  weer  te  regt  de  ontftelde  en  ver- 
moedde Leeden.  Zuyveren  het  Bloed , cn  verquikken 
het  Gemoed. 

Hifptcr.  I.  T wee  Drachmen  van  het  Zaad  gefloten  , en  met 
de  Nat.  Wijn  ingenomen,  jaagd  af  de  doode  Vrucht , en  de 
Muhtr.  Nageboorte.  Doet  ook  der  Vrouwen  Aiaandflonden 
voortkomen. 


CCLXXXVI  HOOFDSTUK. 

STOKVIOLIER. 

Bevallijk-  cene  der  bevallijkfle  Gewajfen  , die 

heyd.  <3^8®  mcn  ergens  zou  mogen  vinden  ; niet 

7g^g£i  alleen  weegens  haren  lieflijken  reuk^, 

maar  ook  om  hare  beziens-waardige  cn 
het  oog  verlufligende  verwe ; zoo  dat 
men  ze  met  regt  mag  houden  voor  het 
pronksieraad  eens  Thuyns.  Werd  dus  in  het  Necdcr- 
Namen.  landfeh  genoemd:  In  ’t  Latijn  gcheeten  Leucojum  , 

en  Viola  alba  arborescens,  niet  zoo  zeer  om 
harcr  Bloemen , als  Bladeren  wil;  welke,  met  een  ruy- 
ge  of  grijze  wolachtigheyd  bedekt  , wit  fchijnen  te 
zijn.  In  't  Hoogduysfch  Garten  Veiel  , ofLuu- 
coje  : in  ’t  Franfch  Violif.rs  , of  Gyrofflees 
Blanches  : in  ’t  Italiaanfch  Viola  bianca. 

Veele  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
verander  cen'8c  fchoone  veranderlijke  foorten,  namentlijk : 
lijke  foor-  I*  Leucojum  incanum  arborescens  flore 
ten,  PLENO  Ru BRO  , of  roode  dubbele  Boomachtige  Stol 5- 
violier.  II.  Flore  pleNO  albo,  of  met  een  witte 
dubbele  Bloem.  III.  Pleno  PURPüreo , of  meteen 
dubbele purpure  Bloem.  IV.  Pleno  rubro  et  al- 
bo VaRiegATO  , of  met  een  dubbele  rood-  en  wit- 
bonte  Bloem.  V.  Pleno  albo  et  purpureova- 
RIEGATO  , of  met  een  dubbele  wit-  en  purpur-bonte 
Bloem.  VI.  Flore  albo  pleno  folio  farina- 
ceo  , of  met  een  witte  dubbele  Bloem  en  grijs  meclach- 
tot  der-  tig  Blad.  Vlf.  Flore  pleno  caRneo,  of  met 
tien  in  ge-  ecn  dubbele  Lijf-verwige  Bloem.  VIII.  Flore  ru- 
Voorgc-  ERO  SIMPL,CI  > of  met  een  roode  enkele  Bloem.  IX. 
field.  Albo  simplici  , of  met  een  witte  enkele  Bloem.  X. 

Purpureo  SIMPLICI  , of  met  een  Purpure  enkele 
Bloem.  XI.  Rubro  et  albo  variegato  simpi.i- 
Ci , of  met  een  rood-  cn  wit-bonte  enkele  Bloem.  XII. 
Albo  et  purpureo  variegato  simplici,  of 
met  een  wit-  cn  purpur-bonte  enkele  Bloem.  XTII.  Flo- 
re  albo  simplici  folio  faRiNACEO,  of  met  een 
witte  enkele  Bloem,  en  grijs  meelachtig  Blad.  Al  te  za- 
men  zijn  ze  van  dezelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Wat  voor  Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  gemeene, 
ccn  grond  zandige  grond,  bellaande  uyt  een  deel  Mol  van  verrot- 
nen  Cm'n"  tc  ^oorn-^Ldcren , een  deel  twee-  of  drie-jarige  geheel 
kleyn  tot  aarde  gewordene  Paerdemifl;  twee  dcelcn  ge- 
meene zwarte  grond  , en  twee  dcelen  grof  zand  , wel 
door  malkander  gemengd  : een  warme  plaats ; opene  , 
vrije  lucht,  en  matige  vochtigheyd.  Konnen  niet  wel 
verdragen  veelvoudige  Hcrfft-reegenen  ( waar  door  ze 
aan  hare  Stam  , eeven  beneeden  de  aarde  , ligtelijk  in 
de  Winter  tot  verrotting  geraken  ) defgelijks  koude 
of  vriezende  dagen. 

Hoedanig  Moeten  derhalvcn,  in  Potten  of  houtc  Vaatjens  ge- 


plant, en  boven  droog  zijnde,  in  ’t  begin,  of  ten  hal-  men  haar 
ven  van  Otlobcr  (na  geleegentheyd  van  de  bequaam- in ,de 
hcyd  of  onbequaamheyd  des  tijds)  binnens  huys  ge-  Wmtcr 
bragt  werden  , op  een  lang  de  lucht  genietende  , wel 
geen  warme  plaats , maar  ook  zonder  eenige  tochten  of 
zuyging  , en  onderhouden  met  weynig  water.  In 
Maert  , met  goede  donkere  dagen  , zonder  Zonne- 
fchijn  (doch  niet  bij  nagt)  moet  men  ze  weer  buyten 
flellen  ; vermits  hare  voornaamlle  leevens-behouding 
in  de  Winter-  Herft-  en  Lente-tijd  beflaat  in  een  lange  , 
of  dikmalige  lucht-gcnicting,  zonder  koude,  offlerkc, 
zuure  Winden. 

Kan  iemand  haar , gedurende  de  Winter , bewaren  moet 
in  een  drooge  verwelfde  Kelder,  op  een  luchtige  plaats,  waarncc* 
daar  ze  niet  konnen  bevriez.cn  , zonder  warmte  van  mCn‘ 
Oven  of  Vuur,  ’t  welk  haar  haafl  flap  maakt,  en  eyn- 
delijk  doet  flerven,  die  zal  bevinden , zulks  beft  tc  zijn: 
maar  ook  zoo  haafl  de  vorft  over  is , moet  hij  haar 
weer  van  daar  neemen  , en  een  weynig  lucht  geeven  , 
op  dat  ze  niet  mogten  verfchimmelcn.  Zij  bloeyen  (van 
Zaad  opgekomen  zijnde)  na  ’t  tweede  jaar  door  het 
grootfte  gedeelte  van  de  Zomer.  Geeven  in  den  Herffl 
volkomen  rijp  Zaad ; en  blijven  zelden  langer  dan  vier 
jaren  in  ’t  leeven. 

De  geene  , welke  dubbele  Bloemen  dragen  , geeven  Hoe  men 
noyt  eenig  Zaad.  Werden  echter  door  ’t  Zaad  der 
enkele  konfiig  aangewonnen , op  de  volgende  wijze. 

Zay  het  Zaad , daar  wel  eer  dubbele  Bloemen  uyt  uyt  enke- 
voortgekomen  zijn  geweeft  (waar  aan  men  kan  bemer-  lc-  uyr- 
ken  dat  het  van  een  goeden  aart  is)  in  de  Maand  April,  duULC1ndc 
een  weynig  voor  of  met  volle  Maan  in  een  magere,  ge-  Bloemen 
meene,  zandige  grond.  Begiet  ze  zomtijds,  als  ze  zijn  kan  aan- 
opgekomen , en  zulks  nodig  is  , met  Reegcn-watcr  , winnen  1 
daar  een  weynig  Tabaks,  en  een  hand  vol  Aljfem  in  ge-  degens 
kookt  is  geworden.  Stroy’cr  dan  over,  terwijl  ze  noch  Aard- 
nat  zijn,  Stof  van  Tabak  , zoo  zullen  ze  onbefchadigd  v,°ycn  en 
blijven  van  Aard-vloyen , Stekken,  en  andere  Ongo-  Slckkcn' 
dierten.  Wanneer  gij  ze  nu  de  hoogte  van  een  vinger- 
lid opgewaffen  ziet , zoo  verplant  ze  in  de  aarde  , met 
een  volle  Maan  , ruym  een  halve  voet  van  malkander- 
of  anders  een  of  twee  in  een  Pot,  niet  alleen  om  de  zel- 
ve dies  te  bequamer  ’s  Winters  te  mogen  overhouden , 
maar  ook  , om  daar  van  dies  te  becter  Zaad  te  kon- 
nen winnen.  Neem  voorts  met  een  Mes  al  de  zijde- 
fcheuten  daar  van  wech  , dat’er  niet  meer  als  de  mid- 
denfte  Hertloot  koome  aan  te  blijven.  Als  deeze  in  ’t 
volgende  Voorjaar  Bloemen  krijgt,  ontbloot  men  ze  des- 
gelijks van  al  hare  ‘Bladeren , behalven  van  de  alder- 
bovenfte  twee  of  drie : op  dat  al  ’t  voedzel  en  de  kracht 
der  gcheele  Wortel  alleenlijk  van  ’t  Zaad  genoten  wei  de. 

Hier  door  zal  ’t  veel  dikker  werden  als  anders.  Wan- 
neer ’t  rijp  genoeg  is,  werd  het  met  een  volle  Maan  af- 
gefneeden  , en  een  tijd  lang  in  zijne  Peulen  gelaten. 
Eyndelijk  in  het  volgende  Voorjaar  , op  de  genoemde 
tijd,  weer  in  de  aarde  gelegt , niet  diep.  Hier  door  zal 
men  veele  zeer  uytfteekcnde  en  dubbele  Bloemen  kon- 
nen aanwinnen. 

Deeze  Leucoja  , of  Stokviolieren  , zijn  van  zulk  Raad  voor 
een  aart,  dat  ze  ligtelijk  eeven  boven  de  aarde  of  de  deflauwte 
Wortel  komen  te  verkankeren.  Zonder  groote  moeyte  telooshe'  d 
kan  men  dit  helpen ; want  men  behoeft’cr  maar  alleen-  van  deeze 
lijk  ftof  van  Tabak  in  te  wrijven.  Ook  werden  deeze  cn  aücan- 
Plantcn  dikmaal , door  een  andere  ongcleegentheyd  der  dcrc  ^*an" 
Natuur  , flauw  en  /lap  ; het  welk  men  ook  aan  andere 
Planten  bevind.  Terftond  kan  men  dit  quaad  wech- 
neemen  , door  haar  alleenlijk  te  begieten  met  half  Re  e- 
gen-water  en  half  z,oete  Melfl,  in  een  Pot  wel  onder- 
een gemengd.  Dit  verquikt  op  een  verwonderlijke  wij- 
ze niet  alleen  deeze  , maar  ook  alle  andere  Gewajfen  des 
Aardbodems. 

Behalven  al  de  hier  boven  genoemde  foorten  van  Noch 
Stokviolieren  werden  noch  meer  andere  gevonden  , alle  eenige 
met  enkele  Bloemen  , cn  niet  langer  als  eene  Zomer  du- 
rende ; te  weeten ; 


I.Leu- 


Stokviolier.  ZoMERZotfE.  Salade. 


andere 
foorten 
van  Stok- 
violiercn. 


Aanwin- 

ning. 


Stok- 
Violier 
uyt  Can- 


<S8i 

I.  Leucojum  rubrum  aNNuum  , of  een-jarige 
roode  Stokviolier.  II.  Marinum  Lusitanicum 
FLORE  Pu  rpiREO  , of  Portugalfche  Zce-Stokviolier 
met  een  purpure  Bloem.  III.  Marinum  Creticum  j 
of  Zee-Stokviolicr  uyt  Candiën.  IV.  Leucojum  MON- 
TANUM  FLORE  luteo  , of  Berg-Stokyiolter  met  een 
gecle  Bloem ; welke  ik,  op  de  voor-verhaalde  wijze  be- 
handeld zijnde , dikmaal  met  dubbele  Bloemen  heb  ver- 
kreegen. 

Decze  werden  ook  in  de  zelve  aarde  , op  de  zelve 
tijd  , in  Potten  gezayd  ; doch  als  ze  teegens  de  Winter 
rijp  Zaad  hebben  gegeeven,  vergaan  ze.  Moeten  der- 
halven  ieder  Voorjaar  weer  op  nieuws  de  aarde  aan- 
bevolen , en  konnen  deczcr  wijs  eeuwig-durend  ge- 
maakt werden. 

Het  Leucojum  sagittale  Creticum,  of  Stol 
violier  uyt  Candiën  , met  een  Zaadpeul , welke  een  Pijl 
niet  zeer  ongelijk  is,  is  teeder  van  aart.  Buyten  ftaan- 


68  z 


gcele 
Bloem ; e 
met  een 
witte. 


Tb.  Dor - 
ft  en.  lib. 
Htrb.f. 
198. 


een" Zaad-  de,  kan  ze  gcenzins  de  koude  en  andere  ongelcegenthee- 
peul  als  den  des  tijds  verdragen.  Werd  dcrhalven  , in  een  Pot 
een  Pijl.  gezet  zijnde  , 's  Winters  binnens  huys  bewaard  op  de 
hier  boven  befchreevene  wijze.  Geeft  in  ’t  tweede  jaar 
rijp  Zaad , en  verfterft  dan  van  zelfs. 

Zee-  Het  Leucojum  marinum  flore  luteo  , of 

violier  Violier  met  een  gecle  Bloem , groeyende  aan  de  Zee- 

kant-,  cn  Marinum  album  , of  Zee-violier  met  een 
witte  Bloem  , wallen  niet,  gelijk  de  voorige , Struvcl- 
achtig  om  hoog  , maar  gelijk  andere  Planten  , in  een 
goede  , gemeene  , zandige  , met  een  weynig  Paerde- 
mift door-mengdc  grond.  Zijn  hard  van  aart.  Konnen, 
buyrcn  ftaande  , de  felle  koude  en  andere  ongelecgent- 
heeden  der  Winter  zonder  cenige  fchade  verdragen. 
Gccven  in  de  tweede  Zomer  volkomen  Zaad.  Ver- 
gaan niet  haaft , maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  het 
leeven. 

KRACHTEN. 

STokviolier,  of  Leucojum  , is  matig  verwarmende, 
verdrogende,  en  afvagende  van  aait. 

De  Bloemen  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  zom- 
tijds  door  den  dag  gedronken  , is  goed  voor  de  eng- 
borftigbeyd , en  voor  de  geene  die  bezwaarlijk,  baren 
adem  konnen  halen.  Verwekken  de  Maandflonden , 
doen  gemakkelijk  Wateren  , en  ook  Zweeten  ; als  men 
terftond  daar  op  te  Bed  gaat , en  zich  wel  toedekt. 

Dceze  Bloemen  op  Edik  gezet,  cn  daar  van  gebruykt 
in  tijd  van  pefi,  ’t  zij  in  Spijzen  gedaan  , of  op  een  an- 
dere wijze  : bewaard  de  Menfch  voor  dceze  befmet te- 
lijke Ziekte. 

•X.  in  l 7.  Voorts  hebben  dceze  Bloemen  de  zelve  kracht  en 
eap.  i-  fol  uytwcrking ; welke  wij  hier  boven  van  de  Muurbloem , 
391.  of  Flos  Keiri , hebben  aangeweezen. 


CCLXXXVII  HOOFDSTUK. 

ZOMERZOTIE. 

|Eeze  Bol-plant  werd  in  het  Necdcr- 
j landfeh  niet  alleen  dus,  maar  ook  van 
[ veelc  w i tte  T ydeloos  , of  T eyl- 
» roos  genoemd : in  ’t  Latijn  Leuco- 
1 jum  Bulbosum  , of  Viola  Bul- 
■ BOSA  TR1FOL1A  : in  ’t  Hoogduytfch 
Hornungsblumen,  of  ook  Schneetropffen. 
vier  on-  blicr  van  z’jn  m>j  >n  baren  aart  bekend  geworden  vier- 
derfchcy-  derley  foorten;  namentlijk: 

dencfoor-  I.  LeüCOJUM  BULBOSUM  TRIPHYLLUM  , of  Zo- 
tcn*  merzotje  met  drie  Bladeren.  II.  Bulbosum  hexa- 
PHYLLUM  , of  Zomer  zot  je  met  zes  Bladeren.  III. 
Bulbosum  hexaphyllum  serotinum  majus,  of 
laat  groot  Zomer  zot  je  met  zes  Bladeren.  IV.  Leu- 
cojum bulbosum  minimum  autumnale,  of  al- 


Namcn. 


derkleynftc  Zomertzotje , bloeyende  in  den  Her  ff.  Al  te 
zamen  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  cn  i-Vaarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede , gemeene.  Grond, 
zandige , en  met  twee-jarige  Paerdemift  matig  voor- 
ziene grond  * veel  Reegen  : meer  een  fchaduwachtige 
als  een  wel  ter  Zon  geleegene  plaats.  Staan  alle  koude  , 

Vorft , en  andere  ongeleegcntheedcn  der  Winter  uyt» 
zonder  eenige  fchade. 

Mogen  ieder  jaar  , of  ook  om  ’t  tweede  , of  om  ’t  Opne«- 
derde  , in  ’t  midden  van  Jultus  , uyt  de  aarde  geno-  ming. 
men  , op  een  drooge  plaats  neergelegt , cn  in  Septem- 
ber , ftraks  na  volle  Maan  neergezet  werden  in  een  op 
nieuws  omgefmeetene  en  gemeftte  grond. 

Zomtijds  geeven  ze  volkomen  rijp  Zaad  ; ’t  welk  Aanwin- 
men  met  een  volle  Maan  der  genoemde  Maand  , een  ninS- 
halve  vinger  diep  gelcgt , aan  de  aarde  beveeld.  Hier 
door  werden  wel  al  de  gemelde  Soorten  aangewonnen  ert 
vermeenigvuldigd  ; doch  veel  gereedcr  en  bequamer 
door  hare  aangewaflene  jonge  Bollet jens , welke  men 
van  de  oude  kan  neemen  , eer  de  zelve  weer  ingezet 
werden. 

KRACHTEN. 

DE  Krachten  en  Werkingen  van  dit  aardig  Bol-  Krachten 
gewas  zijn  de  Oude  niet  bekend  geweefl: ; en  van  tot  n°ch 
de  Nieuwe  tot  noch  toe  niet  onderzogt  gewor-  ^ "r‘ct 
den  j derhalvcn  men  geen  berigt  daar  van  geeven  kan.  zogt, 
Ondertuiïchcn  werden  dceze  Bloemen  van  veelc  zeer 
bemind , en  in  haren  Tuyn  gefield , om  de  Zelve  tc 
verderen. 


CCLXXXVIII  HOOFDSTUK. 

SALADE. 

1O0  zeer  van  ieder  bemind,  als  wel  be-  Namen, 
kend  j werd  ook  in  het  Necdcrlandfch 
Lattouw  , of  Lattuw  geheeten  i 
in  ’t  Latijn  Lactuca  : in  het  Hoog- 
duytfch Lattich  : in  ’t  Franfch  Lai- 
CTUE  : cn  in  ’t  Italiaanfcb  Lattuga. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  eenige  veranderlijke  Eenige 
foorten  bekend  geworden ; als ; onder- 

I.  Lactuca  vulgaris,  of  gemeene  Steekgat  touw.  Fchoydcn® 
II.  Crispa,  of Krul-Salade.  III.  Capitata,  0floorten’ 
Krop-falade.  IV.  Roman a , of  Roomfche  Salade. 

V.  Longifolia  , of  lang-geb  lader  de  Siüade.  VI. 

Ru  BR  a , of  roode  Salade.  Meeft  alle  zijn  ze  van  eener- 
lcy  Bouwing  en  Waarneeming  ; en  onder  al  deeze  foor- 
ten werd  de  Krop-falade  voor  de  befte  gehouden. 

Gemeenclijk  werden  ze  gezayd  in  Maert , een  dag  zaying. 
of  drie  na  volle  Maan  , of  ook  , om  haar  zeer  vroeg  te 
mogen  hebben  , wel  in  Februarius  , indien  de  tijd  het 
eenigzins  wil  toelaten  ; op  een  warme,  wel  ter  Zon  gc- 
leegene  plaats.  De  Steel^lattouw  zayd  men  dik  of 
digt;  de  Krop-falade  hol  en  luchtig,  in  een  mulle  , en  Grond.' 
met  oude  Paerdemift  wel  voorziene  grond.  Bij  droog 
wéér  mag  men  ze  wel  dikmaal  begieten  , wijl  ze  daar 
door  dies  te  beeter  groeyen. 

De  gedagte  Krop-falade  werd  veel  malftcr  en  lieflij-  Vcrplan, 
ker  van  fmaak  , wanneer  men  de  zelve  , in  haar  zefde  tinS- 
Blad  zijnde,  uyttrekt  daar  ze  digft  ftaat,  cn  na  de  vol- 
le Maan  verplant  op  een  opene  , vrije  , en  luchtige 
plaats , ten  minften  ieder  een  halve  voet  van  de  ander. 

Deeze  werden  veel  grooter , en  dan  cerft  bequaam  om 
gegeeten  te  werden , als  de  andere  ftaande  gebleevene  al- 
reeds op  en  wech  zijn. 

Wil  men  ze  laat  hebben  , zoo  werden  ze  met  de  ge-  Hoe  mes 
noemde  Maan  en  in  de  gemelde  grond,  doch  cenlate' 
Maand  na  de  gedagte  tijd , gezayd,  daar  na  verplant. 

Wil  ook  iemand  gefotene  Knoppen  bekomen  in  ’t  be-ookjn 
gin,  midden  , of  laatfte  der  Maymaand , die  zayc  zijn  M#y 
V v 5 Zaad 


<58j  Beschryving  der  Kruyden , Bollen  en  Bloemen , III  Boek  , 


Knop-fa- 
lade  kan 
bekomen. 


Krul-fala- 

dc. 


Slaap  ver- 
wekkende 
Salade,  rie- 
kende  als 
Opium,  er 
hebbende 
de  gedaan- 
te van  En- 
divie. 


Wilde  Sa- 
laad , met 
een  door- 
nige rug- 
ge  in  de 
Bladeren. 


Zaad  hol  en  luchtig  op  een  zeer  warme  plaats  in  een  af- 
gaande Maan  van  Auguftus  of  September-,  en  verplan- 
te daar  van  de  geene,  welke  in  de  Winter  zijn  over- 
gebleven , in  de  gemeldde  warme  plaats , en  welge- 
meftte  grond,  tuflehen  volle  Maan  en  ’t  laatfte  Quar- 
tier  der  Maand  Maert,  zoo  zal  hij  zijne  begeerte  kon- 
nen  genieten.  Of  wil  iemand  deeze  Herfft-planten , 
luchtig  en  niet  digt  bij  malkander  gefield  zijnde,  in  ’t 
Voorgaar  onverplant  laten  liaan  , hij  zal  ook  niet  qua- 
lijk  doen ; vermits  deeze  dikmaal  beeter  worden  als  de 
geene  die  verplant  zijn.  Ondertuflchen  eevenwcl  blij- 
ven ze  harder  , en  zijn  niet  zoo  mals  als  de  geene , 
welke  men  in  de  Zomer  wint. 

De  Krul-falade  maakt  noyt  eenige  Knoppen-,  doch 
laat  zich  tot  drie  of  vier  malen  toe  affnijden,  engebruy- 
ken  ; t’elkens  weer  nieuwe  Bladeren  fchietende ; eer  ze 
hare  Steel  zet  om  te  bloeyen. 

De  Lactuca  soporifera  odore  Opxi,  of ftaap- 
verwekkende  Salade,  riekende  als  Opium  , is  van  na- 
turen geen  fluytcnde  of  Krop-falade , meer  een  fbort 
van  Endivie-,  hebbende  niet  alleen  Bladeren,  dezelve 
gelijkvormig;  maar  moet  ook  op  de  zelve  wijze  behan- 
deld en  toegebonden  worden.  Mag  derhalven  ook , 
en  mijns  oordeels  met  regt , genoemd  worden  Endi- 
via  Opioides  soporifera  , of  flaap-makende  En- 
divie, riekende  als  Opium,  te  weeten,  zeer  zwaaren on- 
lieflijk. De  Bladeren  zijn  een  hand  lang;  drie  vinge- 
ren, wat  meer  of  minder  breed;  donker-grocn  vanver- 
we;  voor  aldcrbreedfl , rondachtig  toegaande;  aan  hare 
randen  onordentlijk  gekerft;  en  met  veele  fpitze  pun- 
ten, als  Doorntjens,  voorzien.  Deeze  foort  bloeyd  in  ’t 
tweede  jaar  , en  vergaat  dan. 

Ook  de  Lactuca  sylvestris  costa  spinosa, 
of  -wilde  Salade  , met  een  doornige  rugge  in  ’t  midden 
der 'Bladeren  onder  vercierd,  niet  meer  dan  een  jaar  in ’t 
leeven  blijvende  , word  , gelijk  de  voorgaande  foort , 
vermits  hare  onaangename  geur,  reuk,  en  aart,  niet  ter 
fpijze  gebruykt. 

Zij  geeven  al  te  zamen  in  deeze  Gewcflen  volko- 
men rijp  Zaad , bequaam  om  weer  gezayd  te  kon- 
n en  worden ; behalven  dat  van  de  Lactuca  capita- 
ta,  of  Krop-falade , waar  van  ’t  Zaad  alderbefl  in  Bra- 
band  word  gewonnen.  Zie  hier  bij  na  ’t  Hoofdftukjv an 
Hasen-salade. 


KRACHTEN. 

Aart.  CftAlade,  of  LaEluca,  is  koud  en  vochtig  van  aart, 
Tuchf.  rot  in  ’t  begin  van  den  tweeden  graad.  Matig  met 

Herb.  bijl.  oly , Ldik  en  Zout  gebruykt , is  ze  voor  ieder 

c‘  * zeer  gezond  gegeeten  te  worden,  inzonderheyd  voor 
de  geene  , die  een  warme  en  gezonde  natuur  hebben. 
Doch  veel  gezonder  is  ze,  als  men  ze  gekookt,  of  on- 
der Spinaat,  of  iet  anders  vermengt,  nuttigt. 

Van  al  de  foorten  der  Salade  is,  mijns  oordeels , de 
Krop-falade , of  LaEluca  Capitata,  de  befte.  Eeven- 
weltccdere,  weckelijke  Lieden  moeten  de  zelve  maar 
zoberlijk  gebruyken. 

JEgm.l.y.  Zij  verwekt  gemeenelijk  Jlaap  , en  ook  eetenslufl. 
c-l-  Stild  de  dorjl : maakt  een  zachte  Stoelgang  : verfrifcht 
ïfaEpigr.  het //erf;  neemt  wcch  de  walging  van  de  Maag,  en  is 
1 1 . goed  voor  de  opbreckende  Gal. 

Maar  zulke  perfonen  , die  met  de  Longezucht  ge- 
queld,  of  Engborftig  zijn , of  zomtijds  Bloedfpouwcn ; 
ook  die  begeerig  zijn  om  Kinderen  te  winnen,- moeten 
zich  daar  van  onthouden ; immers  ten  minften  niet  veel 
daar  van  eeten. 

Galen  . lib.  De  Bladeren  groen  gefloten , en  gclegt  op  Puyften  , 
Simp.  6.  ’t  fprenkt  Kuur  , en  andere  foorten  van  verhit  tingen  , 
drijven’cr  de  brand  van  wech. 

. ( In  Water  gezoden,  en  dan  gegeeten  met  een  weynig 
BoomolycnEdik,  is  goed  voor  de  geene,  die  zich  van 
de  Geelzucht  aangetaft  vinden. 

In  Wijn,  of  Garfte-water  gekookt,  en  daar  van  nu 


en  dan  door  den  dag  gedronken , doed  de  Melk_  in  der 
Krouwen  Borjlen  vermeerderen. 

Het  Zaad  gedroogt,  gepulverifeert , en  met  Wijn  Diofc.lt. 
te  drinken  gegceven,is  dienftig  voor  de  beeten  der Scor-e- 1 66. 
pioenen , en  anderer  giftige  Dieren. 


CCLXXXIX  HOOFDSTUK. 

HAAZEPOOT. 

P het  Neederlandfch  dus  genoemd  , Namen, 
word  in  ’t  Latijn  geheeten  Lagopus, 

M Ir'  en  ^ES  Leporis:  in  ’t  Hoogduytfch 

Hasenfusz,  en  Katzenklee:  in  ’t 
Franfch  Pied  de  Lievre;  en  in  ’t 
Jtaliaanfch  Lagopo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vijfV'ft  on" 
foorten;  namentlijk:  «Jerfchcy- 

T T 1 c , , oene  loor- 

I.  Lagopus  minor  vulgaris,  of  kjeyne  gemeene  ten. 
Haazepoot.  II.  Latifolius  Hispanicus  flore 
rubro  , of  Spaanfche  breed-bladerige  Haazepoot  met 
een  roode  'Bloem.  III.  Angustifolius  Hispani- 
cus , of  Spaanfche  fmal-gebladerde  Haazepoot.  IV. 

Supinus  capite  plano,  of  leggende  Elaazepoot  met 
(legte  Hoofden.  V.  Lagopus  major  perennis  flo- 
re rubello, ,of groote  altijd-durende  Haazepoot  met 
een  roodachtige  'Bloem.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gemee-  Wat  voor 
ne,  zandige  aarde,  met  twec-jarige  Paerdemift een  wey-  efn  ir°nd 
nig  voorzien : een  warme,  wel  ter  Zon  geleegenc plaats,  nen,emm* 
en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijven  ( uytgezonderd 
de  volgende ) niet  meer  dan  ccne  Zomer  in  ’t  leeven. 

Worden  derhalven  gemcenelijk  in  ieder  Koorjaar,  met 
een  waflende  Maan  van  April , op  nieuws  , niet  diep  , 
in  Potten  gezayd , zonder  verzet  te  worden ; behalven 
de  kleyne  gemeene , die  in  de  aarde  blijft,  en  dikmaal 
van  zelfs  genoeg  opflaat.  Geeven  in  goede  drooge 
Zomers  teegens  de  Winter  volkomen  Zaad,  en  ver-  Zaad ; en 
fterven  daar  mee.  Konnen  ook  niet  anders  als  door  aanwin- 
dit  haar  Zaad  aangewonnen  en  vermenigvuldigd  wor-  nin*»‘ 
den. 

Het  Lagopus  major  perennis  flore  ru bel-  Groote  al- 
LO  , of  groote  altijd-durende  Haazepoot , vergaat  niet  ^doHaa 
zoo  haaft  , maar  blijft  veele  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft  ZCpOOC. 
in  deeze  Geweften  zelden,  ten  zij  met  zeer  hcete  jaren, 
eenig  volkomen  Zaad.  Is  tamelijk  hard  van  aart.  Blijft 
ook  wel , bij  flappe  Winters  , buyten  ftaande,  over; 
doch  vergaat  door  fterke  Korft.  Moet  derhalven , al- 
tijd in  een  Pot  geplant , ’s  Winters  op  een  luchtige  Hoe  in  de 
plaats  binnens  huys  gezet ; met  flegts  een  weynig  lauw  w,nter 
Reegenwater  (want  door  wat  te  veel  zou  ze  lichtelijk 
verrotten)  onderhouden;  in  ’t  begin  van  April  weer 
buyten  gebragt,  en  voor  te  veel  vochtigheyd  voorzich- 
tig gewagt  worden. 

De  aanwinning  en  vermeenigvuldiging  gefchied  niet  Aanwin- 
alleenlijk  door  haar  Zaad,  maar  ook  door  hare  aan-  ning‘ 
gewaflene  jonge  Wortelen ; welke  men  met  een  waf- 
fende  Maan  in  April  of  May  van  de  oude  afneemt,  en 
verzet. 

KRACHTEN. 

HAazepoot,  of  Lagopus , is  verdrogende  en  te  za-  Aart.' 
mentrekkendc  van  aart. 

In  de  Lielïchen  gebonden  , houd  in  en  be-  Wuft.  I. 
dwingd  de  Breuken,  of  Gefcheurdheyd-,  doed  ook  de  c‘  ‘7* 
gezwellen  van  die  plaats  verdwijnen. 

De  Bloemen,  of  ruyge  Pootjens,  in  roode  Wijn  ge-  Galen.  lib. 
kookt , en  daar  van  door  den  dag  een  weynig  t’effcns  simP-  7- 
gedronken,  flopt  de  natuurlijke  en  onnatuurlijke  Stoel- 
gang ; doch  de  geene  , die  met  Koortzen  zijn  beladen,  c.  6 1. 
moeten  ’t  met  warm  Water  gebruyken. 


De 


<58 y Haazepoot.  Lathyrus.  Steen-lceverkruyd.  Damastbloem.  686 


Lu  ft  tan.  Dc  zelve  'Bloemen  gedroogd,  gepulverifeert , en  daar 

l.  4.  enarr.  van  een  jyrachm*  met  roode  Wijn  ingenomen,  heeft 
,y'  de  zelve  werking.  Geneeft  daarenboven  de  Wonden , 
dc  inwendige  Gefcheurtheyd : is  goed  voor  de  geene 
die  een  hoogt  val  gedaan  hebben  , en  verfterkt  de 
Maag. 

Derften.  Wil  iemand,  die  zich  te  vet  bevind , mager  worden, 
kift.  Mant.  Jig  cerc  de  Bladeren  deczer  Plant  tweemaal  ter  weck 

jo.  11 9.  »s  avoncjs  een  Salade. 


CCXC  HOOFDSTUK. 

LATHYRUS. 

j}amen_  T r teeder  Gewas  is,  mijns  weetens, 

met  geenen  anderen  naam  in  ’t  Nee- 
V der  landfeh  én  Latijn  bekend.  Word 
fgi  Vin  ’t  Hoogduytfch  Plattbrbsen  ge- 

v f Hier  van  zijn  mij  verfcheydene  aar- 
den,. aar-'  dige  f°°rten  in  haren  aart  kundig  gc- 

dige  foor-  worden  ; te  wecten  : 

tcn-  I.  Lathyrus  annuus  Americanus  flore  cce- 

RULEO  , of  een-jarige  Americaanfche  Lathyrus  met  een 
fchoone  blauwe  Bloem.  II.  Flore  albo,  of  met  een 
witte  Bloem.  III.  Flore  rubro,  of  met  een  roode 
Bloem.  IV.  Hispanicus  flore  luteo,  of  Spaan- 
fche  Lathyrus  met  een  geele  Bloem.  V.  Minor  Lu- 
sitanicus,  of  kjeyne  Portugal fche  Lathyrus.  VI.  CoR- 
datus  Lusitanicus  , of  P ortugalfche  Lathyrus  met 
Zaad  na  de  gelijkenis  van  een  Hert;  ook  wel  genoemd 
Pisum  CORDatum,  of  Hert  gelijkende  Erwete.  VII. 
Japonensis  flore  purpureo  majore  , of  Lathy- 
rus uyt  Japan  met  een  groote  fchoone  purpure  'Bloem. 
VIII.  Humilis  subterraneus  , of  kjeyne  en  lage 
Lathyrus , hebbende  zijn  Bloem  en  Zaad  z.00  wel  on- 
Tab.Co-  der  in  de  aarde , als  daar  boven : ook  van  Fabius  Co- 
lumn.lib.  lumna  genoemd  Arachydna  subterranea.  IX. 
ftirp.  cap1.’  PnRENNIS  LATIFOLXUS  , o £ altijd-blijvcnde  Lathyrus 
,31.  met  breede  Bladeren.  X.  Lathyrus  perennis  an- 
gustifolius,  of  a/tijd-blijvende  Lathyrus  met  fmalle 
Bladeren.  Niet  alle  zijn  ze  van  dc  zelve  Bouwing  en 
M aarneeming. 

Grond.  Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gemee- 
nc,  zandige  aarde,  matig  met  twee-jirige  Paerdcmift 
voorzien  : een  wel  ter  Zon  gelccgenc  plaats,  en  mati- 
ge vochtigheyd : geeven  teegens  de  W'inter  volkomen 
Aanwin-  Zaad , en  vergaan  dan  van  zelfs.  Worden  derhalvcn 
mnS-  in  ieder  Voorjaar  , met  een  wafTcnde  Aprilfche  Maan , 
weer  op  nieuws , een  ftxoobreedte  diep  , gezayd  ; en 
dus  eeuwigdurend  gemaak. 

Altijd-du-  Het  Lathyrus  perennis  latifolius,  of  alt  ij d- 
rende  La-  durende  Lathyrus  met  breede  Bladeren , veele  beziens- 
thyrus  met  waarcJige  bij  malkander  gevoegde  Bloemen  van  een  aan- 
me» fmalle  gename  verwe  voortbrengende,  en  het  Perennis  an- 
Bhderen.  custifolius,  of  altijd-blijvende  Lathyrus  met  fmalle 
Bladeren , vergaan  uyt  eygener  aart  niet  haalt , maar 
blijven  dikmaal  meer  dan  vijftien  jaren  lang  in  ’tlecven. 
Konnen  veele  vochtigheyd  , en  , buyten  Itaande  , de 
ftrenge  koude  der  Winter  verdragen.  Geeven,  bij  goe- 
de Zomers,  jaarlijks  volkomen  rijp  Zaad:  ’t  welk  met 
een  walTendc  Maan  van  April  in  de  aarde  gelegt  zijnde, 
eerft  in  ’t  vierde  jaar  daar  na  de  eerde  Bloemen  te  voor- 
fchijn  brengt.  Alleen  door  dit  middel  kan  men  ze  aan- 
winnen en  vermeenigvuldigen . 

KRACHTEN. 

I>o.l.  1. 17.  TV,  Vruchten  van  Lathyrus  in  Water  gezoden  , 
1. 10.  I len  met  Melk  gegeeten , maken  wel  grof  Bloed-, 
doch  voeden  echter  het  Ligchaam  meer  als 
B o onen. 


Vermogen  voorts  alles>  ’t  geen  van  de  Lrweten  en 
Boon  en  is  gezegt. 


CCXCI  HOOFDSTUK. 


STEEN-LEEVER- 
K R U Y D. 

■Llecn  met  dcczen  naam  in  het  Needer-  Namen.' 
landfeh  bekend  , word  in  het  Latijn 
gehccten  Lichen  , of  Hepatica  : 
in  het  Hoogduytfch  Stein-leber- 
kraut,  ook  Brunnen-leberkraut: 
in  ’t  Franfch  Hepaticüje  : in  ’t  Ita- 
liaan fch  Epatica  Figatella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  bijzondere  foor-  Twee 
ten  bekend  geworden  namentlijk : foorten. 

I.  Lichen  majus,  of  groot  Steen-Leeverkruyd.  IL 
Lichen  minus, of kjeyn Steen-Leeverkruyd.  Beydezijn 
ze  van  ecven  dc  zelve  Bouwing  en  Wdarneeming. 

Zij  beminnen,  uyt  eygener  aart,  een  gcmccne  har-  Grond» 
dc  grond , gelcegen  in  een  donkere  en  van  natuuren 
vochtige  plaats.  Blijven  gemcenelijk  twee , of  ook 
wel  drie  jaren  lang  in  ’t  leeven  , doch  zelden  langer. 
Verdragen  Sneeuw,  Iterke  Vorjl , en  allerlcy  andere  on- 
geleegenthceden  der  Winter,  zonder  eenige  fchade. 

Geeven  ook  volkomen  rijp  Zaad,  ’t  welk  weynig  Aanwiiu 
word  gewonnen  , vermits  het  gemeenelijk  geheel  uyt-  ning. 
valt ; doch  het  komt  ter  plaats  daar  de  Planten  Haan  , 
genoeg  van  zelfs  op.  Konnen  ook  alleenlijk  hier  door 
vermecnigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 


STeen-Ltevcrkruyd , of  Lichen,  is  verkoelende  en  Dol  Lx  f 
verdrogende  in  den  eerden  graad;  daarbeneevens  c-  ,f‘ 
een  weynig  te  zamentrekkende  van  aart. 

In  Wijn  of  Bier  gezoden  , en  daar  van  ’s  morgens  mof.  1. 4; 
nuchtcren  gedronken  , is  goed  voor  de  Bloedgang  , of  c.  5-?. 
roode  Loop  : opend  een  verjlopte , en  verkoeld  de  ver-  fu^!^rr 
hittede  Lcever;  defgelijks  het  ontjlokene  'Bloed.  Neemt 
wech  alle  hitAgheyd  en  vloeying  , zoo  van  de  Tong  als  Min.  1. 1 6. 
van  dc  Mond.  Is  dienftig  teegens  dc  Geelzucht , ver-  c 
oorzaakt  uyt  een  hectc  Lcever  : ook  teegens  allerley 
hitz.ige  Koortz.cn , welke  haren  oorfprong  uyt  dc  Gal 
nc-emen. 

Gefloten,  dan  gelegt  op  het  wild  Vuur,  of  eenige  Galen.  lik. 
andere  ruydigheyd , hitz.ige  en  bloedige  H onden,  meer  Simp.Mtd. 
andere  ontjlcekcnde  Zwecrcn , defgelijks  op  dc  fproete- Jac'  ‘‘ 
ten  en  vlekj^en  der  Huyd  , geneezen  en  verdrijven  dc 
zelve. 


CCXCII  HOOFDSTUK. 

DAMASTBLOEM. 

SEn  Eedel  en  van  ieder  zeer  begeerd  Vertchey- 
Gewas  ; word  in  het  'Needer landfeh  dc  namcn> 
niet  alleen  dus,  maar  ook  van  zom-  fp^g.' 
mige  Juffrouwen -violier  ge- 
noemd , vermits  de  Italiaanfche , 

Franfche , en  meer  andere  Vrouws- 
perfoonen  deeze  Damajlbloem  gebruyken  , om  daar 
meé  de  Moeder  te  zuyvercn  ; en  om  zich  te  bewa- 
ren voor  de  quade  Lucht.  Hierom  ook  in  het  Latijn 
geheeten  Viola  Matronalis  ; dan  noch  Viola  Da- 
mascena  ; en  van  zommige  Hesperis.  In  ’t  Hoog- 
duytfch WiNTER-viOLEN  : in  het  Franfch  Violettes 
de  Dames;  of  ook  Giroffles  de  Dames:  in  ’t  Ita- 
liaanfch  Viola  MaTRONALE, 


Hier 


6%7  Beschkyving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  6SS 


Agt  rmrv 
dcrlijke 
(ponen  i 


purpur- 
bonte  D; 
maft- 
bioem. 


Soorten 
met  enke- 
le Bloo- 
men. 


Hoedanig 


men  die 
met  dub- 
bele Bloe- 
men 


vermits  ze 
noyt  Zaad 
geeven , 


kan  aan- 
winnen, 
en  waar 
op  daar 
ontrent 


Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  agt 
veranderlijke  foorten ; namentlijk : 

I.  Viola  Matronalis  major  flore  albo  ple- 
no, of  groote  witte  dubbele  Damaftbloem , in  ’t  Franfch 
geheeten  Blanchb  Mousqiie.  II.  Major  flore 

ALBO  PLENO  LINEIS  PALLIDO  RUBRIS  VARIÉGATO, 
of  groote  dubbele  witte  Damaftbloem  , inwendig  ver- 
cierd  met  bleek^roode  ftreepen.  III.  Minor  flore  al- 
bo pleno,  of  kleyne  , dubbele  witte  Damaftbloem. 
I\k  Flore  pIeno  purpureo,  of  met  een  dubbele  pur- 
pure  Bloem.  V.  Flore  albo  et  purpureo  va- 
riegato  pleno  , of  met  een  dubbele  wit-  en  purpur- 
bonte  Bloem  , welker  Bladeren  gemeenelijk  kleyncr  , 
fmaller  , ook  voor  fpitzer  zijn  als  die  van  al  de  andere; 
en  inzonderheyd  voorzien  met  breede  , bleek-geelc 
plekken  uyt  den  groenen,  van  geen  onaangename  aan- 
fchouwing.  VL  Flore  albo  simplici,  of  met  een 
witte  enkele  Bloem.  VIL  Viola  Matronalis  flo- 
re simplici  vxjKWRio , of  purpure  enkele  Damaft- 
bloem. VIII.  Viola  Matronalis  flore  simpli- 
ci variegato,  of  purpur  en  wit-bonte  enkele  Damaft- 
bloem. Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  zoo  wel  een  kleyige  met  Zand  gebro- 
kene  aarde,  als  een  goede  van  naturen  zandige,  en  met 
twee-jarige  Paerdemift  genoegzaam  voorziene  grond  : 
een  luchtige  , vrije  , wel  ter  Zon  geleegene  plaats , en 
tamelijk  veel  Water. 

Geeven  ieder  Zomer  fchoone,  welriekende  Bloemen-, 
doch  die  met  enkele  alleenlijk  volkomen  rijp  Zaad. 
Konnen  redelijk  wel  de  koude  en  allcrley  andere  onge- 
lecgcntheedcn  der  Winter  uytftaan  ; doch  oud  wor- 
dende , konnen  ze  door  veel  Herfftrccgenen  lichtelijk 
komen  te  verrotten.  Blijven  zelden  langer  dan  vier  ja- 
ren  in  ’t  leeven. 

Vermits  al  de  foorten  met  dubbele  Bloemen  geen 
Zaad  te  voorfchijn  brengen  , zoo  worden  ze  alleen- 
lijk op  de  volgende  wijs  aangewonnen  en  vermeenig- 
vuldigd. 

Snij  van  deeze  Planten  al  de  Steelen  af*  een  halve  vin- 
ger boven  de  aarde,  wanneer  hare  Bloemen  ten  naaften- 
bij  vergaan  zijn  (indien  't  gcfchieden  kan  met  een  af- 
gaande Maan)  doch  voor  al  niet  eerder;  want  in  zulk 
een  geval  zou  de  geheele  Plant  lichtelijk  gekrenkt  kon- 
nen worden  ; vermits  de  Steelen,  afgefneeden  zijnde 
terwijl  ze  noch  in  hare  volle  kracht  ftaan,  het  natuurlij- 
kcr  wijze  na  boven  gedreeven  wordende  Zap,  ’t  welk 
haar  en  al  de  Bloemen  tot  voedsel  verftrekt , fchielijk 
zou  ontvloeyen  : waar  door  de  geheele  Plant  krachte- 
loos worden  , ja  ook  wel  gantfehelijk  ’t  leeven  verlie- 
zen zou.  Doch  als  de  Bloemen  bijna  vergaan  zijn  ,‘ 
kan  zulks  zoo  lichtelijk  niet  gebeuren  , wijl  dan  het 
drijvend  Zap,  volbragt  hebbende  het  geen  de  Natuur 
eyfchte , verminderd;  en  de  Steelen  verlatende,  zich 
weer  na  de  Wortel  begeeft : welke , hier  door  meer 
voedzel  genietende  , op  nieuws  veele  jonge  Scheurjens 
voortbrengt:  die  al  groeyende  Wortelen  maken.  Deeze 
fnijd  men  met  een  wallende  Maan  in  September  van  de 
oude  af  met  een  Mes,  of  men  breekt  ze  af  met  de  hand, 
en  men  verplant  ze  in  de  voorgemcldde  , doch  varf- 
fche  aarde.  Hier  toe  is  de  Herfft  de  bcquaamfte  tijd 
des  gehcelen  jaars , en  overtreft  hier  in  zeer  verre  de 
voortijd. 

Doch  zoo  deeze  jonge  Scheut jens  noch  niet  Wortel 
genoeg  gekreegen  hadden , of  dat  ook  de  Plant  zelfs , 
wcegens  ouderdom,  gevaar  liep  van  te  zullen  vergaan, 
zoo  moet  men  de  zelve  geheel  opneemen , en  in  zoo 
veele  deelcn  fnijden  , alsze  lijden  mag;  zulker  wijze , 
dat  aan  ieder  deel  iets  van  de  Wortel  blijve.  Dus  zul- 
zen  ze  nieuwe  Wortelen  bekomen  ; noch  voor  de  aan- 
komft  der  Winter  voorfchicten ; naderhand  veel  fchoo- 
ner  en  grooter  Bloemen  vóórtbrengen ; ook  met  minder 
gevaar,  als  de  geene,  die  men  in  Maert  opgenomen  en 
verzet  heeft. 


Daarenboven  kan  men  ook  de  gcmeldde  afgefneede-  te  Iettea 
ne  Steelen,  in  ftukken,  ruym  een  vingen  lang  verdeeld  ^aac* 
zijnde , terftond  een  halve  vinger  lengte  in  de  aarde 
fteeken  , op  een  donkere  en  zandachtige  plaats  ; en 
in  droog  Weer  dikmaal  met  Water  begieten,  zoo  vat- 
ten ze  haaft  Wortel,  en  groeyen  voorfpoodig  voort. 

Men  ziet , dat  al  deeze  Planten  dikmaal , niet  alleen  Hoe  men 
in  den  Herfft  , maar  ook  in  ’t  Voorjaar , zeer  befcha-  ^eczc 
digd  worden  van  kleync  groene  Wormtjcns,  welke  van  Plantea 
zelfs  in  de  zelve  groeyen  : ja  zomtijds  worden  ze  daar 
van  geheel  opgegeeten.  Om  zulks  te  verhinderen,  kan 
men  het  volgende  middel  gebruyken. 

Zoek  al  de  Bladeren  en  Hertfcheuten  deezer  Planten  kan  bevrij- 
voorzichtig  en  nauwkeurig  door  met  een  Houte-prik 'c  dcn  voor 
kei,  en  dood  al  de  Wormtjcns  of  Rups  jens,  die  gij  ge-  af  erende 
waar  kond  worden.  Neem  dan  Reegenwater,  daar  op- 
rechte Americaanfche  of  Wtrginiadnfche  Tabaks-blade- 
ren  vierentwintig  uuren  lang  in  te  weyk  geleegen  heb- 
ben. Begiet  uwe  Planten  daar  mee , driemaal  op  een 
heldere  droogedag,  ’s  morgens,  ’s  middags  en  ’s avonds. 

Vervolg  dit , t’clkcns  om  den  derden  of  vierden  dag, 
tot  vijf  of  zes  verfcheydene  malen  toe  , zoo  zal  al  dit 
ongedierte  fterven , en  niet  lichtelijk  weer  daar  in  groe- 
yen, vermits  ze  dit  krachtig  vocht  op  geenerley  wijze 
konnen  verdragen.  Ook  zullen  de  Planten  zelfs  dies 
te  weelderiger  groeyen , en  weer  frifch  worden , fchoon- 
ze  ook  tot  op  de  Wortel  toe  waren  afgebeeten  geweeft: 
want  dit  nat  is  van  een  voedenden  aart,  en  verfterkt  de 
Planten  niet  wcynig. 

Eeven  dit  zelve  kan  men  ook  verrichten  door  'tPoe-  groene 
der  of  Stof  van  de  gemeldde  Tabaks  alleen ; op  deeze  Wormt- 
manicr:  zuyvcr  eerft,  op  de  hier  boven  verhaalde  wij-  J.5ns  cn 
ze,  de  Planten  van  de  fchadclijke  Wormtjens  en  Rup-  " 
z.en.  Stroy  dan  ’t  gemeldde  Stof  in  en  over  de  Blade- 
ren heenen  op  een  drooge  dag;  eerft  tweemaal  ter  week; 
daar  na  maar  ccns,  tot  den  twintigften  van  November , 
indieri  ’t  Weer  zulks  töelaat.  Hier  van  fterven  niet  al- 
leen de  groene  Wormtjens,  maar  ook  alle  S lekje n , Aard- 
wormen , en  ander  fchadelijk  ongediert , ’t  welk  zich 
onder  deeze  Gewajfen  verfchuyld , en  de  zelve  hinder- 
lijk is. 

De  Viola  Matronalis  flore  simplici  albo  Witte. 
et  purpureo  simplici  , of  witte  enkele,  en  pur-  purpure 
pure  enkele  Damaftbloem , krijgen  ieder  jaar  teegens  de 
Winter  een  volkomen  rijp  Zaad-,  ’t  welk  met  een  waf-  bloem.* 
fende  Maan  van  Maert  niet  diep  de  aarde  moet  aanbe- 
volen zijn.  Anders  komen  deeze  foorten  ook  wei  van 
zelfs  genoeg  op , door  het  neergevallene.  Hier  door 
konnen  ze  alleenlijk  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd 
worden. 

Wil  iemand  uyt  het  Zaad  van  enkele  Bloemen  dub-  Hoedanig 
hele  bekomen , die  zaye  ’t  zelve  in  de  Maand  van  April  mcn  uyt- 
met  een  volle  Maan  in  een  goede  zandige  aarde,  op  een  llüekende 
opene  luchtige  plaats , en  lette  op  de  jonge  Planten , 
welke  hier  van  te  voorfchijn  komen  , alsze  teegens  den 
Herfft  kleyne  Bladert  jens  beginnen  te  krijgen,  waar  uyt 
in  de  volgende  Zomer  Steelen  en  Bloemen  zouden  fpruy- 
ten.  Deeze  moet  men  zeer  behendig  met  een  Pcnne- 
mes,  zonderde  lage  Steel  van  de  voornaamfte  Hert- 
fcheut  te  befchadigen  , wechncemen ; zoo  dat  geen  an- 
dere Bloem,  dan  uyt  hetbinnenfte  Hert , kan  voor  den 
dag  fchieten.  Doch  indien  ze  eenige  Zijde-takjens 
quam  re  maken  , gelijk  zomtijds  wel  gebeurd  , zoo 
moet  men  die  al  meê  wech  doen , op  dat  niet  meer  als 
de  een  eenige , alleen  regt-opgaande  Steel  met  hare  Bloem 
kome  te  blijven. 

Win  hier  van  het  Zaad  met  een  volle  Maan.  Zaay  dubbele 
het  daar  na  , en  neem  het  waar  op  de  boven  verhaalde  Bloemen 
wijze,  zoo  kond  gij,  op’t  derde  of  vierde  volgendejaar,  kan  bek<>‘ 
hier  van  bekomen  zeer  heerlijke,  fchoone  dubbele  Bloe- 
men: doch  deeze  zullen  dan  geen  Zaad  meer  geeven,  of 
ze  fchoon  uyt  Zaad  aangewonnen  zijn.  Indien  men  ze 
met  een  volle  Maan  t’elkens  verbet,  zoo  zullen  ze  hier 
door  verbeterd,  en  gantfchlijk  niet  verminderd worden. 

KRACH- 


* 


»•  • ’ 

* 

' 


■MM i 


jjaiBHSraf; 


. - , 


. 


. 


- 


. 


. 


- 


"■"i  i 


MÊÊÊÊÊÊ 


Aart. 


D urantts 
lib.  Her//, 
fol.  47  ó. 
Tabern.l.l 

Tuchf.  kift 

II.  c.  iB. 


Do.l.  1. 6. 


Namen. 


Grond. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Diofc.  I.  a. 
«.141.  * 


Verfchey- 
de  namen- 


Veelever- 

anderlijke 

löortcn. 


<58? 


Damastbloem.  Lampsana.  Patich. 


<5?o 


KRACHTEN. 

DAmaftbloem,  of  Viola  ASatronalis , is  fcharp  en 
hitzich , echter  niet  zonder  eenige  vochtig- 
heyd;  ook  afvagende,  doorfnijdende,  en  ver- 
teerende  van  aart. 

De  Bloemen  verquikken  en  verheugen  door  haren 
aangenamen  reuk  de  treurige,  zwaarmoedige  menfehen. 

In  Wijn  gekookt,  met  Honig,  of  een  weynig  Zuy- 
ker , en  daar  van  ’s  morgens  een  Roemertje  gedron- 
'ken,  verdrijft  de  Winden : is  goed  teegens  de  Kramp 
eti  fpanning  der  Zeenuwen  ; ook  gebrokene  Leeden  ; 
Hoeft  , en  Engborftigheyd.  Docd  zweeten  , en  zeer 
gemakkeltjk^  Wateren.  Verwekt  der  Vrouwen  Maand- 
ftonden ; en,  daar  mee  gegorgeld , verdrijft  de  gezwel- 
len der  Keel. 

De  Wortelen  der  Damaftbloemen  in  Wijn  gezoden, 
en  de  zelve  gebruykt , verbeeteren  de  gebreeken  der 
Aioeder. 


CCXCIII  HOOFDSTUK. 

LAMPSANA. 


? Us  van  een  ieder  geheeten  ; en  tot 
Wj  noch  toe  , mijns  wcetens , in  geene 
mfj  taal  met  een  andere  naam  bekend ; be- 
JjR  halven  dat  de  Franfche  het  ook  noe- 
\ men  Sanues  Blanchfs,  en  de  Ita- 
lianen Dl  Lasana,  of  Dl  Landri. 

Bemind,  uyt  eygener  aart,  een  gemeene,  zoowel 
Zandige  als  geen  zandige,  zoo  wel  ongemeftte  als  ge- 
meffre  grond  : meer  een  donkere  of  fchaduwachrige  als 
een  luchtige  plaats,  en  veel  vochtigheyd. 

Bloevd  meer  als  de  halve  Zomer  lang.  Blijft  niet 
meer  dan  een  jaar  in  ’t  leeven.  Geeft  teegens  de  Win- 
ter volkomen  Zaad , en  word  dan  door  een  kleyne 
Rijp  ter  neer  gelegt:  dcrhalven  ook  in  ieder  Koor  jaar, 
met  een  waffendc  Maan  van  Maert , op  nieuws  weer 
gezayd  , niet  diep  onder  de  aarde.  Doch  komt  ook 
van  zelfs  genoeg  voort  door  het  uytgevallene  Zaad. 
Hier  door  konnen  ze  overvloedig  vermeerderd  wor- 
den. 


KRACHTEN. 

LAmpftana  is  verkoelende  en  verdrogende  van 
aart.  In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedron- 
ken, of  ’t  uytgcparftte  Zap  met  Wijn  ingeno- 
men , is  gezond  voor  de  Leever  en  Adaag : ook  voor 
de  geene,  welke  van  Engborftigheyd  worden  gequeld. 
Verdrijft  de  koude  Pis:  doed  het  braken  ophouden  : 
is  dienftig  teegens  de  Geelzucht;  en  vermeerderd  de 
Adelzin  der  Vrouwen  Borften. 


CCXCIV  HOOFDSTUK. 

PATICH. 


EERSTE  AFD  E E L I N G. 

| Ord  in  ’t  Ncederlandfch  niet  alleen 
, dus , maar  ook  van  zommige  Roo 
Ridder  geheeten  ; ook  wel  Perdik  : 
in  het  Latijn  Lapathum  , en  Ru- 
$■  mex:  in  het  Hoogduytfch , Mengel- 
- wurtz  , Sti'Eyfwurtz  , en  Rot 
Rittbr  : in  't  Franfch  Pareillf  , of  Lapais:  en 
in  ’r  Italiaanfch  Lapatio,  of  Rambice. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
vecle  veranderlijke  foorten  ; namemlijk : 


I.  Lapathum  maximum  rotundifoliuïi  flo- 
RiBus  ALBis  , of  Lapathum  sativum  rotundi- 
folium  amplissimum  flore  albo  ; dat  is , alder - 
grootfte  tamme  Patich  met  ronde  Bladeren  en  witte  Bloe- 
men ; of  ook  Rhaponticum  prosperi  alpini  , Alder- 
Rhaponticum  van  Proftper  Alpinus ; want  dit  is  eeven  grootfta 
’t  zelve  Gewas .-  waar  van  ik  een  waarachtige  ondervin-  p*‘^c  of 
ding  heb  bekomen  uyt  het  overgezondene  en  wel  op- 
gewaffene  Zaad ; zijnde  de  opregte  Rhabarbar  , of 
Rhabarbar  um  verum  , volgens  het  getuygcnis 
van  Athanasius  Kircherus,  in  zijn  China  II-  opregte 
lustrata  fol.  185.,  die’er  een  kenbare  Figuur  heeft 
bij  gevoegd , ’t  welk  tot  noch  toe  ieder  onbekend,  im-  P.roft.  Hip. 
mers  onzeeker  is  geweefl:.  Heeft  ook  eeven  de  zelve  1 
krachten ; doch  niet  zoo  fterk  in  onze  Neederlanden, 
vermits  de  koude  der  zelve:  waarom  men’er  ook  eens  lufi.fol. 
zoo  veel  van  moet  gebruyken,  gelijk  ik  dikmaal,  niet  iby. 
alleen  aan  andere  ; maar  ook  aan  mij  zelven , heb  be- 
proefd  en  ondervonden.  II.  Lapathum  rotundi- 
folium  HORTENSE  FiMBRiATUM  , of  Patich  der  Ho- 
ven  met  ronde  aan  hare  randen  gekrulde  of  gevouwene 
Bladeren  ; in  hare  kracht  de  voorige  foort  niet  wijken- 
de ; en  die  met  regt  voor  een  RharArbarum  fim-  Rhabarlar 
BRiATUM  , of  Rhabarbar  met  gekrulde  Bladeren  mag  ,ïict  ge- 
gehouden  worden.  III.  Lapathum  lanuginosum  gieren. 
Chinense  longifolium  , of  lang-gebladerde  ruyge 
Patich  uyt  China  , welke  word  gezegt  de  opregte  Rha- 
barbar van  A~dr.Matthioi.us,  of  Rhabarha- opregte 
rum  verum  Matthioli.  IV.  Lapathum  hor-  Rhabarbar 
TENSE  , five  SATIVUM  LONGIFOLIUM  , of  tamme  , Vjn/Mat' 
anders  Hof-Patich  met  lange  Bladeren , gemeenelijk  ge-  ‘ ‘°^ts' 
noemd  Patilntia.  V.  Longifolium  nigfum  pa- 
lustre , of  zavarte  lang-gebladerde  Water-Patich  , 
welke  is  de  Britannica  antiqj/orum  vera  , of  Opregte 
opregte  Britannica  der  Oude  ; waar  van  in  ’t  volgende  Britannica 
Hoofdftuk.  breeder  zal  gehandeld  worden.  VI.  Vir-  d,r  °Hae' 
GiMANUM , of  Patich  uyt  Tirginien , welke  ook  Bri- 
tannica V IRGINIANA  , o f Tirg  mi  aan fche  B ritannica , 
met  regt  mogt  genoemd  zijn,  gelijk  in  ’t  volgende  zal 
blijken.  VII.  Sanguineum  , of  Patich  met  fchoone  V irgini- 
roode  gelijk 1 als  bloedige  Aderen  doorlopene  Bladeren  : aaV,ch® 
ter  dier  oorzaak  ook  van  veele  niét  onbillijk  genoemd  ^mannl‘ 
SanguisDr  conis,  of  Drakenbloed,  anders  ook  wel 
Lapathum  nigrum  , o (zwarte  Patich.  VIII.  A- 
CUTUM,  of  Patich  met  fpitz.e  Bladeren-,  ook  Oxyla- 
pathum  geheeten.  IX.  Longifolium  crispum,  of 
lang-gebladerde  Patich  met  gekrulde  randen.  X.  Hor-  Sp;nagfe 
tens'e  , of  Hof-Patich , van  ieder  genoemd  Spina- van  drie- 
chia,  of  Spmagie-,  waar  van  mij  drie  foorten  zijn  be-  der,<7 
kend  ; als  Spinachia  major  , of  groot  e Spinagie. 
minor  semi'-e  spinoso,  of  kjeyne  met  een  Jleekend 
Zaad;  en  Spina<  hia  minor  semine  non  spino- 
so, of  kjeyne  Sptnagte  ronder*  doornen.  XI.  Vulga- 
Ke  folio  minus  acuto,  of  gemeene  Patich  met  ftom- 
pe  'Bladeren  ; ook  wel  genoemd  Lapathum  sylve- 
stre  album  folio  subrotundo  , of  wilde  witte  Pa- 
tich  met  rondachtige  Bladeren;  en  van  andere  Hydro- 
lapathum,  of  Wat  er -Patich.  XII.  Sylvfstre  ru-  Nochan- 
brum  subrotundo  folio  , of  roode  wilde  Patich  dere  löor- 
met  rondachtigc  Bladeren.  XIII.  Unctuosu  .1  , ofp".  vhau 
/meerachtige  Patich;  die  ook  draagd  de  naam  van  Bo-  aUC 
nus  Henricus  , of  goeden  Hcnrik.  XIV.  Fibro- 
sum  , of  Patich  met  dunne  en  teederc  Wortelen , van 
Plinius  geheeten  Bulapathum.  XV.  Lapathum 
vulgare  minus,  of kjeyne gemeene  Patich.  XVI.  O- 
xylapathum,  five  Lapathum  minus  de.ntatum, 
of  kleyne  Patich  met  getandde  Bladeren.  XVlI.  O- 
xyi  apathum  tuberosum  Americanum  , of  kley- 
ne Patich  nier  een  Knobbelwortel  uyt  America.  Meeft 
al  te  zamen  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  zandige,  goede,  Grond’ 
luchtige,  en  wel-gemefhe  grond : een  warme,  opene, 
vrije,  luchtige  en  bequaam  ter  Zon  gelcegcne  plaats  ; 

Xx  ook 


<JpI  BeSCHRYVING  DER  KrUYDEN  , BoLLEN  EN  BlOEMEN  , III  BoEK,  ópi 


ook  veel  Water.  Konnen  Sneeuw , fterke  Vorfl , en 
meer  andere  ongeleegentheeden  der  Winter  tamelijk  ver- 
dragen. Geeven  de  mcefte  tijd  volkomen  rijp  Zaad-, 
Verfchil in  en  blijven  veele  jaren  in  ’t  leeven.  Doch  het  Lapa- 
leevenf-  THUM  sanguineum  , of  Patich  met  bloedroode  Ade- 
hcjd.  ren ; longifolium  crispum,  of  lang-gebladerde  Pa- 
tich met  krulachtige  randen-,  Fibrosum,  of  met  tec- 
dere  , kleyne  dradige  Wortelrjens  ; Vulgare  minus  , 
of  kleyne  gemeene  Patich , en  Lapathum  hortense 
longifolium,  of  lang-bladerige  Hof-Patich,  meeft 
den  tijd  niet  langer  dan  twee  jaren  : de  Spinachia, 
of  Spinagie  , in  Februarius , of  Maert , na  volle  Maan 
gczayd  zijnde,  niet  meer  dan  eene  Zomer. 

Aanwin-  Meeft  alle  foortcn  van  Patich  worden  aangnvonnen 
n‘nS-  en  vermeenigvuldtgd  door  Zaad , weynig  door  hare 
Wortelen.  Het  Zaad  word  met  een  wallende  Maan  van 
Adaert  of  April  ( doch  veel  beeter  van  September  of 
OElober , vermits  het  doorgaans  zeer  lang  in  de  aarde 
blijft  leggen,  eer  het  opkomt)  een  kleyne  vinger  breed- 
te diep  de  aarde  aanbevolen. 

Hoe  men  Om  vroeg  in  ’t  Voorjaar  bequame  Spinagie  te  mo- 
vroeg  Spt-  gen  hebben , moet  men  ’t  Zaad  met  een  afgaande  Maan 
bekomen?  van  ^uguftus  hol  en  luchtig  zayen.  Opgekomen  zijn- 
de , kan  men  ze  twee  of  driemaal  fnijden , eer  ze  bc- 
gind  te  fchjeten.  Defgelijks  kan  men  ook  doen  de 
geene  die  in  ’t  Voorjaar  is  gczayd.  Want  zoo  haaftze 
boven  afgefneeden  is,  fchietze  t’elkens  aan  hare  Steel 
op  nieuws  weer  uyt , en  geeft  aan  haren  Heer , in 
plaats  van  een , een  drie-duhbele  portie.  Doch  zulks 
kan  niet  gefchieden  van  de  Planten , welke  digt  bij  mal- 
kander ftaan. 

KRACHTEN. 

Aart.  i L de  gemeene  foorten  van  Patich , of  Lapa- 
r\  thum,  zijn  matig  koud,  verdrogende,  en  ver- 
~L'  "^teerende  van  aart. 

Dod  l.  2i.  De  Bladeren,  of  ook  de  IVortelen , in  Wijn,  Wa - 
c-  xf-  ter  , of  ander  Nat  gekookt , en  daar  van  gegceten  , 
veroorzaken  een  open  Ligchaam ; zuy  veren  de  Leever , 
en  drijven  de  Gal  uyt:  doch  zijn  niet  zoo  aangenaam 
als  de  Peet. 

jtpul.  hifi.  De  Bladeren  , noch  groen  zijnde  , geftoten  , met 
P/.t.  13.  cenige  vettigheyd  vermengt , dan  gelegt  op  Gezwellen 
en  opene  Zweer ingen , Plaafters-wijze,  doen  de  zelve 
fcheyden. 

Lobel.  hifi  De  zelve  met  Schaaps-ongel , of  Reuzel , en  bruyn 
ri.fol.)fo.  Roggenbrood,  als  een  Plaafter  gebruykt , verdrijven 
alle  hardigheyd , Klieren , Klapooren  , en  andere  Ge- 
zwellen. 

Trng.  I.  1.  De  Wortelen  , inzonderheyd  van  de  Patiëntie  , of 
e.  104.  Lapathum  hortenfe  longifolium  , gedroogd  , en  daar 
van  een  Drachma,  met  een  Drachma  Gengebar , in 
Wijn  of  ander  Nat  ingenomen  ’s  morgens  nuchteren, 
jaagt,  zonder  eenige  ongeleegcntheyd , alle  Fluymen  en 
andere  waterachtige  onreynigheeden  uyt  de  Maag  wech. 
Tlin.l.  io.  In  Wijn  gezoden,  en  daarvan  ieder  morgen  een 
c.  ii.  Roemer  gedronken,  doed  het  Graveel  en  de  Steen  rij- 
zen en  breeken ; der  Vrouwen  Maandfionden  voortko- 
men, en  geeft  een  goede  verwe  aan  ’t  Ligchaam.  Ver- 
drijft de  Geelzucht-,  ook  de  derdedaagfche  Koorts , als 
men  twee  uuren  voor  de  aankoomft  der  zelve  een  goe- 
de Roemer  hier  van  gedronken  heeft.  Eeven  ’t  zelve 
vermag  ook  de  Wortel,  geftoten,  vijf  of  zes  uuren  lang 
in  Wijn  gewcykt,  uytgeparft,  en  dan  van  die  Wijn 
een  kleyne  Roemer  vol  ingenomen.  Eeven  decze  Wijn 
Camerar.  op  der  uydigheyd  ,’t  jeukzel , fprenkt  Vuur , voortlopen- 
l^iofc 5 ƒ Zeeren , en  andere  uytwendige  onzuy  verheeden  des 

1. 140.  1 Ligchaams  geftreeken ; genccft  'de  zelve,  ’t  Welk  ook 
verrigt  de  Wortel,  in  Edik  gekookt,  en  door  een  Zeef 
gewreeven : defgelijks  ’t  Water,  daar  deeze  Wortelen  in 
gezoden  zijn  geweeft. 

Lufit.l.i.  Een  Drachma  van  ’t  Zaad  (’t  welk  een  te  zamen- 
109.  trekkende  kracht  heeft)  geftoten,  en  met  Wijn  in- 


genomen, is  goed  voor  de  Bloedfpouwing.  Stild  de  Galen.  lib. 
Buyk - en  roode  Loep  : neemt  wech  de  walging  van  MeJ.Simp- 
de  Maag.  Is  zeer  dienftig  tecgens  de  beeten  der  Scor-  7* 
pioenen , dolle  Honden , en  anderer  giftige  Dieren. 

TWEEDE  AFDEELING. 

LAPATHVM  SATIVUM  ROTUNDT- 
FOL1UM  AMPLISSIMÜM,  five  RHA- 
BARBARUM  VERUM  ROTUNDI- 
FOLIUM  FLORE  ALBO  , vel  HIP- 
POLAPATHUM  ROTUNDUM,  ftve 
RHEUM  ANTIQUORUM 

O F 

OPREGTE  RONDE  RHABARBER. 

S^^fó^jRijgd  uyt  een  dikke , ronde  , uyt  eyge-  Wortel , 
ner  aart  lang-leevendc  V ortel  hare  Blade- 
H ren.  Deeze  Wortel  is  verdeeld  in  veele  lan-  kenen  van 

ge  Zijde-fchcutcn , die  van  groot  Centau-  het  ware 
RiuM  , of  Santorie  , niet  zeer  ongelijk  , 
doch  wel  zoo  kleyn ; uytwcndig  roodachtig  van  ver- 
we wanneer  ze  eerft  uyt  de  aarde  word  genomen  ; doch 
daar  na  met’er  tijd  drogende , word  ze  bruyncr , of 
zwartachtig  : van  binnen  uyt  den  geelcn  wat  rofch  , 
voorzien  met  een  ronde  bleek-witte  ring.  Is  zonder 
eenige  reuk;  ligt,  week,  fponsachtig  van  fubjlantie , 
doch  bitter  van  fmaak  vermengt  met  eenige  warmte; 
ook  wat  lijmachtig;  en  geknauwd  wordende,  geeftze 
van  zich  een  geele  bleeke  couleur , gelijk  Saffraan  : 

’t  Welk  dan  al  te  zamen  zijn  dc  opregte  teekenen , ver- 
eyfcht  in  het  ware  Rheum  , of  Rhabarber  der  Oude , 
volgens  ’t  getuygenis  van  Dioscorides  lib.  3.  deMat. 

Aled.  cap.  i.  en  van  Galenus,  lib.  i.deAntid.cap.  14. 

C7*  lib.  8.  Simp.  cap.de  Rheo. 

De  Pladeren  zijn  veel  in  getal,  digt  bij  malkander  Gedaante 
boven  de  aarde  voortkomende : buygen  zich  niet  neer-  ftcl|ing 
waarts,  maar  verheffen  haar  altijd  een  weynig  boven  de  ^ c' 
grond  opwaarts.  Zijn  zeer  groot,  op  de  wijze  van  Pe- 
tasites  , of  Pejlilentie-wortel , ontrent  rond  , bijna 
twee  maatvoeten  breed ; niet  wel  zoo  lang  ; ook  veel 
kleyncr;  gemeenclijk  voor  wat  fmaller  en  fpitzer;  ech- 
ter in  een  ronde  ftompheyd  eyndigende.  Aan  dc  ran- 
den regt,  effen  en  wat  roodachtig  van  verwe,  boven 
een  weynig  blinkende;  donker,  of  zwart-groen ; doch 
onder  veel  bleeker  ; en  daar  bekleed  met  een  korte 
zachte  ruygheyd.  Leggen  van  naturen  niet  vlak  uyt- 
geftrekt , maar  haar  aardig  vertonende  in  veele  vouwen  t 
of  fronffen.  Dikachtig  zijn  ze  van  fubjlantie  ; in- 
wendig vercierd  met  zeeven  groote,  fterke,  bleek-vcr- 
wig  e Aderen-,  waar  uyt  bijna  ontelbaar  veel  andere  kley- 
ne haren  oorfprong  neemen , waardig  nauwkeurig  be- 
zichtigt te  worden.  Dc  fmaak  is  wat  amper , of  zuur- 
achtig, vermengd  met  eenige  bitterheyd.  Zonder  ce- 
nige reuk  zijn  ze.  Hebben  een  lange  Steel,  daar  ze  op 
ruften;  een  duym  dik,  en  zomtijds  noch  dikker:  van 
boven  plat , en  als  met  een  ingedrukte  breede  fiollig- 
heyd,  of  geut , begaafd  ; van  onder  rond  toegaande  , 
ook  zomtijds  een  weynig  rood-verwig,  en  met  veele 
uytwendige  Ribbetjens  , of  verheevene  fireepen  , om- 
vangen. 

Uyt  het  midden,  of  Hert,  ziet  men  in  ’t  begin  van  Steel. 
May  gemeenelijk  een  eenig  Steeltje  voortfehieten , drie, 
drie  en  een  halve,  ook  wel  vier  geheclc  voeten  hoog, 
zeer  dik,  ontrent  rond;  van  verwe  gelijk  de  Bladeren; 
met  veele  uytwendige  hoogten  gelijk  als  gefireept , en 
van  binnen  hol. 

Aan  deeze  Steel  komen  , nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  Bladeren 
de  andere  zijde,  ook  Bladeren  voort , doch  veel  kley-  aan  dc  zet- 
ner  als  de  onderfte,  en  hoe  hooger  hoe  kleyncr.  Tuf-  vc‘ 
fchen  welke , in  de  Maand  May  de  Bloemen-,  als  uyt 
bleeke  Blaasjens  haren  oorfprong  ncemende,  ook  hare 
S teelt jens  hebbende,  opfehieten.  Zitten  zoo  veclvou- 

d‘g> 


IjvIlILH  Ëp^-CL,"  1 


RHABARBARUM  LANUCINOSUM  SIVE  LAPATHUM  t’HINEU.SE  E ONGIF  OLITJJM . 


' 


, 


6$  3 P A t i c h.  R 

dig , dik  en  digt  tros-wijz. e bij  malkander , dat  men 
bijna  niet  anders  als  een  enkele  geheele  Bloem-tros  ge- 
Geftalte  waar  werd.  De  verwe  is  gantfeh  wit.  Wat  klcyner 
d--r  Bloe-  zijn  ze  als  die  van  de  Vlier  : gemeenelijk  neerwaarts  gc- 
men-  keerd;  lieflijk  van  reuk.  Beftaan  uyt  zes  Bladert  jens-, 
waar  van  de  uytwendigfte  drie  kleyner  zijn  dan  de  in- 
wendigfte.  Hebben  ook  van  binnen  eenige  bleek-witte 
Afhang&eltjens.  Blijven  uyt  eygener  aart  maar  alleen 
.weynige  dagen  goed.  Vallen  zelden  ter  neer,  maar  ver- 
minderen aan  hare  Struyken  ; nalatende  een  tamelijk 
groot , drie-hoekig  , eerft  bleek-grocn  en  blinkende  , 
Zaa(j_  daar  na  rosachtig  , haaft  groot  wei  dende  , blaasachtig 

huyije.  Z aad-huysje  : ’t  welk  in  ’t  begin  van  Junius  tot  zijne 

Zaad.  volmaakthcyd  zijnde  geraakt,  in  zich  bevat  een  bruyn- 
verwig , drie-hoekig  Zaad,  doch  van  binnen  wit. 
Aanwin-  Dit  Zaad  werd  in  ’t  laatfte  van  April  (dan  komt  het 
ning.  na  vier  weeken  tijds  op  ) of  in  een  Pot , om  binnens 
huys  te  mogen  ftellcn,gezayd  in  November  (doch  dan 
komt  het  niet  voor  in  ’t  volgende  Voorjaar  te  voor- 
fchijn)  met  een  waflende  Maan  , ontrent  een  kleyne 
vinger-breedte  diep  in  de  aarde  gelegt.  Geeft  ook,  op- 
gekomen zijnde,  en  op  een  warme,  wcl-gemcftte  plaats 
gezet , niet  voor  ’t  derde  jaar  zijn’  cerftc  Bloemen  ; en 
in  deeze  koude  Ncederlanden  weer  volkomen  rijp 
Zaad. 

DERDE  AFDEELING . 

LAPATHUM  HORTENSE  ROTUN- 
DIFOLIUM  FIMBRIATUM  , five 
RHABARBARUM  FIMBRIATUM 
ROTUND1FOL1UM: 

O F 

RHABARBER  MET  GEFRONSTE 
BLADEREN 

Ge  Halte  Chiet  uyt  een  dikke , geheel  ronde  , regt- 

en  eygen-  neergaande  Wortel  ( waar  aan  met’er  tijd 

fchap  der  verfcheydene  fterke  zajde-fcheuten  ovaals- 

Wortel.  ..  J c . , J J . 

fSjSRXtUm  wijze,  of  plat-rond  , vol  zwarte Jtreepjens  , 
als  aangegrocyde  draadjens  , voortkomen  ; 
uytwendig  bruyn-rood  , inwendig  blcek-geel  van  ver- 
we, rondom  met  vecle  bruyne  langwerpige  en  daar  tuf- 
fchen  gemengde  blcek-geele  fireepen  , gelijk  men  een 
Jlralende  Zon  affehilderd  , aardig  vooizien  ; zonder 
reuk,  maar  zeer  bitter  en  krachtig  van  fmaak ; te  zamen- 
trekkende,  wat  warm,  en,  geknauwd  werdende  , een 
weynig  bijtende  van  aart ; wat  digter  , en  niet  zoo  hol 
noch  fponsachtig  , ook  met  meerder  inwendige  voch- 
tigheyd  begaafd  als  de  voorgemelde)  verfcheydene  digt 
Gedaante  hij  malkander  zittende  Bladeren  , zich  een  weynig  bo- 
der  Blade-  ven  de  aarde  verheffende  , doch  niet  zoo  meenigvuldig 
rcn-  als  de  voorgaande  ronde  Rhabarbar , noch  ook  zoo  zeer 
opwaarts  ftaande;  maar  zich  gemeenelijk  met  het  voor- 
fte  punt  meer  als  ’t  agterfte  neerwaarts  buygende.  Zijn 
ook  niet  zoo  rond  , maar  langwerpiger  ; wat  kleyner : 
de  grootfte  anderhalve  Maat-voet  lang  , en  ruym  een 
voet  breed  ; in  ’t  midden  vercierd  met  een  groote  dik- 
ke Rugge  , of  Ader  , hier  en  gintfeh  geteekend  met 
roode  plekken  ; waar  uyt  veel  andere  ter  zijden  na  de 
randen  ovaals-wijze  rond  te  zamen  komen , en  ook  daar 
uyt  ontelbare  kleyne  voort-fchieten.  De  gedachte  Bla- 
deren zijn  Gras-groen  van  verwe;  een  weynig  blinken- 
de , aan  de  randen  gekruld  , of  gefronft ; bij  de  Steel 
in  twee  rond-toegaande  deden  zoo  wat  als  ingefneeden ; 
en  dus  in  een  punt , doch  niet  zeer  fcharp , uytlopende. 
Niet  wel  zoo  dik  als  die  van  de  voorgaande  foort,  ech- 
ter in  ’t  aanraken  eeven  zacht  : weynig  van  fmaak  , en 
gantfeh  zonder  reuk  ; ook  uyt  eygener  aart  wat  ge- 
fronjl , doch  op  verre  na  zoo  veel  niet  als  de  voorige; 
maar  vlakker. 

Steden.  Hebben  ook  lange  Steelcn  , doch  veel  dunner  als  de 
andere,  ronder,  ook  met  in-  en  uytwaarts  gaande Jlree- 


HABARBER. 

pen,  zoo  wel  groen- als  rood-verwig,  vercierd;  boven 
niet  zoo  plat,  breed,  noch  met  zoo  een  diepe  holligheyd , 
of  geut,  voorzien. 

Uyt  ’t  middel-punt  deezer  Bladeren  fchict  een  Steel  Voor- 
voort , een  , twee  , en  ook  wel  derdehalve  Maat-voet  naamrtc 
lang;  ontrent  rond;  van  binnen  een  weynig  hol;  uyt- StecI' 
wendig  bleek-groen , met  vcele  flreepen ; hier  en  gintfeh 
met  groote  roode  plekken  voorzien : aan  welke  zoo  aan 
de  eene  als  de  andere  zijde  boven  malkander  kleyne  Bla- 
deren uytfpruyten  ; waar  tuflehen  vecle  kleyne  doch 
tamelijk-lange  Steelt jens , te  zamen  boven  fpits  toegaan- 
de, en  een  kleyne  pyramide  vertonende , uytfchictcn. 

Aan  deeze  komen  in  de  Afaymaand  zeer  aardig  voort  Aardige 
ontelbare,  zeer  kleyne,  niet  meer  als  drie  of  vier  dagen 
durende  Bloemt  jens,  hier  en  daar  als  bij  leeden,  digt  op  mcn?UC* 
malkander,  aan  teedere,  korte  Steelt  jens  neerwaarrs  han- 
gende ; en  niet  qualijk  de  gedaante  van  een  Parrtsyl 
voorftellende.  De  verwe  is  groen  ; doch  uytwendig 
vercierd  met  eenige  roodachtige  teederheyd , en  inwen- 
dig met  vier  of  vijf  geele  afhangzeltjens  , gelijk  men 
wel  ziet  in  die  van  de  Acltosa  rotunditolia  Ro- 
man a , of  ronde  Roomfche  Zuring.  Beftaan  uyt  zes 
Bladert  jens  ; van  welke  de  uytwendige  drie  de  kleyn- 
ftc  , de  andere  drie  de  grootfte  zijn.  Deeze  Bloemen 
vergaan  niet  in  haar  zelven  : vallen  ook  niet  ter  aarden  Zaad- 
ncer  ; maar  werden  in  tecgendccl  hoe  langer  hoe  groo-  j'uysje' 
ter; en  vertonen  zich  daar  na  drie-hoekig,  boven  breed,  3 
en  onder  fpits ; alzoo  dan  onder  hare  drie  Bladert  jens  , 
nu  gelijk  als  een  drie-hoekig  Blaasje  verbeeldende,  ver- 
bergende een  drie-hoekig Zaad-hnysje-,cex[t  Lijf-vcrwig 
van  couleur  , en  zeer  fchoon  blinkende  : doch  in  het 
laatfte  van  Junius  , en  in  ’t  begin  van  Jsslius  , werd 
het  bruyner  , en  bevat  een  drie-hoekig  Lcevcr-vcrwig 
Zaad. 

Dit  Zaad  in  de  Maand  van  April  met  een  waffende  Annwia- 
Maan  de  aarde  bevolen  zijnde  , komt  haaftig  voort  :ning- 
geeft  in  het  derde  jaar  daar  na  zijne  eerfte  Bloemen  , en 
vervolgens  in  onze  Landen  rijp  Zaad.  ’t  Uytgevallene 
flaat  ook  wel  zomtijds  van  zelfs  op.  Indien  het  in  Okto- 
ber of  November  in  een  Pot  werd  gelegt , en  binnens 
huys  gefteld  , zoo  komt  het  vroeg  in  ’t  Zoor  jaar  voor 
den  dag.  Begeerd  dan  een  goede  , luchtige  , warme 
plaats ; ook  uyt  eygener  aart  een  wcl-gemeftte  grond  ; 
en  blijft  vecle  jaren  lang  in  ’t  leeven. 

VIERDE  AFDEELING. 

RHABARBARUM  , five  LAPATHUM 
LANUGINOSUM  CHINENSE  LON- 
G1FOLIUM  , vel  VERUM  MAT- 
THIOLI. 

Dat  is : 

LANG -GEBLADERDE  WOLLIGE 
PAT1CH  uyt  CHINA: 

O F 

OPPvEGTE  RHABARBER  van 
MATTHIOLUS. 

SEn  zeer  cedel  Gewas , door  de  Heere  des  Gedaante 
Heemels  en  der  Aarden  gcfchapen  tot cn  ejgen* 
zonderlinge  bevoordcring  van  der  Men-^H" 
fchen  gezondheyd , heeft  een  lang-leeven-  1 
de,  dikke  Wortel , bijna  rond;  ruym  een 
halve  voet , of  tv/ee  hand-brecd  lang  ; voorzien  met 
verfcheydene  over  al  gintfeh  cn  herwaarts  uytfchie- 
tende,  tamelijk-dikke  cn  korte  Vcezcl-wo rteltjcns ; van 
verwe  uytwendig  donker-bruyn  , of  uyt  den  roflen 
zwartachtig , doch  van  binnen  geel  , doorlopen  met 
eenige  roode  Aderen,  van  een  bevallige  aanfehouwing; 
welke , wanneer  de  Wortel  droogd , vergaan.  Deeze  is 
vochtig  van  aart , en  bewaard  in  zich  een  lijmig  Zap  , 

Xx  z uyt 


óoj  Beschryving  der.  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 696 


uyt  den  rooden  geel.  Is,  in  de  mond  geknauwd,  zeer 
bitter  en  onaangenaam  van  fmaak. 

Gcftalte,  Uyt  de  gemelde  Wortel  komen  voort  veelvoudige 
en  Bladeren  , digt  bij  malkander,  en  al  te  zamen  gelijk  als 

uyt  het  Hert  of  de  bovenfte  tof  des  Wortels  ; echter  de 
eene  boven  de  andere  met  een  wonderlijke  orde  uyt- 
fteekende.  De  lengte  is  van  een  hand  , of  wat  meer- 
der ; onder  zoo  fmal , dat  ze  zomtijds  de  breedte  van 
een  vinger,  of  duym,  niet  overtreffen ; doch  hoe  meer 
na  voren,  hoe  breeder;  voor  aan  de  punten  alderbreedft; 
van  ontrent  drie  vingeren  ; ook  daar  gantfeh  rond  toe- 
lopende. Zijn  voorzien  met  een  zachte  ruygheyd,  al- 
bijzondcr-  derzigtbaarft  aan  de  randen  ; doch  daar  niet  tngefnee- 
heeden  *&«,  maar  effen , flegt,  en ponder  eenige  vouwen:  bo- 
der  Blade-  yen  ^Cgaapj  met  cen  mCcrder  en  aangenamer  groen- 
heyd  , als  onder  ; ook  inwendig  met  een  regt-door- 
gaandc  groote  Ader , of  Rngge  , waar  uyt  veele  kley- 
ne  , ter  zijden  uytlopende  , en  zich  daar  cen  weynig 
rondachtig  {lellende  , voor-fchieten.  Doorgaans  liaan 
ze  opwaarts  gekeerd  ; eevenwel  krommen  ze  zich  voor 
aan , op  de  wijze  van  cen  Pltiym  , of  Fogel-Struys-vee- 
der  , met  een  goede  bevallijkheyd  neerwaarts.  Bitter 
zijn  ze  van  fmaak  , matig  dik  , en  zacht  in  ’t  aanraken. 
Naderhand  werden  ze  van  onder  ecrïl  geel ; beginnen 
dan  in  haar  zelven  te  verdorren  , en  vallen  op  de  aarde 
neer. 

Steel.  Uyt  haar  middelfte  Hert  komt  jaarlijks  een  eenige 

Steel  te  voorfchijn  ; drie  vingeren  breedte  , wat  meer 
of  minder  , boven  de  inwendigflc  en  hoogde  'Bladeren 
uytfleekendc  ; niet  dik  van  aart , maar  teeder  , en  van 
cen  bevallijk  groen  omvangen.  In  ’t  bovenfte  deel  der 
zelve  komen  voort  verfchcydene  ovaals-wijze-ronde  en 
Gedaante ' dikke  knopjens  , agt , tien  of  twaalf  in  getal , ruftende 
der  Bloe-  Dp  korre  Steeltjens ; mj  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  ande- 
mea'  re  zijde  der  Voornaamfte  Steel  groeyende.  Deeze  ope- 
nen zich  eerft  van  onder  , en  zoo  vervolgens  de  een  na 
de  ander  , en  vertonen  dan  bleek-blauwe  Bloemen  , 
van  geen  onaangename  aanfehouwing.  In  grootte  en 
gedaante  zijn  ze  die  van  het  Leucojum  incanum  ar- 
borescens  , of  der  Stohviolieren  niet  zeer  ongelijk. 
Zomtijds  beftaanze  uyt  vier,  doch  mceft  uyt  vijf  voor 
rond  toegaande  Bladertjens  ; onlieflijk  van  reuk,  en ’t 
Hoofd  bezwarende.  Gefloten  of  gekneufd  werdende, 
geeven  ze  van  zich  cen  blauw-verwig  Zap. 

Zaad  zeer  Als  ze  eenige  weynige  dagen  hebben  open  geftaan  , 
zelden  rijp  vergaan  ze  in  haar  zelven  , en  op  de  aarde  neergevallen 
in  onze  zijnde  , laten  ze  een  Zaad  na  , doch  ’t  welk  in  deeze 
Landen.  onze  Gcweften  noyt,  of  zeer  zelden  * en  niet  anders  als 
bij  heete  drooge Zo mers,  zijne  volkomenheydverkrijgd. 
Dcrhalven  dit  zeer  fchoonc  Gewas  in  deeze  Neederlan- 
den  zeer  bezwaarlijk  kan  aangewonnen  werden. 

Grond.  Deeze  Plant  bemind  uyt  eygencr  aart  een  goede  , 
zandige  aarde,  voorzien  met  twee-jarige  Paerde-  en  een 
weynig  een-jarige  Koeyemift  , wel  door-cen  gearbeyd : 
in  de  Zomer-tijd  een  opene  warme  plaats , en  niet  zoo 
veel  vochtigheyd  als  de  andere  Soorten.  Moet  ook  in 
Hoe  inde  dc  Winter,  binnens  huys  ftaande,  op  cen  drooge,  luch- 
Winter  tige  , en  warme  plaats , gedurende  dien  tijd  alleenlijk 
waar  te  weynig  lauw-gemaakt  Rcegen-water  een-  of 

tweemaal  van  boven  belprcngd  zijn,  vermits  ze  dan  niet 
veel  vochtigheyd  kan  verdragen  , en  door  een  weynig 
te  veel  fchielijk  zou  verrotten,  ’t  Welk  ik  zelfs  door 
ervarentheyd , tot  mijn  groot  leedweezen,  heb  onder- 
vonden aan  drie  uyt  China  over  Batavia  gezondene  en 
wel  over-gekomene  Wortelen,  in  mijnen  Hof , tot  mijn 
groot  vermaak,  genoegzaam  uytgefchoten  zijnde. 

KRACHTEN. 

Schrijvers,  ~ï  \E  aart  en  eygenfehap  deezer  Planten  is  veele  wel 
welke  van  I 1 bekend  , en  wijdlopig  genoeg  befchrccvcn  ge- 
barber " ~ worden : waarom  ik  ook  onnodig  oordeelc , ter 

handelen.  dcezer  plaats  daar  van  te  handelen.  Wil  iemand  van  de 
zelve  een  volkomene  kennis  hebben  , die  kan  lcczen 


Pedacius  DioscoR  ides  lib.  3.  cap.  2.,  daar  hy  van 
deeze  Stof  fpreckt.  Defgclijks  Claudius  Galenos 
in  zijn  eerfle  Boehjvan  de  Medicijnen , welke  flrijden  tee- 
gens  ’t  Fergif , cap.  14.,  ook  in  't  8.  boeket an  de  krach- 
ten der  Kruyden , onder  ’t  Hoofdjlul^de  Rheo,  of  van 
de  Rhabarber  ; dan  noch  de  Schriften  van  meer  andere 
Geleerde  Mannen  , te  veel  in  getal , om  de  zelve  hiec 
te  noemen. 


CCXCV  HOOFDSTUK. 

SCORBUTS, 

anders 

BLAUWESCHUYTS. 

K R U Y D; 

of 

OPREGTE 

BRITANNICA 

der  OudeVriefen. 

wJ^^jjfyMkA^Ir  zeer  cedel , krachtig  , en  voor  alle  Bijzonde- 
KEgfchSM  Menfchen  een  zeer  noodwendig  Gewas r?  lof  van 
jgjfL  (meer  als  agthortderd  jaren  verborgen 

lü  en  8antfcb  vergeeten  , eevenwel  voor  dan  800. 

gj dien  tijd  onze  Voorouderen  zoo  wel  jaren  on- 
bekend , zoo  dikmaal  met  alle  vlijt  ge- 
zogt , zoo  veel  gebruykt  geweeft  , tot  gcncezing  van  Ê 
zoo  veele  gebreeken)  mag,  mijns  oordeels,  met  goe- 
de reeden  van  een  ieder  dus  genoemd  werden  , vermits 
het  de  Scheurbnykj  of  B lauwefchttyt , te  eencmaal  wcch 
neemt,  en  alle  Menfchen  daar  van  verloft. 

Werd  ondertuflehen  ook  in  het  Neederlandfch  ge-  Andere 
noemd  Schurftloofsbladeren  , en  Water- namen. 
ridder,  om  dat  dit  Kinyd  van  Naturen  in  een  voch- 
tige aarde  voortkomt,  en  de  Schurftheyd , Ruydigheyd, 
Zeerigheyd , op  ’t  Friefch  gezegt  R 1 d , ofRuED,  ver- 
drijft. Dc  Oude  Vriefen  hebben  ’t  geheeten  Britan- 
hica  , Britannica,  Brittann ica  , Brita* 
nica  , alle  cenerley  bcteckcning  hebbende ; of  ook 
wel  Vryftanica  , om  dat  men’cr  dc  Tanden  mee 
wrijft. 

’t  Woord  Britanhica  heeft  zijnen  oorfprong  niet  Oorfprong 
genomen  van  Britannica,  waar  meè  Engelland van  de 
werd  beteekend  , gelijk  zommige  dromen  j maar  dit  n‘ 
ICrnyd  is  dus  genoemd  geworden  wecgens  zijn  eygene 
aart  en  kracht  tccgens  allerley  ongeleegenthccden  des 
Alonds  , Tandfmerten  , en  inzonderheyd  tecgens  de 
Scorbut  , of  Blauwscruyt  , van  welke  meed  alle 
Menfchen,  als  van  cen  aangeboorne  Landziekte , in  dee- 
ze koude  , lage  , vochtige  Neederlanden  zeer  gequeld 
werden  ; boven  alle  andere  middelen  hier  toe  dienftig, 
en  weergadeloos. 

De  naamBRiTANHXCA  geeft  dit  klaarlijk  genoeg  te  en  wat  de 
kennen.  Want  de  oude  Frieten  noemden  in  hare  on-  ‘n  * 
verbafterd  geblcevene  Spraak  ( gelijk  ze  noch  hceden  vriefch  bc- 
veelerweegen  in  Friesland  doen)  een  wech-vloeyend  en  tcckcnd. 
daar  door  verminderend  ding  , ’t  welk  noodwendig  te 
zamen  gehouden , gedrukt,  wel  vaft  aan  malkander  ge- 
hegt,  en  gefloten  moeft  worden  (gelijk  men,  wanneer 
de  Schcurbuykfm  de  Mond  zit , het  Tandvleejch  moet 
doen  , wijl  dit  quaad  het  zelve  verteerd  , de  Tanden 
gantfeh  los  maakt,  en  eyndclijk  doet  uytvallcn)  Bri- 
ten  en  Brit.  ’t  Woord  tan  beteekend  niet  anders 
als  dat , waar  bij  een  d is  gevoegd,  te  weeten  tand  ; 
en  h ica  beduyd  zoo  veel  als  een  uytwerping  ; ’t  welk 
noch  heedenfdaag  in  Grocninger-  en  Friesland,  ook  an- 
derweegen , in  gebruyk  is.  Want  cen  krachtige  en 
haaftige  ufiv/erping  der  Winden  door  de  Keel  geeft  men 

dc 


Korte 
Rceden- 
voeringen 
over  de 
woorden 


Brit , Brit- 
ten , Tor- 
ven,  Ven, 
of  Veen, 
Britangel , 


Britten- 
berg,  Bri- 
tannia, 
Niebrit, 
Oldcbrit 
‘t  Huys  te 
Britten, 
Ste- 


en den 
oorfprong 
deezer 
namen ; 
waar  na 
weer  ge- 
keerd 
werd  tot 
’t  Kruyd 
Britanni- 
ca. 


Diofcor. 
hè.  4-  c.  i 
tlin.l.  3. 
cap.  i.liè. 
2j\  c.  3.  9 
1.  17.C.  I 

hè.  4-r.if 
Cal.  hè.  f 
cap.  84. 
JE gin.  /•  7 
JEtius.Ll 
&c. 


697  Oheote  B 

de  benaming  van  htk  : cn  als  de  Kiekens  , noch  in  de 
Eyeren  befloten,  tot  hare  volkomcnheyd  geraakt  zijn- 
de , de  zelve  door-pikken  , zulks  werd  Hikken  ge- 
heeten. 

Zoo  dat  dan  Britanhica  niet  anders  te  kennen 
geeft , als  een  Kruyd  tecgens  de  Scorbut , Scheurbuyk_, 
of  Elauwfchuyt  , en  andere  quade  Toevallen  des  Alouds, 
inzonderheyd  der  Tanden  , om  ’t  vlcefch  van  de  zelve 
te  tarnen  te  houden , en  uyt  te  drijven  de  waterige , 
(lijmerige  , vloeyende  onreynigheeden  , waar  door  ’t 
gedagte  vleefch  afneemende  werd  verteerd : zijnde  cn 
blijvende  dus  een  oud , opregt  Vriefch  woord. 

Maar  dan  noch,  het  woord  Brit  cn  Britten  be- 
teekend  bij  de  gemelde  Vriefen  ook  een  hoog-geleegene 
plaats ; met  Aloeras  of  Water  omringd  , Ven  , of 
Veen  geheeten ; en  noch  heeden  deezen  dag  vind  men 
in  decze  vochtigheyd  dit  Kruyd  Britannica  groe- 
yen.  De  daar  uyt  gegravene  Aarde  , in  de  lucht  ge- 
droogd zijnde,  wierd  voortijds  Britten,  Bret- 
ten  , en  Breeten  genoemd  , welke  woorden  tot 
noch  toe  in  Vriesland  cn  de  Provintie  Grocmngen  in  ge- 
bruyk  zijn  gebleeven : inzonderheyd  werden  de  kleyne 
(lukken  der  zelve  zoo  geheeten  ; alhoewel  nu  meed 
Torvbn;  dat  is.  Tor,  Dor,  of  Droog,  en  Ven,  of 
Veen,  bcteckcnende,  te  zaam-genomen  dorre,  drooge 
Vcenaarde:  hier  van  daan  is  ’t , dat  een  (luk  Lands,  met 
Grachten  , Sloten  , of  Gruppen  , omcingcld  , en  ge- 
fcheydcn  , noch  op  decze  uur  een  Venne  werd  ge- 
noemd. 

En  wie  zou  niet  mogen  voor  waarheyd  houden , dat 
de  zeer  oude  Stad  Venetien  voortijds  dien  naam 
heeft  bekomen  , om  dat  ze  gebouwd  is  op  zulk  een 
holle,  van  naturen  Veenige  , brolfe,  moeraflige  aar- 
de , uyt  ’t  water  fteekende.  Hier  van  daan  is  ook  ge- 
fproten  de  naam  van  Britangel  , zijnde  een  zooda- 
nige Hoogte  , ooft  waart s boven  het  Dorp  Winfchoten 
gelcegcn ; waar  op  nu  een  For tres  of  Schans  is  gebouwd, 
behoudende  noch  heeden  dien  zelven  Naam  , alhoewel 
gemeenclijk  door  verbaftcring  en  onbedagtelijk  gezegt 
de  Bourtange. 

Dcfgelijks  werd  noch  op  deezen  dag  de  Hoogte  in 
Oofi-Vriesland , bij  het  Karfpel , voortijds  CymbeRs 
wold  , maar  nu  verkeerdelijk  Simerswold  gèhce- 
ten,  Br ittenberp  genoemd;  en  in  Engelland  voe- 
ren twee  Steeden  de  naam  van  Brittigion  cn  Bri- 
ton  , om  dat  ze  aan  Rivieren  op  hooge  plaatzen  zijn 
geftigt.  Eeven  hierom  heeft  Engelland  oudtijds  de 
naam  van  Buitannia  gekreegen.  Dus  noemd  men 
ook  eenige  Dorpen  in  de  Groeningfche  Provintie  N 1 e- 
erit,  Oldebrit,  Mittelbrit,  Engelbrit  , 
Letterbrit,  &tc.  , om  datze  leggen  op  een  Hoog- 
te, omringd  van  Waterachtig,  of  Mocraffig  Land. 

Uyt  de  zelve  oorzaak  voerd  ’t  Huys  te  Britten 
' decze  benaming , waar  van  de  Fondamenten  noch  in  on- 
ze tijden  gezien  zijn  ; gebouwd  van  de  Roomfche  Key- 
zer  Ca  jus  Caligula  (gelijk  daar  van  fchrijft  Jo- 
hannesChri stov allus C alvetus , in  zijn  Reys- 
boek  van  de  Kroning  des  Konings  Philippi  van 
Spaanje ) en  van  de  Romeynen  gehouden  voor  een  Wa- 
penhuys.  Want  ’t  lag  op  zulk  een  Hoogte  , van  waar 
men  over  ’t  Water  heenen  de  aankomft  der  Vijanden 
kon  verneemen.  Doch  wij  moeften  niet  te  verre  van 
ons  oogmerk  afwijken. 

’tGcdagte  Scheurbuykskruyd  voerd  in 't Latijn 

• geen  anderen  naam  als  dien  van  Britannica  , zoo 
wel  bij  de  oude  Griekfche  als  Latijnfche  Schrijvers  ; 

.waar  van  men  kan  nazien  Dioscorides,  Plinius, 

. Galenus  , Paulus  jEgineta  , Avicenna  , 

• cn  meer  andere  oude  vermaarde  Autheuroi ; en  werd , 

' weegens  de  voortred  ij  ke  deugden  , zeer  hoog  ge- 
. roemd : is  nochtans  zelden  of  noyt  van  haar  gezien , veel 

• min  van  eenige  der  nieuwe  Kruyd-befchrijveren  tot  noch 
toe  regt , maar  de  oude  Vriefen  genoeg  , bekend  ge- 
weeft.  Ook  hebben  al  de  oude  Griekjche  en  Latijn- 


R I T A N N I C A.  69 8 

fche  Gencesmeefters,  welke  ten  tijde  van  Julius  Cae- 
sar en  meer  andere  volgende  Keyzercn , onder  ’t  Room- 
fche Heyr  in  de  Needer landen  waren  , wijl  ze  de  Taal 
der  Vriefen  niet  verftonden,  veel  min  de  zelve  door  an- 
dere woorden  konden  uytleggcn  of  betcekenen,  de  reg- 
te  Vriesfche  naam  deezes  Kruyds  zoo  wel  in  ’t  Griekfch 
als  in  ’t  Latijn  behouden  , en  hare  Schriften  ingelijfd. 

Echter  heeft  men  ’t  ook  , mijns  oordeels  , begreepen 
onder  de  naam  van  Lapaihim  longifolium  ni- 
grum  Palustre,  of  zrwarte  lang-gebladcrde  Water- 
ridder,  weegens  de  zjwarte  Wortel,  welke  in  geene  der 
andere  foorten  van  Lapathum  of  Patich  , door  geheel 
Europa  van  zelfs  voortkomende  , gevonden  werd  ; en 
de  groote  gelijkheyd , welke  het , doch  alleen  in  de 
uy terlijke  gedaante  , met  de  Patich , Rho-ritter  , of 
Roo-ridder,  fchijnd  te  hebben. 

Decze  Britanhica  komt  uyt  eygener  aart  zeer  Waar  dit 
krachtig  voort  door  geheel  Vriesland , Groeningerland , Kru.vd, 
Gelderland  , OveryJJ'el , en  Holland  , in  moerafïige  , 2roe) 
Veenige  , watcracntige  , ongezonde  plaatzen  , en  qua- 
de, Salpeeterige,  giftige,  (lijmerige  aarde,  daar  gemee- 
nclijk veel  Adderen  cn  Slangen  werden  gevonden  , ook 
aan  de  kanten  der  Grachten  cn  Sloten.  Echter  ftrijd  dit 
Kruyd  zoo  geweldig  tecgcns  alle  Vergif , en  de  Scheur- 
buyk_i  dat  het  elk  , die  ’t  gebruykt , binnen  weynig 
tijds  te  ecnemaal  daar  van  bevrijd.  Ja  ook,  hoe  de  Wa-  Zonder- 
teren  , daar  ’t  bij  grocyd  , quaadaardigcr  zijn  , hoe  de  lingezeld- 
zelve  meer  ongezondheyd  en  Blauwfchuyt  in  der  Men-  ïaaIj' 
(chen  Ligchamen  verwekken,  hoe  ze  meer  doen  pur-  * 
geeren  de  geene  die’cr  van  drinken  ( waarom  ook  onze 
daar  van  gebrouwene  Bieren  meer  opening  maken  als 
andere  van  ander  water  gebrouwen  ) hoe  decze  Plant 
krachtiger  van  natuur,  en  tecgens  dit  quaad  meer  werk- 
zaam is. 

De  opmerkende  konnen  hier  uyt  verneemen  de  Aanmcr- 
wijsheyd  cn  goedheyd  des  Almacht igen  Scheppers ; die  elk  king. 
Land  heeft  begiftigd  met  zoodanige  Gewajfen , als  be- 
quaam  zijn  tot  geneezing  der  Ziekten,  welke  de  daar  in 
wonende  Mcnfchcn  meeft  onderworpen  zijn , ter  oorzaak 
van  de  fchadclijkheyd  der  Lucht , Aarde  , of  Wateren. 

Waar  bij  dan  noch  komt , dat  de  vergiftiging  van  een 
giftig  Dier  door  eeven  ’t  z-clveDier  werd  teegengeftaan, 
vcrbecterd,  en  geheel  kragteloos  gemaakt,  ’t  Ware  te 
wenfehen  , dat  de  kracKtc-n , welke  God  in  de  dingen 
gelegt  heeft , van  ons  vlijtiger  onderzogt,  cn  alzoo  aan 
ons  bcctcr  bekend  wierden. 

De  Britannica  groeyd  ook  wel  in  de  Hoven,  of  Britannica 
andere  vochtig  en  luchtig  gclccgene  plaatzen  , zoo  dat in  Ho* 
dc  Zon’tmeefte  deel  des  dags  daar  op  kan  fpeelcn.  Dcf-  vcn‘ 
gelijks  in  een  donker  oord : of,  dikmaal  met  water  be- 
goten werdende  , in  een  luchtige  , holle  , met  twee- 
jarige Koeyc-,  eenjarige  Pacrdemift  cn  zand  genoegzaam 
voorziene  en  door-werktc  aarde.  Schiet  anders  noyt  zoo 
hoog  opwaarts , noch  geeft  zulke  krachtige  Tladeren  : 
doch  gemeenelijk  ieder  jaar  volkomen  rijp  Zaad. 

Vcrdraagd  uyt  eygener  aart  geweldige  Sneeuw , Ha-  Hardheyd. 
gel,  fterke  Vorft  , en  allerley  andere  ongeleegentheedcn 
der  iVinter  ; zoo  dat  men  decze  Plant  zonder  mocytc 
bewaren , en  genoegzaam  aanwinnen  kan. 

Hare  Wortel  is  zeer  fterk  , Pek-zwart  van  buyten  , Gedaante 
zelden  van  verwe  veranderende  , fchoon  ze  ook  in  een  ^j1-  Wor' 
gantfeh  zandige,  ja  geheel  witte  grond  ftond;  behalven 
dat  ze  wel  zomtijds  bleck-zwart  werd  gezien : doch  als 
men  ze  varfch  uyt  de  aarde  opneemt , cn  door-fnijd , vind 
men  ze  van  binnen  gantfeh  zuyver  en  wit.  Straks  daar 
na  werd  ze  tuflehen  geehen  rood  ; de  verwe  van  Rha- 
barber  niet  zeer  ongelijk  zijnde.  Vervolgens  gedroogd 
werdende  , is  ze  bruyn.  Hare  geftaltc  is  lang  , dik  en 
breed,  gelijk  die  van  al  de  Roo-ridderen , of  Patich,  in- 
zonderheyd als  ze  ten  ouderdom  is  gekomen  ; gcenzins 
zoo  kleyn  , als  Dioscorides,  die  ze  noyt  gezien 
heeft , daar  van  fprcckt.  Is  ook  vol  Zap  of  voch- 
tigheyd. 

Uyt  deeze  Wortel  fchicten  ieder  Voorjaar,  in  ’t  laat-  Gcdaant* 
Xx  5 He 


épp  Beschryving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  700 


der  Bilde-  fte  van  -April , of  begin  van  May , eenige,  niet  veele  , 
ren-  Bladeren  voort  , de  langfte  aller  foorten  van  Lapa- 
thum  of  Pa  tic  h ; hol  en  luchtig;  altijd  opwaarts  ge- 
keerd, met  har & Steden  digt  bij  en  boven  malkander  als 
uyt  eene  plaats  der  Wortel  fpruytcnde.  Zijn  ruym  een, 
anderhalve  , ook  ( na  dat  de  Planten  jong  of  oud  , 
kleyn  of  groot , luchtig  of  donker  gefield  zijn  ) wel 
twee  geheelc  voeten  lang;  gemeenelijk  drie  of  vier  vin- 
geren breed;  blauwachtig  donkcr-groen  van  verwe,  doch 
onder  veel  bleekerj  en  droevig  , niet  blinkende  : voor 
fpits  toegaande : in  ’t  midden  alderbreedft ; en  daar  voor- 
zien met  een  dikke  Ader,  of  Rugge;  waar  uyt  zeer  veel 
andere  , tcedere  , eerft  regt-uyt  , dan  na  de  randen 
rondachtig  te  zamen  of  in  malkander  lopende  , bleek- 
groen van  couleur  , voortkomen.  De  gemelde  Blade- 
Steelen  ren  z'in  wat  dikachtig  van  fubflantie  : zomtijds  aan  de 
der  Blade-  randen  weynig  of  niet;  zomtijds  wat  meerder  gekruld; 
ren.  inzonderheyd  de  Bladeren  , zittende  aan  de  opfchicten- 
dc  Steel,  en  dan  fmaller  werdendc.  Onder  ruften  ze 
op  een  tamelijk-lange  , zeer  dikke  , boven  platte  , on- 
der met  Ruggctjcns  of  uytfteekende  Streepjens  rondach- 
tig toegaande  , en  gemeenelijk  onder  een  weynig  rood- 
achtig zijnde  Steel : welke  roodheyd  in  de  Moeraffige 
plaatzen  meerder  is , als  in  de  ftaande  Wateren  , of  aan 
de  kanten  der  Sloten  in  een  zandige  of  klcyige  grond. 
In  ftic  mond  geknauwd  werdendc  , bevind  men  ze  zeer 
te  zamen-trekkendc.  In  ’t  laatfte  van  Julius  beginnen 
ze  weer  te  vergaan. 

Stam-  Uyt  ’t  middenfte  Hert  ziet  men  voortfchicten  een  , 

ftcclen.  twee  , ook  wel  drie  Steelen  , na  dat  de  Plant  jong  of 
oud  is;  twee,  drie, ook  zomtijds  wel  vier  voeten  hoog; 
rond,  van  zulk  een  verwe,  als  de  Bladeren  onder;  van 
binnen  hol : aan  welke  de  Bladeren  , hoe  hoger  hoe 
kleyncr  , nu  uyt  de  eene  dan  uyt  de  andere  zijde  , bo- 
ven malkander  voortkomen ; zoo  wel  een  weynig  neer- 
waarts hangende  , als  opwaarts  gekeerd  ftaande.  Tuf- 
fchen  de  zelve  werd  men  gewaar  eenige  uytfchietende 
Zijde-takjens  , luchtig  en  niet  zoo  veelvoudig  gefield  , 
Bloem-  ak  wel  in  de  andere  foorten  van  Patich  gezien  werd  ; 
knopjens.  rondom  voorzien  met  veele  , hol  en  luchtig  aan  korte 
Steeltjens  afhangende  ronde  Knopjens , boven  een  wcy- 
nig  rosachtig. 

Bloemen.  Dcczc  in  ’t  laatft  van  Junitu  , of 't  begin  van  Ju- 
lius , zich  openende , vertonen  kleyne  , dne-bladerige , 
groote  B leemt jens,  hebbende  inwendig  twaalf  witte  af- 
hangz-eltjens ; welke, na  verloop  van  twee  dagen,  fchie- 
lijk  daar  uyt  vallen  , of  in  de  zelve  verdorren  , zoo  dat 
men  de  Bloemen  van  binnen  leedig  ziet  : daaren- 
boven aan  beyde  de  zijden  harer  Bladert jens  een  ruyg, 
witachtig  Topje  , of  eenige  witte  ruygheyd,  welke  men 
in  geene  van  al  de  andere  foorten  , behalven  die  van  de 
Britannica  Virginiana,  of  Vtrginiaanfche  Bri- 
Zaad.  tannica  , bemerkt ; werdendc  boven  met  drie  andere 
kleyner  , fmaller  , groen-verwige  Bladertjens  gelijk  als 
overdekt.  Als  ze  eenige  weynige  dagen  hebben  open 
geftaan , vergaan  ze  niet  in  haar  zclven  , vallen  ook  niet 
af;  maar  werden  in  teegendeel  grooter,  en  bewaren  on- 
der de  zelve  een  kleyn  drie-hoekig  Zaad,  als  ’t  rijp  ge- 
worden is  Caftanien-bruyn  van  verwe. 

Aanwin-  ’t  Zelve  op  een  donkere  plaats  , met  een  waffende 
ning,  Maan  van  Oktober  in  de  aarde,  of  in  Maert  in  een  Pot, 
een  kleyne  vinger  diep  gezayd  , en  dikmaal  met  water 
voorzien  zijnde  , komt" binnen  eenige  wecken  te  voor- 
fchijn  ; doch  ’t  geen  in  Oktober  gezayd  werd  , zelden 
voor  in  ’t  Voorjaar.  De  jonge  hier  van  uytgcfprotene 
Planten  geeven  niet  voor  ’t  derde  en  vierde  jaar  daar 
na  hare  eerfte  Bloemen  en  nieuw  Zaad. 
door  haar  Zij  vergaan  uyt  eygener  aart  niet  haaft,  maar  blijven 
Zaad.  veele  jaren  in  ’t  leeven.  Konnen  bezwaarlijk  door  hare 
Wortelen , doch  genoegzaam  door  haar  Zaad  aangewon- 
nen werden,  gelijk  alreeds  gezegt  is. 


KRACHTEN. 

DE  Bladeren  deezer  zeer  eedele  Plant  zijn  koud  in  Aart  der 
den  eerften  ; droog  in  ’t  begin  van  den  derden  Bladeren  , 
Graad. 

De  M ortel , defgelijks  koud  in  den  eerften  , droog  en  der 
in  ’t  laatft  van  den  derden  Graad  , in  den  Mond  ge-  Wortel, 
knauwd  werdende,  is  geweldig  afiringeerende ; en  trekt, 
veel  meer  als  de  Bladeren , of  der  zelver  Zap  , de  lip- 
pen , tong  en  keel  door  een  aangename  bitterheyd  te  za- 
men ; ook  droogd  ze  het  fpcekzel  en  alle  vochtigheyd 
des  monds  op , gelijk  de  Oude  daar  van  gefchreevcn 
hebben. 

De  Bladeren  , wanneer  ze  , ’t  zij  droog  of  groen  , Kracht 
zonder  iet  anders  daar  bij  te  doen  , werden  geknauwd  , der  Blade- 
en  zachtjens  door  de  keel  gelaten  , vcrligten  de  dorft  ; ren' 
veroorzaken  een  goede  verdouwing  der  Maag : neemen 
de  hitzigheyd  van  de  zelve  wech  : vervrolijken  het^c- 
moed : drijven  het  Water  uyt , en  verfterken  al  de  in- 
wendige deden  des  Ligchaams.  Eeven  ’t  zelve  doet 
het  Zap,  varfch  uyt  de  Bladeren  geparft,  en,  met  een 
weynig  Wijn  en  Zuyker  vermengd,  ingenomen. 

Van  dceze  heerlijke  Plant  kan  men  de  volgende  voor-  Zeer 
treflijke  Drank^  bereyden.  yoortref- 

sp.  Faliorum  Britannica  APanipulos  dnos.  Drank 

Radtcum  Britannica  Uncias  fex. 

Glycyrrkyza  Dracbmas  daas. 

Zint.  tb  er  is  Drachmam  ttnam. 

Sacchart  'Uncias  quatuor. 

Vini  Gallici  albi  optimi  libras  quatuor. 

Incidantur  & Contundantur  omnia  fimul gr ojfo  mo- 
do  , atque  ad  tertia  ferme  partis  conjtsmptionem 
coquantnr. 

Of  in  ’t  Neederlandfch  : Neem  twee  handen  vol  van  teberey- 
de  Bladeren  dcez.cr  Britannica.  Vier  of  zes  oneen  van  den  van 
de  Wortel.  Gengebar  een  drachma.  Zoethout  twee 
drachmen  : en  Zuyker  vier  oneen.  Snij  het  te  zamen  piant, 
tot  kleyne  ftukjens ; en  kookt  het  in  een  Kan  goede 
Franfche  Wijn  , tot  dat’er  een  Pintje  van  vermin- 
derd is. 

Die  van  deezen  Drank  ieder  morgen  nuchreren  , tot  gewif- 
veertien  dagen , of  wat  langer,  agter-cen,  ’t  vierdedeel  fcgence- 
van  een  Pintje  gebruykt,  zal  daar  door  verdrijven  al  de  “cn^“r. 
hem  quellende  Scorbut , Scbeurbuykj,  of  Blaunfchuyt  buyk.of 
(van  Plinius  genoemd  Stomacacen , en  Scelotyrben).  Blauw- 
De  Tanden  en  ’t  gantfche  Gebeent  zal  weer  in  voorigen  khuyr, 
goeden  ftaat  werden  herftcld , en  verfterkt : al  het  bloed 
gezuyverd.  Eeven  hier  door  werden  ook  geneczen  de 
gebreeken  der  Milt  en  Leever ; allerley  Buyk-  en  Bloed- 
loop ; een  quade  Borft  ; neervallende  Zinkingen , en  lo- 
pende Gaten.  Decze  Drank  zal  verdrijven  de  overvloe- 
dige vochten  des  geheclen  Ligchaams ; alle  zeenuwach- 
tige  deden  beveiligen : de  Maandftonden  der  Vrouwen , 
als  ze  te  veel  zijn  , en  alle  andere  Bloed-vloeyingen  flop- 
pen ; deezer  wijs  de  natuurlijke  Ligchaams-warmte  be- 
waren. Is  ook  zeer  goed  voor  Breuken,  of  Gefcheurd- 
heyd-,  ftijve , trekkende , of  beevende  Leeden : de  kramp , 
en  Limmigheyd ; hitsige  Koortz-en , en  meer  andere  dier- 
gelijke qualen.  Defgelijks  voor  de  geene,  die,  ’tzij  in 
Spijs  of  Drank , vergif  in  V lijf  hebben  gekreegen.  Ook 
voor  de  geene  die  dikmaal  moeten  braken  , en  nauw- 
lijks  konnen  binnen  houden  ’t  geen  ze  gegceten  en  ge- 
dronken hebben. 

Wanneer  men  decze  Bladeren  niet  groen  kan  beko-  en  daaren- 
men  , ’t  welk  in  de  M int  er  onmogelijk  is  , moet  men  boven 
de  zelve  gedroogd  floten  , en  in  Wijn  met  Zuyker,  of  ^erc^ 
Honig,  en  een  weynig  Edik  daar  bij  gedaan ; of  anders 
in  Water,  Zuyker  en  Azijn, inzonderheyd  als’er  Koorts 
bij  gaat,  of  ook  wel  in  Garfte-water , als  de  geleegent- 
heyd  zulks  vereyfcht,  zoo  lang  zieden,  tot  dat  het  Nat 
de  dikte  van  Honig  bekomt.  Hier  van  mag  men  zon- 
der eenige  fchroom  een  weynig  t’cffens  gebruyken  tee- 
gens  de  Tandpijn,  Scheurbuyk,  en  de  andere  hier  bo- 
ven 


BK 


701 


Opregte  B r i t a n n i c a. 


JOZ 


ven  genoemde  gebreeken.  Indien  men  d e groene  Bla- 
deren kan  machtig  worden  zoo  moet  men  die  op  de  zel- 
ve wijze  in  Wijn  kooken. 

zware  ge-  Het  Zap , of  de  vochtigheyd  uyt  de  Bladeren  , of 
brccken.  Uyt  bladeren  en  Wortelen  te  zamen,  geparft,  en  een 
weynig  met  wat  Zuykcr  gekookt , of  in  de  Hondsda- 
gen in  de  Zon  gefield , tot  dat  het  dik  word , geneert: 
zeer  fpoedig  de  beeten  van  dolle  Honden  en  andere  gif- 
tige Dieren,  als  Adderen,  Slangen , en  zoo  voorts,  in 
de  Wonde  gedaan  zijnde:  defgelijks  vuyle  en  als  voor 
ongeneesbaar  gehoudene  gez.iv ellen  ; dunnetjes  op  een 
doek  geftreeken , en  daar  op  gelegt : of  ook  de  groene 
Bladeren  zelfs  daar  op  gedaan  ; doch  ieder  morgen  en 
avond  vervarfcht. 

Heylzame  Ecven  ’t  zelve  verrigt  het  Zap,  uyt  de  Bladeren  ge- 
z,a1^  parft ; of  ook  men  maakt’er  een  Zalf  van , zeer  dienftig 
tccgens  al  de  voorgeftclde  gebreeken  en  ongemakken. 
Dit  Vnguentttm  trekt  niet  alleen  allerley  vergif  en  on- 
reynigheyd  uyt,  maar  zuyverd  ook  de  Wonde , droogd 
ze  op  , en  fluytze  weer  toe.  Is  goed  voorde  Roos, 
’t  Sprenktvuur  , de  Kanker  , en  de  Takfen  of  Speenen 
aan  ’t  Fondament. 

Dit  kruyd  j)jr  aj]es  js  njct  a]jeen  |n  dceze  tijden  bij  ons  op 
ontrent  de  . > > r 


geboorte 


nieuws  onderzocht,  en  zoo  bevonden,  maar  ook  voor 


CiiRisTi  zoo  veele  honderd  jaren  onze  Voorouderen  ten  deelen 
van  de  Ro-  bekcnd  geweeft.  Ter  welker  oorzaak  decze  Plant  van 
S”h°og  dc  eomcjKcrt,  doe  ze  voor  en  na  Christi  geboorte  in 
geacht.  de  Gcweften  van  Holland,  Vriejland  en  geheel  Nee- 
derland  tccgens  onze  Voorvaderen  oorlog  voerden , zoo 
zeer  hoog  geacht  wierd , dat  ze  die  , ais  een  dierbare 
fchat , mee  na  Italien  en  andere  vcr-afgeleegenc  Landen 
hebben  gevoerd. 

Waardoor  Doch  als  voor  ruym  agt  honderd  jaren  de  Gotthen 
tenheyd6"  en  Noormannen  ons  Vriejland  tot  in  de  grond  verdier- 
gekomen : vcn  » Mcnfchen  en  Bceftcn  uytroydcn  , zoo  is  , ter 
nu  ecril  oorzaak  van  decze  ellendige  verwoefting , de  kracht  van 
Tend  br  Govas,  en  zelfs  de  kennis  van  ’t  zelve,  in  eengant- 
worden.  khe  vergeerelheyd  geraakt , tot  op  dcczen  onzen  tijd  : 
in  welke  dit  Kruyd , als  nieuwelijks  herboren  , de 
nu  leevende  Vriezen  weer  gegeeven  is , en  ’t  zelve 
haar  hier  voor  oogen  word  gefield,  om  het  te  leeren 
kennen. 

Hoemen  Het  Zap , zoo  uyt  de  Bladeren  ah  Mortel,  meteen 
’t  Zap^,  en  WCynig  Zuyker  gezoden  rot  het  dik  word  als  een  Rhob 
lang  kan"  * ( bij  Avicenna  en  andere  Arabifche  Schrijvers  dus 
bewaren,  genoemd , en  in  alle  Apotheeken  genoeg  bekend  ) kan  .en 
moet  men  bewaren  in  een  Rams-hoorn , of y vore  Doos, 
of  Bus  van  Zilver,  ook  Tin , of  Glas;  en  dus  zal  ’t  de 
gcheele  Winter  over  goed  blijven.  In  zulke  Vaten 
moet  men  ook  doen  het  hier  van  gemaakte  Poeder, 
om  gedurig  te  konnen  gebruyken : ’t  welk  ook  wel  in 
Wijn  mag  worden  opgekookt. 

Men  maakt  daarenboven  van  dit  Zap  een  gorgelwa- 
ter , om  daar  meê  te  zuyveren  en  te  geneezen  de  hit- 
zigheyd  en  andere  gebreeken  des Monds  en  der  Keel:  ook 
wel  een  Plaafter , Slikfing,  yroop,  Olie,  en  diergelij- 
ke, waar  van  men  in  ’tbreede  kan  na  zien  mijn  Latijnfch 
aven^DE  Herba  Britannica. 

Het  Zaad  een  weynig  gedroogt,  dan  gepulverizeert, 
trekt  van  naturen  t’  zamen.  Is  goed  voor  alle  Squinantien, 
of  gezwellen , verftopping  en  verfilming  der  Keel ; fwel- 
ling  der  Amandelen  , Httyg  , en  Bloedgang.  Geneert 
ook  allerley  andere  quaadaardigc  gezwellen  , en  beeten 
der  giftige  Dieren , daar  in  geftroyd. 

Plinii  Vi-  Leven  ’t  zelve  vermogen  ook  de  Bloemen,  van  Pli- 
- ESf,  en  NIUS  geheeten  Vibones  , om  dat  de  Oude  Vriezen 
fche  ' zc've  ViBONG  noemden  ; ’t  welk  beteekend  zoo 
woord  veel  als  een  onnatuurlijl^ gezwel  of  hardigheyd,  verga- 
V 1 dong  , derd  uyt  quade  vochten , te  verdrijven , want  Vi'  ovc 

betekend  ‘s  tc  Zaam  Sczct  en  ^ONG-  K°mr  of  van  Vien, 

dat  is,  verdrijven,  verfpreyden;  en  van  Bong,  te  ken- 
nen geevende  een  onnaruurlijl^gezwel , noch  heeden 
op  deczen  dag  de  Bong  geheeten ; tc  weeten , een  har- 
digheyd, of  gezwel  in  de  Keel,  van  de  Gcnees-geleerde 


Gorgel- 

water. 


Deugden 


de  naam  van  Angina,  ook  van  Squinantle , gegeeven; 

’t  welk  gemeenelijk  overkomt  de  geene,  die  zeer  van  ’c 
S c heur buyk^  w orden  gequeld,  zoo  dat  ze  nauwelijks  iets 
door  de  Keel  konnen  krijgen. 

Noch  verder:  deeze  Bloemen  in  Fonteyn  of  Put  wa-  Verdere 
ter  een  kleyn  half  uur  lang  opgekookt  met  een  weynig  deugden 
Edik , wel  toegedekt  in  ’t  kooken  , verdrijft  binnen  „I  Bloc* 
weynig  tijds  de  Roos,  daar  opgelcgt  zijnde:  trekt  uyt 
de  wonden  alle  vuurigheyd-,  ook  het  doode  vleefch,  ver- 
oorzaakt door  ’t  daar  in  gekomene  Vuur:  fluyt  de  zel- 
ve toe,  en  geneert  ze  voorfpoedig. 

De  Wortel  gedroogt,  of  daar  van  een  gedeelte  geno-  D?r  Wor* 
men , en  eenige  uuren , of  ook  wel  minder,  in  de  Mond  te  * 
gehouden,  neemt  binnen  een  korte  tijd  wech  alle Tand- 
pij** > cn  de  zwelling  van  ’t  Tandvleefch,  veroorzaakt 
door  de  Schcurbuyk, .,  en  andere  ongelccgenthccden  des  ’ 

Monds;  maakt  ook  ’t  zelve  weer  vaft.  Daar  na  deTan- 
den  zomtijds  gewreeven  met  het  Poeder  deezer  Mortel , 
behoud  de  zelve  zeer  lang  in  een  goede  ftaat,  en  verhin- 
derd meerder  Tandpijn. 

’t  Zelve  doed  ook  het  Zap,  met  Franfche  Wijn  en  Hes  Zaps. 
een  weynig  Edik  tot  op  ontrent  de  helft  toe  verkookt, 
en  dan  in  de  Mond  gehouden. 

Ook  word  uyt  deeze  Plant  gemaakt  een  Tandpoe-  Treffelijk 
der,  zeer  nodig  teegens  alle  Schcurbuyk^  l°Jft  Tanden, 
zwelling  van  het  Tandvleefch , en  meer  andere  dierge-  ^ens  lolTc 
lijke  ongeleegentheeden.  De  wijze,  op  welke  ’t  zelve  tanden , 
moet  bereyd  worden , is  de  volgende : Gezwol- 

I}£.  Radtcum  Britannica  ZJncias  quatuor.  v'eefth0^* 

Galanga  Majoris  Drachmam  unam  en  Sche’ur- 
C-7'  firn  is.  buyk. 

Cypen  Rotundi  Drachmam  ttnam. 

Adyrrha. 

Alafitches. 

Thttris,  ana  Drachmam  femis. 

Sacchari  albijfmi  Unciam  unam. 

Syrupi  e corticibus  Citri  Drachmas  du  as. 

Mifceantur , terantur  omnia,  & fiat  pulvis  fnb- 
tiliffimus. 

Of  in  ’t  Neederlandfch'.  neem  van  deeze gedroogdeMor-  Hoe  tebe- 
telen  vier  oneen.  Groote  Galanga-wortel  anderhalve  rc^ea* 
Drachma.  Ronde  Cyperus-wortel  een  Drachma.  Myr- 
rhe,  Maftix,  en  Wierook van  elk  een  halve  Drach- 
ma. Brood-zuyker  een  once,  en  Syroop  van  Citroen- 
fchellen  twee  Drachmen.  Dit  alles  bij  malkander  ge- 
daan , gefloten , gewreeven , en  een  fijn  Poeder  daar 
van  gemaakt. 

Neem  hier  van  een  weynig  in  de  Mond;  wrijf’er  de  en  re  ge- 
Tanden  en  het  Tandvleefch  meê,  zoo  zult  gij  met  ver-  broyken, 
wondering  bevinden  , hoe  goed  het  u doen  zal , en 
hoe  haaftig  gij  van  de  gcmcldde  qualen  verloft  zult  zijn. 

Om  deeze  Wortel  wel  te  droogen,  en  tot  geneezing  De  tijd, 
van  de  gemeldde  gebreeken  te  konnen  bewaren,  ™en  deeze 

men  ze  uyt  hare  natuurlijke  geboorte-plaats  opneemen  v/ortelea 
in  ’t  begin  van  Alay ; want  ter  dier  tijd  uytgefcho- 
ten  hebbende,  kan  men  ze  eerft  regt  kennen.  Maar 
indien  men  de  zelve  op  vochtige  plaatzen  in  de  Ho- 
ven heeft  geplantt  en  aangequeekt , zoo  kan  men  ze 
altijd  met  volle  Maan  van  September  of  Oftober  uyt- 
halen.  En  dan  is  ze  (mijns  oordeels)  zoo  krachtig, 
ja  krachtiger,  als  in  de  May  tijd-,  vermits  ze  ’s  Win- 
ters door  fterke  Vorft  lichtelijk  fchade  kan  lijden ; waar 
van  ze  in  den  Herffl  gantfehelijk  bevrijd  is.  Dan 
heeft  ook  de  Mortel  het  Zap  alreeds  na  zich  getrok- 
ken, wijl  ze  in  dien  tijd  geene  Bladeren  of  iet  anders 
te  voeden  heeft ; en  is  derhalven  in  volkomcner  ftaat 
van  krachten. 

Daarenboven  mogen  ( volgens  mijne  meening)  dee- uytde  aar* 
ze  Mortelen  door  de  geheele  Zomer  worden  uytgeno- moec 
men  , als  maar  de  Plant  niet  fchiet , of  eenige  Bloe-  ncemcn• 
men  geeft.  Want  dan  blijft  ook  in  haar  een  volko- 
mene  kracht,  of  ze  fchoon  "Bladeren  zonder  eenige 
opfehietende  Steelen  heeft  gekreegen  ter  plaats  daar  ze 
van  zelfs  is  voortgekomen. 


703  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek  , 704 


Wanneer  De  Bladeren  Bloemen , en  het  Zaad  ( om , gedroogd 
retf^Bloe  2'in<k » altijd  tcn  gcbruyk  te  konnen  hebben  ) moet 
men  en  ’t  mcn  plukken  en  afneemen  met  een  volle  Maan  , of 
Zaad  moe-  ftraks  daar  na  , ecven  voor  de  Hondsdagen  ( indien  ’t 
ten  afge-  Zaad  dan  zijn  volkomene  rijpheyd  heeft  bekomen  ; 
aijn^0  *£  wc^  eckter  zelden  voor  ’t  laatfte  der  zelve  gebeurd  ) 
vermits  ze  anders  alle  in  de  genoemde  dagen  door  der 
Zonnen  hitte  fchielijk  verminderen,  verderven,  en  dus 
krachteloos  worden  gemaakt. 

Autheu-  Eyndelijk  , uyt  dit  alles  is  genoegzaam  blijkelijk  , 
andere^0  ^at  deeze  opregte  Britannica  niet  is  de  Bistor- 
kruyden  TA  a Natera/orttl ; Betonica,  Betonie;  Pkunella, 
Brunelle ; Pulmonaria,  Longekruyd;  Pyrola,  JVm- 
ter-groen  ; Persicaria  , PerzjCnkrujd ; Plantago 
AQ.UATICA  , Water-Weegbree ; Damasonium  , een 
Boort  van  Doronicum  ; Halimus  , Zee-porcellain  ; 
Cochlearia  , Leepelblad ; Becabunga,  b.eekbunge,  of 
eenige  anderediergelijke  Plant,  gelijkPEDAciusDios- 
coRiDES  , Johannis  Ruellius  , Amatus  Lusi- 
tanus  , Hieronymus  Tragus,  Anguillara  , 
Conradus  Gesnerus  , Rembertus  Dodon/eus  , 
Matthias  Lobelius  , Carolus  Clusius  , Ja- 
cobus  Dalechampius  , JoACHiMus  Camerarius, 
hebben  JoHANNES  BaüHINUS,  JoHANNES  BoDjEUS  A Sta- 
d odezeer  PEL  ’ en  meer  anclerc  gemeend  hebben.  Geene  van  al 
qualijk,  de  genoemde  Planten  hebben  zoo  een  ee dele*  kr acht , 
voorhet  om  onze  aangtboorene*  ejuaal  en  gemeene  Landz-iel^te, 
opregte  ’t  Scheurbuyk , of  de  BLauwJchujt , te  geneezen  , als 
ea'  a m~  onze  opregte  Britannica  , waar  van  al  voor  zeeven- 
tien  honderd  jaren  de  onloochenbare  blijken  zijn  ge- 
zien. De  Romejnen  , ten  tijde  van  Gajus  Julius 
C.esar  in  decze  Neederlandfche  Geweften  gekomen  , 
wielden  ellendig  van  deeze  plaag  aangevallen  , maar 
alle  door  dit  Kruyd , haar  eerft  getoond  door  de  in- 
geborene  Vriezen,  fpoedig  geholpen.  Waarom  ze  ook, 
de  krachten  van  dit  Gewas  nu  kennende , het  zelve 
na  Komen  aan  den  Keyzer  zonden  , voor  een  zeer 
koftelijk  gefchenk. 


CCXCVI  HOOFDSTUK. 

VIRGINIAANSCHE 

P A T I C H 

of 

AMER.ICAANSCHE 

BRITANNICA. 

zeer  voortreffelijk  Gewas,  wee- 
[sUl  8cns  de  zonderlinge  deugden,  waar 

W//  mcè  bet  begaafd  is , word  dus  in  ’t 

Neederlandfch  geheeten.  In  ’t  Latijn 
LaPATHUM  VlRGINIANUM,  en  Bri- 
TANNICA  AmERICANA. 

Befchrij-  Heeft  in  deeze  Geweften  een  dikke  , tamelijk  lange 
deWortel  WorteliZich vcrdeclcnde in veelc Zijde- takken,cn voorzien 
met  verfcheydene  Vee^el-wortcltjens , uytwendig  on- 
trent Caftanic-bruyn-verwig,  ook  in  de  grond  een  wey- 
nig  geelachtig,  doch  hoe  ouder  hoe  bruyner;  van  bin- 
nen roodachtig-gecl , gelijk  de  opregte Rhabarber ; doch 
’t  alder-inwendigfte  ronde  Pit,  of  Marg,  bruyn-rood 
in  de  dikfte  en  oudfte  Mortelen  : daarenboven  vercierd 
met  een  fchoone  witte  ronde  Ring.  Digt  en  vaft  is  ze 
van  fubftantie;  alhoewel  naderhand,  als  ze  een  weynig 
geleegen  heeft  om  te  droogen,  voozer,  of  fponsachtiger. 
Verheft  dan  ook  zijne  witte  Ring , en  word  gantfeh 
van  eenerley  verwe,  te  wceten,  donker-geel.  Van  na- 
turen is  ze  vol  vochtigheyd  ; bitter  van  fmaak,  en  te 
zamentrekkendc ; als  men  ze  in  de  Mond  knauwd  een 


geelachtig  Zap  van  zich  geevende  ; voorts  iszc  zonder 
eenige  reuk. 

Uyt  decze  Wortel  komen  voort  beziens-waardige  Gedaante 
‘ Bladeren , doch  niet  veel  in  getal,  digt  boven  malkan-  van  de 
ker  uyt  de  aarde  fpruytendc.  Eerft  uytkomende,  krul-  daar 
len  ze  zich  aan  de  randen  een  weynig  uytwendig  om.  fchicrén- 
Staan  meer  om  hoog  als  om  laag.  Zijn  ongelijk  van  de 
grootte  ; noch  geen  Steel  om  te  bloeyen  geevende  de 
kleynfte  , maar  Bloemen  voortbrengende  de  grootfte  , 
te  weeten,  de  onderfte  met  hare  Steel  daar  ze  op  ruften, 
ontrent  anderhalve  voet  lang;  achter  zes  of  zeeven  vin- 
geren breed  , en  daar  op  het  breedfte  ; van  waar  ze  al 
langzaam  fmaller  wordende,  voor  eyndigen  in  een  fpits 
punt,  met ’t  welk  ze  zich  gemeentlijk  een  weynig  krom- 
omdrayen.  Matig  dik  en  vet  zijn  ze  van  aart;  boven 
gras-groen,  doch  zonder  glans,  met  eenige  roodigheyd, 
en  veele  rolfche  plekken  en  ftippelen  voorzien ; onder 
uyt  den  groenen  blauwachtig ; doorgaans  aan  de  randen 
rood  , en  daar  aardig  gefronft.  Hebben  in  ’t  midden  Beziens- 
een  regt-doorlopende  roodachtigc  groote  Ader,  of  Rug-  waardige 
ge,  uyt  welke  veele  kleyne,  ook  gemcenelijk  roode  , BiaJcrcn' 
naar  na  de  randen  rond  in  malkander  drayende , en 
alzoo  ten  eynde  uytfchietende , voortvloeyen  , gelijk 
in  deeze  Figuur  na  ’t  leeven  is  afgeteekend  ; doch 
van  onder  vertonen  ze  geen  of  weynig  roodheyd.  Als 
men  deeze  Bladeren  in  de  Mond  knauwd , vallen  ze  zuur 
van  fmaak  , en  zeer  te  zamentrekkend.  Ruften  op 
korte  en  dikke  roode  Steelcn , vijf  vingeren  , wat 
meer  of  minder  lang ; onder  rond  , met  verfchey- 
dene Ribbetjens  geftreept  ; boven  gantfeh  plat  en 
effen. 

In  Junius  komt  uyt  der  zelver  midden  gemcenelijk  Bloemen, 
een  eenige  Steel  te  voorfchijn,  onder  ruym  een  duym  Stee1, 
dik;  ruffehen  de  drie  en  vier  voeten  hoog,  rond,  met 
veele  uytfteekende  Streep jens  vercierd;  van  binnen  hol; 
groen-verwig;  doch  over  al  aan  elk  Lid,  of  voet  van 
de  Stee  len  der  Bladeren  rondom  , een  vingerbreedte  of 
daar  ontrent  hoog,  rood  van  verwe.  Aan  deeze  Steel 
komen,  nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  andere  zijde,  ver- 
fcheydene Bladeren  voort,  boven  malkander,  gemce- 
nelijk wat  neerwaarts  hangende , veel  kleyner  als  de 
voorgemeldde ; ook  hoe  hooger  hoe  kleynder;  eynde- 
lijk zoo  fmaal  als  een  ftroo ; en  aldaar  na  buyten  zoo  zeer 
omgekruld,  datze  als  een  dubbel  / laadje  gelijk  fchij- 
nen,  en  niet  meer  als  de  middenfte  Rugge  of  Ader 
kan  gezien  worden.  Welke  Bladert  jens  naderhand  , 
als  de  Bloemen  zijn  voortgekomen,  zich  weer  om,  en 
los  winden  ; haar  dan  vertonende  als  de  andere  Bla- 
deren. 

Uyt  de  middenfte  Hertfcheut , of  het  bovenfte  Befchrij- 
punt  ( in  het  eerfte  alleenlijk  hier,  nier  tuflehen  de  ving 
Bladeren  aan  deeze  Steel , gelijk  in  mceft  al  de  andere 
foorten  der  Patich  word  gezien  ) fchietcn  in  de  Maand 
Julius  de  bloemen  voort:  welke  naderhand  haar  ver- 
deden in  eenige  lange,  hol-geftelde,  en  fmalle  z,ijde- 
takjens,  waar  aan  onder  hij  de  voornaamfte  Hertjleel 
eenige  weynige  Bladert jens , doch  niet  zoo  hoog  als 
men  aan  de  Britannica  vera  antiquorum  , of 
opregte  Britannica  der  Oude , gewaar  word  , met  de 
Bloemen  te  voorfchijn  komen. 

Welke  Bloemen  met  hare  wit-ruyge  Knopjens  ( die  der  Bloe- 
in  geene  van  al  deeze  foorten  , dan  alleen  in  deeze  m5n- 
Americaansche  Britannica  en  in  de  opregte 
Britannica  der  Oude  Vriezen  worden  verno- 
men ) aan  hare  Bladertjens  die  van  de  gemeldde  op- 
regte Britannica  der  Oude  in  alles , niets  uytgczon- 
derd , zoo  wel  van  binnen  als  van  buyten , gantfeh 
gelijk  zijn  ; ook  op  de  zelve  wijze , doch  wat  flap- 
per , neerwaarts  hangende.  Echter  vallen  de  drie 
kleyne  bovenfte  Bladertjens  gemeenelijk  wel  zoo  rood. 

Wanneerze  nu  eenige  weynige  dagen  langal  hangen-  Zaad. 
de  hebben  open  geftaan,  vallenze  niet  af,  maar  worden, 
aan  hare  Steelt  jens  blijvende,  grooter,  en  laten  nader- 
hand achter  een  bleek-bruyn  , dric-hoekig , blinkend 

Zaad  , 


' 

. 

I 

’ 


' 


. 


A 

. 


7°  3 


VlRCINIAANSCHE  PaTICH. 


Zaad , ’t  welk  zijne  volkomentheyd  verkrijgd  in  de 
Maand  September. 

Aanwin-  Het  zelve  word  met  een  wallende  Maan  van  Maert 
mnS  of  Ajril  een  kleyne  vinger  breedte  diep  in  een  Pot , of 
Zeepvaatje,  de  aarde  aanbevolen  , zoo  komt  het , na 
verloop  van  een  korte  tijd,  te  voorfchijn;  doch  geeft 
niet  voor  ’t  derde  jaar  daar  na  de  eerfte  Bloemen.  Zoo 
lang  deeze  hier  uyt  voortgekomcne  Planten  noch  niet 
gebloeyd  hebben,  zijn  de  Bladeren  wat  korter,  ook 
ronder,  als  daar  na. 

Waarncc-  Doch  vermits  de  zelve  in  deeze  koude  Geweften  zeer 
minginde  qualijk  fterke  Korft  konnen  verdragen,  zoo  moeten  ze 
ïnter.  »$  jymlers  binnen  s huys  gefteld  , of  anders  , buyten 
blijvende,  op  een  zeer  warme  plaats,  bcfchut  teegens 
het  Oofien  en  ’t  Noorden , gezet,  genoegzaam  met  ftroo 
of  Turfmul  bedekt  worden.  Echter  is  noch  geraad- 
zaam , altijd  een  Plant  of  twee  daar  van  binnens  hüys 
te  houden,  om,  indien  de  buytcn-ftaande  te  niet  gin- 
gen, niet  geheel  van  deeze  foort  beroofd  te  zijn  ! in- 
zonderheyd  ook  , indien  men  de  Wortelen  der  zelve 
’s  Winters  wil  gebruyken.  Ondcrtuflchcn  vertrouw 
ik  vaftelijk,  dat  ze  in  'Braband,  Frankrijk  en  andere 
warmer  Landen  , ’s  M'inters  , zonder  haar  te  dekken, 
genoeg  zonder  fchade  zouden  konnen  goed  blijven; 
vooral,  als  ze  warm  gefteld  wierden,  en  vochtigheyd 
genoeg  genoten;  vermits zc  in  de  Zomer  veel  Water  be- 
geeren  uyt  eygener  aart;  ook  beminnen  een  goede,  vet- 
te, zandige  aarde. 

KRACHTEN. 

DEeze  Americaanfche  Britannica  word  gebruykt, 
niet  alleen  teegens  de  gebreeken  des  Monds  en 
der  Keel , maar  ook  tot  geneezing  van  H dnden, 
en  van  de  Scorbut , of  Blatcwfchuyt , anders  gemeene- 
lijk gezegt  Scheurbuyk^  Men  ondervind  ook,  dat  ze 
teegens  dit  gebrek  weynig  minder  krachtig  is , als  de 
voorbcfchreevene  opregte  Britannica  der  Oude.  Strijd 
daarenboven  zeer  krachtig  teegens  allerley  vergif,  en  is 
dienftig  teegens  veele  andere  inwendige  gebreeken  der 
Menfchen. 

Waarom  dan  ook  de  Indianen  in  veele  Geweften  van 
America  ’t  Zap  deezer  Planten  gedurig  in  een  Hoorn 
bij  haar  dragen;  om,  wanneerze  in  een  Gevegt  teegens 
malkander,  ’t  welk  dikmaal  gebeurd,  zich  door  een 
vergift ige  Pijl  gewond  bevinden , terftond  iets  daar  van 
in  de  Wonde  te  konnen  gieten  : ’t  welk  dan  ftraks  , of 
immers  in  een  zeer  korte  tijd,  niet  alleen  ’t  gif  gantfeh 
krachteloos  maakt,  maar  ook  de  Wonde geneejl , en  haar 
alzoo  buyten  alle  gevaar  fteld  ; daar  ze  anders  gewifle- 
lijk,  zonder  eenige  andere  hulp,  zouden  moeten  fter- 
ven , weegens  de  felheyd  des  ontfangenen  vergifs.  Geen 
ander  Gewas  kennen  ze,  ’t  welk  zulk  een  krachtige  wer- 
king heeft  teegens  ’t  vergif,  als  dit. 

De  Wortel  is  floppende  en  te  zamentrekkende  van 
aart.  Heb  echter  ondervonden , dat  ze,  varfch  uyt  de 
aarde  genomen , en  daar  van  gegeeten  , zeer  zacht  en 
Zoet  doed  purgeeren. 

Dit  zeer  eedel  Gewas hebben  mijn  oogen  voor  de  eer- 
fte maal  gezien  in  ’t  jaar  r 656.  , voortgekomen  van 
Zaad,  uyt  Ftrgimen  en  Nieurw-Neederland  gekreegen, 
door  Monfr.  Jan  van  Weli  , Koopman  te  Amfter- 
dam , mij  toegezonden;  en  de  aanfehouwing  daar  van 
gaf  mij  een  zonderling  groot  vermaak. 


Deugden, 
weynig 
minder 
als  die  van 
de  opregte 
Bntannici 
der  Oude. 


Hoe  de 
Indianen 
ia  America 
’t  Zap  tee- 
gens ver- 
gif ge- 
bruyken. 


Uyt  Ame- 

caanfch 
Zaad  op- 
gequeekt. 


Bulapathum  van  Plinius.  704 

CCXCVIII  HOOFDSTUK. 

BULAPATHUM 

van  P L I N I U S. 

An  naturen  een  klcyn  en  aardig  Ge~  Natten. 
was ; met  deczen  naam  in  het  Needer- 
landfch  bekend  ; of  ook  wel  geheeten 
Osse-PatIch  , vermits  de  Bladeren 
in  gedaante  en  ftelling,  echter  niet  in 
grootte , de  Tongen  der  Ojfen  een  wey- 
nig  gelijk  fchijnen.  In  ’t  Latijn  Bulapathum  Pli- 
nii,  ofLAPATHuM  Fibrosum:  in  het  Griekfch  Bv- 

hCCTTCtSoV. 

Heeft  een  teedere,  bruynachtige,  of  bleek-verwige.  Wortel, 
dunne,  korte,  veezelige , en  gantfeh  niet  knobbelige 
Wortel  (gelijk  anders  alle  andere  foorten  van  Patich  of 
Rhoritter  hebben);  bitterachtig  van  fmaak , als  ze 
geknauwd  word. 

Uyt  dc  zelve  fchieten  op  veele  Bladeren , in’t  ronde  Gedaante 
bij  malkander  uyt  de  aarde,  van  welke  zommige  haar  be‘. 
plat  op  de  grond  neerleggen  , andere  zich  een  weynig  ^/'illadf* 
opwaarts  verheffen.  Hangen  aan  tamelijk  korte  Steelt-  rcn, 
jens;  zijn  die  van  het  LapaYhum  sanguinf.um,  of 
Rhoridder  met  roode  gelijk  bloedige  Aderen,  in  ge- 
daante en  grootte  zeer  gelijk;  ook  achter  aan  de  Steel 
alderbreedft;  van  daar  allenxen  fmaller  wordende  , en 
voor  in  een  punt  eyndigende.  Hebben  echter  geen 
roode,  maar  blcek-groene  Aderen,  zomrijds  een  wey- 
nig rood  gevlekt.  De  groote  Ader  loopt  in  ‘t  midden 
regt  door;  waar  uyt  veele  kleyne  ter  zijden  voortvloe- 
yen.  Zij  zijn  een  hand  breed , wat  meer  of  minder 
lang;  twee  groote  vingeren  breed.  De  verwe  is  don- 
kcr-groen,  doch  onder  blceker.  Aan  dc  randen  zijn  ze 
flcgt;  eevenwel  zomtijds  Zich  een  weynig  omflaande; 
doch  niet  Tbuws-wijz.e  geplooyd ; matig  dik  van  fub- 
Jlantie , en,  in  de  Mond  geknauwd , wat  zuur  en  te 
zamentrekkende  van  aart,  vermengd  met  een  weynig 
bitterheyd. 

Uyt  haar  middenfte  Hert  komt  meeft  den  tijd  maar  Steel, 
een  eenige  Steel  voort,  ontrent  anderhalve  voetlang, 
bijna  rond,  met  eenige  Streepen  en  roodachtige  plek^ 
ken  voorzien  ; van  binnen  gantfeh  niet  hol.  De  ver- 
we is  niet  wel  zoo  groen  als  dc  Bladeren  zijn , maar  een 
weynig  bleeker.  Is  na  boven  toe  in  twee  of  drie  deden 
gefcheyden;  en  aldaar  omvangen  in  ’t  geheel  van  vier 
of  vijf  kleyne  Bladert  jens,  hol  en  dun  verfpreyd  ; aan  Knopjeni. 
welke  aan  alle  kanten,  en  niet  bij  artikelen,  rondom 
veele  ronde  groene  Knopjens  te  voorfchijn  komen  , ru- 
ftende op  kleyne  , korte,  eerft  regt-uytftaande,  maar 
daar  na  zich  wat  neerwaarts  buygende  Steeltjens.  Als 
deeze  geopend  worden,  vertonen  zich  groene,  drie - 
bladerige  Bloemt  jens , van  binnen  begaafd  met  eenige 
bleeke  Afhangz.eltjens.  Eenige  dagen  lang  blijven  ze 
goed.  Vallen  daar  na  niet  ter  aarden  neer , maar  blij- 
ven ; worden  grooter , en  verbergen  eyndclijk  ondef 
haar,  als  ze  tot  hare  volkomentheyd  zijn  geraakt,  een 
kleyn  , Caftanien-bruyn  , blinkend  , en  drie-hoekig  laai. 
Zaad. 

Het  zelve  moet  men  met  een  wadende  Maan  van  Aanwfa* 
Alaert  of  April  aan  de  aarde  beveelen,  ontrent  een  ninS- 
vinger  breed  diepte.  Na  drie  of  vier  weeken  tijds  zal 
het  dan  te  voorfchijn  komen  : noch  in  de  zelve  Zo - 
mer  weer  Bloemen  en  Zaad  geeven ; doch  daar  mee  ver- 
fterven. 

Doch  indien  de  jonge  Planten  niet  voor  in  dc  Zomer  Aanmer. 
of  teegens  den  Herfft  , zich  vertonen,  gelijk  al  veel-  king. 
maal  gebeurd,  zoo  blijven  ze  de  Winter  over;  inzon- 
derheyd  binnens  huys  gezet  zijnde  : geeven  dan  in  ’t 
volgende  Voorjaar  Bloemen , en  in  ’t  laatfte  van  May 
volkomen  rijp  Zaad. 

Yx 


KRACH- 


Gebruyk. 


Namen. 


Wortel. 


Befchrij- 
ring  der 
Bladeren. 


Uyt  de 
zelve 
voort- 
fchieten- 
dc  Steel. 


Gedaante 
der  Bloc- 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


705  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  706 


KRACHTEN. 

VAn  de  krachten  en  deugden  der  Patich-foor- 
ten  in  't  gemeen,  en  haar  gebruyk  in  de  Ge- 
nceskonft  , is  hier  boven  in  het  CCXCXV. 
Hoofdstuk  gehandeld. 


CCXCIX  HOOFDSTUK. 

GEMEEN  KLEYN 

RHORIDDER, 

of 

P A T I C H. 


voort:  en  dus  kan  deeze  Plant  overvloedig  aangewonnen 
worden. 

Het  Oxylapathum  minus  dentatum,  of  kleyn  Kleyn  Pa- 
Paticb  met  getandde  Bladert  jent , komt  met  het  nu  ge-  dch  met 
meldde  in  hoogte,  (telling,  verwe  der  Bhierm,  &c. 
gantfchehjk  over  een  , bchalvcn  alleen  dat  de  gedach- 
te Bladeren  met  Hoekjens,  of  Tandjens,  aardig  voor- 
zien zijn. 

KRACHTEN. 

DE  krachten  deezer  gemeene  kleyne  Rhoridder  zijn  Krachten» 
begreepen  onder  de  andere  foorten  van  Patich  , 
voorgefteld  onder  het  CCXCIV.  Hoofd- 
stuk. 


CCC  HOOFDSTUK. 


Ynde  van  naturen  een  kleyn  en  teeder 
Gewas , groeyd  in  drooge  en  (teen- 
achtige , maar  wcynig  in  vochtige 
plaatzen.  Bemind  echter,  en  kan  ook 
verdragen  veel  Water  , inzonderheyd 
in  de  Zomertijd.  Word  dus  genoemd 
Jn  ’t  Neederlandfch : in  ’t  Latijn  Lapathum  vulga- 
re  minus,  of  Oxylapathum. 

Krijgt  uyt  een  dunne  , met  eenige  teedere  Vee^el- 
wortcltjens  om  vangene,  een  hand  breed  lange,  uyt-en- 
inwendig  bleek-gccle  Wortel , verfchcydene  "Bladeren , 
al  te  zamen  onder  als  uyt  eene  plaats  digt  aan  malkan- 
der voortkomende.  Zijn  kleyn  , en  maar  ontrent  een 
vinger  lang;  achter  aan  de  Steel  een  duym  of  daar  on- 
trent breed,  doch  allen xen  fmaller  wordende,  en  voor 
in  een  fpits  punt  eyndigende.  De  verwe  is  donker- 
groen , doch  onder  blceker.  Leggen  plat  op  de  aarde 
neer  , of  verheffen  zich  ook  wel  een  weynig  boven  de 
zelve.  Slegt  en  elfen  zijn  ze;  aan  de  randen  een  wcy- 
nig rood  ; en  aldaar  teeder  ingefneeden : in  ’t  midden 
voorzien  met  een  regt-doorlopende  Ader , waar  uyt 
vcele  zeer  kleyne,  ter  zijden  uytgaande,  voortfehieten. 
Geknauwd  wordende,  hebben  ze  weynig  of  geen  zon- 
derlinge fmaak. 

Uyt  haar  middenfte  Hert  fchiet  gemeenelijk  maar 
een  eenige  Steel  op,  zeer  dun  en  teeder  van  aart;  een 
voet,  ook  anderhalve,  wat  meer  of  minder,  hoog; 
van  binnen  hol;  ontrent  rond;  met  eenige  Ribbe  tjens 
geftreept;  bruynachtig  van  verwe;  na  boven  toe,  niet 
hoog  van  de  aarde , verdeeld  in  vijf,  zes  of  zeeven 
Ztjde-takjcns , uyt  beyde  de  zijden  boven  malkander 
voortkomende  : waar  aan  eenige  kleyne  Bladertjens 
hangen  ; groeyendc  nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  an- 
dere zijde;  ook  hol  en  luchtig  boven  malkander  ge- 
ftcld ; en  aan  hare  randjens  niet  zoo  zeer  als  de  onder- 
fte,  maar  alleenlijk  weynig,  of  niet  getand. 

Tuffchen  welke  in  ’t  ronde,  en  bij  artikelen , de 
Bloemen  , aan  kleyne  en  zeer  fubtile  Steelt jens  gehegr, 
neerwaarts  hangende  worden  voortgebragt.  Gantfch 
kleyn  zijn  ze  , bleck-groen  van  verwe ; van  binnen 
voorzien  met  eenige  geele  Afhangzeltjens,  en  bc (taan- 
de uyt  drie  Bladertjens.  Als  ze  drie,  vier,  of  ook 
wel  vijf  dagen  , na  dat  de  Lucht  heet  of  gematigd  is, 
hebben  geopend  geweeft,  vergaan  ze  niet  in  haar  zelvcn 
noch  vallen  op  de  aarde  neer  (gelijk  ook  niet  die  van 
al  de  voorgemeldde  foorten) , maar  blijven  (taan,  wor- 
den hoe  langer  hoe  grooter , en,  hare  volmaaktheyd 
bekomen  hebbende , verbergen  onder  haar  een  zeer 
kleyn  , drie-hoekig,  bruyn-verwig  , blinkend  Zaad: 
’t  welk  jaarlijks  van  zelfs  neer  vallende , genoeg  op- 
flaat. 

Anders  word  het  ook  met  een  waffende  Maan  van 
September,  Maert  of  April  op  een  luchtige , varfchomge- 
worpenc  plaats,  de  aarde  , niet  diep  gelegt , aanbevo- 
len. Dan  komt  het  door  de  gcheele  Zomer  genoegzaam 


LAPATHUM 

tuberofum  Araericanum : 

of 

PATICH 

met  een  Knobbelwortel  uyt 
America. 

Eeze  zeldzame  Plant  groeyd  in  onzeOpge- 
r.  Neederlandfche  Gewcltcn  ontrent,doch  queekt. 

^ nauwelijks,  anderhalve  voet  hoog.  Is 
“ in  mijnen  Hof  Anno  1675.,  door 
overgezonden  Zaad  uyt  de  Ameri- 
caanfche  Landen  , gelukkig  voortge- 
komen. 

Krijgd  uyt  een  korte,  dikke,  hoekige,  knobbelige.  Wortel, 
langwerpig-ronde  , van  binnen  geheel  witte,  van  buy- 
ten  donker-geele,  en  met  verfcheydene  Veez.elwortelt- 
jens  omvangen  zijnde  Mortel,  in  ’t  begin  van  May  y 
of  ’t  laatlte  van  April , aardige  Bladeren  ; zes  vingeren 
breedte  , wat  meer  of  minder,  lang,  en  in  ’t  midden 
twee  breed ; ook  aldaar  rondachtig  , alhoewel  voor  in 
een  (lomp  punt  eyndigende;  en  benceden  na  de  Wortel  Bladeren, 
als  op  een  lange,  fmalle  voet  ruftende ; boven  donker- 
groen , onder  een  weynig  bleeker;  als  ze  cerft  uyt  de 
aarde  voortkomen  roodachtig  van  aart ; zomtijds  met 
eenige  weynige  roode  plekjens  vercierd  ; gemeenelijk 
aan  de  kanten  effen  en  (legt ; in  ’t  midden  voorzien  met 
een  fterke  Ader;  waar  uyt  veel  andere  kleyne  ter  zij- 
den , tot  aan  de  randen  uytvloeyende , voortfehie- 
ten. In  de  Mond  geknauwd,  zijn  ze  niet  onaangenaam 
van  fmaak;  doch  een  wcynig  zuurachtig,  en  wat  tc 
zamentrekkende.  In  ’t  laatftc  van  Auguftus  verliezen  ze 
allcnxen  hare  kracht;  en  in  ’t  begin  van  September  ver- 
gaan ze  gantfehelijk. 

Tuffchen  de  zelve,  uyt  de  Wortel,  komen  voort,  in ’t  Steelen. 
laatftc  van  Junitts , en  ’t  begin  van  Julius,  een,  twee, 
of  ook  wel  drie  Steden  t’effens , na  geleegentheyd 
van  de  oudheyd  en  dikheyd  des  gedachten  Wortels  ; 
ruym  een  voet  hoogte  opfchictende.  Zijn  teeder  en  rond; 
ook  bekleed  met  een  aangename  groenheyd  ; waar  aan 
zomtijds  een , zomtijds  geen  , ook  wel  twee  kleyne 
Bladertjens  groeyen.  Boven  welke  uyt  de  top  der  Stee-  Bladerfr- 
len  drie,  vijf,  ja  dikmaal  zeeven  langwerpig-ronde,  cn^ens‘ 
gelijk  als  een  weynig  gehoekte  Knopjens  voortkomen.  Knopjeai. 
Als  deeze  de  eene  na  de  andere  open  gaan , verwo- 
nen zich  de  Bloemtjens  bleekrood  van  verwe.  Heb- 
ben ook  een  geheel  ander  gedaante  en  (telling,  als  die 
der  voorgemeldde  foorten  van  Lapathum , of  Patich : 
zijn  ook,  alhoewel  anders  voor  haar  zelven  niet  groot, 
veel  grooter ; doch  haar  rond,  vlak,  of  plat  leggende. 


707 


PaticH  uyt  America.  Lavendel.  Töngebl 


AÖi 


zonder 
Zaad  na  te 
laten. 


Aarde  j en 
waarnee- 
ming. 


Zonder- 

deugden 

deezer 

Plant. 


ert  als  tc  zaam-gevoegd;  ruftende  op  korte  en  zeerdun- 
Blocmen  : ne  Steeltjcns.  Beftaan  uyt  zes  tcedcre  B lader tjens  ; 
welke  inwendig  zeer  fmal , maar  na  buytcn  wat  bree- 
der  , en  aldaar  op  de  wijze  Van  Cyanus  , of  de  Koorn- 
bloem , met  drie  Puntjens  ingefneeden;  ook  van  binnen 
metzommige  weynigc  zeer  kleyne  geelc  Knopjens  voor- 
zien zijn.  Alsze  eenigc,  doch  niet  veele  dagen  hebben 
opengeftaan , vallen  ze  af.  Hebben  tot  noch  toe  geen 
volkomen  Zaad.  in  decze  Neederlandfche  Geweften  na- 
gelaten; ’t  welk,  weegens  de  zeer  grootc deugden  dce- 
zer  Plant , zeer  te  beklagen  is.  Want  zij  kan  met  groot 
voordeel  gebruykt  worden  in  bijna  allerley  foorten  van 
Ziekten,  en  op  zulk  een  wijze  als  men  wil. 

Zij  bemind  van  naturen  een  zandige  vette  grond, 
veel  Water  in  de  Zomertijd,  en  een  warme,  wel  ter 
Zon  gcleegene  plaats.  Kan  gantfehelijk  niet  verdragen 
de  H int cr -koude  en  Korft  deezer  Landen.  Word  der- 
halven  , in  een  Pot  geplant  zijnde,  ’s  Winters  binnens 
huys  bewaard , en  droog  gehouden. 

KRACHTEN. 

, E Wortel  is  aangenaam  en  zoet  van  fmaak ; 

I vochtig  en  koud  in  den  eerften  graad,  ’t  Zap 
is  zeer  goed  in  allerley  hitsige  Koortz.cn  en  an- 
dere krankheeden  : want  het  neemt  niet  alleen  de  brand 
wech,  maar  ook  het  verquikt,  verfterkt  het  Hert , en 
al  de  inwendige  deden.  Maakt  een  graage  Maag : ver- 
drijft de  fcharpheyd  des  Waters,  en  verzacht  de  Blaas. 
Is  zeer  bequaam  voor  de  gebreeken  der  Borfi  en  der 
Keel.  Werkt  op  ’t  alderkrachtigfte  teegens  ’t  vergif , 
’t  zij  inwendig  ingenomen } of  uytwcndig  Plaaftcrs-wij- 
ze  opgelegt. 


CCCI  HOOFDSTUK. 

LAVENDEL. 

Us  in  ’t  Neederlandfcb  genoemd ; niet 
KV  alleen  om  hare  zonderling-goede  kragt , 
” maar  ook  weegens  hare  bevallijke  geur 
ieder  aangenaam.  In  het  Latijn  La- 
vendula SPICA,  of  NARDUS  ItA- 
lica  : in  het  Hoogduytfcb  Laven- 
der: in  het  Franfch  Lavande  ; en 
in  het  Italiaan fch  Lavanda. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  en  natuur  bekend  vier 
ondcrfchcydene  foorten  , als : 

I.  Lavendula  major  latifolia  , of  groote  , 
breed-bladerige  Lavendel.  II.  Minor  tenuiore  fo- 
ei o , of  kleyne  Lavendel  met  fmaller  Bladeren.  III. 
Flore  albo,  of  met  een  witte  Bloem.  IV.  Laven- 
dula folio  DISSECTO  , of  Lavendel  met  gefneedene 
Bladeren,  van  Carolus  Clusius  genoemd  Multi- 
riDA,  of  Multifido  folio,  dat  is , veelbladerig. 
Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwtng  en  Waarnee- 
ming. 

Zij  beminnen  een  goede  gemeene,  en  matig  gemeft- 
te  grond;  een  opene  vrije  lucht,  een  warme  of  wel  ter 
Zon  gcleegene  plaats,  en  veel  Water.  Blijven  lange  ja- 
ren  in  ’t  leeven  : verdragen  felle  koude,  en  alle  andere 
' ongeleegcnthecden  der  H'inter.  Gceven  jaarlijks  aardi- 
ge Bloemen , doch  in  deeze  Landen  noyt  eenig  rijp 
Zaad.  Worden  echter  genoegzaam  vermeenigvuldigd 
door  hare  veelvoudige  Zijdc-takjens  : welke  men  t’cl- 
kens  om  ’t  tweede  of  derde  jaar  met  de  oude  opnee- 
men  , en  in  een  nieuwe  grond , tot  aan  de  boven- 
fte  toppen,  weer  in  zetten  moet.  Dus  krijgen  ze  bin- 
nen weynig  tijds  al  te  zamen  nieuwe  Wortelen , en 
groeyen  voort. 

Lavendel  De  Lavendula  folio  dissecto  , of  Lavendel 
fheedene  meI gefneedene  Bladeren , zijnde  van  aart  veel  teederder 
Bladeren.  dan  dc  andere,  verdraagd  geenzins  veel  koude  Herfft- 


Vier  on- 
dcrfchey- 
dene  foor- 


Bloemen  ; 
doch  hier 
noyt  Zaad. 
Aanwin- 
ning. 


reegenen , Pijp,  of  eenige  Korft.  Moet  derhalvcn,  ih 
een  Pot  gezet  zijnde,  in  October  binnens  huys  wordeh 
gebragt,  op  een  luchtige  plaats,  daar  gantfeh  niet,  of 
alleen  bij  fterke  Korft  voor  een  kleyne  tijd,  doof  een  Hoe  in  de 
yzere  Oven  word  gevuurd;  en  gedurende  de  Winter  winrel‘ 
onderhouden  met  zeef  weynig  laauwgemaakt  Reegen-  ^emcS. 
water , dóór  een  Pdn  van  oftder  : want  door  maar  wat 
te  veel  zou  deeze  Plant  fchielijk  verderven.  In  Aiaert 
moet  ze  bij  goede  dagen  zomtijds  weer  buyten  zijn  gc- 
fteld,  om  dies  te  eerder  de  lucht  te  genieten , totbehou- 
ding  haars  leevens,  maar  geenzins  moet  men  ze  de  nagt 
over  laten  ftaan» 

Geeft  in  deeze  Geweften  , warm  gezet  Zijnde,  ifi  Lavendel 
den  Herfft  volkomen  rijp  Zaad:  ’t  welk  in  April,  met  mct  Z,s4^ 
een  wadende  Maan,  weer  in  Potten  gezayd  moet  zijn, 
niet  diep,  hol  en  luchtig.  Alleenlijk  hier  door  konnen 
ze  aangewonnen  worden.  Zelden  blijven  ze  in  dcezè 
Landen  langer  dan  twee  Zomers  in  ’t  leeven. 

krachten. 

LAvendel,  of  Lavendula,  is  verwarmende  en  ver-  Aart. 
droogende  tot  in  ’t  begin  van  den  derden  graad; 
daarbeenevens  fijn  van  ftof,  en  dun  van  dcclcn. 

Met  de  Bloemen  in  Wijn  gekookt  , en  daar  van  r ; 
gedronken,  drijft  uyt  de  Winden,  de  Nageboorte,  dcr.it>. 
doode  Vrucht,  en  ’t  water  van  de  Blaas.  Doed  der  Matth.l.i. 
Vrouwen  Alaandftondcn  voortkomen  : helpt  de  koude  cf  fjnt[  t 
Pis:  opend  de  verftoptheyd  van  de  Leever.  Verzacht  Me'tl.Med. 
de  bardigbeyd  van  de  Moeder  en  Milt.  Vcrbeeterd  de  c- 
Maag.  Is  goed  voor  de  vallende  Ziekte  , de  Jigt , 

Beevmg,  Berocrdheyd , opftijging  van  de  Moeder.  Ver-  £/. 
fterkt  de  verkonde  en  vermoeyde  Zeenuwent,  ver  koude  ‘ 

Harjfenen , verkrompene  Leeden , en  diergelijke  onge- 
leegenthceden.  Verlicht  daarenboven  den  arbeyd  der 
barende  Vrouwen:  ’twelk  ook  vermag  een  halve Drach- 
ma  van  het  Zaad  deezer  Plant',  van  Endivie,  en  van 
Weegbree  elk  twee  Scrupelen,  en  een  Scrupel  Peeper, 
tc  zamen  geftoten ; daar  na  ingenomen  met  drie  oneen 
Water  van  Endivie,  en  drie  oneen  van  Glaskruyd,  of 
Parietaria . 

De  Bloemen  alleen  in  Wijn  gediftilleert  , en  daar  tonic.  1 1. 
van  een  weynig  gedronken , verfterkt  de  Tong : neemt 
wech  de  flauwte  van  ’t  Hert;  de  Tand-  en  Hoofdpijn: 
verbeeterd  de  lamme  Leeden,  daar  mee  gewaflehen.  Is  c'jnierarl 
goed  voor  dc  Hoofdz.wijmehng  , Beroerdheyd , Geel-  l.  i.r.  8.' 
z.ucht,  en  Hert  klopping.  Het  zelve  verrichten  dc  Bloe- 
men,  enkelijk  gedroogd,  geftoten,  met  wat  Cancel , ë' 
Notemufcaat,  en  Nagelen  vermengd,  dan  met  Wijn  T.ièem. 
ingenomen.  1. 1.  c.  19. 

Een  Conftrve  van  deeze  Bloemen  gemaakt , en  daar 
van  ’s  morgens  nuchteren  de  grootte  van  een  Mufcaat- 
nootop  ’t  punt  van  een  Mes  genuttigd,  is  ook  zeer 
goed  teegens  de  gemeldde  Gebreeken. 

De  Bloemen  bij  de  Kleederen  gelegt , geeft  aan  de  Doj  t 9 
zelve  een  goede  reuk  : bewaard  ze  daarenboven  voor  c.  0. 
Motten  en  Wormen. 

De  Oly , welke  van  deeze  Plant , en  de  Bloemen , 
gediftilleert  zijnde,  word  gewonnen,  gemeenclijk  ge- 
noemd Speek^,  of  Sp'jkroly,  is  zeer  krachtig  van  reuk ; 
daarbeneevens  verwarmende  en  verfterkende  van  aart. 

Word  dikmaal  gebruykt  om  meê  te  fmeeren. 


CCCII  HOOFDSTUK. 

tongeblad. 

Eeft  deezen  naam  in  ’t  Neederlandfch  vcrfchey- 
bekomen,  weegens  de  gelijkheyd  der  dcuimca. 
Bladeren  met  een  Tong.  Word  in  ’t 
Latijn  geheeten  Laurus  Alexan- 
drina  , of  ook  BrsLiNGUA  : in  ’t 
Hoogduytfcb  Hauckbladt,  of  ook 
Auffen- 


Yy  . 


-op  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  710 


Twee  bij- 
zondere 
foorten. 


Hoe  in  de 
Winter 


zonder 

Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


D mant  ei 
lib.  Herb. 
fel.  149. 
flirt.  I.  aj. 
r.  8- 

JEgtn.  I.  7. 

c-  3- 

Diofc.  1. 4. 
e.  147. 
Lnfit.  I.  4. 
trutrr.  133. 


Trng.l.i. 


Auffenbladt  : in  het  Franfch  Laurier  Alexan- 
drin  , en  Hlrbe  aux  Langues  ; en  in  het  Ita- 
liaanfch  Hippoglosso  , of  ook  Lauro  Alessan- 

DRINO. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
bijzondere  foorten ; namentlijk : 

I.  De  alreeds  gemeldde  Laurus  Alexandrina  , 
of  Tongeblad,  uyt  welks  midden  der  Bladeren  noch  an- 
dere kieper , gelijk  als  Tongetjens,  aardig  te  voorfchijn 
komen.  II.  Laurus  Alexandrina  vera,  of  op- 
regte  Tongeblad,  welke  op  hare  Bladeren  geen  andere  , 
of  Tongetjens , heeft.  Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bou- 
wing  en  M'aarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  gemee- 
ne  , zandige  , en  met  twee-jarige  kleyn-gewreevene 
Paerdemift  tamelijk  wel  voorziene  grond  : een  vrije  , 
luchtige,  genoegzaam  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  veel 
Water.  Zijn  tamelijk  hard  van  natuur : konnen  ech- 
ter, buyten  blijvende,  de  ftrenge  ld ' int  er-koude  in  dee- 
ze  Landen  niet  wel  verdragen.  Moeten  derhalven,  in 
Potten  geplant,  ’s  Winters  binnens  huys  gezet,  met 
matige  vochtigheyd  onderhouden , en  niet  voor  in  ’t 
laatfte  van  Maert , of’t  begin  van  April,  na  tijds  ge- 
leegentheyd  , met  een  reegenachtige  Lucht  weer  buy- 
ten gezet  worden. 

Zij  geeven  in  deeze  Geweften  bij  heete  en  goede 
Zomers  (cevenwel  niet  altijd)  uyt  het  midden  harer 
B lade  ren  kleyne , Stars-wijze  getandde  Bloemtjens,  be- 
ftaande  uyt  zes  fmalle  Bladert jens  , welke  drie  en  drie 
boven  malkander  zitten,  en  tuflehen  den  anderen  door- 
fpeelen  ; bleek-groen  van  verwe : in  ’t  midden  voor- 
zien met  een  langwerpig  paarsachtig,  tamelijk  Knop- 
je-, inzonderheyd  de  eerftgenoemde  foort : doch  noyt 
eenig  Zaad.  Konnen  echter  bequaamlijk  aangeteeld 
en  vermeenigvuldigd  worden  door  hare  aangewaflene 
jonge  Wortelen ; welke  men  met  een  wallende  Maan 
in  Maert  of  April  van  de  oude  afneemt , en  ver- 
plantt. 

KRACHTEN. 

TOngeblad , of  Laurus  Alexandrina , is  verdroo- 
gende,  ook  wat  fcharp  en  bitter  van  aart. 

In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  een  Roemer 
gedronken,  of  de  Bladeren  gedroogd,  gefloten,  en  an- 
derhalf lood  daar  van  met  Wijn  ingenomen  , drijft  uyt 
fa  Nageboorte,  ook' t water  der  Blaas,  en  de  kof*de  Pis. 
Is  goed  teegens  ’t  Graveel,  en  de  Gefcheurtbeyd:  ver- 
hinderd het  uytfcbietcn  der  Moeder-,  verwekt  de  Maand- 
-Jlondcn-,  doed  de  Vrouwen  gemakfehjk.baren ; en  helpt 
de  Alocdcr-opfiijging  in  een  korte  tijd. 

Eeven  ’t  zelve  vermag  ook  het  Poeder  van  de  ge- 
droogde Wortelen. 

Dit  Poeder  , beyde  van  de  Mortelen  , en  van  de 
Bladeren , droogd  Wonden  en  allerley  vuyle  Zweeringen 
op  , als  men  ’t  daar  over  ftroyd. 


Vijf  on- 

dcrfchey- 
dene  foor- 


CCCIII  HOOFDSTUK. 

M O N I U M. 

,Ocrd  , zoo  wel  in  ’t  Neederlandfcb, 
als  in  het  Latijn  en  andere  Spraaken  , 
mijns  weetens,  geenen  anderen  naam 
dan  deezen ; behalven  dat  de  Italianen 
Limonio  zeggen. 

Van  dit  aardig  Gewas  zijn  mij  in 
haren  aart  bekend  geworden  vijf  onderfcheydene  foor- 
ten; namentlijk: 

I.  Limonium  Marinum  Belgicum  , of  Nee- 
derlandfcb Zee-Limonium.  II.  Latifolium  Lusi- 
tanicum,  of  breed-bladerig  Limonium  uyt  Portugal. 
III.  Minus,  anders  Tenuifolium  Lusitanicum, 


of  kjejn  , kjeyn-bladerig  Limonium  uyt  Portugal.  IV. 

Elegans  Sïriacum  Jive  Aspleniadeum,  of feboon 
Limonium  uyt  Syrien , anders  cedel  Limonium  met  Bla- 
deren van  jfdfplenium.  V.  Limonium  capitatum 
American  tm, of  veel-knoppig Limonium  uyt  America. 

Niet  alle  van  eenerley  Bouw  mg. 

Zij  beminnen  gemeenelijk  ccn  goede  , zandige , Grond, 
luchtige,  met  een  weynig  twee-jarige  klcyn-gewrceve- 
nc  Paerdemift  en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren  ge- 
noegzaam doormengde  grond  : een  opene  , warme , 
wel  ter  Zon  geleegene  plaats , en  tamelijk  veel  Wa- 
ter. Verdragen,  buyten  gcfteld  zijnde,  ongcerne  de 
Winter-koude.  Worden  derhalven,  met  een  wallende  Breed  bl*. 
Maan  van  April  in  Potten  geplant  zijnde,  ’s  Winters  den’g . en 
binnens  huys  gebragt , op  een  luchtige  plaats ; bc- 
waard  zonder  groote  warmte,  en  met  een  weynig  lauw-  Limo- 
gemaakt  Reegenwater  onderhouden.  Wij  fpreeken  nium. 
dit  van  het  Limonium  latifolium  Lusitanicum, 
of  breed-bladerig  Portugalfcb  Limonium,  en  van  het 
minus  Lusitanicum  , of  kjeyn  Portugalfcb  Limo- 
n-.um.  Welke  beyde  foorten  in  deeze  Landen  Bloe- 
men, maar  noyt  eenig  rijp  Zaad  te  voorfchijn  brengen. 

Worden  echter  genoegzaam  vermeenigvuldigd  door  Ainwin- 
hare  aangewaflene  Mortelen-,  welke  men  met  een  waf- nin2- 
fende  Maan  in  April  van  de  oude  afneemt,  en  in  Pot- 
ten verplant. 

Het  Limonium  Belgicum  Marinum,  of  Nee-  Needcr- 
derlandfcb  Limonium,  groeyende  aan  de  Zeekant,  is  landfeh 
van  een  harden  aart.  Verdraagd  fterke  Morft,  en  alle 
ongclecgentheeden  der  Winter , zonder  moeylijkheyd. 

Geeft,  bij  goede  Zomers,  volkomen  rijp  Zaad : het 
welk  met  de  gedagte  Maan  van  April  wil  gezayd  zijn 
in  een  vochtige,  met  zoutZee-zand  vermengde  grond. 

Word  ook  noch  op  de  voorgedachte  wijze  vermeenig- 
vuldigd  door  hare  Wortelen  , en  blijft  veel  jaren  lang  in 
het  leeven. 

Het  Limonium  Elegans  Svriacum  , fve  A-  Heerlijk 
SPLENIADEUM  , dat  is  , heerlijk.  Limonium  uyt  Syrien  , L.imo‘ 
of  met  Bladeren  van  Steenvaarn  , boven  al  de  andere  Syrien  ^ 
van  een  bevallijke  aanfehouwing,  is  veel  teederder  van 
aart.  Brengd  in  deeze  Geweften  voort  uyt  een  vinger- 
dikke, bruyn-verwige,  en  voor  fpits-toegaande  Wor-  Wortel. 
tel,  veelvoudige  fchoone  Bladeren,  haar  op  de  aarde 
een  weynig  in  ’t  ronde  verheffende.  Staan  regt  uyt. 

De  grootfte  zijn  een  kleyne  hand  lang;  voor  twee  vin- 
geren breed ; achter  fmal  ; in  veele  rond-toegaande 
deden  ingefneeden  , gelijk  het  Afplenium  , of  Steen-  Bladeren. 
vaam  : hard  van  aart ; een  weynig  ruygachtig  ; don- 
ker-groen;  ftomp  toelopende:  voor  begaafd  met  een 
kleyn  fpitsjc,  gelijk  een  Doorntje-,  en  in  ’t  midden  met 
een  regt-doorgaande  Ader-,  waar  uyt  veel  andere  kleyne 
voortfpruyten. 

Uyt  haar  Hert  komen  te  voorfchijn  vcrfcheydene  Steden, 
ronde,  ftijf-ftaande,  gelijk  als  gevleugelde  opfchieten- 
de  Steelen  ter  hoogte  van  ontrent  anderhalve  voet ; ver- 
cierd  met  eenige  gantfeh  fmalle , ruym  twee  vinger- 
breed lange,  en  twee,  drie,  of  vier  bij  malkander  ge- 
voegde , voor  fpits  toegaande  Bladert  jens  ; tuflehen 
welke  andere  , ook  gevleugelde  , doch  korter  Zijde-  BjocmCn 
takjens  uytfpruyten  : op  welker  voorfte  punten  veele 
digt  bij  een  gcfchikte,  boven  brec-de,  ruyge  Hoofdjens , 
of  Knoppen , groeyen : waar  uyt  veele  ronde,  holle, 
aan  de  randen  een  weynig  gekartelde , blauw-verwi- 
ge,  kleyne,  lang-durende  Bloemen  opfchictcn ; en  uyt 
haar  midden  noch  andere  kleyncr,  doch  hooger  uyt- 
waffende  gantfeh  witte  Bloemtjens  aardig  voortko- 
men. 

Deeze  foort  bemind  een  zandige  aarde,  met  twee- Grond, 
jarige  Paerdemift,  het  Mol  uyt  verdorvene  Boomen  , 
en  een  weynig  een-jarigc  Hocndcrdrek  doormengd ; 
ook  matige  vochtigheyd.  Blijft  niet  meer  dan  eene 
Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft  in  deeze  koude  Geweften 
(warm  gefteld),  bij  goede  jaren  in  den  Herffl  dikmaal 
volkomen  rijp  Zaad , cn  verfterft  daar  meê  : doch  Zaad. 

moet 


■SS 


FoLjio. 


HUHuu 


7iï 


L i w o n i u m.  Lavas. 


711 


moet  voor  koude  Winden  en  Herfflreegenen  voorzich- 
tig zijn  gewagt:  zou  anders  niet  tot  zijne  volmaakthcyd 
geraken , maar  veel  eer  verrotten. 

Ainwin-  Alleenlijk  door  dit  Zaad  kan  deeze  foort  aangewon- 
ning.  ncn  en  vcrmeenigvuldigd  worden.  Het  zelve  moet 
men,  met  een  wallende  Maan  in  April  of  Aiay , luch- 
tig in  een  Pot  zayen , niet  boven  een  ftroobreed 
diep.  Niet  meer  als  een  , of  ten  hoogften  twee 
Planten , mag  men  in  eenePot,  in  ’t  midden,  ongerept 
laten  ftaan.  De  andere  moet  men’er  uyt-neemen , in 
andere  Potten  zetten , en  zes  of  agt  dagen  lang  voor  de 
Zon  wachten. 

AmcrL  Het  Limonium  capitatum  Americanum  , of 
Limo-  Amcrtcaanfch  Limonium  met  veele  Knoppen  , boven 
nium,  aan  de  Steelen  tulfchen  twee  Bladeren,  op  lange  Steelt- 
mcc  vccle  jens,  zes , agt , ja  dikmaal  tien  in  getal  bij  malkander 
Knoppen,  voortkomende  , is  een  aanzienlijke  Plant , groeyende 
ontrent  drie  en  een  halve  voet  hoog;  ook  wel  hoger, 
Grond.cn  na  dat  de  Zomers  warm  of  koud  zijn.  Bemind  een 
plaats.  goede  zandige  aarde,  met  een  weynig  een-jarigc  klcyn- 
gewreevene  Hoenderdrek  en  het  Mol  der  van  bin- 
nen verdorvene  Boomen  genoegzaam  doormengt : een 
opene  , warme  , bequaam  ter  Zon  gcleegene  plaats  , 
inzonderheyd  bewaard  voor  alle  koude  Oojle-  en  Noor- 
de-winden. 

Bloemen.  Vergaat  niet  haaft , maar  word  van  naturen  oud. 
Brengd  ieder  jaar,  voornamentlijk  bij  warme  Zomers , 
kleync,  viergebladerde,  voor  fpits  toegaande  Bloemen 
voort,  boven  uyt  hare  gefchubde  Hoof d jens , die  van 
het  Cyanus , of  de  gemeene  Koornbloem , niet  ongclijk, 
Zelden  doch  grooter.  De  verwe  is  bleek-geel.  Zelden  gce- 
rijp  Zaad.  venze  in 

deeze  Geweften  cenig  rijp  Zaad.  ’s  Winters 
verheft  deeze  Plant  boven  hare  Steelen  en  Bladeren ; 
echter  altijd  aan  hare  Wortel  ontrent  de  aarde  eenige 
der  zelve  behoudende ; welker  gedaante  zich  al  vrij 
Bladeren,  zeer  vergelijkt  met  die  der  Citroen-bladeren.  Zijn  een 
kleyne  hand  lang,  drie  vingeren  breed,  voor  fpits  toe- 
gaande; donker-groen-verwig ; fcharpachtig,  of  rauw 
in  ’t  aanraken  , en  voorzien  met  een  regt-doorlopen- 
de  Ader , waar  uyt  veel  andere  kleyner  voortvloeyen. 
Aan  hare  Steel  zitten  ze  twee  en  twee  regt  teegens 
over  malkander  ; doch  voor  in  een  cyndigcnde.  In 
het  volgende  Voorjaar  fchieten  uyt  deeze  weer  nieu- 
we voort. 

Hoe  waar  Deeze  foort  verdraagd  in  de  Zomer  veel , maar  altijd  in 

te  nee-  de  Zon  warm  gemaakt  Rcegen water;  doch  wil  in  den 
men.  Herfft  weynig  vochtigheyd.  Kan  niet  wel  Storm- 
winden, Hagel , Vorjl , en  diergelijke  ongeleegenthce- 
den  uytftaan.  Word  derhalven  , met  een  wadende 
Maan  van  April  in  een  Pot  gezayd  of  geplant  zijnde, 
in  't  begin  van  OEI  ober , wat  eerder  of  later,  na  dat  het 
Weer  zich  aanfteld  , binnens  huys  gebragt , op  een 
luchtige  plaats , doch  zonder  eenige  tocht  of  z, uyging . 
en  in  de  Maar  als  nu  de  koude  begind  te  vermeerderen,  neemt 
Winter  te  men  ze  van  daar  wech  , en  men  verplant  ze  , daar  ze 
wachten.  warmte  des  vuurs  door  een  Oven  kan  genieten  , 
wijl  ze  die  geerne  verdraagd,  doch  niet  digt  bij  den 
Oven.  Mag  ook  , gedurende  de  gcheele  ld 'int er , 
maar  alleenlijk  een  of  tweemaal  een  weynig  lauwge- 
maakt  Reegenwater  van  boven  ontfangen.  Niet  voor 
in  ’t  begin,  of  ten  halven  van  April,  mag  men  ze  weer 
buyten  zetten  , met  een  zoete  lucht , en  aangename 
m reegen  ; doch  voorzichtig  gedekt  voor  koude  nagten , 
en  bewaard  voor  Sneeuwachtige  vochtigheyd. 

Kan  hier  Kan  , in  deeze  koude  Landen  , niet  wel  aange- 
niet  wel  wonnen  worden  , vermits  ze  noch  volkomen  Zaad , 
‘ange-  noch  bij  de  Wortel  ( ten  zij  met  langzaamheyd  van 
worden.  r'jd)  eenige  uytloopxtlen  verkrijgd,  welke  of  van  zelfs 
Wortel  vatten,  of  bequaam  zijn  mogten , om  inge- 
fneeden  te  worden. 


KRACHTEN. 


Imonium  is  verkoelende  van  aart.  De  Bladeren  Gab/n.Lj. 
zijn  warm  en  droog  in  den  eerften  graad ; ge-  M^simp. 
knauwd  wordende  van  een  aangename  reuk.  In 
Wijn  gekookt , of  de  Wortel , een  weynig  opge- 
droogd zijnde,  het  zelve  gedaan  , en  van  dit  Nat  een 
halve  once  , of  wat  minder  , gedronken  , drijft  het 
Water , de  Steen , de  Nageboorte , en  alle  onreynigheyd 
der  Moeder  af. 

Het  Zaad  is  zuur  van  fmaak;  en  heeft  een  te  zamen-  Diofc.  1.+ 
trekkende  kracht.  Gedroogd,  gefloten,  en  daar  van  c‘ l6, 
twee  Scrupelen  eenige  dagen  achter  malkander  ’s  mor- 
gens nuchteren  met  Wijn  ingenomen,  is  zeer  dienftig 
teegens  de  roode-  en  andere  Loop.  Doed  ook  ophou- 
den de  overvloedige  Maandjlonden  der  Vrouwen , en  is 
dienftig  teegens  meer  andere  gebreeken. 


CCCIV  HOOFDSTUK. 

LAVAS. 

-Iet  alleen  in  het  Neederlandfch  dus , Namen, 
maar  ook  dikmaal  Luestock  , van 
zommige  Lavetse,  van  andere  Lub- 
stickel  genoemd : in  het  Latijn  Le- 
vtsticum,  en  Ligusticum:  in  het 
Hoogduytfch  Leïbstockel  : in  het 
Franfch  Livesche,  of  Liveche  ; en  in 't  Italiaanfch 
Ligustico. 

Deeze  Plant  bemind  uyt  cygener  aart  een  gemeene,  Grond, 
docli  meer  een  zandige,  wel-gemeftte  grond,  en  ta- 
melijk veel  Water.  Heeft  immers  zoo  lief  een  donke- 
re , als  een  opene,  vrije  plaats.  Geeft  in  deeze  kou- 
de Geweften  niet  altijd  , maar  alleen  in  goede  warme 
Zomers  , een  weynig  Zaad.  Als  dit , ’t  welk  echter  Zelden 
zelden  gebeurd,  zijne  rijpheyd  heeft  bekomen  , word  Zaad- 
het,  met  een  wafTende  Maan  van  Maert , ruym  een 
ftroobreed  diep , in  de  aarde  gelegt. 

Hier  door  kan  ze  vermeenigvstldigd ; doch  noch  bc-  Aanwin- 
quamer  aangewonnen  worden , door  hare  bij  de  Wortel  nin^‘ 
uytgcfchotene  jongen ; welke  men  op  de  genoemdde 
tijd  van  de  oude  afneemt,  en  verplant.  Is  hard  van 
aart.  Kan  veele  koude  Reegenen , Sneeuw , Hagel,  ftcr- 
ke  Vorjl  , en  alle  andere  ongeleegenthcedcn  des  tijds  , 
zonder  fchade  uytftaan. 

KRACHTEN. 

LAvas , Lubflock 1,  of  Leveflicum  , is  warm  en  DoJ.I.io. 
droog  tot  in  ’t  begin  van  den  derden  graad.  *• 

De  Bladeren  en  Wortelen  in  Wijn  gezoden  , 
en  daar  van  een  Roemertje  ’s  morgens  nuchteren  ge- 
dronken, drijft  uyt  de  Winden-,  ftrijd  teegens  alle  ver- 
gif ; verwarmd  het  ingewand ; is  goed  voor  een  koude 
Maag  ; Schurftheyd , en  andere  gebreeken  der  Huyd. 

Zuyverd  en  geneeft  de  Zeeren  en  Zweeren  : maakt 
een  fcharp  Gezwicht;  een  z.uyvcr  en  fchoon  Vel , als  rnen 
de  Oogcn  daar  mee  wafcht,  en  ’t  Aangezicht  dikmaal 
daar  meê  wrijfd. 

De  groene  Bladeren  gefloten  , en  op  varffche  Mon- 
den gelegt , geneezen  de  zelve.  In  een  Bad  gedaan  , 
doen  krachtig  zweeten ; neemen  wech  de  onznyvere 
vlekken  der  Huyd,  en  verwekken  der  Vrouwen  Maand- 
jlonden. 

Het  Zaad,  of  de  gedroogde  Wortel,  gepulverifeert, 
en  daar  van  een  halve  of  geheele  Drachma  met  Wijn 
ingenomen  ; doed  gemakkelijk  wateren  , drijft  de 
Maandjlonden  voort  , ook  de  achterblijvende  Nage- 
boorte. Geneeft  de  opjiijging  van  de  Afoeder ; de  bee- 
ten  der  Slangen  en  dolle  Honden,  ook  van  andere  gif- 
tige Dieren. 

Y73 


Galt»,  lib. 
Simp.  7. 


Durantts 
bijl.  Plant, 
fol.  2/7. 


Fuchr.  lib. 

Herb.  cap. 


Diofc.  I.  J. 

c.f8. 

Trag.  Li., 


Het 


7i 3 Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 714 


Hoedanig 

gezayd,- 


Treflijk  Het  zelve  Zaad.,  of  de  Bladeren  , met  een  weynig 
middel  Peetcrz,elie  in  Bier  gekookt  tot  op  ’t  derde  deel , en 
yijj?CnS  e dan  over  de  waeflem  gehouden  de  vinger,  daar  de  Fijt» 
anders  ook  dc  Haas  genoemd,  aan  is , zoo  verre  als  ’t 
quaad  zich  verfpreyd  heeft , ’t  overige  gezonde  met 
een  doek  bedekt  zijnde;  daar  na  dc  zelve  vinger  gedo- 
ken in  dit  kookzcl,  zoo  warm  als  men  ’t  gemakkelijk 
verdragen  kan , en  zoo  lang  daar  in  gehouden , tot  dat 
liet  geheel  koud  is  geworden,  geneed  deeze  zeer  fmcr- 
tclijkc  quaal. 


CGCV  HOOFDSTUK. 

WINDEND 
PAERDSHOEFYZER. 

Us  in  het  Neederlandfch  genoemd  , 
word  in  het  Latijn  geheeten  Ferrum 
* EQpiNUM  VOLUBILE,  of  CONTRA- 
venenum  : van  de  Spaanjaarden Co n- 
trayerva.  Is  een  raar,  zeer  fchoon, 
ongemeen  Gewas : waar  van  ’t  rond  en 
zwartachtig-bruyn  Zaad  iu  het  jaar  1651.  mij  toege- 
zonden  is  van  de  Heer  Jacobus  Zwanenburgh  , 
Conftil  der  Neederlanders  te  S.  Lite  ar  in  Spaanje , met 
dit  opfchrift  : Een  Zaad  uyt  America , met  de  laatfte 
Spaanfche  Scheepcn  overgebragt ; ’t  welk.  mij  van  de 
Schipper  is  mee  gedeeld ; wiens  Wortel  van  dc  Spaan- 
jaarden zeer  hoog  geacht  word,  vermits  z,e  ( een  dr ach - 
ma,  of  wat  minder , daar  van  gcbruykf)  z.eer  krachtig 
werkt  tecgens  alle  vergif 

Dit  Zaad,  in  ’t  begin  van  Maert  gelegt  op  een  varf- 
fche  Paerdcmid  in  een  Glas,  en  daar  op  Salpeeterwater 
gegoten  zijnde  (teweeten,  Recgenwater,  waar  in  een 
half  Etmaal,  of  wat  langer,  een  weynig  Salpeeter  had 
gelcegcn  ) tot  dat  het  daar  onder  bedolven  was , daar  na 
’t  zelve  Glas  gezet  boven  op  de  yzere  Oven , waar  in 
gedurig  zachtjens  wierd  gevuurd , in  een  weynig  Zand, 
begon  binnen  weynige  dagen  te  zwellen  : daar  na  te 
barden.  Doe  nam  ik  het  daar  uyt ; en  leyde  het  in 
een  Pot,  niet  dieper  als  een  droobreedte.  Stelde  ook 
dc  Pot  warm  ontrent  den  Oven.  In  ’t  laatde  der  zel- 
ve Maand  Maert  begon  ’t  zich  boven  dc  aarde  te  ver- 
en aangc- toonen.  Daar  na  dc  Zon  door  de  Vcndercn;  vervol- 
queekt.  gens  kjj  goccje  warme  dagen  de  Lucht  buytcn  genie- 
tende, fchoot  dien  Zomer,  zonder  eenigc  verhindering 
van  Gewormt,  Aardvloyen,  Slckken,  of  ander  onge- 
dierte (’t  welk  ook  noyt  gefchied  aan  de  Planten,  waar 
van  ’t  Zaad  in  zulk ‘Water  is  gelcgtgewced)  ter  hoog- 
te van  drie  voeten  op.  In  ’t  tweede  jaar  noch  hoger; 
en  bragt  ook  in  den  Herfjl  twee  of  drie  Bloemen  te 
voorfchijn  : doch  vergingen  weer  zonder  eenig  Zaad 
na  te  laten. 

Deeze  Plant  is  van  naturen  zeer  tcedcr.  Bemind 
een  goede  bcquame  grond  , bedaande  uyt  drie  deelen 
gcmcene  aarde,  twee  deelen  grof  Zand,  zonder  ceni- 
ge  zoutigheyd  ; een  deel  twee-jarige  kleyn-gewrce- 
vene  Pacrdemid , en  een  deel  een-jarige  Duyvemid , 
genoegzaam  door  malkander  gemengd  : een  opene , 
vrije  , wel  ter  Zon  gelcegenc  plaats , befchut  voor 
alle  koude  Oofie-  en  Noordc-winden  ; en  weynig 
Water.  & 

Hare  ronde  Wortel  is  niet  liegt,  maar  zeer  oneffen 
vol  Spleeten  , en  kleyne  Knobbelen , met  verfchcydene 
ter  zijden  uytwaiïcnde  Veelei -wortelt jens  voorzien  ; 
ontrent  een  vinger,  wat  meer  of  min  dik;  uytwendig 
bruynachtig  van  verwe,  van  binnen  wit,  met  vcele  grau- 
we Aderen  , Marmers-wijze  , doorwerkt ; van  reuk 
lieflijk  aangenaam. 

Uyt  de  zelve  komen  voort  zeer  fchoone  beziens- 
waardige Bladeren , ontrent  een  vingerlid  lang;  een  vin- 


Grond, 

Piaati- 


ger  breed  ; in  ’t  midden  tot  op  de  helft  als  uytgefnee- 
den,  en  alzoo  verdeeld  in  twee  rond-toegaande  dom- 
pc  punten  , doch  achter  geheel  en  gefloten  blijvende  ; 
vertoonende  de  gedaante  van  een  breed  PaerdshoeJyz,er. 

Hebben  rcgt-doorlopende,  en  verfchcydene  dwars  Ade- 
ren-, ook  op’t  breeddevan  'tBlad,  ontrent  dc  Steel,  drie 
ronde  geele  Klekjens , oï Stippelen,  zittende  drie-hoekig, 
in  plaats  van  Nagelen.  Deeze  Bladeren  zijn  aangenaam  Bloemen, 
gi  oen-verwig , doch  onder  een  weynig  blceker ; teeder 
van  aart,  en  rudende  op  korte  Steelt  jen  s.  De  Bloem 
is  rond.  Heeft,  open  zijnde,  buyten-om  vcele  klcy- 
nc  witte  Bladertjens  van  boven  ; maar  word  van  bin- 
nen , voor  zoo  veel  ik  heb  konnen  bemerken , veel,  of 
vcrfcheydcn-verwig.  Is  ook  in  ’t  midden  vercierd  met 
eenige  hoog-uytfchietende  Keez^eltjens.  Niet  lang  du- 
ren ze,  maar  vallen  in  onze  Gcweden,  na  verloop  van 
eenige  dagen,  ter  aarden  neer. 

Zij  word  niet  alleen  door  de  gcheclc  Zomer  droog  Hoedmig 
gehouden,  maar  ook  in  de  Maanden  Auguftus  en  Sep-  men  deeze 
iember  voor  veel  vochtigheyd  , windige  dagen  en  hele  g*nt  ,Rdc, 
nachten  nauw-kcurig  gewagt:  ook  op  de  held  van  Sep-  J 
tember , of  een  weynig  later,  na  tijds  gelecgentheyd  , 
binnens  huys  gebragt,  en  voor  dc  Vehderen  gedcld  , 
om  bij  goede  dagen  der  Zonnen  glantfeh  te  mogen  ge- 
nieten , zoo  lang  mogclijk  is.  Daar  na  moet  men  ze 
op  een  warmer  plaats  zetten  , waar  in  ’s  Winters  door 
een  yzere  Oven  gedurig  word  gevuurd  , na  geleegent- 
hcyd  van  dc  koude ; te  weeten,  eerd  om  den  anderen, 
daar  na  ieder  dag ; ook  dagelijks , als  dc  Korft  zulks 
komt  te  vereyfTchen,  twee-,  of  driemaal;  ’s  morgens 
ontrent  ten  zeeven  , ’s  middags  ten  een,  en  ’s  avonds 
weer  ten  zes  of  zeeven  uuren,  op  dat  het  daar  de  ge- 
heelc  nagt  door  warm,  en  de  Korft  buyten  blijve. 

Mag  ook  in  deeze  gcheele  Wintertijd , waar  in  zij  moet 
al  hare  Bladeren , en  dunne  ronde  Steelen  verlied,  niet  waarncc“ 
dc  minde  vochtigheyd  genieten  ; want  hier  door  zou  mCn' 
ze  lichtelijk  worden  aangedoken  , en  vergaan.  Niet 
voor  half  April  moet  men  ze  weer  buyten  dellen , met 
een  aangename  Lucht , en  zachte  Reegen : dan  noch 
eevenwel  haar  met  een  Glas  wel  dekken  en  voorzich- 
tig wachten , zoo  wel  voor  veel  warme  als  koude  voch- 
tigheyd, hayrige,  fchrale  winden , en  koude  nagt  en. 

Word  10  deeze  Landen  alleenlijk  aangewonnen  en  Aanwin- 
vermeenigvuldigd  door  Zaad , op  de  hier  boven  ge-  ninS- 
meldde  wijze.  Ondertuflchen,  een  duk  van  de  Wortel 
gebroken,  maakt  ook  wel  Knoppen,  of  Oogen,  en  dan 
uytfchietende,  groeyd  voort. 

KRACHTEN. 

DE  Wortel  van  dit  windend  Paerdshocfjzer , of  Aart , 
Fcrrum  equinum  volubile,  is  een  weynig  rieken- 
de van  aart,  warm  en  droog  tot  in  ’t  begin  van 
den  tweeden  graad. 

De  zelve  gedroogd,  en  vier  Drachmen  daar  van  alen  zeer 
knauwende  ingenomen ; ook  anderhalve  of  tw ctDrach-  v°°rtrcf- 
men,  klcyn  tot  dof  gefloten,  in  een  half  pintje  warme  hjkcdeu2* 
Wijn  ’s  avonds  of ’s  morgens  gebruykt,  verdrijft  zeer 
krachtig  de  fmerten  van  alle  inwendige  deelen  des  Lig- 
chaams  : inzonderheyd  tweemaal  ’s  daags  ingenomen, 
en  daar  op  warm  toegedekt,  om  te  fweeten.  Is  on- 
gelooflijk-goed  tecgens  allerlcy  foorten  van  vergif,  wijl 
’t  der  zei  ven  kracht  t’eencmaal  wcchncemt,  en  door  de  ■* 
Stoelgang  uytdrijft.  Het  toond  terdond  zijne  werken- 
de natuur  daar  teegen , als  een  vyand  en  overwinner 
van  ’t  zelve. 

Verwekt  daarenboven  eetensluft  ; neemt  wech  alle  van  de 
onnatuurlijke  hitte , onaangezien  men  zou  meenen,  dat  v/oncl 
ze  , als  warm  van  aart , de  zelve  zou  vermeerderen. 

Drijft  het  Water  en  Graveel  af : verquikt  dc  inwendige 
Geeft  en,  en  maakt  een  vrohjkGemoed. 

Een  deel  van  deeze  gedroogde  Mortel  in  Wijn  te  deezer 
weyken  gelegt,  en  daar  van  dagelijks,  ’s  morgens,  of  Plant, 
na  den  ccten,  ’t  vierde  deel  van  een  pintje  gedronken, 
bewaard 


7i  ï Windend  Paerdshoefyzer.  Lelie.  MaybloeM.  7u$ 


bewaard  de  menfchen  voor  de  Peft : helpt  de  fpijs  ver - 
teer  en  .-  verfterkt  de  Maag,  en  jaagd  dc  Winden  uyt. 
Indien  iemand  van  deezen  drank  zoo  veel  nuttigd  twee 
of  driemaal  ter  week,  hij  zal  bevinden,  dat  hij  altijd 
fri/ch  en  wel-gefteld  zal  blijven;  ook  in  veele  jaren  van 
gcene  ziekten  zal  aangevallen  worden. 


CCCVI  HOOFDSTUK. 

LELIE. 

Namen.  j&MW. 0°  zeer  van  een  ieder  bemind,  wec- 
gens  hare  fchoone  gedaante  , verwe  , 
en  aangename  reuk,  als  wel  bekend. 
WroJ&Wera  Voerd  deeze  naam  in  het  Needer- 
landfeh.  Word  in  het  Latijn  gchce- 
- — *_r_S  ten  Lilium:  in  het  Hoogduit  feit  Li- 
lien,  en  Gilgén:  in  ’t  Franfch  Lis;  en  in ’t  Ita- 
liaanfch  Giglio,  of  Lilio. 

Vcelerley  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  veele  beziens- 
onder-  waardige  foorten,  met  vcrfcheydentheyd  van  Bloemen: 

öf'  “amentüjfc  : 

vanBloe-  I*  Lilium  album  vulgare  latifolium  , of 
men;  gemeene  witte  Lelie  met  breede  "Bladeren . II.  Album 
flore  pleno  , of  witte  Lelie  met  dubbele  Bloemen. 
III.  Byzantinum  PR/Ecox  , of  vroege  Lelie  van 
Conjlantinopel.  IV.  Rubrum  Italicum  prascox, 
of  vroege  roode  Lelie  uyt  Italien.  V.  Cruentum 
isu lbiferum  , of  Bloedroode  Lelie  met  Bolletjens , tuf- 
fchen  de  Bladeren  aan  de  Steelen  voortkomende.  VI. 
Cruentum  non  bulbiferum,  of  bloed-roode  Le- 
lie ronder  Bolletjens.  VII.  Cruentum  flore  ple- 
no, of  Bloedroode  Lelie  met  een  dubbele  Bloem  ; eeven- 
wel  niet  ieder,  maar  alleen  om  ’t  tweede  of  derde  jaar 
dubbel.  VIII.  Montanum  flore  luteo  puncta- 
to,  of  Berg-Lclie  met  een  gejlippelde  geele  Bloem.  IX. 
hier  voor-  MONTANUM  FLORE  LUTEO  NON  PUNCTATO  , of 
agctieaijT  ^erg-Lelte  met  een  geele  Bloem  zonder  flip  pelen. X.  Mon- 
getal.  TANUM  PUNCTATUM  album,  of  witte  geftippclde 
Berg-Lelie.  XI.  Non  punctatum  , of  witte  ongc- 
ftippelde  Berg-Lelie.  XII.  Montanum  flore  pur- 
purascente  PUNCTATO,  of  purpure  Berg-Lelie  met 
ftippelen.  XIII.  Non  punctatum,  of  purpure  Berg- 
Lelie  z.onderftippelen.XlY.E\ZANTiKUM  SEROTINUM, 
of  late  Lelie  van  Conjlantinopel ; anders  Martagon 
Constantinopolitanum  ; of  Martagon  van  Conftan- 
tinopel  gezegt.  XV.  Bysantinum  serotinum  flore 
miniato,  of  late  Lelie  van  Conjlantinopel,  met  een  zeer 
fchoone  Meme-roode  verwe \ van  veele  geheeten  Mar- 
tagon Pomponii  , of  Martagon  van  Pomponius. 

XVI.  Lilium  Persicum  , of  Perziaanfche  Lelie. 

XVII.  Majus  Morini  , of  gr oote  Lelie  van  Morin. 
XVIII.  Montanum  Canadense  flore  luteo,  of 
Berg-Lelie  van  Canada  met  kleyne  geele  Bloemen-,  en 
dan  noch  meer  andere.  Al  te  zamen , behalven  alleen 
de  laatftgenoemde , zijn  ze  van  eenerley  Bouwing  en 
Waarnccming. 

Grond,  en  Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede  gemeene, 
plaats.  zandige  , luchtige  en  bequaam-gemefhe  grond  ; een 
opene,  vrije,  wel-gelcegcne  plaats,  en  veel  Reegen. 
Verdragen  felle  koude,  en  alle  andere  ongelecgent'hce- 
den  des  tijds  zonder  eenige  fchade.  Worden  om  het 
vierdejaar,  in  ’t  laatfte  van  J alias  , uyt  de  aarde  op- 
genomen , en  terffond  , na  dat  men  de  grond  wel  om- 
gefmeeten,  ook  op  nieuws  gemeft  heeft,  weer  daar  in 
Opnee-  gezet.  Moeten  niet  lang  uyt  de  aarde  blijven  , of 
ming.cn  zouden  in  't  volgende  jaar  befwaarlijk  Bloemen  konnen 
draScn*  Mcn  moet  ook  meelt  al  de  Bollen  van  mal- 
S'  kander  afTcheyden,  en  de  zelve  ieder  bijzonder , vier 
vingeren  breed  diep , zetten  ; zoo  zullen  ze  veel  beeter 
dragen;  ook  grooter Bloemen  voortbrengen.  Worden 
ook  deezer  wijze  zeer  vermeenigvuldigd. 

Om  vroe-  Wil  iemand  van  deeze  foorten  late,  en  ook  vroege 


Bloemen  zien,  zoo  zette  hij  de  Bollen  hoog,  en  ook  an-geenlati 
dere  diep ; want  dan  zullen  de  hooge  vroeger,  de  diep*  bloemen 
gezette  later  Bloemen  geeven.  te  beko* 

Het  Lilium  Montanum  Canadense  flore  Ldievan 
luteo  , of  Lelie  van  Canada  met  aardige  geele  Bloe-  Canada. 
men  , is  veel  teederder  van  aart ; en  verdraagd  zeer  on- 
geerne  de  felle  kgude  der  Winter  in  deeze  Gewelten» 

Moet  derhalyen  in  een  Zonnebak  , of  Pot  gerat , en 
'sfE/wim  binnenshuysgebragt : ook  ’s  Zomers  niet,  voor 
dat  hare  Bladeren  gantfeh  vergaan  zijn,  uyt  de  aarde 
opgenomen  , en  terltond  weer  in  een  varflche  grond 
verplant  worden.  Anders  zoud  gij  haar  haalt  tay  of 
llap  zien;  en  dan  zouden  ze  al  langzaam  verderven. 

KRACHTEN. 


DE  Bladeren  en  Wortelen  van  witte  Lelie  , ofGal-  l-  7* 
Lilium  album,  zijn  verdrogende,  afvagende,  en  s""P-Me,l‘ 
verteerende  van  aart;  doch  de  Wortelen  meer  als  '%C' 
de  Bladeren. 

De  Bladeren  in  roode  Wijn  gekookt  , en  op  ou- 
de Wonden  gelegt  , geneezen  de  zelve  in  een  kor- 
te tijd. 

Gcltoten,  met  Wijn  en  Honig  gemengd,  zijn  goed  Apulej. 
teegens  het  Sprenktyuur , de  verftuyktheyd  der  Leeden,h'fi • Flant' 
de  beeten  of  Itceken  der  Slangen,  en  andcrer  giftige  ‘ 'lo^' 
Dieren,  daar  op  gelegt  zijnde.  Neemen  ook  van  Sc 
Huyd  wech  alle  vlekken  en  fproetelen-,  doen  de  rimpelen 
des  -Aangezicht s vergaan. 

De  Wortelen  in  Wijn  of  Edik  gezoden,  en  drie  p/,„.  /.  llt 
dagen  lang  op  de  Likdoornen  gelegt , verwecken  de  c.  19. 
zelve.  Ecven  deeze  Wortel  met  Boom-  of  Roozen- 
oly  doormengd  , heeld  de  gebrandloeyd  der  Leeden  ; 
doed  daar  hayr  op  groeyen  : verdrijft  de  hardigheyd 
der  Moeder:  geneeft  allcrley  Zeer  en.  Zweer  en  , en 
Wonden. 

De  Wortelen  en  Bloemen  in  Wijn  gekookt,  en  daar  Dod.  1. 7. 
van  gedronken , is  goed  voor  de  Miltzuchtige-,  en  voor  c-  *• 
die  met  Breuken  zijn  gequeld.  Maakt  ook  een  week 
Ligchaam  : jaagd  door  de  Stoelgang  uyt  het  geronnens 
en  onzuyvere  Bloed. 

De  Bloemen  gediltillecrt,  en  daar  mee  gewalTchen,  Dioft.  1.3. 
maakt  een  zuyver  en  blanke  Aangezicht.  Met  wat  Ca-  c'"6', 
ncel  en  Saffraan  ingenomen  , is  goed  voor  de  barende  f1*"  ' ‘3’ 
Vrouwen ; de  flauwhejd  des  Herten  ; om  de  Nageboor- 
te te  doen  rijzen  ; voorts  teegens  de  Waterzucht  s en 
heete  Leever , de  Heefchheyd ; en  doed  de  verlorene 
Stem  weer  komen. 

De  Oly,  of  Zalf , uyt  deeze  Bloemen  gemaakt,  en  r uel.d» 
tot  een  plaafter  bereyd , verzacht  alle  hardigheyd,  en  Nat- St- 
gezwellen.  Brengt  weer  te  regt  de  verrekte  Zeenuwen  ; h i-c-  '7* 
Beroerdheyd,  Lammigheyd , en  de  Kramp. 


CCCVII  HOOFDSTUK. 

MAYBLOEM. 

N het  Neederlandfch  niet  alleen  dus,  Namen. 
maar  °°k  wel  Lelie  vanden  Dale 
genoemd , word  in  het  Latijn  gchcc- 
ESal»  ten  Lilium  convallium  ; Lilium 
vernum , en  Ephemerum  non  Le- 
■■  THALE  : in  het  Hoogduytfch  Mèyën- 
blumlein,  ofMEYENREisz : in  ’t  Franfch  Muguet: 
in  ’t  Italiaanfch  Lilio  convAllio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vier  onder-  Vieron- 
fcheydene  foorten ; namentlijk:  dcrfchey- 

I.  Lilium  convallium  majus,  o f groote  Afay- loor~ 
bloem.  II.  Convallium  flore  alro,  of  A-lay- 
bloem  van  een  witte  couleur.  III.  Flore  purpureo, 
of  purpure  Maybloem.  IV.  Lilium  convallium 
minus,  of  kleyne  Maybloem-,  ook  genoemd  Unifo- 
lium  , of  Eenblad. 

Zij 


®B!  I 
Jjkfl  ;l : 


717  Beschryving  dhr  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 718 

fterven  daar  meê.  Worden  derhalven , in  ieder  Voor-  Aanwin- 
st", in  Meiert  of  April,  met  een  waffende  Maan  weer  ning. 
op  nieuws  gezayd  ; en  daar  door  genoegzaam  vermee - 


Aanwin- 

ning. 


Ded.  I.  7. 
c.  8. 


Durantei 
lib.  Simp. 
fol.  15-9. 
utr.  de  vill. 
nov.  Trad. 
de  Herb. 
cup.  ip6. 
Dorjien. 
lib.  Herb. 
fol.  171. 

t.  131. 


Camcrar. 

li.c.ii. 


Zij  groeyen , uyt  eygener  aart , in  allerley  flag  van 
grond,  doch  liefft  in  een  zandige,  zoo  wel  ongemeft 
als  gemeft.  Beminnen  een  donkere  of  fchaduwachtige 
plaats,  en  veel  Water.  Verdragen  de  felle  koude  der 
Winter.  Geeven  wel  zomtijds  volkomen  rijp  Zaad , 
doch  worden  zelden  daar  door  vermecnigvuldigd ; maar 
veel  meer  aangewonnen  door  hare  aangewaflene  jongen: 
welke  , als  ze  vijf  jaren  hebben  ftil  geftaan  , opgeno- 
men, en  met  een  waffende  Maan  van  Maert  of  Aprilt 
van  dc0#*kafgefcheyden  zijnde,  verplantt  moeten  wor- 
den. Zouden,  indien  dit  niet  gefchieddc,  lichtelijk  in 
hare  Bloemen  komen  te  verminderen , wijlze  te  zeer  door 
malkander  groeyen. 

KRACHTEN. 

DÉ  Bladeren  deezer  welriekende  Maybloem , of 
Lilium  Convallium , zijn,  zoo  wel  als  de  Bloe- 
men zelfs,  warm  en  droog  van  aart;  daar  nee- 
vens  zeer  verteerende,  dunmakende,  en  fijn  van  ftof. 

De  Bloemen  in  Wijn  alleen  , of  met  Bloemen  van 
Lavendel  en  Rofmanjn  gezoden , of  gcdiftilleert , en 
daar  van  een  wcynig  gedronken , is  krachtig  teegens  de 
Beroerdheyd  , Lammigheyd , FlereJijn  , Hoofdzwijme- 
ling , vallende  Ziekte,  beeten  van  giftige  Dieren,  en  al- 
lerley Oog-gebreeken , daar  in  gedaan.  Verfterkt  het 
Hert , de  Harjfencn,  Geheugems  , en  Leever.  Doed 
de  verlorene  fpraai weer  komen ; ontdoed  en  geneefl 
alle  Zweeringen  : neemt  wech  de  Hertkjoppmg ; helpt 
de  Vrouwen,  in  barens-nood , tot  een  gemakfelijke  ver- 
lofftng.  Verfterkt  de  Maag;  verjaagd  alle  gebreeken, 
uyt  vochtige  Harjfencn  voortgekomen ; en  is  dienftig 
voor  de  geene  , welke  vergif  in  het  Ligchaam  hebben 
gekreegen. 

De  Oly , gemaakt  van  deeze  Bloemen,  verzacht  won- 
derlijk de  Jigt  der  Voeten,  en  de  fmerten  van  alle  pijn- 
lijke Leeden;  daar  op  geftreeken  zijnde. 

De  Wortelen  gedroogd,  gepul verifieert,  en  daar  van 
iets  in  de  Neus  opgehaald,  doed  Nicx.cn,  zonder  eeni- 
ge  de  minfte  ongelecgentheyd , en  ontlaft  de  Harjfencn 
van  alle  (lijmerige  vochtighceden. 


CCCVIII  HOOFDSTUK. 

VLASKRUYD. 

Namen.  En  wel  bekend  en  zeer  gelieft  Ge- 

was , weegens  de  bequaamhcyd  en 
hoognoodigheyd  des  gebruyks  voor 
de  Menfchen  door  de  gantfche  tijd 
haars  leevens.  Is  ook  het  eerfte  , 
’t  welk  haar,  ftraks  na  hare  geboorte, 
en  ’t  laatfte,  ’t  welk  haar  na  hare  dood  word  gegeeven. 
Voerd,  mijns  weetens,  in  ’t  Needcrlandfch  geenen  an- 
deren naam.  Word  in  ’t  Latijn  geheeten  Linum  : 
in  ’t  Hoogduytfich  Flasch  : in  ’t  Franfch  du  Lin  : 
in  ’t  Italiaan fch  Lino. 

Zes  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  onderfcheydene 
derfchcy-  foorten  bekend ; namentlijk: 

I.  Linum  sativum,  of  gemeen  Vlaskruyd.  II.  Li- 
num catharticum  minimum,  of  zeer  kjeyn  pur- 
geerend  Vlaskruyd.  III.  Flore  LUTto,  of  Vlaskruyd 
met  een  geele  Bloem.  IV.  Arborescens,  of  Boom- 
achtig Vlaskruyd.  V.  Linum  Oriëntale,  of  Ooft- 
Jndiaanfch  Vlaskruyd.  VI.  Linum  umbilicatum  , 
of  zeer  kjeyn  Vlaskruyd  met  een  witte  Bloem,  en  een 
Navel  ge  lijnvormig  Zaad.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zel- 
ve Bouwmg  en  W aarneeming. 

Grond.  Echter  beminnen  ze  al  te  zamen , behalven  eene  foort, 
meer  een  zandige  als  kleyige  , en  welgemeftte  grond  : 
een  opene , vrije , bequaam  ter  Zon  geleegene  plaats. 
Blijven  niet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gee- 
yen  teegens  den  Herfjl  volkomen  rijp  Zaad , en  ver- 


dene  foor- 
ten. 


Het  Linum  sativum  , of  gemeen  Vlaskruyd , is  Aanmer- 
van  deeze  eygenfehap,  dat  het , ter  plaats  daar  ’t  ge-  kcllJk£  e7* 
zayd  word  , al  ’t  Voedsel  uyt  den  aardbodem  na  zich  pcn.C 
trekt,  makende  de  zelve  dor  en  onvruchtbaar.  Ook  is 
aanmerkenswaardig,  dat  het,  hoe  dichter  gezayd,  hoe 
fijner  Vlas  geeft : in  teegendeel,  hoe  holler,  of  ondich- 
ter, hoe  groover. 

Het  Linum  arborescens,  of  tot  een  Boomtje  op-v]%s^ ruyd 
wajfende  Vlas,  is  een  aardige  Plant,  door  Zaad,  uyt 
Portugal  gezonden,  bij  mij  Anno  1554.  gelukkig  voort-  opwafien- 
gekomen.  Bemind  een  goede,  luchtige,  warme,  wel  de  . ge- 
terZon  geleegene  plaats,  en  matige  vochtigheyd.  Blijft  *u*ck'S 
zeer  lang  in  ’t  leeven.  Geeft  gemeenelijk  ieder  jaar  komen! 
geele  , bezienswaardige  Bloemen  , fpruytende  uyt  de 
bovenfte  punten  der  Takjens , en  beftaande  uyt  vijf 
ronde  'Bladert jens  ; maar  zelden  volkomen  rijp  Zaad 
in  deeze  koude  Landen,  ten  zij  met  zeer  warme,  droge 
Zomers.  Beyde’tZ<Wcn  de  Knop  is  eeven  als  die  van’t 
gemeene  Vlaskruyd. 

In  ons  koud  Gcweft  fchiet  het  twee  voeten  , zom-  Bladeren, 
tijds  lager,  zomtijds  ook  hooger  op.  Verfprcyd  zich, 
als  men  ’t  voorzichtig  opfnoeyd  , boven  in  veele  ronde 
Takjens , bekleed  met  een  zwarte  Bafi ; waar  aan  de 
Bladeren  veelvoudig  in  ’t  ronde  groeyen.  Zijn  een  vin- 
gerbreed , wat  meer  of  minder,  lang;  in  breedte  en 
gedaante  die  van  de  Myrtus  media  Tarentina, 
of  middelbare  Tarentijnfche  Myrtus,  zeer  gelijk. 

Kan  gantfehelijk  geen  koude  Herfjl -reegenen  , Mijl,  Hoe  men 
fterke  M inden,  of  eenige  Vorfi  verdragen.  Word  der-  nfcze.  , 
halven,  met  een  wallende  Maan  van  April  in  een  Pot,  winter 
’t  zij  gezayd,  ’t  zij  geplant  zijnde,  in  ’t  begin  van  OBlo-  moet 
ber , wat  eerder  of  later,  na  gelecgentheyd  van't  Weer,  waarneo- 
binnens  huys  gebragr,  op  een  plaats,  daar  het  de  Lucht  mcn' 
kan  genieten,  tot  dat  de  koude  van  buyten  zulks  komt 
te  verbieden.  Gedurende  de  geheele  hl  mter  moet  men 
deeze  Plant  met  fiegts  een  weynig  lauw  reegenwater 
van  boven  begieten ; en  de  zelve  niet  voor  in  het  begin 
of  ten  halven  van  April,  met  een  aangename  Lucht  en 
zoete  Reegen  , weer  buyten  in  de  Zonne-ftralen  Bel- 
len. Maar  dan  noch  haar  wel  wachten , en  voor- 
zichtig dekken  voor  koude  nachten , hayrige , of fchra- 
le  winden. 

KRACHTEN. 

HEt  Zaad  van  Vlaskruyd,  of  Linum  , ’t  welk  Galen.  lib. 
van  deeze  Plant  alleenlijk  in  de  Geneeskonft  simp.  7. 
word  gebruykt , is  verwarmende  in  den  eer- 
ften  graad  : iu  vochtigheyd  en  droogte  matig  tufTchen 
beyden. 

In  Wijn  .gekookt,  en  daar  meê  d c gezwellen  gewaf-  Rnell.  /•*. 
fchen,  zuyverd  de  zelve.  Met  Oly  en  Anijs  in  Wa-  c' 
ter  gezoden  ; dan  van  buyten  om  den  hals  geflagen , 
geneefl:  de  Scjuinantic , of  ’t  Keel-gezwel;  ook  andere 
zwelling  der  Keel. 

Het  zelve  Zaad  met  Honig  , Oly,  en  een  weynig  Diofc.  1. 1. 
Wijn  gekookt;  dan  Paps-wijze  gebruykt,  doed  fchey-  c' 
den , en  vermorwd  alle  in-  en  uytwendige  gezwellen. 

Lijnzaad  gefloten , en  met  Rozijnen  gegeeten , verdrijft 
de  fmerten , en  verftoptheyd  der  Leever. 

In  Water  gezoden,  en  dikmaal  in  de  Oogen  gedaan,  Durantei 
fcharpt  het  Gezicht.  Warm  zijnde,  en  in  een  d°ck^‘*^' 
laten  trekken  , dan  op  de  gebrandheyd  gelegt,  geneefl''*’ ' * 
de  zelve.  Eeven  dit  Water  door  een  difterie  in  de 
Moeder , en  Darmen  gedaan , verzacht  de  fmerten  dee- 
zer Ligchaams-deelen. 

Lijnzaad  gefloten  , en  dan  , of  ook  geheel , ge-  Hippocr. 
geeten  , ftopt  het  Lijf.  Met  Honig  vermengd  , en  nl‘- 2-  A* 
dus  gebruykt , verzacht  de  Hoeft , en  zuyverd  de  Dut' 
Tiorft. 

Dc 


7*9 


Vlaskruyd.  Wild  Vlaskruyd. 


720 


Dod.l.ij.  Dc  Oly  uyt  dit  Zaad  geparft  , verzacht  allerley 
<.14.  hardigheyd , en  verbeeterd  alle  gelrompene  Zeenuwen  , 
ook  der  zelver  trekfing  en  fpanning.  Ëcven  deeze  Oly 
met  Rhijnfche  Wijn  gebruykt , is  goed  teegens  het 
Graveel.  Met  Roozewater  vermengt,  verzacht  de  pijn 
der  Takken  aan  ’t  Fondament. 


CCCIX  HOOFDSTUK. 

WILD  VLASKRUYD. 

Us  genoemd  in  het  Neederlandfch  , 
word  in  't  Latijn  gehcetcn  Linaria, 
of  Linum  sylvesTre:  in  ’t  Hoog- 
duytfch  Leinkraut  , Krotten- 
flachs,  en  wilder  Flachs  : in  ’t 
Franfch  Lin  sauvage:  in  het  Ita- 
liaanfch  Linaria. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  veel  aardige 
en  bezienswaardige  foorten ; namentlijk : 

I.  Linaria  repens  cccrulea,  o f kruypend  wild 
Vlaskruyd  met  klcyne  bleekblauwe  Bloemen.  II.  Pan- 
nonica  FLORE  PALLiDO , of  wild  Vlaskruyd  uyt  Pan- 
nonien  met  een  bleckg  Bloem.  III.  Pannonica  flo- 
RE  cccrüleo,  of  uyt  Pannonien  met  een  blauwe  Bloem. 

IV.  Flore  purpureo,  of  met  een  purpure  Bloem. 

V.  Pannonica  flore  variegato  , of  Pannonifch 
•wild  Vlaskruyd  met  een  bonte  twee-verwige  Bloem.  VI. 
Angustifolia  flore  cccrüleo  amplo,  of fmal- 
gebladerd  wild  Vlaskruyd  met  een  fchoone , groote,  Hee- 
mels-blauwe  Bloem.  VII.  Sedifolia,  of  met  Bladeren 
van  kjeyn  Huyslook.  VIII.  Flore  luteo  , of  met 

_ een  gecle  Bloem.  IX.  Austriaca  flore  albo  odo- 
rato  , of  Oofienrijks  wild  Vlaskruyd  met  een  witte 
welriekende  Bloem.  X.  Valentina  trifolia  , of 
met  een  drie-bladerig  loof  van  Valencicn.  XI.  Lusi- 
tanica  , of  uyt  Portugal.  XII.  Cretica  semine 
odorato  , of  uyt  Candien  , met  welriekend  Zaad. 
XIII.  Linaria  scoparia  , of  Beez,em  wild  Vlas- 


Veclc  aar- 
dige foor- 
ten. 


in  getal 
hier  voor- 
geileld. 


Welke 
maar  al- 
leen een 
jaar. 


en  welke 

langer 

duren. 


kruyd , wijl  men  in  Italien  Beez,emen  daar  van  maakt : 
anders  ook  genoemd  Osyris  , of  Belvedere  Ita- 
lorum  ; om  dat  het  met  een  vermakelijke  groen- 
heyd  vercierd  zijnde,  zeer  fchoon , Pyramidens-wijze, 
opwaft  ; geevendc  den  aanfehouwers  een  aangena- 
me oogenluft.  XIV.  Linaria  baccifera  , of  wild 
Vlaskruyd  met  Bedien ; behalven  noch  meer  andere. 
Niet  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gcmcc- 
ne , zandige , zoo  wel  een  ongemeftte  als  gemeftte 
grond  : een  opene  Lucht , een  warme , welgeleegene 
plaats , en  tamelijk  veel  Water.  Geeven  teegens  de 
Winter  rijp  Zaad , en  dan  vergaan  zommige  der  ge- 
noemde foorten  door  een  weynig  koude  ; te  wecten: 
het  Linaria  repens  cccrulea  , kruypend  wild  Vlas- 
kruyd met  een  kleyne  bleekblauwe  Bloem:  Sedifolia, 
met  Bladeren  van  kjeyn  Huyslook.:  Valentina  tri- 
folia , drie-gebladerd  wild  Vlaskruyd  van  Valencicn , 
en  Linaria  scoparia,  of  wild  Vlaskruyd,  beejuaam 
om  Boezemen  van  te  maken ; ’t  welk  in  onze  Landen 
zelden,  als  met  drooge  warme  Zomers,  rijp  Zaad  be- 
komt. Derhalven  moeten  de  gemeldde  foorten  ieder 
Voorjaar,  met  een  waffende  Maan  van  April , op  nieuws, 
niet  diep,  weer  gezayd  worden. 

Al  de  andere  , namentlijk  Linaria  pannonica 
FLORE  PALLIDO,  Pannonifch  wild  Vlaskruyd  meteen 
bkeke  Bloem  : Flore  cccrüleo  , met  een  blauwe 

Bloem:  Flore  purpureo,  met  een  purpure  Bloem  : 
Flore  variegato  , of  twec-venvige  Bloem  : An- 
gustifolia flore  cccrüleo  amplo  , fmal-gebla- 
derde,  met  een  groote  Heemels-blauwe  Bloem:  Flore 
luteo  , met  een  geele  Bloem  .-  Austriaca  flore 
albo  odorato  , Oojlcnrijkfche  met  een  welriekende 


witte  Bloem ; en  Linaria  Lusitanica  , of  Porttt - 
galfch  wild  Vlaskruyd , vergaan  niet  zoo  haart  , maar 
blijven  meerder  jaren  in  ’t  leeven.  Konnen  reedelijk  wel  Amwin- 
de  koude  en  andere  ongeleegcntheden  der  W int  er  uyt-  ning. 
ftaan:  geeven  ook,  bij  goeden  tijden,  jaarlijks  genoeg- 
zaam rijp  Zaad ; ’t  welk  met  de  voorgemeldde  Maan 
van  April  in  de  aarde  word  gclegt.  Hier  door  konnen 
ze  genoeg  vermeenigvuldigd  worden ; en  dan  noch  door 
hare  de  grond  doorlopende  jonge  Scheut jens , welke  men 
op  de  zelve  genoemde  tijd,  van  de  oude  neemt. 

Het  Linaria  angustifolia  flore  cccrüleo  Smal-ge- 
amplo  , of  fmaUgeb lader d wild  Vlaskruyd  met  een  ^jje^jas 
groote  Heemels-blauwe  Bloem,  heeft  een  zeer  teedere  , kruyd  met 
korte,  bleek-bruyne,  Wortel.  Geeft  uyt  de  zelve,  en  cen  groote 
ook  wel  eeven  boven  de  aarde , verfcheydenc  Scheut- 
jens , een  voet,  wat  meer  of  minder  hoog,  geheel  dun,  Bjocm> 
doch  gantfeh  taay  en  buygzaam,  rond , en  uyt  den 
blauwen-groen-verwig:  aan  welke  groeyen  veele  zeer 
fmalle,digt  boven  malkander  gefielde  Bladeren,  nu  uyt  Bladeren, 
de  cene,  dan  uyt  de  andere  zijde  in  het  ronde  voortko- 
mende ; een  vinger-breed  lang,  achter  digt  aan  de  Steel 
gehegt,  voor  fpits  toegaande,  uyt  den  blauwcn-groen: 
doch  aan  zommige  Bloemdragende  Scheuten  wat  groo- 
ter,  gelijk  in  de  bijgaande  Figuur  te  zien  is.  Van 
naturen  rtaan  ze  meer  om  hoog  als  neerwaarts  gekeerd : 
in  ’t  midden  met  geen  zichtbare  Adert  jens,  maaralleen 
met  cen  kleyn  Ruggetje  voorzien. 

Uyt  de  bovenfte  Hert-punten  komen  te  voorfchijn  Gedaante 
verfcheydenc  bezienswaardige  Bloemen  , ruftende  op  <Jer  Bloc* 
korte  zeer  dunne  Steelt  jens ; de  een  na  de  ander  open-  mcn" 
gaande.  Zijnruym  cen  halveDucaton  ’tin  ronde  groot, 
zich  vlak  open-doendc : zonder  eenige  reuk.  Beftaan 
uyt  vijf  Zeer  fchoone  Heemels-blauw-vcrwige  Blade- 
ren-, onder  fmalft,  boven  breedft , en  daar  rond  toe- 
gaande. Na  verloop  van  vierentwintig  uuren  vallenze 
ter  aarden  neer ; doch  ieder  dag  komen  ’s  morgens  weer 
nieuwe  te  voorfchijn.  Deeze  laten  na  ronde,  doch  als 
met  eenige  Ribbetjens , en  boven  op  met  een  fcharp 
Puntje  vercierde  Huysjens,  gevuld  met  een  langwerpig  - Zaad- 
rond,  bruyn , blinkend  Zaadje,  dat  van  het  gemeene 
Vlaskruyd  zeer  gelijk.  Als  dit  Zaad  zijne  vofkomene 
rijpheyd  heeft  bekomen,  openen  de  Huysjens  zich  bo- 
ven, en  fcheyden  haar  in  vijf  deelen. 

Het  Linaria  Valentina  trifolia,  of  drie-ge-  Drie-ge- 
bladerd wild  Vlaskruyd,  groeyd  uyt  een  teedere,  wit- 
verwige  Wortel,  (niet  onaangenaam  van  fmaak,  doch 
op  ’t  laatfte  war  fcharp  in  dc  Keel ) , een  Maatvoet , Valencicn. 
wat  meer  of  minder,  hoog.  Krijgt  uyt  dc  zelve  zom- 
tijds  veele,  zomtijds  maar  twee  of  drie  Steden ; dun, 
rond , bleek-groen , doch  onder  bij  dc  aarde  een  wey- 
nig purpurachtig.  Waar  aan  de  Bladeren  voortkomen  Bladeren, 
in  ’t  ronde  bij  drieën,  holen  luchtig  boven  malkander: 
alhoewel  men  ook  aan  zommige  weynige  Steelen  zom- 
tijds niet  meer  dan  twee  en  twee  teegens  den  anderen 
over  ziet  zitten.  Dikachtig  zijn  ze , en  zacht  van  aart, 
gemeenelijk  inwendig  cen  weynig  hol  gcftcld : een  vin- 
ger, wat  min  of  meerder,  breed;  een  lid  van  een  vin- 
ger, of  wat  meer  lang;  voor  in  een  ftomp  punt  eyndi- 
gende;  aan  de  randen  effen  en  flegt;  niet  glad;  bleek- 
of  wit-groen  van  verwe  ; alleenlijk  voorzien  met  drie 
Aderen,  niet  wel  zichtbaar,  maar  als  in  de  Huyd  in- 
wendig blijvende,  op  de  wijze  van  Plantago  of  Weeg- 
bree. In  de  Mond  geknauwt  wordende,  zijn  ze  nier  on- 
aangenaam van  fmaak,  alhoewel’er  een  bitterheyd,  of 
viezigheyd  bij  gaat. 

Uyt  de  bovenfte  Toppen  fchieten  ayrswijzc  boven  Aardige 
malkander  de  Bloemen  voort , welke  zich  van  onder  ocmeo’ 
de  een  na  de  ander  openen.  Zijn  van  een  wonderlij- 
ke gedaante,  zeer  aardig  zittende  in  ’t  midden  van  vijf 
langwerpige  groene  Bladert  jens-,  matig  van  grootte,  na 
de  gedaante  van  een  Leeuwen-muyl , Helms-wijze  ge- 
field ; wit-verwig  , in  ’t  midden  geel  : boven  welke 
twee  witte  langwerpige  Bladert  jens , als  twee  Ez.els - 
ooren , haar  teegens  malkander  opftecken.  Hebben 
Z z onder 


1 wmw  I— BlMl  | 


Zaad. 


Wild  Vlas- 
kruyd  van 
Candia. 


Hoe  in  de 
Winter 
waar  te 
neemen. 


Bloemen. 


Zaad. 


en  noch 
weer  an- 
der Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Aart. 

Durar.tcs 
lib.  Herb. 
Jol.  löo. 
Dod.  1. 6. 
c.16. 


Dorfien. 
hifi.  Plant, 
fol.  173. 


721  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  ju 


onder  een  purpurachtig  fpits  punt,  op  zulks  een  ma* 
nier,  als  men  achter  aan  de  Bloem  van  Confolida  Re - 
gults  , of  Ridderfpooren  ziet.  Na  verloop  van  eenige 
dagen  vallenze  op  de  aarde  neer  , nalatende  eenige 
langvverpig-ronde  en  dikke  Zaadhuysjens , gefield  in  ’t 
midden  van  vijf  kleyne  Bladertjens ; en  inwendig  ge- 
vuld met  een  zwart-bruyn  hoekig  Zaadje. 

Het  Linaria  cretica  semïne  odorato  , of 
■wild  Vlaskruyd  van  Candicn , met  een  welriekend  Zaad, 
zijnde  een  aangenaam  en  fchoon  Gewas , bemind  een 
goede  zandige  aarde,  met  twee-jarige  Pacrdemifl , en 
een  weynig  der  verrotte  Boombladeren  doormengt:  een 
opene,  warme,  wel  ter  Zon  flaan de  plaats,  en  matige 
vochtighcyd.  Word  met  een  waffendeMaan  van  April 
in  een  Pot,  niet  boven  een  Stroobrecd  diep  , gezayd; 
of  anderweegen  opgekomen  zijnde,  daar  in  verplant. 
Kan  gantfehelijk  geen  koude  Herfft-reegenen , flerke 
Winden , Mijl,  of  Vorft  verdragen.  Word  derhal ven 
in  het  begin  van  Otlober  gefield  in  een  plaats  binnens 
huys , daar  ze  de  Lucht  kan  genieten , tot  dat  de  uyt- 
wendige  koude , of  Vorft,  door  de  Venfleren  dringen- 
de, zulks  komt  te  verbieden.  Dan  moet  menze  wel 
voor  de  gedachte  Vorft  wachten , zonder  haar  echter  de 
warmte  des  vuurs  te  doen  gevoelen,  indien  het  eenig- 
zins  voorbij  gegaan  kan  zijn  3 vermits  ze  de  zelve  on- 
geerne  verdraagd.  Mag  ook  niet  meer  als  een  of  twee- 
maal, gedurende  de  gantfche  Winter , met  een  weynig 
lauwgemaakt  Reegenwater  begoten  worden  van  boven. 
In  ’t  begin  van  April  moet  men  ze  met  een  zoete  Lucht 
en  Rcegen  weer  buyten  brengen  : dan  noch  eevenwel 
haar  zorgvuldig  wachten  voor  koude  rijpende  nagten , en 
fchrale  zoo  Oofle-  als  Noorde-windcn  3 teegens  de  zelve 
haar  wel  dekkende. 

Zij  geeft,  in  decze  koude  Geweflen,  in  de  eerfle 
Zomer  blauwe  vijf-gebladerde  Bloemen , uyt  de  punten 
harer  tcedere  Takje»  voortkomende,  welke  nauwelijks 
een  voet  hoog  opfehieten  , ook  met  kleyne,  korte, 
fmalle  Bladertjens  omwallen  zijn  : doch  geen  volko- 
men Zaad:  ’t  welk  echter  in  ’t  volgende  jaar  zijne  rijp- 
heyd  verkrijgt;  zijnde  klcyn,  zwart,  en  welriekend. 
Doch  de  Natuur  hiermee  zich  noch  niet  voldaan  hebben- 
de, drijft  uyt  het  midden  der  Steelcn  een  ander  Zaad 
tuflehen  de  Bladeren  uyt ; kleyn  , rond  , grijs-wit- 
verwig , en  neerwaarts  hangende  gelijk  een  Druyf- 
trosje,  van  een  aardige  aanfehouwing.  Het  kan  in  dec- 
ze Landen  tot  geen  volkomentheyd  geraken  , gelijk 
wel  veellicht  in  heeter  Geweflen.  Echter  kan  dceze 
foort  bequaamlijk  aangewonnen  en  vcrmeenigvuldigd 
worden  door  ’t  cerfl-gcmeldde  rijpgewordene  Zaad,  op 
de  voorgedachte  tijd  en  Maan  gezayd.  Zelden  blijven 
ze  in  ons  Land  langer  dan  twee  jaren  in  ’t  leeven.  Zie 
hier  bij  na  ’t  Hoofdftuk^  van  Passerine  , welke  Plant 
een  mcede  foort  van  ’t  wild  Vlas  is. 

KRACHTEN. 

Ild  Vlaskruyd , oi'Linaria,  is  warm  en  vocht 
van  aart. 

In  Wijn  gekookt , en  daar  van  ’s  mor- 
gens nuchteren  een  Roemertje  gedronken,  drijft  uyt 
’t  water  der  Blaas’,  de  Nageboorte , de  Asfaandftonden  j 
en  is  goed  teegens  vergif , ook  voor  de  gebreeken  der 
Oogcn.  Neemt  wech  de  vlekje n des  Aant{ez,ichts-.  ver- 
drijft de  Nieren -,  Lenden -,  en  AJoeder-fmerten ; def- 
gelijks  de  verjloptbcyd  van  de  Blaas  en  Nieren. 

Het  uytgcparflte  Zap  der  Bladeren  en  Bloemen  is 
goed  voor  de  Roos,  en  teegens  de  Kanker , daar  mee 
gewafTchen.  Ook 'teegens  allerley  heete  Gezwellen 
des  Ligchaams. 


CCCX  HOOFDSTUK. 

P AERLEKRUYD. 

8^N  het  Neederlandfch  niet  alleen  dus,  Namen; 
§|maar  ook  van  zommige  Steenzaad 
jg  genoemd.  In  ’t  Latijn  Milium  So- 
15  lis,  of  ook  Lithospermum:  in ’t 
M Hoogduytfcb  Per  lkr  aut  , in  ’t  Franfcb 
jïGremil,  of  Herbe  aux  perles:  en 
in  ’t  Italiaanfch  Litospermo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie  Drie  on- 
onderfcheydene  foorten,  teweeten:  derfchey- 

I.  Lithospermum  hortense  , gemeen  of  Hof-  ^ cnc loor* 
Paerlekruyd.  Repens  Anchus/e  eacie  , of  kruy- 
pend  Paerlekruyd  met  een  gedaante  van  Anchufa.  III. 
Lithospermum  surrectum  minimum,  of  alder- 
kjeynfte  regt-opftaande  Paerlekruyd.  Niet  alle  zijn  ze  van 
de  zelve  Bouwing  en  Waarneemmg. 

Eevenwel  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede  , ge-  Grond, 
meene,  zandige,  doch  luchtige,  wel-gcmefltc  grond; 
een  opene,  vrije,  bequaam  ter  Zon  geleegene  plaats , 
en  tamelijk  veel  Reegen.  Verdragen  Sneeuw , Hagel , Aart. 
felle  Vorft,  en  alle  andere  ongeleegentheeden  der  Win- 
ter, zonder  eenige  moeylijkheyd.  Blijven  (doch  niet 
alle)  lange  jaren  in  ’t  leeven,  en  geeven  de  mecfle  tijd 
volkomen  rijp  Zaad:  bchalven  het  Lithospermum  Zaad, 
repens  Anchusa;  facie,  of  kruypend  Paerlekruyd 
met  een  gedaante  van  Anchufa ; ’t  welk  in  decze  Lan- 
den wel  ieder  jaar  blocyd,  maar  noyt  eenig  rijp  Zaad 
bekomt. 

Het  Lithospermum  subrectum  minimum,  of  A'lier- 
alderkleynfle  regt-opftaande  Paerlekruyd , blijft  niet  lan- 
gcr  dan  cene  Zomer  in  ’r  leeven,  en  vergaat  van  zelfs,  [bande 
als  ’t  Zaad  in  den  Herfft  rijp  geworden  is.  Word  der-  Paerle- 
halven  ieder  Voorjaar,  met  een  wallende  Maan  in  April,  kruX^ 
op  nieuws  weer  gezayd , niet  diep , in  een  warme  plaats. 

Hier  door  kan  decze  foort , gelijk  ook  het  Litho- 
spermum hortense  , of  Milium  solis  , gemeen 
P arelkruyd , alleenlijk  aangewonnen  en  vermeenigvul- 
digd  worden. 

Het  Lithospermum  repens  Anchus,r  facie,  Kruypend 
of  kruypend  Paerlekruyd  met  een  gedaante  van  Anchu-  fatrlf 
fa,  kan  men  niet  anders  vermeerderen-,  dan  door  ha-  ^ 
re  Scheut jens , welke  men  in  de  aarde  legt,  en  alsze 
Wortelen  gekreegen  hebben  van  de  oude  afneemt,  en 
verplant. 

KRACHTEN. 

Et  Zaad  van  Paerlekruyd , of  ALilium  Solis,  DoJ.l.f. 
is  verwarmende  en  verdrogende  tot  in  den  twee-  c'31' 
den  graad. 

Twee  Drachmen  van  ’t  zelve  gepulverifeert , en  met  Diofe.  1. 3.' 
Rhijnfche  Wijn  ingenomen,  drijft  af  het  Graveel,  en  c • ‘*8. 
het  water  der  Blaas.  Is  goed  teegens  de  kpude  Pis,  en  l' 17 * 

voor  de  gcene  die  van  een  Druypert  gequeld  worden;  Gal.  I.  8. 
ook  voor  de  Blaas-fmerten.  Met  Melk  uyt  der  Vrou-  Simf.fat. 
wen  Borflcn  gcbruykt , helpt  zonderling  de  Vrouwen 
in  arbeyd  zittende. 


CCCXI  HOOFDSTUK. 

ZEEVENGETYDEN- 
K R U Y D. 

f P het  Neederlandfch  niet  alleen  dus,  Vcrfchey- 
? maar  ook  van  veele  Lotuskruyd  de  naracn* 
i genoemd:  in  ’t  Latijn  Lotus  her- 
y ba,  Lotus  sativus,  en  trifolium 
g ODORATUM ; in  het  Hoogduytfcb  Sie- 
i BENGEZEYTENKRAUT  , of  korter 
Sie- 


7i3  Zeevengetydenkryud.  Malloot  e.  724 


Siebencezeit,  om  dat  het,  gelijk  zommige  meenen, 
zeevenmaal  op  eenen  dag  zijnebevallijke  reuk veranderd. 
In  ’t  Franfch  Treffle  odoriferant;  en  in  het  Ita- 
liaanfch  Loto  Domestico. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veel  aardige  verander- 
lijke foorten  bekend  geworden ; namentlijk : 

Veele  ver-  I.  LOTUS  SILIQUOSUS  QUADRANGULARIS  FLORE 
anderlijke  rubro  , of  Zeevengctijdenkruyd  met  vierhoekige  Peu- 
foorten.  en  eefj  rooje  Biocmj  0ok  gcheeten  Lotus  tetra- 

GONOLOBUS.  II.  SlLIQUOSUS  QJ/ADRANGÜ  LARIS 
flore  luteo  , of  Lotuskruyd  met  een  vierhoekige 
Peul  engcele  Bloem.  III.  Ornithopoides,  Jive  flo- 
re luteo  siliqua  Ornithopodit  , of  met  een 
geels  'Bloem , en  Peul  als  een  Vogelvoct.  IV.  VesiCA- 
rius  Hispanicus  , of  Spaanfch  Lotuskruyd  met 
Blaasjens.  V.  Siliquosus  Coronatus  Marinus, 
of  geltroond  Zee-Lotuskruyd.  VI.  Siliqj/osus  co- 
ronatus palustris  Lusitanicus,  of  Portugal fch 
gekroond  Lotuskruyd  met  Peulen , groeyende  in  Pl'ater- 
tot  tien  in  achtige  plaatsen.  VII.  Segetum  flore  luteo 
getal  hier  globoso  , of  Lotuskruyd  wajfende  in  ’t  Koorn  , met 
ftekifC'  ecn  ronde,  geele,  Knops-wijze  Bloem.  VIII.  Praten- 
sis siliquosus,  of  met  Pcultjens,  voortkomende  in 
Gras-velden.  IX.  Barbarij  frutex  Dalecham- 
pii  , of  Hecjler achtig  Lotuskruyd  uyt  Barbaryen,  ge- 
tcckend  van  Jacouus  Dalechampius.  X.  Lotus 
frutex  ei.egans  INCANUS,  of  Zcevengctijden  Jlru- 
vel-kruyd  met  aardige  ruyge  Bladeren  ; en  dan  noch 
meer  andere.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 


Grond.cn 
Plaats. 


Welke 
foorten 
maar  al- 
leen ccne 
Zomer 
leeven. 


Zeeven- 
getijden 
kruyd  in  ’t 
Koorn 
walTende. 


Andere, 
langer  du- 
rende 
foorten. 


Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  zandige, 
gemeene,  en  met  twee-jarigc  Paerdcmift  tamelijk  voor- 
ziene grond:  een  openc,  warme,  wel  ter  Zon  geleege- 
ne  plaats , en  matige  vochtighcyd.  Geevcn  in  den 
Herfjl  gemccnelijk  volkomen  Zaad. 

Het  Lotus  sativus,  of  gemeen  tam  Zeevengctij- 
denkruyd : SlLOQUOSUS  QUADRANGULARIS  FLORE 

RURRO , met  vierhoekige  Peulen  en  een  roode  Bloem  : 
SiLOQiiosus  CORONATUS  Marinus  , o f gekroond  Zee- 
Lotuskruyd  : SiLiQiiA  Ornithopodii  , met  Peulen 
van  Vogclvoet;  Vesicarius  Hispanicus,  uyt  Spaan- 
je  met  Blaasjens  ; en  Lotus  segetum  flore  luteo 
globoso,  of  in  ’t  Koorn  wajfende  Zeevengctijdenkruyd 
met  een  ronde  geele , Knops-wijze  Bloem , blijven  niet 
meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven,  bij  goe- 
de tijden  , teegens  de  TVintcr  , rijp  Zaad  , en  ver- 
fterven  daar  meê.  Worden  derhalven  ieder  Voorjaar 
in  April , met  een  wadende  Maan , weer  op  nieuws 
gezayd,  niet  diep  in  de  aarde,  en  dcezer  wijs  vermee- 
nigvuldigd. 

Het  hat(f-gcnocmdc  Zeevengctijdenkruyd , in’ t Koorn 
wajfende , fchiet  zelden  meer  dan  een  voet  hoogte 
boven  de  aarde  op ; verdeeld  zich  echter  in  veele  bleek- 
groene ronde  Zijde-takjens ; waar  aan  veele  Bladeren 
voortkomen,  nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  andere  zij- 
de , niet  hoog  boven  malkander ; ruftende  op  korte 
Steel tjens  , en  in  drieën  gcftcld  , op  de  wijze  der 
andere  foorten.  Tuflchen  de  zelve  komen  te  voor- 
fchijn  de  Bloemtrojfen  , tamelijk  groot , veel  iri  ge- 
tal , en  gevoegd  op  korte  Steelt jens,  van  een  aardige 
aanfehouwing. 

Het  Lotus  siliqjjosus  quadrangularis  flo- 
re luteo  , Zeevengctijdenkruyd  met  een  geele  Bloem 
en  vierhoekige  Peultjcns  : Siliquosus  coronatus 

palustris  Lusitanicus,  of  Por tugaljch  Lotuskruyd , 
wajfende  in  waterachtige  plaatz.cn  , met  een  Kroons- 
wijze gefielde  Bloem  en  Zaadpeulen : Barbarij  fru- 
tex Dalechampiï  , of  Heejlerachtig  Lotuskruyd  uyt 
Barbaryen  , befchreeven  van  den  hoog-geleerden  Da- 
lechampius ; en  Lotus  frutex  elegans  incanus , 
of  Zeevengetijden  flruvelkruyd  met  zeer  fchoone  ruyge 
Bladeren  , vergaan  niet  zoo  haaft , maar  blijven  cenige 
jaren  in  ’t  leeven. 

Het  Heejlerachtig  Lotuskruyd  uyt  Barbaryen , be- 


fchreeven van  Dalechampius,  groeyd  in  deeze  Landen  ac|lt;2  ^ 
op  tot  de  hoogte  van  derdehalve,  ook  wel  drie  voeten,  tuskruyd 
Heeft  onder  al  de  andere  foorten  de  ftcrkftc  en  breedfte  uyt  Barb»- 
B lader  en,  Herrs-wijze  gcfteld  , voor  breed-rond  , en  r^en‘ 
onder  fmal  toegaande ; uyt  den  groenen  blauw -ver- 
wig.  Krijgt , als  de  kleyne  Bloemt  jens  vergaan  zijn  , 
veele  korte  bij  malkander  gevoegde  Zaad-pculijcns. 

Het  Zeevengetijden  JlruveUtruyd  met  Jcboone  ruyge  Zeeven- 
Bladeren , bekomt  in  onze  Geweften  nauwelijks  de  getlJJen 
hoogte  van  twee  voeten.  De  Bladeren  zitten  veel-  kmydraet 
voudig  in  getal  aan  hare  Steelt  jens.  Zijn  een  weynig  ruyge  BI*, 
blinkende,  fmal  en  langwerpig;  voor  voorzien  met  een  ‘leren, 
kleyn  puntje,  als  een  doorntje.  Hare  Bloemen  komen 
veel  grootcr,  als  die  van  de  voorgaande,  re  voorfchijn, 
in  ’t  bovenfte  van  hare  meenigvuldig-verdcelde,  ronde 
en  ruyge  Steelt  jens,  uyt  gantfeh  ruyge  en  langwerpige 
Knopjens. 

Deeze  nu  gemeldde  foorten  buytcn  ftaande,  verdra-  Hoedanig 
gen  ongeerne  felle  Vorjl , en  diergelijke  ongeleegent- waar  rc. 
hceden  der  Winter.  Moeten  derhalven , in  Potten  ge-  2e  winter* 
plant,  en  in  OEI  ober  voor  veel  koude  Herfjlreegenen  ge- 
wagt  geweeft  zijnde,  binnens  huys  worden  gebragt, 
op  een  luchtige  plaats,  waar  in  niet  als  bij  harde  Vorjl 
door  een  Kagchel  word  gevuurd.  Gedurende  dien  tijd 
moet  men  ze  flegts  met  een  weynig  lauw  Rcegenwater 
van  boven  begieten , en  in  ’t  begin  van  April,  met  een 
aangename  Lucht  en  Reegen  , weer  buyten  ftellcn. 

Dikmaal  geeven  ze  volkomen  Zaad:  ’t  welk  dan,  met 

een  walTende  Maan  van  April  of  May  , de  aarde  word  Aanwin- 

aanbevolen  , niet  boven  een  ftroobrecd  diepte  gelegt.  ning. 

Hier  door  kan  men  deeze  foort  vcrmeenigvuldigen ; en 
dan  ook  noch  door  langzaam-aangewaflene  jongen ; die 
men  met  de  gemeldde  Aprilfche  Maan  van  de  oude 
neemt,  en  verplantt. 

Het  Lotus  quadrangularis  , . of  tetracO-  Zoevenï 
nolobus  flore  luteo,  laat  zich  ook  wel  door  hare  getijden- 
Scheut  jens  vcrmeenigvuldigen , als  men  die  met  een  vol-  .[^oeki- 
le  Maan  van  May  ol  Jumus  affnijd,  in  een  Pot  fteekt,  ge  Peulen, 
zes  wecken  lang  op  een  donkere  plaats  ftcld  , en  zom-  en  geele 
tijds  met  Reegenwatcr  van  boven  begiet.  Want  dan  Blocmen- 
krijgen  ze  Wortelen , en  groeyen  voort.  Dit  heeft  mij  Aan  . 
de  ervarentheyd  geleerd , doe  ik  niet  meer  als  een  kleyn  nin,g^ln,, 
en  Hecht  Plantje  van  deeze  foort  had  over  behouden , 
en  derhalven  door  de  nood  gedwongen  wierd  , een 
proef  hier  van  te  neemen. 

Het  Lotus  elkgans  frutex  incanus  is  ’t  tee-  Zecven- 
derfte  van  alle,  waarom  men’er  ook  in  dcHerfflenWin- 
ter  zeer  nauw  acht  op  moet  neemen,  zonder  daar  ontrent  kruyd. 
iets  te  verzuymcn. 

KRACHTEN. 

ZEevcngetijdenkruyd,  of  Lotus  Jativus,  is  van  aalt  Galen.  1 7. 
tuflchen  koud  en  warm;  daar  beneevens  eenwey-  Simp. 
nig  verdrogende  en  vertccrende. 

De  Bladeren  en  ’t  Zaad  in  Wijn  gekookt,  en  daar  Lome.  hifi. 
van  gedronken,  doed  wateren ; neemt  wech  de  brand 
van  de  Blaas ; de  opjltjging  van  de  Moeder,  en  der 
zelver  fmerten ; ook  van  alle  andere  Leeden.  Is  goed 
voor  een  eerft  beginnende  Waterzucht-,  de  derdedaag- 
Jche  Koorts , en  de  beet  en  der  giftige  Dieren. 

De  Bladeren,  Bloemen,  en  ’t  Zaad  in  Edik  en  Ho- 
nig gekookt:  dan  daar  van  een  Roemertje  ingenomen, 
word  gepreezen  teegens  vergif. 

Het  Zap  deczer  Bladeren  met  Honig  vermengt,  ver-  VuchJ.  lib. 
drijft  de  vlekfen  der  Oogen ; doed  de  Vliezen  en  Wolken  c-  2S;- 
vergaan,  daar  in  gedaan  zijnde,  en  maakt  een  helder 
Gezicht. 

De  Oly , waar  in  de  Bloemen  en  Bladeren  geweyktof  Camerar. 
geinfondeert  zijn  geweeft,  is  dienftig  voor  alle  varjfche  l- 
Wonden ; Breuken  of  Gefcheurtheyd ; Gezwellen  aan  ’t 
Fondament,  en  verjluykte  Leeden.  Verfterkt  zonder- 
ling de  Zeenuwen:  verzacht  de  harde  en  koude  gezwel- 
len-, vermits  ze  verteerd,  verzoet,  en  verdrijft. 

Zzi  CCCXII 


Namen. 


Vccle  ver- 
anderlijke 
foorten. 


Grond. 


Ainwin- 

ning. 

Gemeene 

Malloote. 


Aanwin- 

ning. 


Avtrr.  lib, 
Simp.  cap. 
4a. 

Cal.  lib.  7, 
McJ.Simp, 

Camerar. 
I.  3.C.4I- 


Trag.  1. 1. 
t.}. 

Ded.  I.  r;j, 
(.  10. 


Rucll.  I.  3. 
*-3f- 


Diofc.li. 

r.48. 

Rafis  lib. 
Simp.  cap , 

28. 


71J  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  716 


CCCXII  HOOFDSTUK. 


MALLOOTE. 

a^een  *n  het  Neederlandfch  dus  , 

iriaar  °°k  van  vec^e  ^ELILOTE  gc- 

noemd  : in  het  Latijn  Melilotus: 
'h'h  ‘n  het  Hoogduytfch  Grosser  Stein- 

klee,  of  Barenklee:  in  ’t  Franfch 
Melot;  en  in  het  Italiaanfch  Me- 

LILOTO. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  deeze  veranderlijke 
foorten  kenbaar  geworden. 

I.  Melilotus  officinarum  vulgaris  flore 
luteo  , of  gemeene  Malloote  met  een  gecle  Bloem , ge- 
bruykclijk  in  de  winkelen  der  Apotheekeren.  II.  Flo- 
re albo  , of  met  een  witte  Bloem.  III.  Italicus 
maximus,  of  aldergrootfie  Italiaanfche  Alelilote.  IV. 
Italicus  siliquosus  , of  Peul-dragende  Italiaan- 
fche Alelilote.  V.  Annuus  odoratissimus  Lusi- 
tanicus  , of  neer  welriekende  Portugalfche  Alallotc. 
VI.  Inodorus  supinus  Lusitanicus  , of  leggen- 
de Portugalfche  Alelilote  ronder  eenige  reuk.  VII. 
Melilotus  sylvestris,  of  wilde  Afallotc;  en  dan 
noch  meer  andere.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bou- 
wing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen’  een  goede  , zandige  , wel-gemeftte 
grond:  een  luchtige,  vrije,  genoegzaam  ter  Zon  ftaan- 
de  plaats , en  matige  vochtighcyd.  Geeven  in  den 
Herfft  volkomen  Zaad,  en  worden  dan  door  een  kley- 
ne  Rijp  van  ’t  leeven  beroofd,  of  vergaan  van  zelfs; 
vermits  ze  nier  langer  dan  eene  Zomer  konnen  duren. 
Worden  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  wallende 
Maan  van  Aprtl,  weer  aangewonnen  door  het  gedachte 
Zaad , niet  meer  dan  een  ftroobreedte  diep  in  de  aar- 
de gelegt. 

Het  Melilotus  officinarum  flore  luteo  , 
et  albo,  of geele , en  witte  Alelilote , in  alle  Apothec- 
ken  gebruykelijk  , vergaan  niet  in  ’t  eerfte  jaar,  maar 
in  ’t  tweede,  na  dat  ze  volkomen  rijp  Zaad  hebben  ge- 
geeven.  Verdragen  ook  in  de  Winter  fterke  Vorjl,  en 
allerley  andere  ongeleegentheeden  des  tijds  zonder  ee- 
nige  fchade. 

Het  Zaad  word  met  de  zelve  Aprilfche  Maan,  als 
boven,  gezayd;  en  hier  door  konnen  ze  alleenlijk  ver- 
meenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

MAlloote , of  Alelilote , is  verwarmende  en  ver- 
drogende in  den  eerften  graad ; daarbencevens 
een  weynig  te  zamentrekkende,  zuy verende, 

, fcheydende,  vertecrende,  en  rijp  makende  van  aart. 

De  Bladeren  en  Bloemen  in  Wijn  gekookt,  en  daar 
van  een  Roemertje  gedronken,  verzacht  de  fmerte  der 
Nieren,  cn  andere  inwendige  Ligchaams  deelen.  Drijft 
het  water  der  Blaas  voort ; ook  ’t  Graveel ; en  maakt 
rijp  de  Fluymen  op  de  Borfi. 

Het  uytgeparftte  Zap  in  de  Oogen gedaan,  maakt  een 
helder  Gedicht.  Docd  ook  fchcydcn  en  verteeren  de 
Vliez.cn  en  Schellen  der  Oogen. 

Het  zelve  Zap  vermengt  met  Edik  en  Roozen-oly, 
verdrijft  de  Hoofdpijn  , daar  mcê  beflreeken  zijnde. 
Met  zoete  Wijn  gemengt , cn  in  de  Ooren  gedaan  , 
neemt’er  de  pijn  van  wech. 

De  gedroogde  Bloemen  gefloten,  dan  met  Wijn  cn 
Galnootcn  vermengt,  geneeft  de  qttade  Schurft heyd  des 
Hoofds,  daar  op  gefirecken. 

De  Bloemen  met  Rozijnen  in  Wijn  gezoden  , en  op 
allerley  gezwellen  gelegt,  inzonderheyd  op  die  der  hey- 
mehjke  Leeden , verzachten  de  zelve. 

Daar  van  een  Planfter  gemaakt,  en  opgelegt , ver- 
morwd  ook  alle  hardigheyd. 


Deeze  geheele  Plant  gedroogt , en  de  Paerden  te 
eet  en  gegeeven,  verllrekt  haar  tot  een  aangenaam  voed- 
zel,  en  maakt  haar  vet. 


CCCXIII  HOOFDSTUK. 

K L E Y N 

MAANKRUYD. 

Bl^feEn  kleyn  cn  aardig  Gewas,  dus  in  ’t  Verfchejv 
Neederlandfch  genoemt:  in  ’t  Latijn  de  namen. 
SpC  Lunaria,  cn  Lunaria  Botrytis, 
om  dat  het  in  ’t  midden  uyt  geeft 
een  kleyn  Steeltje , kluchtig  vcrcicrd 
SËË>  met  vecle  Druyfs-wijz.e  Knopjens,  ge- 
lijk het  Botrijskruyd  : in  het  Hoogduytfch  Mond- 
kraut,  of  ook  Mondraute:  in  het  Franfch  Tau- 
re  , of  Lunaire:  in  het  Italiaanfch  Lunaria  del 
Grappolo,  of  Minore. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  twee  verander-  Twee 
lijke  foorten ; te  wceten : foorten. 

I.  Lunaria  Botrytis  major  ramosa,  of groot 
getakt  Alaankruyd , met  veele  Druyfs-wijce  gejielde 
Knopjens.  II.  Lunaria  Botrytis  minor,  of  kleyn 
Alaankruyd , ook,  met  Knopjens,  Dr»yfs-wijz.e gcjleld. 

Beyde  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Botswing  cn  Waar- 
neeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  zandi-  Grond , en 
ge,  luchtige,  meteen  weynig  twec-jarige,  kleyn -ge- plaats, 
wreevene , tot  aarde  gewordene  Paerdemift , en  het 
Mol  van  verrotte  Boombladeren  genoegzaam  door- 
mengde grond  : een  opene  , luchtige  , wcl-geleegene 
plaats , en  niet  te  veel  Reegen.  Verdragen  in  onze 
Landen  ongcerne  veel  fcharpc  , bijtende , Sneeuwigc 
vochtighcyd , en  fterke  Vorjl.  Moeten  derhalven , in  Hoe  waar 
een  Pot  geplant  zijnde,  in  Oiïober  binnens  huys  ae-tence- 
bragt  worden  , op  een  luchtige  bcquame  plaats,  waar  mcn‘ 
in  gantfeh  niet , of  alleen  bij  harde  Vorjl , word  ge- 
vuurd : gedurende  deeze  tijd  met  zeer  weynig  Recgcn- 
water  onderhouden;  en  in  ’t  laatfte  van  Aiaert , of  ’t 
begin  van  April,  weer  buyten  gefield  zijn. 

Krijgen  hier  noyt  eenig  rijp  Zaad.  Worden  ech-  Aanwin- 
ter  aangewonnen  en  vcrmeenigvuldigd  door  hare  jonge  ninS- 
aangewaflene  Vytloopz.elen.  Verliezen  midden  in  de 
Zomer  hare  Bladert jens  .-  op  welke  tijd  zij  opgeno- 
men , van  hare  nieuw-aangewaffene  Worteltjcns  ont- 
bloot , maar  terflond  weer  ingezet  mogen  worden. 

Doch  dan  moet  men  ze  bewaren  voor  de  hitte  der 
Zon ; en  tot  in  ’t  laatft  van^«^»/?«jflellen  op  een  don- 
kerachtige plaats.  Daarenboven  moet  men  haar  wagten 
voor  veele  Herfjlreegencn : zoo  fchieten  ze  weer  uyt,  cn 
maken  ’t  volgende  jaar,  in  ’t  laatfte  van  April,  óf  het 
begin  van  Alay , nieuw  Loof. 

Het  Lunaria  Botrytis  major  ramosa  , of  Groot  ge- 
getakt  Alaankruyd  met  veele  Druyfs-wijK.e  gefielde  taktMaan- 
Knopjens , van  zommige  in  het  Hoogduytfch  ook  ge-  kru>’d’e 
noemd  Widerthojj  , fchiet  zelden  hooger  op  dan  Druyfs-6' 
een  hand  lengte.  Heeft  ontrent  een  handbreed  lange,  wijze  ge- 
cen  ftroo  dikke  , onder  fpits  toegaande  , zwartachri-  ftcIdc 
ge , van  binnen  geel-verwige  Wortel , beftaande  uyt  KnüPJcns' 
te  zamenhangende  Veez,clworteltjens ; in  de  Mond  ge- 
knauwd wordende,  van  geen  zonderlinge  fmaak.  Uyt 
de  zelve  fchieten  in  ’t  begin  van  Alay  bezienswaardige 
Bladertjens  , ruftende  op  Steelt  jens  , twee  vinger-lee-  wortel, 
den  , wat  meer  of  minder  , lang,  dikachtig,  en  vol  Steden. 
Zap ; gefcheyden  in  verfcheydene  deelen,  of  Tak  jens,  Bladeren- 
gemeenelijk  regt  teegens  over  malkander  gefield : welke 
al  weer  verdeeld  zijn  in  veele  kleync  deelen : aan  hare 
randen  hier  cn  daar  een  weynig  ingefneeden.  De  on- 
derfte , eerft  uyt  de  Wortel  voortkomende , zijn  de 
grootfte , de  bovenfte  de  klcynfte  cn  tcederfte.  De 
verwe  is  donker-grocn  , met  eenige  bleekhcyd  ver- 
mengt. 


Bloem- 
ftcclen 
metKnop- 
jcns,  doch 
zonder 
-Bloemen. 


Mntth.l.i. 
e.  i3f. 


Lobel  1. 1. 
fol-  984. 
Durantcs 
lil/.  Herb. 
fol.  167. 
Camerar. 
I.  j.c.  103. 

Vod.  I.  ƒ. 

(.ii. 


Zeld- 
zaamhcyd 
aan  de 
Bedien. 


Namen. 


Grond, 

Plaats. 


Hoe  in  d 
Winter 
waar  te 
ncemen. 


717  Kleyn  Maankruyd.  Maankruyd  der  Chymisten.  Vygeboon.  728 


mengt.  Zijn  in  ’t  midden  , en  van  alle  punten , met 
eenigc  teedere  Zdcrtjens  doorlopen  : dikachtig  van  aart; 
inwendig  vochtig.  De  bovenfte  teederfte  geeven  zich 
op  verre  na  zoo  breed  niet  uyt  als  de  onderfte;  zijn 
ook  niet  zoo  grocn-verwig,  maar  als  met  een  korte  blce- 
ke  ruygheyd  omvangen. 

In  de  Maand  van  Jrnius  komen  tuflehen  de  zelve 
in  ’t  midden  uyt  de  Wortel  een,  twee  , of  ook  wel 
zomtijds,  na  gelecgentheyd  van  de  grootte  en  fterktc 
des  Wortels  , drie  Steelen  t’dfcns  te  voorfchijn , zijnde 
zes  vingeren  breed,'  wat  meer  of  minder  hoog;  ontrent 
rond;  een  ftroo,  en  wat  meerder,  dik,  inwendig  Zap- 
pig  ; uytwendig  bekleed  met  een  aangename  groen- 
heyd  ; en  boven  verdeeld  in  verfcheydene  bayrach- 
tige  Zijde-takjens , nuuytdeccne,  dan  uyt  de  andere 
zijde  boven  malkander  voortkomende  : beladen  met 
vcclc  klcyne  , ronde  , aardige  Knopjens  , Druyfs-wij- 
z.c ; doch  zonder  eenige  andere  Bloemen  , of  Zaad  : 
welke  naderhand  verflauwende , in  haar  zelven  ver- 
gaan. 

KRACHTEN. 

KLeyn  Maankruyd , of  Lunaria  Botrytis  , is 
koud  en  droog  ; ook  een  weynig  te  zamentrek- 
kendc,  zuy verende,  en  heelende  van  aart. 
Gedroogt , gepulverifeert , en  daar  van  een  Drach- 
ma  met  Wijn  of  ccnig  ander  Nat  ingenomen;  of  ook 
wel  in  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken,  is  zeer 
goed  voor  de  verfiuykte  cn  verrukte  Lceden  ; voor  alle 
in-  en  uytwendige  Wonden , quadc  Zweermgen  , en  de 
Gefcbeurthcyd:  voor  de  Lecv  er  zuchtige ; voor  die  Bloed 
fpouwen,  en  voor  die  een  Druypert  hebben. 

Het  zelve  Poeder  met  roodc  Wijn  te  drinken  gc- 
geeven,  is  dienftig  voor  de  roode-  cn  witte  Vloeden 
der  Vrouwen  ; defgelijks  tcegens  de  Bloedgang , of 
roode  Loop. 

De  Bladeren  groen  gefloten  , en  alzoo  gclcgt  op 
Wonden , opene  Gaten,  en  andere  Zweeringen,  genec- 
zen  de  zelve. 

Het  Zaad , of  de  Knopjens  deezer  Plant , worden 
van  zommige  voor  vergiftig  gehouden  ; zoo  dat  de 
Koeyen  en  Paerden,  daar  van  eetendc,  fierven.  Doch 
als  men  haar  ftraks  daar  op  de  Bladeren  te  eeten  geeft, 
zoo  word  deeze  quaadaardigheyd  terftond  wcchgcno- 
men , en  de  Bceften  behouden  haar  leeven. 


CCCXIV  HOOFDSTUK. 

MAANKRUYD 

der  CHYMISTEN. 

■Ok,  gelijk  het  voorgaande,  een  kleyn 
en  aardig  Gewas.  Word  in  ’t  Nee- 
derlandfch  dus  genoemd.  In  ’t  La- 
tijn Lunaria  Chymicorum  : in  ’t 
Hoogduytfch  Mondkraut  von  die 
Chymisten:  in  het  Franfcb  Lunai- 
re de  Chemistes;  en  in  ’t  Italiaanfch  Lunaria  di 
Alchimisti. 

Bemind  uyt  eygener  aart  een  geheel  zandige  , goede 
aarde , met  een  weynig  een-jarige  Pacrdemift  door- 
mengt : een  opene  , vrije  , warme  plaats , en  matige 
vochtigheyd  in  de  Zomertijd.  Verdraagt  ongccrne 
felle  Vbrfi  in  deeze  Geweften.  Moet  derhalvcn  , in 
een  Pot  geplant  zijnde,  in  Oiïober  binnens  huys  wor- 
den gebragt , op  een  luchtige  plaats , zonder  of  met 
Vuur  : gedurende  de  Winter  onderhouden  met  een 
weynig  lauwgemaakt  Rcegenwater,  vermits  ze  in  dien 
tijd  door  een  weynig  te  veel  lichtelijk  zou  aangeftoken 
worden , en  verrotten.  Niet  voor  half  Zprtl  mag 


men  ze  weer  buytcn  de  Zonneftralen  voorftellen  , met 
een  aangenamenc  zachte  Rcegen. 

In  deeze  koude  Landen  word  ze  aangeovonnen , niet  Aanwin- 
alleen  door  haar  Zaad,  wanneer  ’t  zijne  rijpheyd  mogt  ninK- 
bekomen  (’twelk  hier  zelden  gebeurd,  ten  zij  bij  hec- 
te  Voorjaren ) met  een  waflende  Maan  van  Zprtl  in  een 
Pot  gelegt , gevuld  met  goede  zandige  aarde,  zonder 
eenige  Mift,  ontrent  een  kleyne  vingerbreed  diep;  maar 
ook  door  eenige  weynige  jonge  Scbeutjens  , met  lang- 
hcyd  vah  tijd  voortkomende.  Welke  men  , als  ze 
bequaam  zijn  , niet  de  gemcldde  Zprilfcbe  Maan  af- 
neemt en  verplant. 

Dit  bezienswaardig  en  teeder  Gewas  heeft  in  onze  Gedaante 
koude  Geweften  een  dikke,  ronde,  een  vinger  of  daar  t‘^r",or" 
ontrent  lang  zijnde  Wortel,  met  eenige  kleyne  cn  wey- 
nige hol  van  malkander  gefteldc  Veekelen  voorzien  ; 
onder  wat  dunner  toelopende,  inwendig  wit,  van  buy- 
ten  bleck-bruyn  van  verwe;  rondom  met  veel  (zom- 
tijds meer  als  twintig  ) kleyne  , ronde  Knobbelt jens , 
ontrent  cevcn  verre  ordentlijk  van  den  anderen  gefield, 
begaafd. 

Uyt  de  zelve  komen  voort,  in  ’t  begin  van  APay  , Waar  uyt 
of  in  laatfte  van  Zpril , niet  meer  dan  twee  kleyne"'1'  nKcr 
Bladertjens,  ieder  twee  vingcrlceden , wat  meer  of  min-  kïèync^ 
der,  lang;  een  halve  vinger  of  wat  meer  breed,  in  ’t  Bladert- 
midden  op  ’tbrcedfte;  voor  en  onder  aan  de  Wortel  jensvoort- 
in  een  verminderend  ftomp  punt  cyndigcnde.  Ruften  komen’ 
op  geene  Steelt  jens,  maar  fpruytcn  zonder  de  zelve  als 
uyt  de  Wortel ; doch  eeven  boven  de  aarde  zich  ver- 
heffende. Zijn  aan  de  randen  niet  gezaagd,  maar  ef- 
fen en  flegt ; in  ’t  midden  voorzien  met  een  regt-door- 
lopende  grootc  Zder  ; waar  uyt  verfcheydene  kleyne,  Harege- 
tcr  zijden  uytvloeyende,  voortfehieten  : boven , na  de  ftalce‘ 

Zon  gekeerd  , begaafd  met  een  zeer  bevallijkc  uyt  den 
groenen  bleek-blauw  blinkende  couleur,  doch  van  on- 
der bleekcr. 

Uyt  welker  midden  opfchict  een  eenig  Steeltje , zoo  Blocm- 
lang  als  de  middenftc  vinger,  wat  meer  of  min;  on-  ftcellic- 
der  een  ftroo  dik,  doch  na  boven  wat  dunner;  rond  , 
gantfeh  ruyg;  vercicrd  met  een  fchoone,  wat  blinken- 
de, aangename  blcek-purpure  verwe.  Op  des  zelven  En  eenige 
bovenfte  punt  ziet  men  een  eenige  Bloem ; niet  groot;  Noemen, 
ook  niet  aan  de  ranc!  gefneeden , maar  zich  boven  in  ’t 
ronde  openende,  geheel  hol  vanbinnen;  niet  qualijk 
vertoonende  de  gedaante  van  een  Kopje,  of  Beekertje  j 
vercicrd  met  een  verwonderens-waardige , fchoone  , 
blinkende , donker-blauwc  verwe ; waar  onder  eenige 
als  zwart-donker-blauwc  fireepen  doorlopen.  Als  zc 
zommige  dagen  open  geftaan  heeft,  vergaat  ze  in  haar 
zelven  , en  valt  af ; nalatende  een  ronde , doch  ook 
zomtijds  wat  gehoekte  Knop  , eerft  uyt  den  bruynen 
groenachtig  , daar  na  blinkend  bleek-blauw  , voorzien 
met  eenige  donker-blauwe  fireepen,  eeven  gelijk  de  Bloc-  Zaad- 
men,  doch  fterkcr  ; ontrent  op  de  wijze  en  na 
daantevanhet  Herba  paris,  of  M olfs-bez,te.  Zom- 
tijds is  ze  met  Zaad  gevuld. 

KRACHTEN. 

DEeze  aardige  Plant , uyt  eygener  aart  groeyen-  Gebruyk , 
de  op  zommige  Bergen  in  Hongaryen  en  ^o-®m  va" 
beemen  , waar  van  het  Zaad  mij  uyt  Weenen  ^7  zjiv"cr 
is  toegezonden  geweeft  door  den  Ed.  Heer  N.  Why- te  maken. 
derhout  , word  van  eenige  curieuze  Chymficn  in  die 
Geweften  gebruykt , om  van  Qutk^ilver  goed,  vafi  Zil- 
ver te  maken ; en  heeft  ter  dier  oorzaak  de  gerneldde 
naam  bekomen. 


Zz  5 


cccxv 


Namen. 


Zesderley 

foorten. 


Aanmer- 

kelijkheyc 

van  de 

Bloemen 

dereerfte 

loorc. 


Grond. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning 


Gal.  lib. 
Simp.  6. 


JfuUj. 
hifi.  Vlant. 

Diofc.  I.  x. 


Averr.ltb. 
Simp.  c.  39. 


Mn.  I.  xx. 

t.xp. 


Irag.l.  1. 

C.lf. 
Dorfien. 
bij}.  Simp. 
fat.  1 76. 


729  Beschryvinc  der  Kruyden , Boelen  en  Bloemen  , III  Boek  , 730 

CCCXV.  HOOFDSTUK. 

VYGEBOON. 


Us  in  het  Neederlandfch  genoemd  , 
word  in  het  Latijn  gehceten  Lu- 
la  piNUS  » en  daar  van  daan  ook  wel 
/as  ""in  onze  Taal  Lupinen  : in  het 

Hoogduytfch  Feigbohnen  : in  het 
Franfch  Lupins  ; en  in ’t Italiaanfch 
Lupino. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  zes 
foorten ; namcntlijk : 

I.  LUPINUS  MAJOR  LATIFOLIUS  CHRULEO  FLO- 
re  et  purpureo  VARiEGATO  , of  groote  breedbla- 
derige  Vijgeboon  met  een  blauwe  en  purpnr-bonte  Bloem: 

1 welke,  eenigc  dagen  open  geftaan  hebbende,  hare  pur- 
pur-roode  ftreep  gantfchclijk  verheft  , en  te  eencmaal 
veranderd  in  een  aangename  witheyd , zonder  verder- 
ving: zoo  dat  op  eene  Steel  boven  malkander  te  gelijk 
gezien  worden  met  een  zonderling  vermaak,  zoowel 
blauw  en  wit  , als  blauw  en  purpnrbonte  Bloemen.  II. 
Latifolius  cccruleus  medius  , of  middelbaar 
breed-bladcrigc  Vijgeboon  met  een  blauwe  Bloem.  III. 
Minor  cccruleus  angustifolius  , of  kleyne  blau- 
we Vijgeboon  met  fmalle  Bladeren  ; ook  genoemd 
Lupinus  SYLVESTRis,  of  Wilde  Vijgeboon.  IV.  Flo- 
RE  CARNEO  purpur ascente  , of  Vijgeboon  met  een 
donkere  lijfverwige  couleur.  V.  Fi.ore  albo,  of  met 
een  witte  Bloem.  VI.  Lupinus  flore  luteo  odo- 
Rato,  of  Vijgeboon  met  een  gcele  welriekende  Bloem. 
Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waarnee- 
ming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  wey- 
nig  gemeftte  grond  ; een  openc  lucht : een  warme  , 
wel-geleegene  plaats  ; en  matige  vochtigheyd.  Blij- 
ven niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gee- 
ven  voor  de  Winter  volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaan 
dan  van  zelfs. 

Moeten  derhalven  in  ieder  Voorjaar , met  een  waf- 
fende  Maan  van  Alaert  of  Hpril , weer  op  nieuws  zijn 
gelegt  in  een  varfch-omgefmcetene  aarde  , niet  boven 
een  halve  vinger  breed  diep.  Dcczer  wijs  konnenze  al- 
leenlijk vermeenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

DE  Vruchten  van  Vijgeboonen , of  Lupinen,  zijn 
warm  en  droog  in  den  tweeden  graad ; ook 
verdeelende,  verteerende,  dunmakende,  en  af- 
vagende van  aart  3 doch  onbequaam  om  ter  fpijs  te  gc- 
bruyken,  vermits  ze  zwaar  te  vertceren  Vallen  , en  grof 
bloed  veroorzaken. 

De  Lupinen  gefloten  , en  de  kinderen  , ’s  morgens 
noch  nuchteren  , op  de  Navel  gelegt,  of  met  Honig 
ingenomen  ; of  ook  in  Wijn  gezoden  , en  nuchteren 
daar  van  gedronken  , is  een  dienftig  middel , om  de 
Wormen  te  dooden,  en  uyt  te  drijven. 

Het  zelve  Poeder , of  Aïeel,  is  goed  tcegens  d cWrat- 
• ten ; ook  voor  de  Specnen  of  Takken  aan  ’t  Fondament, 
daar  op  geftroyd  zijnde.  Met  Meel  van  Garftenmout 
en  Water  vermengt,  verzacht  allerley  Gezwellen  en  A- 
pofiematien  ; daar  opgelegt.  Op  de  pcftilentiale  Kar- 
bonkelen gedaan  , als  men  ’t  met  Edik  vermengt  heeft , 
doed  de  zelve  uytbreeken. 

Het  zelve  Aieel  in  Water  en  Edik,  of  ook  met  wat 
Honig  gekookt,  en  op  blauwgeflagene  Plekken  , Klie- 
ren, en  andere  harde  Gezwellen  gelegt,  doed  de  zelve 
fcheyden , vertceren . en  vergaan. 

Lupinen  in  Wijn  gezoden,  en  daar  meê  dagelijks  ge- 
waffehen  , maakt  een  fchoon  en  kjaar  -Aangedicht ; 
neemt’er  alle  vlekken , puyflen , en  Zomerfproetelen 
van  wcch  : defgelijks  van  de  huyd  alle  Schurft heyd , 


quade  Zeereu,  fprenkt  Vuur  , en  diergelijke  onreynig- 
heeden. 

Het  Water,  gediftilleert  van  de  Bloemen , vermag 
eeven  ’t  zelve. 


CCCXVI  HOOFDSTUK. 

WOU  WE. 

,An  al  de  ingezeetenen  der  Needer lan- 
den dus  genoemd , word  in  het  La- 
tijn geheeten  Lutum  herba;  lu- 
tea,  of  luteola  : in  ’t  Hoogduytfch 
Streichkraut. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be- 
kend twee  onderfcheydene  foorten  ; namentlijk  : 

I.  Lutea  vulgaris,  of  gemeene  Wouw.  II.  Lu- 
teola Cannabinoides  cretica  , of  geel-verwige 
Wouw  van  Candien , met  een  gedaante  van  Hennip. 
Beyde  zijn  ze  niet  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene,  goede,  zandige,  ma- 
tig , en  ook  met  twee-jarige  Paerdemift  wel  voor- 
ziene grond  : cen  opene  lucht ; wclgeleegene  warme 
plaats  , en  tamelijk  veel  Water.  Konnen  redelijk  wel 
felle  kpude , en  alle  andere  ongelecgenthceden  des  tijds 
uytftaan. 

Het  Lutum  her  ba  , of  gemeene  Wouw  , blijft 
niet  meer  dan  twee  Zomers  in  ’t  leeven.  Geeft  in  ’t 
tweede  jaar  rijp  Zaad,  en  vergaat  daarmee.  Moet 
derhalven  ieder  Voorjaar,  of  ten  minften  om  ’t  twee- 
de, door  ’t  zelve  Zaad , niet  diep  in  de  aarde  gelegt, 
weer  vernieuwd  worden.  Dikmaal  komt  het,  door  ’t 
uytgevallene,  genoeg  van  zelfs  op.  Alleen  hierdoor 
kan  men  ze  aanwinnen. 

Het  Luteola  cannabioides  Cretica  , of  geel- 
verwige  Wouw  van  Candia  , met  een  gedaante  van 
Hennip  , geeft  uyt  hare  een  vinger  of  duym  dikke, 
zoo  wel  in- als  uytwendig  geel-verwige  Wortel  (ver- 
deeld , rond , fterk  , met  vecle  kleyne  knobbeltjcns 
voorzien , met  een  gedachtig  Zap  begaafd , en  zeer 
bitter  van  fmaak  ) verfcheydene  Steden , vier , ook 
wel  vijf  voeten  hoog  opfcliictende  ; eerft  grocn-blin- 
kende,  maar  daar  na  gedachtig  wordende;  van  een  aan- 
gename aanfehouwing,  gemeenelijk  cen  vinger  dik,  en 
met  veele  ftreepen  voorzien.  Waar  aan  rondom  , op 
de  wijze  van  Hennip , veele  fchoone  Bladeren  groeyen; 
nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  andere  zijde,  boven  mal- 
kander. Zijn  een  hand , wat  meer  of  minder  lang ; 
vijf,  zes,  en  zeeven  vingeren  breed;  in  zeeven  , en 
ook  neegen  deden,  diep  en  aardig gefneeden : waar  van 
men  de  onderfte  vier  tot  aan  de  regt-doorgaande  Steel 
als  van  den  anderen  gefcheyden  ziet : zomtijds  regt  tee- 
gens  over  malkander,  doch  wel  meeft  d’ccn  cen  wey- 
nig  boven  de  ander  zittende:  waar  teegens  de  bovenfte 
onder  als  gevleugeld  (op  de  wijze  van  hetTHAPsiA 
major  LATiFOLi a , groot  breed-bladerig  Thapfia  , of 
ook  van ’tCENTAURTUM  MAJUS  ALPINUS  FLORE  LU- 
TEO, of  groot  Berg-Santorie  met  een  geele  Bloem ) aan 
malkander  vaft  houden : zijnde  niet  alle  eeven  groot , 
maar  aan  de  eene  of  de  andere  zijde  kleyner;  voor  al- 
tijd in  een  uytlopende,  ’t  welk  gemccnclijk  ’t  grootfte 
van  allen  is ; en  doorgaans  met  twee  hoeken , ook  ce- 
nige  wel  drie  of  vier,  ingefneedeo  ; alle  echter  in  een 
zeer  fpits  en  langachtig  punt  eyndigendc ; rondom  met 
kleyne  en  groote , ecvenwel  fubtyle  Tandjens  cierlijk 
gezaagd : teeder  en  zacht  van  aart : boven  helder  groen- 
verwig  , lichtelijk  geel  wordende  , en  zonder  "eenigc 
glantfeh,  onder  veel  lichter,  en  van  naturen  blinkende. 
Ieder  deel  is  begaafd  met  een  -Adertje;  niet  regt  in  ’t 
midden,  maar  doorgaans  eenzijdig  zittende,  gelijk  men 
ziet  in  het  Hclleborus  niger  trifoliatus  , of 
zwarte  drie-gebladerde  Nieswortel:  waar  uyt  zeer  vecle 

kleyne 


Grond , en 
plaats. 


Gemeene 

Wouw. 


Geel-rer- 

wige 


Gedaante 
en  Helling 
der  Blade- 


Gcflalte 

der 

Blocmt- 

jeni. 


Langdu- 

righeid. 


Aanwin- 

ning. 


Gcbniyk. 


Namen. 


Twee 

foorten. 


Grond,  en 
Plaats. 


Aanwin- 

ning. 


W o u w e.  Hoppe.  Pieper. 


731 

kleyne  teedere  , geheel  boven  krom  ter  zijden  uytlo- 
pende  , voortfchicten.  De  fmaak  deezer  'Bladeren  , 
als  men  ze  in  dc  Mond  knauwd,  is  bitter.  Ruften 
op  heldere  , of  bleek-blinkende  Steelt jens  , gemeene- 
Jijk  opwaarts  gekeerd  j boven  met  een  kleyn  geutje 
plat , onder  rond , ontrent  twee  of  drie  vingerbreed 
lang. 

Tuffchcn  de  zelve  , in  het  bovenfte,  of  de  top  der 
Steelcn,  vertoonen  zich  (op  de  wijze  van  Cannabis 
of  Hennip)  vecle  korte,  Ayrs-wijze  te  zaam-gevoeg- 
de  Bloemt jens  ( indien  men  ze  dien  naam  mag  geeven), 
en  tuffchcn  de  zelve  ook  fmalle  teedere  B/adertjens. 
Eerft  zijn  ze  groen ; maar  worden  daar  na  geel.  Beftaan 
uyt  zeeven,  agt,  en  neegen  groene  Knopjcns,  of  Zf- 
hangzcltjens , een  ftroobreed,  wat  min  of  meer , lang; 
ontrent  vierkant,  in  ’t  midden  voorzien  met  een  inwen- 
digStreepje.  Een  lange  tijd  blijven  ze  hangen;  en  eyn- 
delijk  geel  geworden  zijnde,  vallenze  neer,  zonder  in 
deeze  Gewcften  eenig  Zaad  na  te  laten. 

Deeze  foort  vergaat  niethaaft,  maar  blijft  vcele  ja- 
ren  in  ’t  leeven.  Wil  in  dc  Winter  op  hare  Wortel 
met  Run  bedekt  zijn;  vermits  ze  zomtijds  door  de  Vorft 
wel  bcfchadigd  word.  Is  derhalven  niet  quaad , dat 
men  altijd  iets  daar  van  in  een  Pot  binnens  huys  beware 
teegens  de  aankomft  der  Wintertijd. 

Schoon  ze  geen  Zaad  geeft,  zoo  kan  men  ze  echter 
in  onze  Landen  aanwinnen  door  hare  aangegroeyde  Wor- 
telen ; welke  men  met  een  waflende  Maan'in  Hpril  van 
de  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

WO  uw,  of  Luteola,  heeft  in  de  Geneeftkpnft  tot 
noch  toe  geen  gebruyk  of  nuttigheyd  gehad. 
Is  alleen  dienftig  voor  de  herwen,  om  aan  dc 
Wolle , ook  Linnc-lakenen , een  gcele,  Goud-geele  , 
ook  groene  verwe  te  geeven. 


CCCXVII  HOOFDSTUK. 

O P P E. 

i§?  Y veelc  zoo  wel  bekend , als  gedurig 
% gebruykelijk.  Word  in  het  Needer- 
^ landfeh  gemeenelijk  dus,  of  ook  Hop- 
, pekruyd  genoemd.  In  het  Latijn 
'i  geheeten  Lupulus  : in  het  Hoog- 

> duytfch  Hoppfen  : in  het  Franfcb 
Houblon  : en  in  het  Italiaanfch  Lupolo,  of  ook 
Bruscandola, 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  bijzondere  foor- 
ten bekend,  namentlijk: 

I.  Lupulus  sativus  of  Mas  , tamme  Hop , of 
Hop  mannetje.  II.  Lupulus  sylvestris.  of  rce- 
ivuna,  wilde  Hop  , of  Hop  wijfje : wel  van  naturen 
niet  wild;  maar  alleen  dus  genoemd , om  dat  ze  voort- 
komt zonder  ccnige  Bouwing , Oefening  en  Waar- 
neeming. 

Beminnen  een  loffe,  zandige,  en  vetgemeftte  grond: 
een  vrije , wel  ter  Zon  gelcegene  plaats , en  matige 
vochtigheyd.  Geeven  , bij  goede  tijden , volkomen 
rijp  Zaad.  Blijven  veele  jaren  in  't  leeven.  Worden 
in  dc  Winter  , door  fterke  Vbrfl , niet  lichtelijk  be- 
fchadigd.  Moeten  ieder  Voorjaar,  in  dc  APaert , van 
hare  doode  ftruykcn  gezuyverd,  en  op  nieuws  met  goe- 
de Mift  verzorgd  zijn. 

Konncn  aangewonnen  en  vermecnigvuldigd  worden , 
niet  alleen  door  haar  Zaad , ’t  welk  met  een  afgaande 
Maan  van  Hpril  of  May  niet  diep  in  de  aarde  word 
gclegt;  maar  ook  op  noch  twee  andere  wijzen.  Eerft, 
door  hare  aangewailene  Wortelen.  Ten  anderen  door 
eenige  afgefneedene  nieuwelijks  uytgelopene  jonge  Ran- 
ks» > die  men  met  een  afgaande  Maan  van  Moert  in- 


73% 


fteekt : waar  op  ze  fpoedig  Wortel  Vatten  ; zoo  fterk 
als  de  oude  opfehieten  , en  noch  dien  zelvcn  Zomer 
Vruchten  dragen. 

Wil  iemand  van  deeze  Planten  goede  bequame  Hoe  mea 
Vruchten  winnen,  die neeme  in  de  Maand  Maert  wech  g°cde 
de  helft , of  wat  meer,  van  hare  jonge  Scheuten,  zoo  fonïeko». 
worden  ze  krachtig  ; krijgen  vecle  en  groote  Bloemen ; maen. 


anders 


weynige,  maar  veel  Bladeren. 


H: 


Deeze  jonge  Scheuten  opgezoden  , en  genuttigd  Gebruyjs 
voor  een  Salade,  of  als  adfpergien,  bcydc  van  dc  wilde 
en  tamme , zijn  zeer  gezond  voor  een  ieder. 

Men  kan  ook  deeze  Planten  gebruyken  , om  Price-  deezer 
len  , Zomerhuysjens  , Bogen  , en  diergelijke  te  beklce-  plaulcn' 
den ; op  dat  men  in  heete  dagen  daar  onder  een  aange- 
name fchaduw  mogt  genieten. 

KRACHTEN. 

Op  , of  Lupulus  SaltÜarius  , is  warm  en  droog  Durantti 
in  den  tweeden  graad  ; ook  openende  , afva-  l!bj  Htrb‘ 
gende,  en  door  haren  zwaren  reuk  het  Hoofd  Lome. \x. 
bezwarende.  c.  261. 

Word  niet  alleen  gebruykt  tot  deBierbrouwino,  maar  r1'”- l-  2,4 
ook  teegens  vcrfcheydenc  gebreeken , veroorzaakt  door  ‘j'Jf  i„ytk 
melancholijft  Bloed.  PI.  c.  *8. 

De  jonge  Scheut  jens  gegeeten  als  een  Salade,  zijn  TragusLx. 
aangenaam,  goed,  en  gezond  , voor  alle  oude  Lieden , ,, 

ook  voor  het  gehcele  Ingewand.  Want  ze  verwek-  c.  lf. 
ken  een  zachte  Stoelgang,  en  doen  het  water  der  Blaas  Lufitan. 
fchicten.  l-  enarr‘. 

De  zelve  Scheut  jens  in  Wijn  gezoden  , en  daar  van 
gedronken  , ftrijd  teegens  allerley  vergif:  helpt  dc 
Waterzuchtige , en  de  gcene  die  fchurfttg,  of  met  an- 
dere onreynigheeden  der  Huyd  beladen  zijn;  die  een 
verft opte  Borft  , of  de  Geelzucht  hebben.  De  zelve 
gekookte  Scheut  jens  op  de  Milt  gelegt , geneezcn’de 
M ilt  -gebreeken. 

De  Bladeren , jonge  Scheutjens  , en  de  Bcl-bloemen 
in  Wijn  gekookt,  en  daar  van  een  Roemertje ’s  mor- 
gens nuchtcrcn  gedronken,  opend  dc  v erft optheyd  der 
Leever  , Milt  en  Nieren  : zuy  verd  het  Bloed , en  is 
goed  voor  langdurende  Koortzen. 

Het  uytgcparftte  Zap  met  Zuykcr  tot  een  Syroop  Label.  1. 1. 
gekookt,  is  goed  teegens  de  Geelzucht ; hitzig  Bloed,  fel-  7P* 
galachtige,  en  ook  andere  Koortzen.  Opend  de  ver- 
ft op  ping  van  het  Ingewand. 

Een  halve  Drachma  van  het  gepulverifcerde  Zaad 
met  Wijn  ingenomen , drijft  het  water  van  de  Blaas 
voort : doed  der  Vrouwen  Maandjlonden  voortkomen, 
en  dood  de  Wormen. 


CCCXVIII  HOOFDSTUK. 

P E E P E R. 

Us  genoemd  in  het  Nee  der  landfeh  , Vier  on- 
ji  in  het  Latijn  Piper  : waar  van  in  In- 
dien  vier  bijzondere  foorten  worden  ge-  ene  °°r" 


!►  vonden;  meeft  al  te  zaam  vcrfchillen- 
de  in  hare  gedaante,  en  ftelling  der  Bla- 
deren ; te  weeten : 

I.  Piper  longum  , of  lange  Peeper ; welke  al- 
leen aan  zijn  Steeltje  groeyd.  II.  Piper  jEthiopi- 
cum  , of  Peeper  uyt  Moorenland , welke  tros-wijze  te 
zamen  hangd.  III.  Piper  album,  of  witte  Peeper, 
gehouden  voor  de  befte  van  alle.  IV.  Piper  nicrum,  Derzdrer 
of  onze  gemeene  zwarte  Peeper',  welkers  gedaante  in  de  «amen. 
bij  gaande  Figuur  na  ’t  leeven  is  afgeteekend.  Word 
op  het  Hoogduytfch  geheeten  PrrrrER  ; in  het  Franfch 
PoiVRE  : in  ’t  Italiaanfch  Pepe,  of  Pevere  NERO:  in’t 
-Arabifch  Fulfel  of  Filfil.  Van  de  Malabaren  Mo- 
langa  : van  de  andere  Indianen  Lada  , Meriche , en 
MoRois;doch  dc  langePeeper  PlMPiLuiuof Pepilini. 

Zij 


733  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  734 


Hoe  ze  Zij  waft  uyt  eygener  aart  gelijk  onze  Hop ; zich  win- 
waft.  dende  om  een  ftok  of  boom,  bij  welke  ze  gezayd  of 

geplant  word ; zou  anders  langs  de  aarde  neer  kruypen, 
vermits  ze  zich  van  zelfs  niet  kan  oprechten.  Hoe  ze 
ouder  word,  hoe  ze  meerder  Vruchten  draagd. 

Wortel.  Geeft  ieder  jaar  uyt  hare  bruyn-verwige  , korte  , 
niet  diep  in  de  aarde  fchietende  Wortel  nieuwe  Steden ; 
zijnde  rond,  Gras-groen;  gemeenelijk  wat  Knobbelig, 
of  oneffen  3 van  binnen  gevuld  met  een  wit  Marg 
waar  uyt  ty  zijden  verfcheydene  Zijde-takjens  voort- 
komen j en  aan  de  zelve  fchoone  Bladeren , doorgaans 
Gedaante  drie  en  drie  bij  malkander  gevoegd.  In  gedaante  zijn  ze 
en  Helling  die  van  onze  gemeene  Peereboomcn  niet  zeer  ongelijk  ; 
der  ü.ade-  jrje  en  vjer  vingerbreed  lang;  twee  en  derde  halve  vin- 
gerbreed ; in  ’t  midden  alderbreedft , doch  voor  in  een 
kort  punt  eyndigende  : aan  de  randen  effen  en  flegt ; 
hard  en  ftijf  van  aart;  boven  donker-groen-verwig  en 
blinkende,  onder  bleeker : in  ’t  midden  voorzien  met 
een  regt-doorgaande  groote  Ader-,  uyt  welke  veel  an- 
dere vloeyen  , door  ’t  geheele  Blad  lopende.  Ruften 
op  korte  Steden.  In  de  Mond  geknauwd  wordende, 
vallenze  wat  bijtende  van  aart;  doch  geeven  een  aange- 
name geur  van  zich. 

Vruchten.  Uyt  de  voorfte  punten , ook  wel  ter  zijden  van  de 
voornaam fte  Steden,  ziet  men  voortfpruyten  de  Vruch- 
ten, of  Peepcr-trojfen,  zonder  Bloemen.  Zijn  een  vin- 
ger , wat  meer  of  minder  lang  ; neerwaarts-hangende; 
niet  zeer  dik ; voor  fpits  toegaande.  Beftaan  uyt  der- 
tig , .veertig  , ook  wel  vijftig  ronde  Korlcn.  Blijven 
groen , tot  dat  ze  eyndelijk  in  haar  zelven  droogen ; ver- 
volgens bruyn , en  daar  na  zwart  worden. 

Aanwin-  Als  men  dit  Zaad  op  zijnen  tijd  de  aarde  beveeld, 
«ing.  2jct  mcn  het  binnen  weynigc  dagen  te  voorfchijn  ko- 
men. Alleenlijk  hier  door  kan  decze  Plant  aangewon- 
nen ; vermeenigvuldigd  , en  eeuwigdurend  gemaakt 
worden. 

KRACHTEN. 

Aart  der  Peeper  is  verwarmende  en  verdrogende  van 

Pcepcr,  I I aaI-t,  tot  in  ’t  Jaatfte  van  den  derden  graad;  ook 
* * doordringende,  dunmakende,  verdeelende, ope- 
nende, en  een  weynig  tot  zich  trekkende, 
en  ge-  Verdrijft  de  Winden;  droogd  op  alle  vocht igheeden : 
bruyktot  verwarmd  en  verfterkt  de  Maag  verwekt  eetenslujl 
middelen.  nccmt  wech  de  duyjterheyd  van  t Gedicht : eemge  da- 
en  achter  malkander  ’s  morgens  nuchteren  drie  ge- 
eele  Korlen  ingenomen,  is  goed  voor  de  Waterzuch- 
tige ; teegens  vergif-,  en  neemt  wech  de  Tandpijn , als 
men  ze  in  Water  kookt,  en  ’t  zelve,  noch  warm,  in 
de  Mond  houd. 


CCCXIX  HOOFDSTUK. 

J E N E T T E. 

Namen.  N het  Neederlandfcb  niet  alleen  dus , 

M§piarnaar  °°k  Christus  Ooge  genoemd: 
paPgl»  in  het  Latijn  Lychnis  , Oculus 
EpSIkCHRiSTi  * ^ccli  R°sa  : in  het 
Hoogduytfch  Frauwen  Roselein  , 
Htmmp  t s Roselein,  of  ook  W 1- 
derstosz:  inliet  Franfch  Oeilletes,  of  Oeille- 
TES  de  Dieu:  in ’t  Italiaanfch  Lichnide. 

Verander-!  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vcele  fchoone,  veran- 
lijkc  foor.  derlijkc  foorten  bekend  geworden  ; van  welke  wij  hier 
ten.  (wijl  ze  niet  alle  van  de  zelve  Bouwtng  en  TVaarnceming 
zijn)  een  weynig  in  ’t  bijzonder  zullen  fpreeken. 

Êerfte  I.  Lychnis  coronaria,  of  Jenet  te,  is  voortijds 
foort,  van  gebruykt  geworden,  om  daar  mee  Kranjfen  en  Kroonen 
vijfderley  tc  verderen.  Hier  van  zijn  mij  vijf  bijzondere  foorten 
£‘  bekend,  namentlijk:  I.  Lychnis  coronaria  flore 
albo  simplici  , of  Kroon- Jenette  met  een  witte 


enkele  Bloem.  II.  Flore  rubro  simplici  , meteen 
roode  enkele  Bloem.  III.  Flore  varieCato  sim- 
plici, met  een  bonte  enkele  Bloem.  IV.  Flore  ru- 
bro pleno,  met  een  roode  dubbele  Bloem.  V.  Flo- 
re albo  pleno,  of  met  een  witte  dubbele  Bloem. 

Al  te  zamen  beminnenze  een  goede,  gemeene, 'zan-  Watvoor 
digc  aarde  , voorzien  met  een  weynige  twee-jarige  cen  aarde 
Paerdemift  ; en  matige  vochtigheyd  , inzonderheyd  „en. 
in  de  Herfft  en  Wintertijd ; een  opene,  welgcleegene 
plaats.  Verdragen  tamelijk  wel  de  koude  en  andere 
ongeleegenthecden  der  Winter.  Geeven  in  ’t  tweede 
jaar  volkomen  Zaad-,  en  blijven  zelden  langer  dan  drie 
of  vier  jaren  in  ’t  leeven. 

Het  Lychnis  coronaria  flore  pleno  AL-Kroon- 
BO  , et  rubro  , of  Kroon-Jcnctte  met  een  witte  en  Jenette 
roode  dubbele  Bloem  , geeven  noyt  eenig  rijp  Zaad.  mct  een 
Konncn  echter  aangewonnen  worden  door  jonge  Scheut-  met  eên^ 
jens , Wortelen  gekreegen  hebbende  , ’t  zij  van  zelfs  , roode 
of ’t  zij  een  weynig  ingefneeden  , gelijk  men  de  Ange-  dubbele 
lieren  doed.  Met  een  waffende  Maan  van  April  neemt  BIocm‘ 
men  ze  voorzichtig  van  de  oude  af,  en  men  verplant  ze, 
of  in  de  aarde  , of  in  Potten  , om  ’s  Winters  binnens 
huys  tc  konnen  bewaren,  op  een  luchtige  plaats,  on- 
derhouden met  weynig  vochtigheyd. 

Is  iemand  begeerig,  om  uyt  enkele  Bloemen  dubbele  Hoe  men 
te  winnen , die  neeme  een  een-jarigeP/^r,  en  fnijde  bij  uytenkl-‘lc, 
tijds  daar  van  af  alle  uytgcfprotene  Scheuten  , zoo  Bloemen 
dat’cr  maar  eene,  uyt  het  midden  van  ’t  Hert  voortko-  kan  win- 
mende,  blijve  , en  daar  aan  niet  meer  dan  een  eenige  ucn- 
boven  uytfteekende  Bloem  gelaten  worde.  Hier  van 
Zaad  gewonnen  hebbende,  zaay  hij  het  zelve  niet  diep 
in  een  Pot , met  een  volle  Maan  van  April.  Als  het 
ruym  een  vingerlid  hoog  opgefchoten  is,  verplantte  hij 
’t  opgekomene  met  een  volle  Maan  in  de  aarde;  en  nee- 
me daarvan,  op  devorige  wijze,  al  de  Zijdetakfen  wech; 
zoo  zal  hij  ten  langften  op  ’t  vierde  jaar  zeer  fchoone 
dubbele  Bloemen  zien. 

II.  Lychnis  byzantina,  anders  ook  in  ’t  Latijn  Tweedo 
Flos  Constantinopolitanus  , of  Hierosoly- f°orten 
MITANUS,  word  in  ’t  Needcrlandfch  geheeten  Bloem  ^'"dcrlcy 
van  Constantinopolen  ; en  in  ’t  Hoogduytfch  Je-  g' 
RusAiEMS-RLUM.  Hier  van  zijn  mij  bekend  vier 
onderfcheydenc  foorten ; teweeten:  I.  Lychnis  by- 
zantina flore  miniato  pleno,  of  dubbele  Aienie- 

roode  Bloem  van  Confiantinopelen.  II.  Flore  Mi- 
niato simplici,  met  een  enkele  Afenie-roode  Bloem. 

III.  Flore  albo  simplici  , met  een  enkele  witte 
Bloem.  IV.  Variegato  simplici  , of  met  een  bonte 
enkele  Bloem. 

Zij  beminnen  al  te  zamen  een  goéde,  luchtige,  zan-  Gron- 
dige grond  , met  twee-jarige  Paerdemift  genoegzaam 
voorzien:  een  warme,  vrije,  en  wel  ter  Zon  geleegene 
plaats.  Verdragen  veel  Reegen,  fterke  koude,  en  meer 
andere  ongeleegenthecden  des  tijds.  Geeven,  bij  goe- 
de drooge  Zomers  , volkomen  rijp  Zaad,  behalven  Zaad. 
die  met  dubbele  Bloemen.  Blijven  lange  jaren  in  ’t  lee- 
ven ; en  worden  bcquaamlijk  aangewonnen , niet  alleen  Aanwin- 
door  het  gedachte  Zaad,  ’t  welk  met  een  waffende ni'ng- 
Maan  van  April  of  May , ter  diepte  van  een  ftroo- 
breed  , in  de  aarde  gelcgt  moet  zijn;  maar  ook  door 
aangegroeyde  jonge  Scheut  jens  , die  men  met  een 
tocneemende  Aprilfche  Maan  van  de  oude  afneemt  en 
verplant. 

III.  Lychnis  sylvestris  is  van  zesderley  foor-  wilde  jc- 
ten.  I.  FLORE  simplici  RUBRO,  of  wilde  Jenette  n“te  van 
met  een  enkele  roode  Bloem.  II.  Flore  si  mpli  ci  albo,  foorten/ 
met  een  enkele  witte  Bloem.  III.  Flore  simplici  Grond. 
pallido,  meteen  enkele  bleeke  Bloem.  IV.  Flore 

albo  pleno,  met  een  witte  dubbele  Bloem.  V.  Flo- 
re rubro  pleno,  met  een  roode  dubbele  Bloem-,  ge- 
noemd Lychnis  odontitis  , of  Ocimastrum. 

VI.  Sylvestris  flore  albo  Lusitanica,  of  wil- 
de Portugalfche  Jenette  met  een  witte  Bloem. 

Dceze  beminnen  de  boven  gemelde  grond ; de  zelve 
plaats. 


"3J  Jenette. 

plaats , en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijven  eenige 
jaren  lang  in  ’t  leeven,  cn  geeven  volkomen  rijp  Zaad: 
’twclk  met  een  volle  Maan  van  MaertoïZpril,  niet  diep 
gelegt,  de  aarde  moet  aanbevolen  zijn;  want  alleen  hier 
door  konnen  ze  vermeenigvuldigd  worden  ; behalven 
Zaad.  die  met  dubbele  Bloemen  , welke  noyt  eenig  Zaad 
vóórtbrengen.  Echter  worden  ze  aangewonnen  door 
hare  jonge,  noch  geen  Bloem  gcfchoten  hebbende  Tak- 
Aanwin-  ïenS:  welke>  >r  zij  aan  hare  plant  gelaten  , ten  halven 
ning.  ingefneeden  , en  met  aarde  bedekt  zijnde  ; of  in  de 
Maand  May  met  een  volle,  of  noch  wafTendc  Maan  af- 
gebrooken  ( niet  afgefneeden ) , in  een  Pot  geftoken  ; 
zes  wecken  lang  buyten  de  Zon  gezet  op  een  donkere 
plaats , en  met  Recgenwater  dikmaal  begoten , genoeg- 
zaam Wortelen  bekomen. 

Wolachti-  IV.  Lychnis  tomentosa  marina  , of  Wol- 
ge  Zee.  achtige  Zce-Jenette , krijgd  in  deeze  Landen  noch 
Jenette.  Bloem  noch  Zaad.  Bemind  de  gemeldde  grond  , de 
zelve  plaats,  en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Vcrdraagd 
tamelijk-wcl  de  koude  der  M'inter.  Blijft  eenige  jaren 
m ’t  leeven;  en  word  alleenlijk  vermecnigvuldigd  door 
hare  aangegroeyde  Wortelen. 

Nochan-  V.  Het  Lychnis  SECUNDA  , TERTIA,  S EXT A 
dcre  foor- ET  octava  CLUSii  , of  de  tweede,  derde  , zeefde 
ten  van  en  agtjlc  foort  der  Jenet  ten  , befchreevcn  op  het  289. 

' J ’ 290.  Blad  der  rare  Planten  van  de  zeer  geleerde  Heer 
Carolus  Clusius  : defgelijks  Ly'chn  is  pusil- 
la  Cretica  , of  kleyne  Jenette  van  Candia  : Se- 
getum  Lusitanica  flore  rubro  pulchro  , 
of  Portugalfche  Jenette  in  ’t  Koorn  wajfende  met  een 
fchoone  roode  Bloem:  Lusitanica  flore  rubel- 
lo  follicolo  rotundo  stipato,  oï  Portugal- 
fche Jenette  met  een  roodachtige  Bloem , en  een  rond- 
ingedrongene  dik^e  Zaadknop  : Lusitanica  flore 
cocc  INEO  ELEGANTissi  MO,  of  Portugalfche  Jenet- 
te met  een  tref  ij  ke  fcharlakene  Bloem ; en  Lychnis 
hirsuta  minima  lobeli  i , of  kleyne  ru)ge  Jenette , 
van  de  beroemde  Heer  Matthias  de  Lobel  aan- 
Grond  geteekend,  beminnen  de  zelve  aarde,  en  weynig  Wa- 
ter. Blijven  niet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven. 
Geeven,  bij  goede  jaren  , teegens  de  Winter  gemeene- 
Zaad.  lijk  rijp  Zaad,  inzonderheyd  als  ze  warm , of  in  Potten 
gcftcldzijn;  en  vergaan  daar  mee.  Moeten  dcrhal ven 
ieder  Toorjaar  weer  op  nieuws , niet  diep  , gezayd 
Aanwin-  worden.  Opgekomen  zijnde,  mag  men  ze,  ter  oor- 
ning.  zaak  van  hare  teederheyd,  niet  opneemen,  of  verplan- 
ten. Zie  hier  bij  na  de  Ploofdftukfcn  van  Vliegen  et, 
en  Vaccaria. 

Struvel-  J"*ct  Lychnis  fruticescens  Myrti  folia, 
Jenette.  of  Struvel-Jenctte  met  Bladeren  van  Aiyrtus , is  van 
deren^van  CCn  tcec^cre  aarf‘  ^an  ^ou^c  der  Winter  niet  ver- 
Myrtus?111  draöen>  Moet  derhalven,  in  een  Pot  geplant  zijn- 
de , binnens  huys  worden  gebragt , op  een  luchtige 
plaats,  en  daar,  zoo  lang  de  Winter  duurd,  droog 
gehouden  zijn  : zou  anders  lichtelijk  befchimmelcn  cn 
verrotten. 

KRACHTEN. 

Duwt  es  T’\r-  Bladeren  van  Jenette , of  Lychnis , gefto- 
//<.  Htrb.  I 1 ten  , en  op  de  yuetz,uren  van  Beenen  cn  Toe- 
fol.  i j6.  AS  ten  . 0Qk  0p  0HC[C  Zweeren  gelegt , geneezen 
de  zelve. 

Gal  l.  7.  T wee  Drachmen  van  ’t  geftotene  Zaad  ( zijnde  heet 
simp.MtJ.  en  droog  tot  in  den  tweeden  graad)  met  Wijn  inge- 
Jigm.l.i.  nomen,  jaagd  uyt  d <t galachtige  vochten ; en  geneed  dc 
Diofc.  1. 3.  Scenc>  welke  van  Scorpioenen,  of  andere  giftige  Dieren 
c.  114.  geftoken  zijn. 


MajORAAN.  73Ó 

CCCXX  HOOFDSTUK. 

majoraan. 

SF.n  aangename  , welriekende , zeer  Namen. 

begeerde  en  bekende  Plant , word 
in  het  Neederlandfch  niet  alleen  dus* 
maar  ook  Mariolein  genoemd; 
in  het  Latijn  Majorana  : in  het 
Hoogduytfch  Majoran  , of  ook 
Meyran:  in  het  Franjch  Marioleine;  en  in  het 
Italiaanfch  Maggiorana;  of  ook  Amaraco. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  onder- Vijf  oo- 
fcheydene  foorten ; namentlijk:  derfchey- 

L Majorana  nobilis  annua  , of  Eedele  dene 
Mariolein,  maar  eene  Zomer  durende*  II.  Nobilis  tCn" 
PERPETUa  , of  e edele  Afariolein  , welke  eenige  jaren 
lang  infaat  blijft.  III.  Anglica  perennis,  of 
Engel febe  Mariolein,  altijddurende.  IV.  Majora- 
na arborescens,  of firuvellige  Alariolein.  V.  Ma- 
jorana or i GANiTis  Lusitanica  , of  Portugal * 
fche  A/ajoraan , riekende  als  Orege.  Niet  alle  zijn  ze 
van  de  zelve  BouwiUg  en  Waarneeming. 

Eevenwel  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  ge-  Grond; 
meene,  zandige,  en  met  twee-jarige  Paerdemift  wel- 
voorziene grond : cenopcne,  warme,  vrije,  bequaam 
ter  Zon  geleegcne  plaats,  cn  tamelijk  veel  Reegcn. 

Het  Majorana  nobilis  annua  , of  eedele  Eedele 
ALartolein  , ieder  jaar  vergaande,  geeft  in  deeze  Lan-  Mar'°' 
den  noyt  cenig  rijp  Zaad.  Is  zeer  teeder  van  aart ; een  j™at 
cn  vergaat  met  de  aankomft  van  de  Winter.  Moet  durende, 
derhalven  ieder  Toorjaar  weer  aangewonnen  worden 
door  Zaad , uyt  heete  Geweften  overgezonden , en 
in  de  aarde  gelegt  met  een  wallende  Maan  van  May.  . 

De  Majorana  nobilis  Perpetua,  of  de  De  Winter 
Winter  overblijvende  eedele  Majoraan,  wil  geerne  ge-  oveib,'j- 
zet  zijn  op  een  zeer  warme  plaats , befchut  voor  alle  joratn.^ 
koude  Oofie-  en  Noordenwinden.  Dus  blijft  ze  op  het 
langfte  drie  jaren  leevendig ; maar  krijgd  gantfehelijk 
geen  Zaad. 

Dc  Majorana  Anglica  perennis,  of  altijd-  Altijd  du-’ 
durende  Engelfche  Mariolein , is  hard  van  aart  ■ aller-  reru,e  En* 
ley  ongeleegenthecden  der  Winter  zonder  eenige  fcha-  f^olein 
de  verdragende.  Word  van  naturen  zeer  oud;  en  geeft  aU°C 

bij  goede  heete  Zomers  (gelijk  die  der  jaren  1652. 

\66y  1 669.  zijn  geweeft)  volkomen  rijp  Zaad,  maar 
anders  niet  in  deeze  Geweften.  Het- zelve  moet  in  de 
Maand  May , met  een  waïïcnde  Maan , niet  boven  een 
ftroobrecd  diep,  op  een  warme  plaats  worden  gezayd. 

Hier  door  kan  deeze  foort  vermecnigvuldigd  worden ; 
en  dan  ook  noch  door  hare  aangegroeyde  jonge  Worte- 
len ; welke  men  met  een  wallende  Maan  van  Maert  of 
Hpril  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

Dc  Majorana  Origanitis  Lusitanica  , Mariolein 
of  Mariolein  uyt  Portugal,  riekende  als  Orege,  is  van  “J"1  Por- 
cen  tcedcre  aart.  Kan  Sneeuw  , Torfi  , en  andere  on-  Jjendc  als" 
geleegentheeden  der  Winter  gantfehelijk  niet  verdra-  Orege.3  * 
gen.  Moet  derhalven,  in  een  Pot  gcfteld,  's  Winters 
binnens  huys  worden  gebragt , op  een  luchtige  plaats , 
waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word  ge- 
vuurd ; en  gedurende  dien  geheelen  tijd  onderhouden 
met  flegts  een  weynig  lauw-gemaakt  Reegcnwater,  van 
boven  daar  op  gegoten.  Bij  tijds,  met  goede  dagen, 
moet  men  ze  weer  buyten  zetten  , doch  wel  dekken 
voor  koude  nagten  en  fchrale  winden. 

De  Majorana  arborescens  , of  Mariolein  Man'oleJo; 
opfehietende  tot  een  kleyn  Boomt  je  , ter  hoogte  van  een  tende'tö 
voet,  of  wat  meer,  is,  gelijk  de  vorige , van  een  ree- een  kleyn 
dere  natuur.  Moet  ter  dier  oorzaak , in  een  Pot  ge-  Boomtje, 
plant,  en  ’s Winters  voor  veel  Water  (gelijk  ook  in  den 

iHerffl)  gewacht,  binnens  huys  bewaard,  en  gezet  zijn 
op  een  luchtige  plaats , waar  in  niet  als  bij  vriezend 
Weer  word  gevuurd.  Niet  voor  in  ’t  begin  van  Hpril , 

Aaa  of 


737  Beschryving  der  Kruyden  , Bolle?!  en  Bloemen  , III  Boek  , 738 


of  wat  later  j mag  men  ze  weer  buyten  brengen;  maar 
dan  ook  noch  haar  genoegzaam  dekken  voor  koude  nag- 
ten  en  hayrige  winden.  Zij  blijft  eenige  jarenin  ’t  keven, 
indien  men  hare  Bloemen  dikmaal  affnijd. 

Steden.  Geeft  uyt  hare  Wortel , of  boven  de  aarde,  verfchey- 
dene  vierkante  licht-bruyne  Steelt  jens-,  welke  men  moet 
Wechnecmen  , en  niet  meer  als  eene  laten  blijven,  om 
dies  te  bequamcr  tot  de  geftalte  van  een  Boomt  je  te  kon- 
Bladert-  nen  gebragt  worden.  Waar  aan  dan  voortkomen  klev- 
jens,  ne  ronde  BladertjenS , twee  en  twee  teegens  malkander 

Bloemt'  over  ’ ondcr  bekleed  met  een  grijs-witte  wolligheid  ; 
jcnsTzon-  doorgaans  toegevouwen  , en  ruftende  op  korte  Steelt- 
der  Zaad  jens.  Tuffchen  welke  uytfpruyten  kleyne  witte  Knop- 
L jem>  cn  *n  ’x  bovenfte  der  Takken  kleyne  witte  Bloemt- 
an  ‘ jens,  uyt  grijs-witte  ruygc  Knoppen. 

Aanwin-  I'n  deeze  Landen  komt’er  noyt  cenig  rijp  Zaad  van. 
ning.  Echter  kan  deeze  foort  genoegzaam  aangewonnen  en  ver- 
meenigvuldigd  worden  door  hare  bij  dc  Wortel  of  bo- 
ven de  aarde  uytfchietcnde  jonge  Looten,  ingefneeden  , 
of  van  zelfs  geworteld  zijnde.  Met  een  wadende  Maan 
van  April  of  May  moet  men  ze  van  de  oude  fcheyden , en 
in  andere  Potten  verplantten. 

KRACHTEN. 

De J.  I.9.  \ JC Ariokin  , of  Alajorana  , is  verwarmende  en 
e.i.  jV/l  verdrogende  van  aart  tot  in  den  tweeden  graad; 

^ ook  openende,  verdunnende,  verfterkende,  en 
fijn  van  deden;  van  elk  zeer  bemind,  en  in  fpijzen  ge- 
bruykt , weegens  de  goede  geur. 

Kafa  lil  In  gekookt  » cn  daar  Van  gcdronken»  of  het 

Siinp.c.zi.  uytgcparfttc  Zap  , of  ook  ’t  Poeder  der  Bladeren , met 
Diofc.  1. 3.  Wijn  ingenomen  , verteerd  alle  koude  gebreeken  des 
c-  *7-  Hoofds : verwekt  de  Maandftondcn:  jaagd  uyt  het  wa- 

s7mp!'cap. ter  van  ^ Blaas  , en  alle  andere  waterachtige  vochtig- 
*86;'  r heeden.  Geneed:  alle  ongclecgenthceden  des  Ligchaams, 
Matth.l.i.  veroorzaakt  door  koude.  Is  goed  voor  een  eerft  aan- 
f'*°'  gekomenc  Waterzucht;  de  Koudepis ; en  voor  blauw- 
gejlagene  of  gejlotene  plekke» , daar  meê  geftrecken  ; 
doed  het  geronnene  Bloed  fcheyden  : verfterkt  het  In- 
gewand , de  Harjfencn  , en  de  Maag  : drijft  uyt  de 
Winden,  en  is  dienftig  in  de  vallende  Ziekte ; ook  voor 
de  Leevcr  en  Milt. 

Camtrar.  Majoraan  gedroogd , gepulverifeert,  of  het  uytge- 
l.  3.C.41.  parftte  Zap  in  deNeus  op-gcfnuift,doed  niezen;  neemt 
Jdet  'hMed  weck  de  verflopping  des  Hoofds , en  reynigd  de  Plarffe- 
Zobel.  Li.  tien  van  alle  (lijmerige  vochtighcyd.  Op  de  voorteeten- 
fol.  ;38.  de  weeringen  gclegt,  doed  de  zelve  verminderen.  Met 
wat  Zout  en  Edik  vermengt,  dan  gclegt  op  de  bectencn 
ftcekcn  Act  giftige  Dieren , genccft  de  zelve. 

De  Oly,  van  deeze  Plant  gcdiftillecrt , met  Vet  van 
ecu  Haas,  en  een  weynig  Mufcus,  de  barende  Vrouwen 
ingegeeven,  bevorderd  zeer  haren  arbeyd.  Is  defgelijks 
goed  teegens  al  de  genoemde  gebreeken. 


CCCXXI  HOOFDSTUK. 

THYMIAEN. 


Thymiaen.  V.  Angustifolius  AUREUS  , of  met 
fmalle  geele , gelijk,  als  Goudene  Bladeren.  VI.  Thy- 
mus  latifolius  argenteus,  of  Thymiaen  met 
breede  en  witte  gelijk  als  Zilvere  Bladeren.  Niet  alle 
zijn  ze  van  dc  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Al  te  zamen  eevenwel  beminnen  ze  uyt  eygeoer  aart  Gronfl. 
een  goede , gemeene , zandige  aarde  , met  flegts  een 
weynig  twec-jarige  Paerdemift  vermengt ; vermits  ze 
geenzins  veel  vettigheyd  konnen  verdragen  ; een  war- 
me, luchtige,  wel  ter  Zon  gclccgene  plaats  , en  veel 
Water.  Blijven  eenige  jaren  in  ’t  keven.  Konnen  ta- 
melijk wel  fterke  koude,  en  alk  andere  ongeleegenthee- 
den  der  Winter  uytftaan.  Krijgen  ook  dikmaal  bij  goe- 
de Zomers  volkomen  Zaad ; ’t  welk  met  een  wadende  7-^; 
Maan  van  Alay  een  ftnoobreed  diep  de  aarde  word  aan- 
bevolen. 

Hier  door  konnen  ze  bequamelijk  worden  vermee-  Aanwin- . 
nigvuldigd  : doch  veel  beeter  , volgens  mijn  oordeel , n‘n§* 
door  hare  van  zelfs  Wortel  gefchoten  hebbende  Takjens; 
waar  ontrent  deeze  wijze  (laat  te  volgen. 

Graaf,  t’elkens  om  het  jweede  of  derde  jaar , uwe  hoe  de 
Planten  uyt  de  aarde,  met  een  wadende  Maan  van£clvel^ft 
Maert.  Verdeel  ze  van  malkander,  na  gelecgenthcyd 
harer  grootte ; en  zet  ze  terftond  weer  in  een  varfch- 
omgefmeetene  grond,  met  de  genoemde  Mift  een  wey- 
nig voorzien  ; zoo  diep  , dat’cr  alleenlijk  de  bovenfte 
groene  toppen  komen  uyt  te  fteeken.  Dus  fchieten  ze 
veelvoudige  Wortelen , en  worden  overvloedig  vermeer- 
derd ; want  ieder  Steeltje  krijgt  in  ’t  bijzonder  Worte- 
len. Het  voorgemelddc  Zaad  komt  veeltijds , zonder 
gezayd  te  worden  , uyt  het  neergevallene  van  zelfs  ge- 
noeg op. 

Het  Thymus  Creticüs,  of  Tlrymiaen  van  Can-  Thymiaan 

dia,  en  MaRinus  Lusitanicus,  of  Zee-Thjmiaen  v?n 

’ , . , „ -t  dien:  en 

uyt  Portugal,  zijn  van  een  teederder  aart.  Gecven  in  Zee-Thy- 
deeze  koude  Gcweften  geen  volkomen  Zaad.  Kon-  miaan  uyc 
nen  ook,  buyten  ftaande,  de  Winter-vorft  op  gcenerley  P°rtugal. 
wijze  verdragen  ; maar  worden  fchielijk  door  dc  zelve 
wcchgenomen.  Moeten  derhalven , in  Potten  geplant, 
in  Ottober  binnens  huys  worden  gefteld  op  een  luchti- 
ge, geen  warme  plaats;  en  gedurende  de  gehcele  Win- 
ter met  flegts  een  weynig  vochtighcyd  van  boven  voor- 
zien zijn.  In  ’t  laatfte  van  Maert,  of  begin  van  April, 
na  tijds  gelcegentheyd , moet  men  ze  met  een  zach- 
te Reegen  weer  buyten  brengen , en  zeer  warm  zet- 
ten. 

Het  Thymus  latifolius  argenteus,  ofBreed-bU- 
breed-bladerig  verzilverd  Thymiaen , cn  aNGUSTIFO- 
I.IUS  AUREUS,  of  fm  al -gebladerd  verguld  Thymiaen  fma|.h|’a. 
ziet  men  met’er  tijd  zijne  fchoonhcyd  verliezen,  eneyn-  derig  ver- 
dclijk  geheel  groen  worden.  Doch  lichtelijk  kan  men  guld  Tky- 
dit  voorkomen  , wanneer  men  altijd  de  fchoonfte  en  raiaau" 
bontfle  Takken  inlegt  ; daar  na  , Wortelen  verkreegen 
hebbende,  op  de  alreeds  genoemde  tijd  verplant.  Maar 
niet  in  May  , gelijk  veele  doen.  Want  vermits  dan 
gemeenelijk  drooger  Wéér  cn  grooter  hitte  is,  zoo  ziet 
men,  dat  het  meefte-deel  der  zelver  gantfehelijk  ver- 
gaat. Men  kan  hier  bij  na  zien  het  Hoofdftukj»  waar 
in  gehandeld  word  van  de  wilde  Thymus. 


jjamen  F anders  korter  van  dc  Neederlanders 

genoemd  Thym  , word  in  het  La- 
^ gchecten  Thymus,  ofTHY- 
zkifisi mum:  in  het  Hoogduytfch  Welsch 
Quendel  , of  ook  Thymian  : 
in  het  Franfch  Thym  : in  het  Ita- 
liaanfch  Thimo. 

£cs  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  zes  bijzondere 
zonderc  foorten ; te  weeten : 

foorteo.  j_  Thymus  vui.  garis  latifolius,  of  gemee- 
ne breed-bladerige  Thymiaen.  II.  Vulgaris  AN- 
GUSTlFOLiUS  , of  gemeene  Thymiaen  met  fmalle  Bla- 
deren. III.  CretiCA  , of  Thymiaen  uyt  Candia. 
IV.  Marinus  Lusitanicus,  of  Portugalfcbe  Zee- 


KRACHTEN. 

THy miaan , of  Thymus , is  verdrogende  en  verwar-  GaI- 1. 6. 
mende  in  den  derden  graad  ; ook  doorfnijdende  S,mf' 
en  afvagende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  cn  daar  van  met  wat  Zuykcr  ge-  Serap.  lib'. 
dronken  , is  goed  voor  de  Engborfligheyd : opend  dc  s,mï-  caP‘ 
verfloptheyd  van  het  Ingewand:  verwekt  het  water  van  D'jyCéi  3. 
de  Blaas,  ook  de  Maandfionden-,  zuyverd  de  inwendi-  c.  44. 
ge  deelen:  doed  de  Vrucht  voortkomen : jaagt  uyt  de  Trag.l.  i» 
Nageboorte  ; de  Wormen  , en  alle  Jlijmerige  vochtig-0' ll' 
heeden.  Maakt  een  klaar  Gezicht , als  men’er  dik- 
maal de  Oogen  meê  bet.  Verfterkt  de  Maag,  en 
het  geheelc  Ingewand.  Is  dienftig  voor  de  zwaar- 
moedige 


739  Thymiaen,  P 

moedige  van  Geeft.  Verdrijft  de  Winden , en  ftrijd 
teegens  het  vergif.  Is  voor  elk , in  fpijzeh  gcbruykt, 
zeer  aangenaam. 

Durantu  Dit  Kruyd  gedroogd,  gcpulverizeert  > en  daar  van 
hift.  Plant.  drie  Drachmen  met  wat  Zout  en  Oxymel  ingeno- 
fol. 4// ■ men  5 drijft  Uyt  het  Ligchaam  alle  taye  Fluymcn  , en 
hette  , bijtende  , Galachtige  vochtigheyd ; ook  de  on- 
réynigheyd  des  Bloedt. 

Ternel.  1. 6.  Thymiaen  in  Wijn  gekookt , met  Garftenmcel  ver- 
Meth.Med.  mengt,  en  daarvan  een  plaafter  gemaakt , verdrijft  de 
fmerten  van  het  Sciatica , of  de  Hcup-jigt-,  van  de  Moe- 
der ; end  c Buykfrimping , daar  op  gelegt. 


•CCCXXII  HOOFDSTUK. 

P O L E Y E. 

Namen.  *n  ^et  ^ec^rlandfch  , maar  ook 

van  zommige  Pulbye  genoemd,  ge- 
ook  zoo  in  het  Hoogduytfch.  In 
faS  flfjgP  het  Latijn  Pulegium  , of  Pul- 
Sjjr  lejum,  om  dat  het,  door  haren  reuk, 

de  Wlooyen  niet  alleen  verdrijft;  maar 
bok  doodt , volgens  ’t  bericht  van  Lobel.  In  ’t  Franfch 
Pouliot;  en  in  ’t  Italiaanfch  Pulegio, 
vier  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vier  onder- 
dcrfchey-  fcheydene  fóorteti ; namentlijk: 
tcn.  I.  Pulegium  vülgare,  of  gemeene  Poley-,  ook 

geheeten  regium  , of  de  Koninglijke.  II.  Cervi- 
NUM,  of  Harten-Poley.  III.  SYlvestre,  of  wilde 
Poley.  IV.  Pulegium  Lusitanicum,  of  Portu- 
galfche  Poley.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 
Waarnecming. 

Grond.  Zij  beminnen  echter  al  te  zarhen  een  goedé  , gemee- 
ne, zandige,  en  met  twee-jarige  Paerdcmift  tamelijk 
voorziene  grond  *.  bok  van  naturen  veel  vochtigheyd  , 
of  een  waterachtige  aarde  : een  opene,  vrije,  en  wcl- 
geleegene  plaats.  Geeven  in  onze  Landen , bij  goede , 
Zaad.  warme  Zomers , zomtijds  volkomen  rijp  Zaad.  Ver- 
dragen felle  Worfl  en  andere  ongclcegcnthecden  der  Win- 
ter zonder  groote  fchade. 

Harten-  Het  Pulegium  cervinum  , of  Harten-Polcy  , 
0 ey'  geeft  in  deeze  Geweften  noyt  eenige  'Bloemen  of  Zaad. 
Portugal-  Het  Pulegium  Lusitanicum,  of  Portugalfche 
fche  Po-  F olèy , in  onze  Landen  warm  gezet , brengt  volko- 
ey’  men  rijp  Zaad  voort.  Is  de  teederfte  foort  van  alle. 
Verdraagt  ongeerne  veel  koude  Herfflreegenen , Winden 
of  eenige  harde  Worfl.  Moet  dcrhalven  , in  een  Pot 
geplant  of  gezayd  zijnde,  in  Oftober  binnens  huys  wor- 
den gebragt;  op  een  luchtige  plaats,  zonder  eenige  vuur- 
warmte  ( vermits  die  haar  fchadclijker  is  als  de  Worfl  ) 
bewaard,  en  gedurende  dien  tijd  met  zeer  weynig  Ree- 
gen  water  voorzien  zijn;  anders  zouden  ze  lichtelijk  ver- 
rotten , en  dus  ’t  leeven  verliezen. 

Gedaante  Deeze  foort  bréngt  bij  ons  aardige  Bladeren  voort, 
der  Blade- die  van  het  Pulegium  Regium,  of  Koninglijke 
rcn‘  Poley,  zeer  gelijk.  De  grootfte  zijn  een  vinger  breed, 
en  ’t  lid  cèner  vinger  lang;  doch  achter  aan  hare  korte 
Steelt  jent  op  ’t  breedftc;  voor  rondachtig-ftomp  toe- 
gaande. Gemeenelijk  ftaan  de  randen  aan  beyde  de 
zijden  een  weynig  teegens  malkander  Geuts-wijze  op. 
Zijn  wat  ruyg  van  aart ; rondom  aan  de  kanten  met 
korte  Tandjens  als  gezutagd ; donkcr-groen  van  verwe; 
doch  onder  bleekcr  : in  het  midden  voorzien  met  een 
Steden,  regt-doorgaande  Ader  ; waar  uyt  verfchcydene  andere 
kleyne  en  fmalle  ter  zijden  opwaarts  voortfehieten.  De 
reuk  is  zeer  fterk  en  krachtig,  het  Hoofd  een  weynig  be- 
zwarende. Zitten  aan  beyde  de  zijden  van  hare  ronde, 
gemeenelijk  na  de  aarde  neerwaarts  buygende , onder 
groen-verwige,  boven  purpurc-SVffe/r»,  en  hangen  door- 
gaans na  benceden. 

fcnopjens.  Tuflfchcn  welke,  zoo  wel  onder,  en  in  het  midden, 
als  boven,  veel  teederder  Steelt jens  voorfchieten ; niet 


OLEYE.  O R E G E.  740 

wel  geheel  rond,  gelijk  de  andere,  maar  ontrent  vier- 
kant; doch  ook  ruyg  van  aart;  rondom  begaaft  met 
veele  groene  Knop  jent  boven  malkander,  neemende  ha- 
ren oorfprong  tuifchen  de  Bladert  jens.  Iri  de  Maanden  Bloetnfc. 
Jtilitts,  Auguftus  en  September  komen  uyt  de  zelve  de  icns- 
Bloemtjens  te  voorfchijn  ; zijnde  kleyn , bleek-blauw- 
verwig : beftaandc  uyt  vier  langwerpige  , of  ovaalswij- 
ze  ronde  en  ruyge  Bladert  jens-,  hebbende  in  ’t  midden 
vier  opftaande  bleek-verwigc  draadjens,  en  daar  op  vier 
rondachtige,  kleyne,  ontrent  purpüre  Knop  jens.  Als  ze 
vergaan  zijn, laten  ze  in  den  Herfjl  achter  (inzonderheyd 
op  een  warme  plaats  ftaandc)  een  kleyn,  bruyn  , en 
ontrent  rond  Zaadje. 

Al  deeze  foorten  konnen  in  deeze  Géweften  aange-  Aanwin- 
•wonnen  worden , niet  alleen  door  Zaad , ’t  welk  met  ninS- 
een  waflendc  Maan  van  April  niet  diep  in  de  aarde  moet 
gelegt  zijn ; maar  ook  door  aangegroeyde  en  van  zelfs 
Wortel  gevat  hebbende  jonge  voortkruypendc  Scheut- 
jens  ; die  men  in  September  of  April  met  de  genoemde 
Maan  afneemt  en  verplant; 

KRACHTEN. 

POley  , of  Pulegium , is  warm  en  droog  tot  in  den  tod.  1. 9. 
derden  graad;  ook  fijn  van  deden.  r.if. 

De  Bladeren  gedroogt,  gepulverifcert , en  daar 
van  met  Wijn  ingenomen;  of  groen  in  Wijn  gekookt,  • / ' 

en  daar  van  gedronken , verwekt  de  A/aandJhnden : zuy-  bijl.  plant. 
verd  de  'Borjl  van  alle  Fluymcn  ; drijft  uyt  het  water  c-  »*• 
der  Blaas  , de  do  o de  Wrucht,  de  Gal , en  het  Graveel, 

Maakt  een  helder  Gedicht : is  goed  voor  de  Gefcheurd-  Ltmic.  I.  x. 
heyd,  de  Miltzucht ; helpt  de  Vrouwen  in  barensnood*,  '•  '°}* 
des  morgens  en  ’s  avonds  gcbruykt : zuy  verd  het  Aan- 
gedicht, daar  mcê  gewaffehen ; ook  het  Bloed.  Helpt 
de  gcene  , die  van  giftige  Dieren  gedoken  of  gcbcctcn 
zijn.  Neemt  wech  de  jeukengheyd  des  Ligchaams,  daar 
meê  beftreeken  zijnde.  Is  daarenboven  dienftig  voor 
de  Geel-  en  Waterzucht ; defgelijks  voor  Long-  en  Lee- 
verzuchtige  Menfchcn.  Zuy  verd  de  oude  Zeereu ; ge- 
nceft  de  blaauw-geflagene  Leedcn ; ook  de  krimping  en 
trekking  der  Zeenuwen. 

Het  gedroogde  Kruyd  gefloten  , met  Garftenmcel  Fuchf.hijfi 
vermengt , en  op  heett  gezwellen  gelegt , verzacht  de  c' 16 
pijn  der  zelve,  en  is  goed  voor  de  brand. 

Met  Wafch  vermengt,  tot  een  plaafter  gemaakt,  en 
zoo  opgclegt , verdrijft  alle  Puyflen , Wratten , Over- 
getvaffen,  en  diergelijke  ongelcegcntheeden. 


CCCXXIII  HOOFDSTUK. 

O R E G E. 

Iet  alleen  dus  in  her  Neederlandfch  , Namen.' 
maar  ook  van  zommige  Grove  Ma- 
joraan  genoemd.  In  het  Latijn  ge- 
heeten Origanum  : in  het  Hoog- 
duytfch WoLGEMUTH  , ofook  DoST: 
in  het  Franfch  Origan  , of  Ma- 
riolaine  Bastarde;  en  op  het  Italiaanfch  O- 

RIGANO. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  ^///bijzondere  foor- Vijf  bij- 
ten bekend;  namentlijk:  zondcrc 

I.  Origanum  vf.rum  Heracleoticum,  five foortca‘ 
Hispanicum,  dat  is,  Spaanfche , of  opregte  Orege , 
alderbcft  voortkomende  bij  de  Stad  Heraclea.  II.  Yul- 
gare  album,  of  gemeene  Orege  met  een  witteBloem. 

III.  Vulgare  PuRpureum,  of  gemeene  Orege  met 
een  purpure  Bloem.  IV,  Vulgare  flore  rubi- 
cundo,  of  gemeene  Orege  met  een  bloed-roode  'Bloem; 

V.  Origanum  tuberosum  Americanum,-  of 
Americaanfche  Orege  mee  veele  geknobbelde  Worte/ens 
Op  de  laatftc  foort  na  zijn  ze  alle  van  dc  zelve  Bouwing 
en  Waarnecming. 

Aaa  i Zij 


74 1 Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  741 


Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zoo  wel  fteeni- 
ge,  zandige,  als  andere,  gemeftte,  en  ook  ongemeft- 
re  grond:  een  opene , wclgeleegenc  plaats;  vcele  en 
ook  matige  vochtigheyd.  Konncn  felle  Vorft  , en  al- 
lerlcy  andere  ongeleegentheedcn  der  Winter  uytftaan. 
Blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven  ; en  geeven  gemeenelijk 
Zaad.  jaarlijks  rijp  Zaad;  ’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van 
Maert  of  April  de  aarde , niet  diep  gclegt,  bevolen 
zijnde,  overvloedig  voortkomt.  Hier  door  konnen  ze 
Aanwin-  genoeg  vermeenigvuldigd  worden  : en  dan  ook  noch 
ninS*  door  hare  aangegrocyde  van  zelfs  wortelende  jongen  ; 

welke  men  met  de  genoemde  Maan  in  April  van  de  oude 
afneemt  en  verplant. 

AmerI-  Het  Origanum  tuberosum  Americanum,  of 
caanichc  Americaanfch  Orege  met  geknobbelde  Wortelen , van  een 
°ekno ™Ct  aardige  bevallijkc  aanfehouwing  , hangende  bij  rond- 
bcIJcWor-  achtige  veelvoudige  Knobbelen  als Leeden  wonderlijk  aan 
telen.  malkander,  waar  uyt  veele  Veezelwortcltjens  voortfehie- 
^ j ten , is  teederder  van  aart  dan  al  d’andere.  Bemind  een 
ron  ‘ goede  zandige  aarde ; met  een  weynig  twee-jarige  Paer- 
demift,  en  ’t  Mol  der  van  binnen  verdorvene  Boomen 
doormengt : een  warme , wel  ter  Zon  geleegene  plaatSi 
en  tamelijk  veel  vochtigheyd. 

Steelen.  Blijft  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft  in  ieder  Voor- 
jaar uyt  hare  Wortel  verfcheydene  ronde  Steelen,  een, 
Bladeren.  Cn  ook  wel  anderhalve  voet  hoog;  aan  welke  de  Blade- 
ren weerzijds  teegens  malkander  voortkomen;  zijnde  in 
grootte  die  vin  de  gemeene  Orege  niet  zeer  ongelijk  ; 
bleek-rood  van  verwe  ; rauw  of  fcharp  in  ’t  aanraken  ; 
aan  hare  flcgte  randen  gemeenelijk  een  weynig  omge- 
kruld; en  inwendig  voorzien  met  verfcheydene  Adcrt- 
jens , uvt  eene  voortkomende. 

Bloemen.  Uyt  de  bovenfte  Toppen  ziet  men  voortfehieten  de 
Bloemen  , aan  roode  Steelt  yens  neerwaarts  hangende , 
gelijk  Vingerhoeden.  Zijn  langwerpig,  rond,  niet  zeer 
dik.  De  verwe  is  als  gemengt  uyt  rood  en  geel.  In- 
wendig zijn  ze  begaaft  met  eenige  roode  Veezeltjens. 
Als  ze  eenige  dagen  open  hebben  geftaan , vallen  ze  af, 
zonder  in  onze  Geweftcn  eenig  goed  Zaad  na  te  laten. 
Hoe  in  de  Deezc  foort  kan  geenzins  verdragen  eenige  koude 
waarTe  Herfftreegencn , fterke  Winden,  of  felle  Vorft.  Word 
necuien.  derhalvcn  met  een  wallende  Maan  van  April  in  een  Pot 
gezayd , doch  nier  voor  in  het  volgende  jaar  verplant. 
In  ’t  begin  van  Ottober,  wat  eerder  of  later,  na  tijds 
geleegentheyd  , binnens  huys  gezet , op  een  luchtige 
plaats , ontrent  het  Vcnfter,  doch  daar  geene  tochten 
of  wind-zuy gingen  zijn  ; om  daar  de  Zon  , zoo  lang 
het  de  koude  van  buyten  ccnigzins  wil  toelaten,  te  mo- 
gen genieten.  Kan  tamelijk  wel  de  warmte  des  vuurs 
verdragen  ; doch  verre  van  den  Oven.  Gedurende 
decze  tijd  moet  men  ze  voorzien  met  een  weynig  lauw 
Recgenwater , liever  van  onder  als  vati  boven.  Laat 
's  Winters  wel  zommige  Steelen  en  Bladeren  vallen  ; 
maar  behoud  echter  eenige  groenheyd,  met  een  aange- 
name roodheyd  uyt  den  geelen  aardig  vermengt.  Als 
de  Vorjl  voorbij  is,  laat  men  haar  de  Lucht  genieten  ge- 
lijk te  voren : en  word  met  een  zachte  Rcegen  in  ’t  be- 
gin of  ten  halvcn  van  April  weer  buyten  gebragt , 
doch  wel  gedekt  en  gewagt  voor  Sneeuwachtige  voch- 
tigheyd , koude  nagten , hayrige  en  fchrale  Oojle-  of 
Noordcwinden. 

Aanwin-  Zij  word  in  deeze  Geweftcn  alleenlijk  aangewonnen 
ning.  door  hare  aangegroeyde  Wortel,  met  vcele  knobbelen 
C gelijk  alreeds  gezegt  is ) leedens-wijze  wonderlijk  aan 
malkander  gcfchakeld.  Decze  word,  met  een  waden- 
de Maan  in  April,  voorzichtig  van  de  oude  afgefchcy- 
den , en  in  een  Pot  verplant. 

KRACHTEN. 

Galen.  lib.  f~\  J °f  Origanum,  is  verwarmende  en  ver- 
s imf.Med.  1 B drogende  tot  in  den  derden  graad  ; ook  dopr- 

8'  fnijdende  en  dunmakendc  van  aart.  In  fpijzen 

gedaan , is  aangenaam  en  gezond  voor  ieder. 


In  Wijn  gekookt,  en  daar  Van  gedronken,  of  de  ge-  Rafts  ^ 
droogde  Bladeren  gepulverifcert,  en  met  Wijn  ingeno-  PU.  17/ 
men,  maakt  eet  en  stuft ; verfterkt  de  Maag-,  verdrijft 
de  Winden  , ftrijd  teegens  alle  vergif ; helpt  ook  de  Durnotes 
geene,  welke  vergif  in  ’t  Ligchaam  hebben  gekreegen;  lf0[ 
of  van  eenig  giftig  Dier  geftoken  of  gebeeten  zijn. 

Doed  gemakkelijk  Wateren  ; de  Alaandftonden  voort-  Diofc.  I 3. 
komen;  drijft  uyt  de  zwaarmoedige , galachtige  Vocb-  c,31* 
ten ; is  dienftig  voor  de  Waterzuchtige  , en  Schurftige. 

Met  Zuyker  of  Honig  gebruykt,  zuyverd  de  Longe, 
de  Borft,  en  genceft  de  Hoeft,  dikmaal  genuttigt:  de 
inwendige  Breuken,  of  Gefcheurtheyd-,  ook  de  verkrom - 
pene  of  verft uy kt e Leeden. 

Het  uytgeparftte  Zap  van  Orege  is  goed  voor  de  v*chf.hift. 
Huyg,  zwelling  der  Amandelen,  en  alle  inwendige  rLc‘ 
zweer ingen  van  Mond  en  Keel.  Het  zelve  door  de  simp  ',  cao. 
Neusgaten  opgetrokken  , zuyverd  het  Hoofd  van  alle  300. 
catharreuze  Zinkingen,  en  ftuymige  vochtigheyd.  Doed  Fer,‘d.l.6. 
de  geelheyd  der  Oogen  , en  Geelzucht  vergaan.  Met  M“hMe* 
Melk  in  de  Ooren  gegoten,  verzacht  de  fmerten,  ook 
het  zuyzen  en  tuyten  der  zelve. 

Orege  verjaagt,  door  zijnen  reuk,  de  Mieren.  Het  Camerar. 
Poeder  der  Bladeren  met  Pek  vermengt,  en  daar  van  een  l'  18, 
plaafter  gemaakt,  opend,  en  doed  rijpen  de  zweer  ene  n 
Bloedvinnen. 

Een  Drachma  van  het  Zaad  gepulverifeert , en  ’s  mor- 
gens , eenige  dagen  achter  malkander , met  Wijn  inge- 
nomen , zuyverd  de  Moeder , en  maakt  de  Vrouwen 
vruchtbaari 

De  Wortel  van  het  Amf.ricaansche  Orege  is  van  Krachtea 
naturen  koud,  te  zamentrekkende,  en  een  weynig  bit- van 
ter  van  fmaak. 

Zes  Drachmen  daar  van  in  een  weynig  Water  ge-  de  Wortel 
kookt,  en  ingenomen,  neemt  wech  de  hitzigheyd  van  der  Ame- 
de  Maag,  en  verfterkt  de  zelve.  Is  goed  voor  aller-  ricaan^ck« 
ley  Gezwellen.  Helpt  en  verfterkt  de  geene,  welke  met  °iegc‘ 
de  Teering  zijn  beladen.  Een  once  daar  van  rauw  ge- 
bruykt, genccft  alle  foorten  van  Buykc  en  Bloedloop, 


CCCXXIY  HOOFDSTUK. 

B O K-O  R E G E. 

BEn  aardig  en  kleyn  Gewas , word  Namcn. 
metdeezen,  en,  mijns  weetens,  gce- 
nen  anderen  naam  in  ’t  Ncederlandfch 
genoemd.  In  het  Latijn  geheeten 
Tragoriganumj  en  in  ’t  Italiaan fch 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  drie  verander-  Drie  ver- 
lijkc  foorten;  teweeten:  anderlijke 

I.  TraGORIGANUM  CrETICUM  LATIFOLIUM,offo0rten‘ 
Boktor ege  met  breede  Bladeren  van  Candia.  II.  Tra- 
GORIGANUM  HlSPANICUM  ANGUSTIFOLIUM  , of 
Spaan fche  Bok- orege  met  fmalle  Bladeren.  III.  Tra- 
GOR1GANUM  PERFORATUM  CCGRULEUM  , of  door- 
geboorde  Bol^orege  met  een  blauwe  Bloem.  Alle  zijn  ze 
van  de  zelve  Bouwing  en  Waarnecming. 

Zij  beminnen  een  zandige  , goede  , gemeene  aarde,  Grond, 
met  een  weynig  twee-jarige  klcyn-gcwrecvenc  Paerdc- 
mift  en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren  doormengt : 
een  opene,  vrije  Lucht,  een  zeer  warme  plaats,  en  niet 
te  veel  vochtigheyd.  Geeven  in  deeze  koude  Gewc- 
ften  Bloemen  , maar  geen  volkomen  rijp  Zaad.  Zijn  Bloemen, 
teeder  van  aart,  en  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  lee- 
ven uyt  eygener  Natuur;  doch  in  deeze  Landen  zel- 
den langer  dan  eene  Zomer,  vermits  ze  de  ongelecgent- 
heyd  der  Her fftree genen , koude  der  Winter,  en  de  on- 
natuurlijkc  hitte  des  vuurs  ( binnens  huys  ftaande  ) 
gantfeh  niet  verdragen  konncn.  Wat  vlijt  men  ook 
aanwend,  om  haar  voor  dit  alles  te  bewaren,  zoo  blij- 
ven ze  echter  zeer  zelden  over.  Konnen  derhalven  niet  Aanvvi 
aangewonnen  worden  , als  alleenlijk  door  nieuwe  uyt  ningT 

warme 


Doorge- 
boorde 
Bokorege 
met  blau- 
we Bloe- 
men. 


Bladeren. 


Bloemen. 


Zaad. 


J&gin.  I.  7. 
‘-1- 


Diofc.  I.  3, 

e.3f. 


Durantes 
lib.  Hcrb. 
fol.  461. 


Namen. 


Vcrfchey- 
dene  aar- 
dige en 
beziens- 
waardige 
fborten; 


743  Bok-örege.  Vederik.  Dul-  of  DolAppel.  GoudenAppel.  744 


warme  Landen  ontfangen  Zaad ; ’t  welk  men  met  een 
waftende  Maan  van  May  niet  diep  in  een  Pot  zayd, 
zonder  ’t  opgekomenc  te  verzetten. 

Het  TraGORIOANUM  PERFORATUM  CCBRULEUM, 
of  doorgeboorde  Bol^orege  met  blauwe  Bloemen , fchiet 
uyt  zijn  teeder,  bruyn  Worteltje  in  decze  Landen  ruym 
een  hand  hoogte  opwaarts , zich  verdcelende  in  vcele 
tcedere , ronde , ruyge  en  bruyn^verwige  Takjens , ge- 
lijk  de  Thymiaen  : aan  welke  de  Blader tjens,  ruftende 
op  korte  dunne  Steelt jens , op  de  wijze  van  Acacia  ■, 
Scerpioides  , en  diergelijke , voortkomen , zeeven , nee- 
gen , of  meerder  in  getal ; altijd  twee  en  twee  regt  tee- 
gens  over  malkander  geftcld,  en  voor  in  een  eyndigen- 
dc.  Zijnfcharp,  welriekende,  als  Thym.  Geknauwd 
wordende  , geevenze  van  zich  een  geur  gelijk  de  Kum 
Zijn  een  weynig  langwerpig,  ruyg,  bleck-groen  van 
verwe:  in ’t  midden  voorzien  met  een  kleyn  Ruggetjej  en 
met  veele  ronde  als  doorgeboorde  gaat  jens  , zeer  aardig 
vcrcierd.  Aan  de  randen  zijn  ze  liegt ; echter  begaaft  met 
zulk  een  hayrige  ruygheyd  , dat  ze  gelijk  als  gekarteld 
fchijnen.  Ookwordenaan  de Steeltjens noch  meerandere 
gezien,  niet  zoo  als  deeze,  maar  als  zonder  St  eelt  jens  daar 
uyt  voortkomende;  in  ’t  ronde,  vier,  zes,  of  agtdigt  op 
malkander  te  zaam  gevoegd  : daar  na  eenigc  langwer- 
pige, blcek-groene  Blaas  jens,  of  Huysjens,  aan  het  bo- 
ven ftc  der  Steeltjens,  gelijk  men  aan  het  Clinopodium  , 
of  wilde  Bajilicom  , vind.  Uyt  welke  voortfehieten 
fchoonc  , blauwe  , vicrbladerigè  Bloemt  jens.  Deeze 
vergaan  zijnde  , laten  , doch  alleen  in  heete  Zomers  , 
een  kleyn  Zaad  na,  dat  van  de  Major  aan  in  verwe  en 
gedaante  niet  ongelijk. 

KRACHTEN. 

BOl^orege,  of Tragoriganum , is  verdrogende  en  Ver- 
warmende tot  in  den  derden  graad ; ook  een  wey- 
nig te  zamentrekkendc  van  aart. 

In  YVijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  morgens  nuchte- 
ren  gedronken,  doed  de  Gal  verminderen.  Drijft  uyt 
het  water  der 'Blaas,  verfterkt  de  Maag,  en  verwekt 
eetenslufl.  Strijd  teegens  het  vergif-,  doed  der  Vrou- 
wen Maandflonden  voortkomen  , en  is  zeer  dienftig 
voor  de  Milt-  en  Longzuchtige : defgelijks  voor  de 
Engborfiigc , en  voor  den  Hoef,  met  wat  Zuyker  ver- 
mengt zijnde. 

Met  Garftenmeel  gemengt,  én  op  koude  gezwellen 
gelegt,  maakt  de  zelve  week , en  doed  ze  verteeren. 


CCCXXV  HOOFDSTUK. 

VEDERIK. 

■Ocrd  deezen  naam  in  ’t  Neederlandfch, 
of  ook  gezegt  Wederik.  In  ’t  La- 
tijn gcheeten  Lysimachia,  na  den 
Koning  Lysimachus,  Zoon  van  A- 
gathocles;  welke  men  zegt  de  eer- 
fte  uytvinder  van  de  krachten  deezer 
Plant  te  zijn  geweeft  : in  het  Hoogduytfch  Weyde- 
rich  : in  het  Franfch  Soucy  d’eau  , Pellebos- 
se  , en  Corneille  : in  het  Italiaanfih  Lisima- 
chi  a. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
verfchcydene  aardige  en  bezienswaardige  lborten;  na- 
mentlijk  : 

I.  Lysimachia  cccrulea  major  spicata  , of 
groote  Vederikj,  met  een  blauwe geayrde  Bloem.  II.  Mi- 
nor spicata  ccerulea , of  kjejne  Vcderikj,  met  een 
blauwe  geayrde  Bloem.  III.  Lutea  major  véra  , 
of  opregte  groote  Vederik,  met  een  gecle  Bloem  ; 00'k 
Salicaria  genoemd.  IV.  Lutea  minor,  of  kley- 
ne  Federik^mct  een  geele  Bloem.  V.  Lutea  r r o k e 
globose  , of  met  een  geele  ronde  Bloem.  VI.  Ga- 


leri culata  , of  Vederik^  met  een  blauwe  gehelm- 
de Bloem-,  ook  Herba  Judaica,  of Jod enkr uyd, 
geheeten.  VII.  Siliquosa  folio  salicis,  of  Ve- 
der il^,  met  Peulen  en  Bladeren  van  Willigeboomen-,  van 
zommige  voor  het  Cha malnerium  van  Conradus 
Gesnerus  gehouden.  VIII.  Siliquosa  Sylvestris  h'cr  vodé- 
major  , of  groote  wilde  gepeulde  Veder  ik.  IX.  Me- 
dia  SYLVÈSTRis  siuquosa  , of  middelbare  wilde  gCU|i 
Vederil^  met  Peulen.  X.  Siliquosa  minor  sylves- 
tris  , of  kleyne  gepeulde  Vederik.  XI.  Purpurea 
spicata  major  , of  groote  Vederik^met  een  purpure 
geayrde  Bloem.  XII.  Minör  spicata  pürpurea, 
of  kleyne  Vederil^met  een  geayrde  purpure  Bloem.  XIII; 

Flore  albo,  of  Vederik,  met  een  witte  Bloem.  XIV. 
Lysimachia  Americana  repens  , of  kruypende 
Americaanfche  Vederikj,  ook  wel  genoemd  Lysima- 
chia siliquosa  hirsuta  magno  flore,  dat  is, 
ruyge  Vederik^mct  Peulen  en  groote  Bloemen.  Niet  alle 
zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  én  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  gemeene,  zan-  Grond, 
digc,  wclgemcftte  grond  : een  vrije,  luchtige,  bc- 
quaam-gelcegene  plaats,  en  veel  Water.  Blijven  mceft 
lange  jaren  in  't  leeven.  Gecven  dikmaal , inzonder- 
heyd  bij  goede  Zomers , volkomen  rijp  Zaad.  Kon-  Zaad. 
ncn,  zonder  eenige  fchade,  Hagel , Sneeuw,  fcWcVorfl, 
en  alle  andere  ongeleegentheeden  der  Winter  verdra- 
gen. Worden  aangewonnen , en  vermeenigvuldiad , niet  Aanwiri* 
alleen  door  Zaad,  ’t  welk  met  een  waftende  Maan  van  n*nS 
Maert,  niet  diep  , in  de  aarde  moet  gelegt  zijn;  maar 
ook  door  hare  aangegroeyde  Wortelen  , op  de  ge- 
noemde tijd  , of  in  April i van  de  oude  afgénomen , 
én  verplant. 

Het  LysImachia  siliquosa  Major,  mïdia  , Zaad  eti 
minor,  of  groote  , middelmatige  , en  kjeyne  Vederif™.™1^ ~ 
met  Zaad-peulen ; ook  Americana  repens,  of  kruj-  fötmCIfr 
pende  Americaanfche  Vederik l,  blijven  niet  langer  dan  die  maar 
een  jaar  in  ’t  leeven.  Geeven  teegens  de  Winter  volko-  jaar 
men  rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  mee.  E)oor  het  neer- 
gevallene  komen  ze  dikmaal  van  zelfs  genoeg  op.  An-  Vea. 
ders  word  het  Zaad  met  een  waftende  Maan  van  Sep- 
tember of  Maert  in  ieder  jaar  de  aarde,  niet  diep  daar 
in  gelegt,  weer  aanbevolen;  en  hier  door  deeze  Planten 
t’clkens  weer  vernieuwd. 

KRACHTEN. 

VEderif,  of  Ljflmachia , is  koud  en  droog , ook  Galen.  I.  7. 
te  zamentrekkende  van  aart.  MeJ.Stmp. 

Het  Kruyd  zelfs , of  de  Wortelen  , in  roode  Tabtrn.lt. 
Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken  ; of  het  uyt-  0134. 
geparftte  Zap  ; of  ook  het  Poeder  der  gedroogde  Bla-  ^-nill.l.%. 
deren  , met  de  gemclddc  Wijn  ingenomen  , ftild  de  cfljen  / 
onnatuurlijke  Vloeden  der  Vrouwen  ; de  Bloedgang  ; c.  31.  ' 
het  Bloed-fpouwcn  ; verfterkt  de  Maag  ; verwekt  ec- 
tenslufi ; is  goed  teegens  de  Pefl,  en  meer  andere  hit- 
zige  Ziekten.  Verkoeld  ook  een  heete  Leever  en 
Longe. 

De  Bladeren  van  Veder ik,,  groen  of  gedroogd,  op  tragi  l.t{ 
Honden  gelegt,  of  in  de  Neusgaten  geftoken,  doed  het e.  S9- 
bloeden  van  de  een  en  de  andere  ophouden. 

Dit  Kruyd  gebrand,  dood  en  verjaagt  door  de  rook  Diofc.  /•<. 
en  reuk  de  Muggen  en  Vliegen  : verdrijft  de  Slangen  c-  }• 
en  Adderen. 

De  Bloemen  van  geele  Vederik. of  Lyflmachia  flore  Tim.  I.  tt: 
Ittteo  , in  Loog  gekookt , en  ’t  Hoofd  dikmaal  daar  c-  lS- 
meê  gewaftchen  , maakt  blinkend  en  fchoón  Hayr. 

Doodt  ook  de  Luyzen  en  Vloojen:  verfterkt  daaren- 
boven het  Hoofd. 


CCCXXV  I 


745  BeSCHRYVING  DER  KrUYDEN  , 
CCCXXVI  HOOFDSTUK. 

DUL-  of  DOLAPPEL. 

Namen.  Us  in  het  Neederlandfch  genoemd  , 

rS  word  in  het  Latijn  geheeten  Ma- 

I li LUM  INSANUM  : in  het  Hoogduytfcb 

m i-pklfflïl  ÜMelantzan  , of  Doll-appel  : in 
Franfch  Verangenes,  of  Pom- 
mes  d’amour  ; en  in  ’t  Italiaanfcb 
Melanzane,  of  ook  Petranciane. 
Twee  bij-  Hier  van  zÜn  m>j  >n  haren  aart  bekend  geworden 
zondcre  twee  veranderlijke  foorten ; als: 

foorten.  I.  Malum  insanum  FOLIO  SPINOSO,  o £ Dolappel 
met  doornige  Bladeren.  TL  Malum  insanum  fo- 
lio non  SPINOSO  , oi  Dolappel  met  geen  doornige  Bla- 
deren. Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  IVaar- 
neeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede  zandige  aarde,  met  genoeg- 
zame twee-jarige  Paerdemift , het  Mol  van  verrotte 
Boombladeren , en  een-jarige  Hoenderdrek  door  mal- 
kander gemengt:  een  opene,  warme,  wel  ter  Zon  ge- 
leegene  plaats,  bevrijd  voor  alle  koude  Oofe-en  Noorde- 
winden.  Zijn  van  naturen  teedcr,  en  konnen  niet  lan- 
Teeder-  ger  als  eene  Zomer  in  ’t  leeven  blijven.  Worden  der- 
heyd,  en  halven  met  een  waflende  Maan  van  Maert  of  Apnlmtt 
hoe  waar  boven  een  ftroobreed  diep  in  een  Pot  gezayd,  en  dik- 
mcn. maal  begoten  met  Reegenwater , in  de  warmte  der  Zon 
lauwgemaakt;  ook  gedurig  vochtig  gehouden  door  een 
druypend  lapje,  met  ’t  eene  eynd  uyt  een  Pot  vol  van 
het  gemelddc  Water  hangende,  en  in  deeze  Pot  drup- 
pelende. In  of  teegens  den  Herjji  moet  men  ze  voorzich- 
tig wachten  voor  koude  Reegenen  en  f er  ke  Winden , ver- 
mitsze daar  door  zeer  gekrenkt  worden. 

Zaying.  In  eene  Pot  mag  niet  meer  als  eene  Plant  flaan , of 
ten  hoogden  twee,  na  de  gcleegentheyd  harer  grootte, 
ontrent  in  ’t  midden ; en  daar  in  moet  men  ze  ongerept 
Bloemen,  laten.  Dus  geeven  ze  in  deeze  koude  Landen  niet  al- 
y nichten-  leen  Bloemen , maar  ook,  bij  zeer  hecte  en  drooge  Zo- 
mers , groote  en  volkomene  Vruchten ; anders  noyt. 
Waar  na  zij  verderven , of  door  een  kleyne  Rijp  van  ’t 
leeven  worden  beroofd.  Moeten  derhalven  in  elk 
Voorjaar , op  de  gemeldde  tijd  en  plaats,  door  Zaad 
weer  op  nieuws  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd 
worden. 


Bollen  en  Bloemen  , lil  Boek  , 74 6 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vier  bijzon-  Vjer  yj^ 
dere  foorten;  namentlijk  : zondcre 

I.  Pomum  Amoris  rubrum  majus  , of  groote  foorten. 
-Appel  der  Liefde.  II.  Rubrum  minus,  of  kleyne  roode 
Coudenappel.  III.  Fructu  luteo  majore  , of 
groote  Goudenappel  met  een geele  Vrucht.  IV.  Pomum 
Amoris  fructu  luteo  minore,  of  -Appel  der  Lief- 
de met  een  kleyne  Vrucht.  Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zel- 
ve Bonwing  en  ÏVaarnccming. 

Zij  beminnen  een  goede  , gemeenc  , zandige  , of  Grond, 
andere  luchtige  , doch  met  veel  twee-jarige  Pacrdcmid 
doormengde  grond  : een  opene  , luchtige,  warme, 
vrije , wel  ter  Zon  gelcegcne  plaats  * en  veel  Water, 
wanneer  ze  beginnen  groot  te  worden.  Blijven  niet  lan-  vruchten 
ger  dan  eencZo/werin’t  ieeven.  Geeven  teegens  de  Win- 
ter volkomene  rijpe  Vruchten , en  worden  dan  door  een 
kleyne  Vorfl  van  ’t  leeven  beroofd. 

Worden  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  waden-  Aanwia- 
de,  of  aangaande  Maan  van  April , weer  op  nieuws  , ninS- 
niet  diep , gezayd  ; en  hier  door  kan  men  ze  eeuwig- 
durend maken.  Zoo  gantfeh  weelderig  groeyen  ze 
in  hare  Steelen  en  Bladeren,  dat  men  een  of  tweemaal 
de  voornaamde  Scheuten  der  zelve  moet  affnijden,  in- 
zonderheyd  als  de  Vrucht  zich  gezet  heeft.  Want 
hier  door  bekomt  ze  dies  te  meer  Lucht  en  Zon  ; 
derhalven  ook  dies  te  vroeger  en  beetcr  hare  rijp- 
heyd. 

KRACHTEN. 

G Oudenappel , of  Pomum  Amoris  , is  zeef  ver-  DtJ.  I.  14, 
koelende  en  verdrogende  van  aart;  ook  onbe-f,3°* 
quaam  om  gegeeten  te  worden ; want  zij  geeft 
aan  ’t  Ligchaam  een  ongezond  en  waterig  voedzcl. 

Het  Zap  , uyt  de  Bladeren  gepard,  en  de  O ogen  Lobel.  LA. 
daar  mee  gebet,  dild  het  loopen , en  de  brand  der  AfoLiji. 
zelve 

De  Vruchten  of  Appelen  zelfs  in  Oly  gekookt,  en  Camerar. 
eenige  dagen  in  de  Zon  gedcld,  daar  na  gepulverifcert,  ^ 4*  <■  74- 
en  gelcgt  op  de  Krauwagie,  of  Schurftheyd,  ook  Op  ’c 
Sprcnktvuur,  verdrijft  deeze  qualcn. 


CCCXXVIII  HOOFDSTUK. 

NAGTSCHADE. 


KRACHTEN. 

DOlappel,  of  Alalum  in  fan  urn , is  koud  en  voch- 
tig  van  aart : ondiendig  om  gegeeten , or  in  de 
Genecskond  gcbruykt  te  worden.  Want  zij 
xw.  /.  «4- valt  zwaar  te  vertecren,  en  heeft  eenige  quaadaardig- 
clmcrar  heyd  bij  zich.  Geeft  daarenboven  aan  ’t  Ligchaam 
£4.  c.  74.  wcynig  voedzel ; verwekt  veele  vochten ; verdoptheyd 
der  inwendige  deden,  Hoofdpijn-,  vwaarmocdigheyd , 
cn  ook  dikmaal  Koortx.cn. 


CCCXXVII  HOOFDSTUK. 

GOUDENAPPEL. 

w M de  fchoonheyd  en  vermaaklijk- 

^latnen'  hcyd  harer  verwe  in  ’t  Neederlandfch 

dus,  en  ook  wel  Appel  Der  Lief- 
isÊÊIÉr/Sw  DE  gcnocrnc^  1°  andere  talen  heeft 
ze  namen  van  de  zelve  beteekening  : 
yr-inr  in  het  Latijn  word  ze  geheeten 
Pomum  Amoris,  of  Aurea  Mala:  in  het  Hoog- 
duytfch  Goltapffel  : in  het  Franfch  Pommes  d’o- 
rees,  of  Pommes  d’amour  : in’  t Itahaanfch  Pomo 
d’oro,  of  Pomi  d’amore. 


Ord  in  ’t  Neederlandfch,  mijns  wee- Namen- 
tens,  met  geenen  anderen  naam  als  dee- 
zen  genoemd  ; behalvcn  dat  zommige 
zeggen  NasChade,  en  Naschaje. 

In  het  Latijn  SöLanum  , of  Sola- 
trüm  : ih  het  Hoogduytfcb  Nacht- 
schade: in  ’t  Franfch  Morelle  : in  ’t  Italiaanfcb 
Solatro,  en  ook  Morella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veele  veranderlijke  Veele  ver- 
foorten  bekend;  namentlijk:  anderlijke 

I.  SOLANUM  HORTENSE  OFFICINARUM  , of  Hof 1 fo0rten' 
Nagtfchade  , in  der  Apothcekeren  winkelen  gebruyke- 
lijk-  IE  Vesicarium  , of  Nagtfchade  met  Zaad- 
blaasjens ; ook  genoemd  Alkekenci,  of  Joden-kerjfc. 

III.  Vesicarium  Indicum  , of  Indiaanfche  Nagt- 
fchade met  Zaadblaasjens.  IV.  Vesicarium  ni- 
grum  , of  xrwarte  Nagtfchade  , ook  met  Blaasjens  ; 
welke  van  veele  word  genoemd  Pisum  cordatum  , 
dat  is  , een  Hert -gelijkende  Erweete.  V.  Spinosum 
Indicum  , of  Indiaanfche  Nagtfchade  met  Doornen. 

VI.  SoMNiFERUM  , of  faapv  erw  ekfende  Nagtfchade. 

VII.  Lethale  , of  Somntferum  majus,  groote  van  wc|kc 
faapverwekfende , of  doodlijke  Nagtfchade.  VIII.  Po- hier  der- 
miferum,  of  Appeldragende  Nagtfchade.  IX.  Po-ticninÊc‘ 
MIFERUM  xEthiopicum  spinosum,  of  doornige  Ap-  nl  vvorden 
peldragende  Nagtfchade  uyt  Moorer.land.  X.  Pomi- dragen' 
FERUM  ZEtHIOPICUM  NON  SPINOSUM  , of  Appel- 

dra- 


747  N a g r s 

dragende  Nagtfchade  ttyt  Moorenland  ronder  Doornen. 
XI.  SOLANUM  SPINOSISSIMUM  ARBORESCENS  JE- 
THIopicum  , of  Boom-vJordende  Nagtfchade  uyt  Aloo- 
renland  met  veelvoudige  fchrikltjke  Doornen.  XII.  La- 
NUGINOSUM  SPINOSUM  ARBORESCENS  ./EtHIOPI- 
cum  , of  wollige  en  doornige  Boom-Nagtfchade  uyt 
Moorenland.  XIII.  Solanum  tuberosum  escu- 
LENTUM  FLORE  ALBO  ET  CCeRULEO,  of  Nagtfchade 
met  eetbare,  gezonde  Bollet  jent , ook  geheeten  Papas 
Peruanorum  , of  Papajfen  van  Peru  ; zoo  met  een 
witte  , als  blauwachtige  Bloem ; behalven  noch  meer 
andere.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zei veBouwing  en  VI 'aar- 
neeming. 

Grond.  Eevenwel  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede  , ge- 
meene  , zandige  , met  twee-jarige  Koeye-  en  Paerde- 
mid  ( van  elk  eeven  veel ) genoegzaam  voorziene 
grond:  een  opene,  vrije  Lucht,  een  warme  welgeleege- 
ne  plaats,  en  tamelijk  veel  Water.  Geeven  volkomen 
rijp  Zaad. 

Gcbruyke-  Het  SOLANUM  OFFICINARUM  , of  gebruykelijf 
lijke  Hof-  Hof-Nagtfchade , blijft  uyt  eygener  aart  niet  langer  dan 
Nagtfcha-  cene  Zomer  in  ’t  leeven.  Word  ieder  P'oorjaar , met 
een  waffende  Maan  van  Moert , weer  op  nieuws  gezayd. 
Of  komt  anders  uyt  ’t  neergevallene  van  zelfs  genoeg  te 
voorfchijn.  Hier  door  kan  deeze  foort  aangewonnen , 
en  altijd-durende  gemaakt  worden. 

Indiaan-  Het  SOLANUM  VESICARIUM  InDICUM  , of  /#- 
^hj.cn.  diaanfche  Nagtfchade  met  Blaasjcns  : Spinosum  In- 
fche'loor-  DICUM  > of  Indiaanfche  Nagtfchade  met  doornen: 
ten  van  Vesicarium  nIgrum  , of  zwarte  Nagtfchade  met 
Nagtfcha-  Blaasjcns  : Pomiferum  Avthiopicum  , of  Appel - 
dc'  dragende  Nagtfchade  uyt  Moorenland  ; Pomiferum 
jEthiopicum  spinosum,  of  Moorenlandfche  Appel- 
dragende  Nagtfchade  met  Doornen  , en  Solanum  po- 
miferum ALthiopicum  non  spinosum,  of  Appel- 
dragende  Nagtfchade  uyt  Moorenland  ronder  Doornen , 
blijven  ook  niet  langer  dan  een  jaar  in  ’t  leeven.  Wor- 
den derhalven  ieder  Voorjaar  in  April  met  de  gemeld- 
dc  Maan  weer  op  nieuws , niet  diep , in  Potten  gezayd, 
en  gedeld  in  een  heete,  wel  ter  Zon  gelecgene  plaats ; 
ook  onderhouden  met  matige  vochtigheyd:  zoo  krij- 
gen ze , bij  goede  Zomers , volkomen  rijp  Zaad,  en 
vergaan  daar  meê.  Men  moet’er  niet  meer  als  een , of 
ten  hoogden  twee , in  eene  Pot  laten , ter  oorzaak  van 
de  veelhcyd  der  Wortelen , die  ze  maken. 

Slaapvcr-  Het  SOLANUM  VESICARIUM  , of  AlkEKENGI  , 
wekkende  Nagtfchade  met  Za.id-blaasjens  ; Solanum  somni- 
lijkeNagt-  FERUM  > faapverwekhmde  Nagtfchade  , en  Solanum 
fchadc , lethale  , doodlijke  Nagtfchade , vergaan  niet  zoo 
haaft,  maar  blijven  eenigc  jaren  in ’t  leeven.  Konnen  ta- 
melijk wel  de  Winter-koude  verdragen,  en  geeven  jaar- 
lijks rijp  Zaad : ’t  welk  men  op  de  voorgenoemde  tijd 
cn  Maan  de  aarde  moet  aanbeveelen.  Hier  door  wor- 
den ze  bequamelijk  vermeerderd  ; en  dan  ook  noch 
door  hare  voortlopende  Wortelen.  Echter  blijft  het 
Solanum  somniferum  niet  altijd  over;  maar  word 
wel  lichtelijk  door  een  harde  Vorft  wechgcnomen. 
Sterft  ook  gemeenelijk  in  deeze  Gewcden  met  het 
tweede  jaar,  cn  geeft  zeer  qualijk  volkomen  Zaad. 
Eetbare  Het  Solanum  TUBEROSUM  ESCULENTUM,  of  eet- 
Nagtfcha-  bare  Nagtfchade,  met  bruyne,  ook  met  eenige  kleyne 
ge  ,.mct  hoHigheedcn  , of  gaatjens  ( waar  uyt  de  Veezelwortclcn 
J ’fpruyten)  voorziene,  oneffene,  doch  rondachtige,  en 
om  te  eeten  bequame  Bollet jens,  vergaat  niet  zoo  haad, 
en  begeerd  een  zeer  vette  grond  , ook  veel  Water. 
Geeft  in  onze  Landen  zelden  rijp  Zaad:  verdraagt 
ook  ongeeme  de  derke  koude  der  Winter.  Word  ech- 
ter jaarlijks  genoegzaam  aangewonnen  door  hare  veel- 
voudige jonge  Bolletjens  : welke  men  met  een  volle 
Maan  van  Oftober  uyt  de  aarde  op  neemt ; in  droog 
Zand  bewaard  , om  ’s  Winters  tot  fpijze  te  konnen  ge- 
bruykt  worden;  en  eenige  daar  van  in  Maert  of 
April , met  de  zelve  Maan  , weer  inzet,  in  een  al- 
tijd nieuwlijks-omgefmeetene  , wel-gemedte  grond. 


C H A D E»  748 

Waar  toe  men  gemeenelijk  de  befte  efl  grootfte  Bof 
len  uytkied. 

Het  Solanum  pomiferum  Althiopicu-m  , 0fAppdJra* 
Appeldragende  Nagtfchade  uyt  Moorenland : krijgt  ityt  NagtEcha- 
een  veelvoudige  bruyn-verwige  Wortel  een  tamelijk  dik- de  uyt 
ke,  ronde  Steef  in  onze  Gcweden  ter  hoogte  van  an-  Moorco* 
derhalve  of  twee  voeten  opfehietende,  van  buytcn  een  an 
weynig  blinkende,  van  binnen  wit,  en  zich  boven  ver- 
deelende  in  vcele  Zijdetakjcns ; aan  welke  voortkomen, 
nu  uyt  de  cene,  dan  uyt  de  andere  zijde,  veele  onor- 
dcntlijk  boven  malkander  gedelde  Bladeren , meer  han- 
gende als  opdaande.  Zijn  ongelijk  van  grootte  , cn  die  Gedaante 
van  het  Solanum  hortenfe , of  der  gemeene  Nagtfchade  der  BlaóÉ* 
niet  zeer  ongelijk;  doch  de  onderfte  wel  zoo  groot,  en  ren‘ 
meerder  met  punten  ingefneeden  : de  bovende  in  tee- 
gendeel  (bloeyende)  kleyner ; een  weynig  of  niet 
blinkende ; donker-groen  van  verwe  ; dun  en  teedcr 
van  aart;  lichtelijk  na  ’t  geel  trekkende,  en  neervallen- 
de : in  ’t  midden  voorzien  met  een  regt-doorgaande 
groote  Ader , waar  uyt  veele  andere  vloeyen ; en  ruden 
op  korte  Steelt  jens. 

TufTchen  deeze  worden  voortgebragt  twee,  drie  , Gertalttf 
of  vier  Bloemt  jens  bij  malkander,  hangende  aan  korte  der  Blo*» 
Steeltjens.  Bedaan  uyt  vijf  witte  en  voor  fpits-toc-  mcn‘ 
loopende  Bladert  jens ; inwendig  gevuld  met  eenige 
korte  , kleyne  geele  Nopjens.  Als  ze  zommige  dagen 
open  gedaan  hebben , vergaan  ze  in  hdar  zelven  , en 
laten  dan  na  een  groote,  beziens waardige,  eerd  groene, 
daar  na  fchoon-rood  blinkende  Vrucht  , die  van  het  Vrucht.; 
Pomum  Amoris , of  Gottdenappel,  niet  ongelijk.  De  ge- 
daante is  plat-rond,  vercierd  met  veele  inwaarts  gaande 
hollighceden  ( welk  men  ook  ziet  in  het  Pomum  Amoris 
fruElu  luteo,  of  geel-verwige  Gottdenappel)  , delgelijks 
boven,  regt  in  ’t  midden  , met  een  kleyne  Kroon.  Is  Zaad. 
inwendig  gevuld  met  een  rond  , plat , geel-verwig 
Zaadje  , zeer  overeenkomende  met  dat  van  het  Capfi- 
cttm  Braz,ilianum , oï  Braziliaan fche  Peep er.  Als  het 
zijne  volkomene  rijpheyd  heeft  gekreegen,  verderft  de 
gcheele  Plant. 

Defgelijks  doed  het  Solanum  pomiferum  JE-  Doornige 
THiopicuM  spinosum  , of  Doornige  Appeldragende  ^PP^ra* 
Nagtfchade  uyt  Moorenland.  De  Bladeren  deezer  foort  fjagtfcha- 
zijn  wat  grooter  : ook  de  Steelen  met  een  grijs-witte  de  uyt 
ruygheyd,  cn  eenige  korte  bleeke  Doomt  jens  aardig  be-  thiopien. 
kleed.  Doch  de  zelve  ziet  men  aan  de  Bladeren  regt  in 
’t  midden  op  de  regt-doorgaande  groote  Ader  alleenlijk 
zitten.  De  Vrucht  is  rond  , en  flegt , wat  kleyner  als 
die  van  de  voorige  foort. 

Het  Solanum  spinOsissïmüm  arborescens  JE-  Booni- 
thiopicum  , of  een  Boom-wordende  Nagtfchade  uyt  wordend» 
Moorenland , met  veelvoudige  fchnklijke  Doornen  , is 
een  bezienswaardig  Gewas  , in  onze  Geweden  gemee-  Mooren- 
nelijk  opfehietende  ter  hoogte  van  twee  voeten.  Ver-  land,  met 
gaat  niet  zoo  haad,  maar  blijft  eenige  jaren  lang  in  't  VgCl^u^" 
leeven.  Als  men  ’topfnocyd,  krijgt  het  de  gedaante  ^jkcdooN 
van  een  aardig  Boomt  je  ; en  metter  tijd  uyt  een  geel-  nen. 
achtige  en  derk-riekende  Wortel  een  houtachtige  Steel , 
zich  vcrdeelende  in  verfcheydene  Zijde-takjens , zoo 
wel  na  onder  als  boven.  Is  rond;  zoo  dik  als  een  vin- 
ger; in ’t  eerde  donker-groen  en  blinkende,  maar  na- 
derhand Kadanien-bruyn  wordende  , inzonderheyd 
boven-waarts  : aan  alle  kanten  voorzien  met  veele 

kleyne,  witte,  wollige  Nopjens,  en  meenigvuldige, 
derke,  onder  bleek-witte,  boven  geele  Doornen  ; ook 
inwendig  met  een  wit  Pit  of  Marg. 

Aan  deeze  Steelen  rondom  komen  voort  veele  fchoo^  Gedaante; 
ne  Bladeren,  rudende  op  dikke  en  matig-lange  doorni-  'jn  won- 
ge  Steelen.  Zijn  vijf  vingcrcnbreedte  , wat  meer  of  eygèn-6 
minder,  buyten  de  Steel  lang  ; vier,  en  ook  drie  vin-  fchap  def 
geren  breed ; zich  al  te  zamen  half  rond  neerwaarts  buy-  Bladeren, 
gende.  Als  menze  met  de  hand  aanraakt,  geeven  ze 
een  onaangename  en  zware  reuk  van  zich.  De  onder- 
de  zijn  niet  zoo  zeer  als  de  bovende  in  zeer  veele  groo- 
tc  en  kleyne,  doch  alle  domp  of  rond  toegaande  deden 
gefneederl 


749  Beschryving  der  Kruyden, Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  750 


gefnceden:  in  ’t  midden  voorzien  met  een  fterke  , uyt 
den  bruynen  groene,  van  onder  bleek-witte,  en  aldaar 
zeer  uytfteekende  Ader  , of  Rugge  , uyt  welke  vcele 
andere  ter  zijden  voortkomen  in  al  de  gefneedcnc^«/c». 
Boven  zijn  ze  een  weynig  blinkende  , donker-groen ; 
doch  eyndelijk  na  het  geel  trekkende;  maar  onder  veel 
bleeker;  en  zoo  wel  onder  als  boven  met  meenigvuldige 
witte,  gantfeh  fterke  Doornen  wonderlijk  begaaft.  Uyt- 
wendig  hebben  ze  weynig  of  geen  reuk  ; ook  in  de 
Mond  geknauwd  wordende,  geen  fmaak;  doch  zijn 
een  weynig  te  zamentrekkende ; en  daar  na  met  eenige 
fcharpheyd  de  Mond  en  Tong  bijtende  of  fteekende, 
op  de  wijze  van  het  Ar  urn  , of  Kalfsvoet , doch  niet 
zoo  fterk. 

Bloem-  Tuflchen  de  zelve,  aan  de  voornaamfte  Steel,  groei- 
noppen.  jen  Zijdetakjens  : maar  de  Bloemknoppen , tamelijk 
dik  en  wat  langwerpig  , komen  te  voorfchijn  regt  uyt 
de  Steel  zelfs  (en  niet,  gelijk  men  in  andere  Gewajfen 
ziet,  tuflchen  de  Bladeren ) aan  ronde,  uyt  den  groe- 
nen bruyne  Steeltjens,  een  lid  eener  vinger  lang , en 
met  kleyne  Doomt jens  bezet.  Als  dceze  haar  de  een  na 
de  ander  openen  , vertoonen  zich  uyt  den  bruynen 
loemen.  purpurc  Bloemen-,  in  vijf  punten  ten  halven , en  niet 
Zoo  diep  als  de  Borrago  , of  gemeene  Bernagie,  inge- 
fneeden , doch  van  de  zelve  grootte.  Hebben  in  het 
midden  een  lang  , dik , en  fchoon  geel-verwig,  met 
verfcheydene  Ruggen  vercierd  zijnde  Knopje.  Alsze 
agt,  tien  of  twaalf  dagen  hebben  opengeftaan,  vallenze 
op  de  aarde  neer , nalatende  een  fchoonc  blinkende , 
cerft  groen  en  wit  gemarmerde,  daarna,  zijn  volko- 
Vruchten.  mentheyd  krijgende  , geel-wordendc  Vrucht ; zijnde 
rond;  zoo  groot  als  die  van  het  Pomum  Amoris  fruttu 
rubro  , of  roode  Appelen  der  Liefde-,  gevuld  met  veel- 
voudig, plat,  ontrent  rond,  eerft  geel-verwig  daarna 
Zaad.  na  het  bleek-bruyn  trekkend  Zaad,  niet  ongelijk  dat 
van  het  Capjicum  Brajilianum  , of  Braziliaanfche 
Peeper. 

Aanwin-  Zelden  bekomt  dit  Zaad  in  onze  Gewcften  zijne 
nmg.  volkomene  rijpheyd  , ten  zij  met  zeer  warme  Zomers. 
Dan  word  het  met  een  wallende  Maan  van  April gezayd 
in  een  Pot,  gevuld  met  goede  zandige  aarde;  en  tot  in 
■May  toe  gezet  in  warme  Paerdemift.  Opgekomen  zijn- 
de, moet  men  dc  Pot  ’s  Winters  binnens  huys  ftellen, 
op  een  luchtige  plaats,  waar  in  niet,  als  bij  vriezend 
Weer  gevuurd  word. 

Wollige  Het  SoLANUM  LANUCINOSUM  SPINOSUM  ARBO- 
cn  Door-  rescens  ^EthioPicum,  of  wollige  en  doornige  Nagt- 
fchade  u)‘  Moorenland,  zijnde  een  mccdc-foort  van  de 

Moorcn-  voorgaande  , en  eeven  defgelijks  eenige  jaren  in  ’t  lee- 
landj  ven  blijvende,  groeyd  uyt  eygener  aart  niet  boven  de 
anderhalve  voet  hoogte.  Heeft  ook  veel  kleyner  en 
minder  Doornen.  De  Bladeren  zijn  niet  zoo  lang,  maar 
wel  zoo  breed ; noch  zoo  veelvoudig  en  diep,  maaral- 
leen een  weynig , en  niet  zoo  veel  als  de  alder-onderfte 
van  de  voorgaande  foort,  ingefneeden ; doch  hangen  op 
een  mee-  de  zelve  wijze  neerwaarts  gebogen.  Zomtijds  zijn  ze  aan 
van°dcC  ran<^en  cen  weynig  gelijk  alsgcfronft ; in  zich  gantfeh 
voorgaan-  kprthayrig-ruyg  van  aart ; van  fubftantie  dikker  ; ook 
de,  en  bleeker  en  grijzer  van  couleur;  doch  van  geen  bijzon- 
waar  m dere  fmaak,  noch  zoo  zeer  bijtende,  of,  met  de  hand 
lende  * * §ewreevcn  wordende , zoo  zwaar  van  reuk.  Echter  is 
deeze  foort  de  voorgaande  zeer  gelijk  in  depurpure  ver- 
we  aan  ’t  bovenfte  der  Steden  (zijnde  ’t  onderfte  en  ’t 
middenfte groen,  met  een  vale  of  bleek-gcelc  ruygheyd 
overtogen),  defgelijks  in  de  ftelling,  verwe  en  gedaan- 
te der  Bloemen-,  de  flegte  rondheyd  , en  het  inwendig 
Zaad  der  Vruchten , behalven  in  de  couleur  van  deeze , 
welke  fchoon-rood  is. 

Aanwin-  De  Zaying , Bouwing  en  Waarneeming  komt  over 
ning.  een  met  die  der  voorige,  wanneer  bij  goede  Zomers 
( anders  niet)  ’t  Zaad  zijne  rijpheyd  heeft  verkreegen ; 
’twelk  eerft  gefchied  in  ’t  tweede  jaar  na  dat  het  gezayd 
is  geworden. 


krachten. 

NAgtfchade , of  Solanum  hortenfe  ojftcinarum  , is  Galen.  I.  8. 
verkoelende  van  aart  tot  in  den  tweeden  graad,  Mtd.simp. 
en  zeer  te  zamentrekkende.  Moet  dcrhalven 
geenzins  inwendig  gebruykt  worden ; ook  niet  uytwen- 
dig , anders  als  met  groote  voorzichtigheyd. 

Eevenwel,  de  groene  Bladeren  gefloten  met  Meel  Luftt.  1. 4. 
van  Garftenmout,  kan  met  groot  nut  gelegt  worden  op  enarr-74- 
de  Roos  , de  Kanker  , de  voortectende  Zweeringen  , l' 4' 

Klteren , en  ’t  Sprcnktvuur. 

Het  uytgeparftre  Zap  vermengt  met  Wittebrood, -Dorften. 
en  op  hitsige  Oogen  gedaan  , neemt’er  de  brand  van  W-Aant- 
wech.  fol- 173* 

De  Vruchten  van  Nagtfchade  met  Zaadblaasjens  , Diofc.  1. 4. 
of  Solanum  Veftcarium , raauw  gegeeten  , of  in  Wijn  C-TL- 
gekookt,  en  daar  van  gedronken,  neemt  wech  6e Geel- 
zucht-, drijft  voort  het  water  van  de  Blaas-,  defteender 
Nieren,  en  is  goed  voor  de  Lcever. 

Het  Solanum  Somniferum  , of  flaapverwelfende  Fuchf.hijl. 
Nagtfchade  ; is , inwendig  ingenomen  , zeer  gevaar-  c.  ibp. 
lijk,  ja  doodelijk.  Drie  Drachmen  van  de  gedroogde 
Wortel  met  cenig  nat  een  menfeh  ingegeeven,  maakt  c‘*7‘ 
hem  onzinning,  of  dol;  maar  vier  Drachmen  veroor- 
zaakt hem  de  doodt. 

De  rondeWortelen  van  het  Solanum  VuberofttmEfcu-  Laurenb. 
lentum , of  Papas  Peruanorum ; Nagtfchade  met  eetbare  /•  2-  ^Pf- 
Bolwortelen , ter  fpijze gebruykt  met  een  goede  faus,  gelijk  Fl' c’ 
men  over  de  Articiokfcn  doed  , zijn  zeer  gezond  voor 
elk,  inzonderheyd  voor  oude  Afansperfoonen.  Verfter- 
ken  de  Aiaag , en  ’t  gcheele  Ligchaam ; maken  goed 
Bloed,  en  verwekken/»//  tot  't  echte  werk. 


CCCXXIX  HOOFDSTUK. 

MANDRAGORA. 

■Yt  eygener  aart  een  laag  Gewas-,  waar  Namen, 
van  de  Wortel  ten  deele  de  gedaante 
van  een  Aïenfch  vertoond , word  in 
het  Neederlandfch  , Latijn  , Franfch 
en  Italiaan fch  met  geenen  anderen  naam 

«- genoemd  ; behalven  dat  zommige 

Franfoifcn  Mandegloire  zeggen;  de  Hoogduytfchcn 
Alraun. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  bij  zondere  foor-  Twee  bij- 
ten bekend  geworden , als : zondere 

I.  Mandragora  mas,  o?  Mandragora  mannetje. loorten- 
II.  Mandragora  fccmina  , of  Mandragora  Wijf- 
je. Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarnee- 
ming. ’t  Mannetje  geeft  ronde , het  wijfje  Peerswijze 

V 'uchten. 

Zij  beminnen  een  goede,  luchtige,  zandige,  en  met  Grond.' 
twee-jarige  Paerdemift  tamelijk  voorziene  grond  : een 
warme,  opene,  wel  ter  Zon  geleegcne  plaats,  genoeg 
bewaard  voor  koude  O ofte-  en  Noordewinden,  ook  ree- 
delijk veel  Water. 

Konnen  de  koude  der  W 'int er  vrij  wel  verdragen,  als  Vruchten, 
men  ze  in  November  dik  genoeg  overdekt  met  Stroo  ; en  .Zaad. 
Turfmul,  of  Run  , en  in  de  Alaert  weer  ontdekt. 

Krijgen  ook  dan  in  de  Zomer  dikmaal  volkomene  Vruch- 
ten : welker  Zaad  met  een  waflende  Maan  van  April 
niet  boven  een  ftroodbreedte  diep  moet  gelegt  worden 
in  de  aarde  cens  Pots.  Hier  door  konnen  ze  alleenlijk 
worden  aangewonnen. 

KRACHTEN. 

DE  Baft  , of  Schors , der  Wortel  van  Mandra-  Galm.  1. 7. 
gora  , welke  meeft  word  gebruykt , is  koud  simp.fac. 
en  droog  tot  het  laatfte  van  den  derden,  of 
het  begin  van  den  vierden  graad  ; daarenboven  verdo- 
vende 


f-  ' 


fcl.J  Sx. 


7j  i Mandragora.  Bêrg-slangenkrüyd.  MaruM. 


Mn.  I.  if. 
€.13 


Diofc.  I. 4. 
c.76. 


Durantes 
hift.  riant 
fol.  174. 

Cluf.  lil. 
Ilant.j. 
c.3. 

Irag.l.  1, 
(>  11 6. 


vende  en  flaap-verwckkcnde  van  aart.  De  Vrucht  ech- 
ter is  niet  zoo  zeer  verkoelend. 

Eevenwel  is  ongeraadzaam,  ’t  een  of  ’t  ander  inwen- 
dig  te  gcbruyken  , ter  oorzaak  van  hare  quaadaardig* 
heyd,  ja  doodlijkheyd. 

• -^c  groene  Bladeren  , of  Wortelen , met  Meel  van 

Garftenmout  vermengt,  gefloten,  en  dan  gclegt  op  al- 
lerley  heetc  Gezwellen  , ontftcekingen , of  verhitting 
gen , doen  de  zelve  fcheyden , en  de  brand  verdwij- 
nen. 

De  zelve  gefloten  , dan  met  Honig  en  Oly  ver- 
mengt » geneezen  de  Jleeken  en  beeten  der  giftige  Die- 

De  Wortelen,  of  de  Baft  der  zelve,  in  Wijn  geweykt, 
of  in  Wijn  gekookt,  en  dan  een  weynig  daar  van  ge- 
dronken, verwekt  (laap , en  doed  alle  imerten  verdo- 
ven. Word  derhalven  te  drinken  gegeeven  de  geene  , 
welke  men  eenig  lid  wil  afzetten , of  branden. 


75* 


Namen. 


Gedaante 
der  Blade- 


CCCXXX  HOOFDSTUK. 

berg-slangen- 

K R u Y D. 

: En  aardig  en  ongemeen  Gewas , in 
gedaante  uytwendig  gefteld  gelijk  de 
Mandragora , doch  boven  alle  andere 
Gewajfen  van  eeryverwonderenswaar- 
dige  aanfehouwing , word  in  ’t  Nee- 

- - — landfeh  dus  genoemd : in  het  Latijn 

Serpentaria  mirabilis  Montana;  of  ook  wel 
SiDEREON  , ter  oorzaak  van  de  fchoone  gedaante  der 
Bloemen , zich  vergelijkende  bij  zeer  bevallijke  roode 
Starren  : in  het  Hoogduytfch  Berg-Schlanghn- 
kraut. 

Wortel.  Pceze  plant  groeyd  van  naturen  niet  hoog';  nöch 
fchiet  met  hare  Wortel  diep  in  de  aarde;  welke  van  buy- 
ten  uyt  den  grijzen  donker-paarfch , van  binnen  wit ; on- 
trent een  duym,  wat  meer  of  min,  dik,  rond,  en  ge- 
mcenelijk  in  drie  deelen  gefcheyden  is , waar  uyt  ver- 
fchcydenc  dunne  Vecz,elwortelen  voortkomen. 

Uyt  de  zelve  ziet  men  in  ’t  laatfte  van  Maert,  of 
begin  van  April,  alleenlijk  vier  Bladeren  voortfehieten  ; 
een  weynig,  op  de  wijze  van  Mandragora,  boven  de 
aarde  verheeven.  Hebben  ook  zeer  kleync  St celen,  op 
welke  ze  ruften.  Staan  niet  regt  om  hoog,  maar  leg- 
gen vlak  op  de  aarde  neer.  Zijn  ontrent  de  middenfte 
vinger  van  eens  menfehen  hand  lang;  een  vingerlid , of 
ook  wel  een  weynig  meerder,  breed;  voor  fpits  toe- 
gaande; omtrent  de  Wortel  alderbreedft  : niet  zeer  dik 
in  t aanraken ; ook  niet  ingezaagd,  maar  aan  de  randen 
gahtfeh  liegt : boven  uyt  den  groenen  bleek-blauw- 

ycidzaam  verw^  > ,zcer  duchtig;  onder  bleeker : in  ’t  midden 
heyd  vati  wo?derlljk  voorzien  met  een  dikke  A der  (uyt  welke 
de  daar  in  ccnige  andere  kleyne  ter  zijden  uytloopen) ; zijnde  een 
pronte  leggefd\  slang  feer  wel  gelijk-vormig , wiens  Mond 
ten  Slang  §C  1J,  , S OPcn  ftaat>  met  cen  grijs,  of  bleck-wit  Hoofd, 
eygentlijk  d°ch  1 ovenge  is  donker-blauw.  ’t  Hoofd,  daar  ze 
gelijk  alderdikft  is,  ftaat  na  de  punt  der  Bladeren ; de  Staart, 
zijn  e - het  dunfte,  na  de  Wortel  gekeerd;  regt  anders  als  in  alle 
andere  Gewajfen.  Dit  Hoofd  des  Aders  eyndigd  ook 
metin  de  fpits  ze  punt  des  Blads,  maar  blijft’er  noch 
cen  goed  gedeelte  van  af;  en  uyt  de  Mond  loopt 
noch  een  kleyn  Adertje , zich  uytftrekkende  tot  in  ’tee- 
meldde  Blad-punt.  & 

Eeneeni-  _ 'n  ’t  midden  der  vier  genoemde  Bladeren  komt 

Irie-dub-  m 1 hiatfte  van  May  (zomtijds  wel  wat  eerder  of  later) 
hele  Star  °fn  eenige  Bloem  voort , zeer  fchoon , en  van  een  verwon- 
gelijk derens-waardige  aanfehouwing,  gelijk  een  driedubbele 
SC  S!Arrec  afdlp  °P  malkander  gefteld ; en  gelijk  als  zon- 
zeer  bel  dcr  Steel  geboren  uyt  ’t  Hert  der  Wortel ; ook  verhee- 
yen  een  weynig  boven  de  Bladeren , welke  maar  eeven 


boven  de  grond  ftaan  , ja  gelijk  als  daar  op  hifleh.  lil  ziens*- 
t midden  zijn  ze  elk  als  rond ; doch  ten  halvcn  gefnee-  waardig ) 
den  in  veele  kleyne  Bladeren , voor  gantfeh  fpits, eeven 
gelijk  d cfiralen  van  een  Star  , toegaande.  Het  getal  i 
waar  uyt  ze  te  zamen  beftaan  , is  vierentwintig  ; ieder 
orde  van  agt.  Zijn  vcrcicrd  met  cen  zeer  behagelijke 
en  een  weynig  blinkend  hoog-rood , zoo  veel  de  bo- 
venfte  agt  betreft,  welke  de  kleynfte  en  fmalfte  van  al- 
len , ook  met  een  verheevene  rondheyd  in  ’t  midden 
voorzien  zijn.  De  middelfte  agt  vallen  wat  goud-gee- 
Jer.  De  onderfte  agt,  vermits  ze  niet  zoo  veel  lucht 
konnen  genieten,  ziet  men  niet  verder  als  ten  halvcn 
van  hare  voorfte  punten  fchoon  donker-rood  : welker 
middenfte  blad , regt  tuflehen  de  twee  laagfte  bladeren 
der  Plant , onder  aan  de  punt  is  vercierd  met  een  ron-  d°ch  i& 
/iirrbpv/i  i-i'inrror»r4«  .1.  1.1 rs~  1 1 onze  Lan- 


en zon 
derlingi 


1 ij  vLi1.1t.1u  mei  ten  ron- 

digheyd , hangende  als  een  kleyn  Knopje,  van  de  zelve  °fzc 
couleur,  zeer  bevallijk.  Dceze  zonderlinge  en  wel  be-  der  Zaad* 
zienswaardige  Bloem  blijft  eenige  weynigc  dagen  ge- 
heel open  ftaan.  Verdort  dan  met’er  tijd  in  zich 
zelven,  en  vergaat,  zonder  in  deeze  Gewcften  eenig 
Zaad  voort  te  brengen  , gelijk  de  ervarentheyd  ons 
gelccrt  heeft. 

Dit  Berg-Slangenkruyd  bemind  uyt  eygener  aart  Hoedanig 
een  gantfeh  luchtige  en  zandige  grond,  met  twee-jari- tTlcn.lieeze 
ge  Paerdemift , een  weynig  een-jarige  Hoenderdrek  , pi^ge 
en  het  Mol  der  van  binnen  verdorvene  Boomen  ge-  aiU 
noegzaam  doormengt:  een  openc,  warme,  vrije,  wel 
ter  Zon  geleegcne  plaats,  gantfehelijk  befchut  voor  alle 
koude  Oofte-  en  Noor de-winden ; ook  een  matige  voch- 
tigheyd.  Verdraagt  ongeernc  fterke  V ind,  felle  Korf 
m de  Winter  j Sneeuw  of  Hagel.  Moet  derhalven  , 
met  een  wadende  Maan  van  April  in  een  Pot  gefteld 
zijnde,  in  ’t  laatfte  van  September , eer  de  nagt-rijp  aan- 
komt, binnens  huys  gebragt  worden  op  een  goede  plaats, 
daar  ze  de  Lucht  mag  genieten  door  de  Venftcrcn  , tot 
dat  het  begint  te  vncz.cn. 

Gedurende  deeze  tijd  moet  men  de  Plant,  met  flegts  ftaat  in  agt 
een  weynig  lauwgemaakt  Reegenwater  van  boven  be-  te  nec' 
gieten;  ook  , zoo  ’t  mogelijk  is , haar  bewaren  zon-  raen‘ 
der  haar  veel  of  langdurige  warmte  des  vuurs  te  de  en 
gevoelen.  Ontrent  half  April , of  wat  later  , na  dat 
het  Weer  zich  aanfteld,  moet  menze  buyten  de  Zon- 
ne-ftraalen  wederom  voorftellen,  met  een  zachte  Lucht 
en  aangename  Reegcn  ; doch  ook  dan  noch  haar  voor- 
zichtig wachten  , en  ’s  avonds  dekken  voor  Sneeuw - 
achtige  vochrigheyd , koude  nagten  , hayrige  en  fchrale 
Oojle-  en  Noorde-winden. 

Kan  in  deeze  koude  Neederlanden  op  geen  andere  Aanwin- 
wijze,  en  dat  noch  zoberlijk,  aangewonnen  en  vermce-  ninS  door 
nigvuldigd  worden  , als  door  haar  uyt  Stiermark  of  Honta1^ 
Hongaryen  ( daar  deeze  Plant  in  Bergachtige  plaatzen  ryenT  " 
van  naturen  voortkomt)  varfch  overgezonden  Zaad; 
het  welk  met  een  wadende  Maan  van  Maert  of  A 1 
pril  een  kleyne  vinger  diep  de  aarde  in  een  Pot 
word  aanbevolen,  enzomtijds  met  nier  te  veel  Rce^en- 
water,  lauwgemaakt,  van  boven  befprengt. 

Eevenwel  kan  de  aanwinning,  ofliever  opvokfin<r , En  bij  den 
noch  op  een  andere  wijs  gefchieden,  waar  van  ik  zélfs  Awhcur 
de  ervarentheyd  heb. 

In  tjaar  1645.  wierd  de  Wortel  deezer  Plant,  zon- door  een 
der  Bladeren , in  Mos  gewonden  , mij  over  Neurcn-  hcm  foc- 
berg  toegezonden.  Met  een  bijzondere  yver  leyde  idb"d,cne 
ik  de  zelve , na  den  aanvang  van  September , eerft 
m een  gemcene  ongemeftte  aarde  ; doch  wou  niet 
wel  voort.  In  het  volgende  jaar  , met  een  wadende 
Maan  m de  zelve  Maand , nam  ik  ze  weer  op  , en 
ltcldeze  in  de  voorheenen  gemeldde  goede,  welbe- 
reydde  Zand-grond.  Doe  fchootze  vroeg  in  ’t  Hoor-  welke 
jaar  krachtig  uyt , en  kreeg  de  verhaalde  wonderlijke  zccvren  ja- 
Bloem ; ook  volmaakte  aanmerkenswaardige  Bladeren;  [en 'anS 
welke  ze  ieder  jaar,  tot  zeeven  achter  malkander  ( dus  gétfeyd 

lang,  en  niet  langer,  ïsze  in  mijnen  Thuyn,  met  op- heeft, 
merking  van  een  groot  getal  liefhebbers,  gezien  ge- 
worden ) weer  liet  vallen , in  ’t  midden  van  de  Zo* 

Bbb 


mer 


753  Beschioting  der.  Krutoen  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  754 


mer  allcnxen  verdorrende.  In  September  nam  ik  de 
Wortel  weer  op , en  verzette  ze ; het  welk  ik  door 
ervarentheyd  heb  bevonden  de  bcquaamfte  tijd  te 
zij». 

KRACHTEN. 

Krachten  T\E  Bladeren  deezer  Plant  , en  de  Schors  der 
deezer  I 1 Wortel , een  weynig  gekneuft,  en  op  de  bce- 
Plant,  XS-  ten  der  Slangen,  adderen,  Scorpionen  , en  an- 
derer  giftige  Dieren  gelegt,  trekken  zeer  krachtig  het 
vergif  uyt.  Staan  ook  het  inwendige  gif  teegen  , in 
Wijn  gekookt , en  zoo  gebruykt.  Bewaren  al  de  in- 
wendige deden  des  Ligchaams  voor  zulk  een  ongelee- 
gentheyd,  inzonderheyd’t  Hert , zoo  dat  het  daar  van 
gcenzins  kan  befchadigd  worden, 
en  ge-  Van  de  zelve  Wijn  ’s  morgens  nuchteren  ’t  vier- 
bruykiin  dedeel  van  een  pintje  gedronken , of  ook  van  het 
konftneCS"  Water  , daar  deeze  Bladeren  , of  de  Wortel  alleen , 
een  kleyn  half  uur  in  gezoden  zijn  , is  zeer  goed 
voor  de  Peft , ejuade  Lucht  , en  allerley  hitsige 
Koortsen. 

Dit  alles  vermag  defgelijks  de  Wortel , gedroogd , 
en  daar  van  een  Drachma  ’s  morgens  met  goede  Fran- 
fche  Wijn  en  een  weynig  Theriac  ingenomen. 


CCCXXXI  HOOFDSTUK. 

M A R U M. 

Naam.  TL n kleyne,  doch  welriekende  Plant, 

Kpj  mijns  weetens  tot  noch  toe  in  gee- 

ne  taal  met  een  andere  naam  ge- 

Twee  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart 

derfchey-  twee  onderfcheydene  foorten  bekend; 

“r-tc  wectcn: 

I.  Marum  verum,  of  Commune  Hispanicum, 
cpregte  , of  gerneene  Spaanfche  Marum.  II.  Ma- 
rum Creticum  arborescens,  of  boomachtig  Ma- 
rum van  Candien  , ’t  welk  van  breeder  en  grootcr 
Bladeren  is.  Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen,  uyt  een  natuurlijke  eygenfehap,  een 
goede,  gerneene,  zandige  aarde,  met  een  weynig  twee- 
jarige kleyn-gewreevene  Paerdemift  en  het  Mol  van 
verrotte  Boombladeren  voorzien  : een  warme  , vrije, 
wel  ter  Zon  geleegene  plaats , voor  alle  koude  winden 
befchut;  en  weynig  Water. 

Hoe  waar  Konnen  geenzins  eenige  koude  nagten,  Herfflreege- 
te  nee-  nm  } Sneeuw , Hagel , of  Tor  ft  verdragen.  Moeten 
mcn'  derhalven , in  Potten  gezet , in  ’t  laatfte  van  September 
of  begin  van  Oüober  binnens  huys  op  een  luchtige 
plaats , waar  in  niet  gevuurd  word , gefteld ; met  flegts 
een  weynig  lauwgemaakt  Reegenwatcr  een-  of  twee- 
maal , gedurende  de  gcheele  Winter,  van  boven  be- 
fprengt ; in  ’t  begin  van  April , met  een  aangename 
Lucht  en  Reegen,  weer  buyten  gebragt ; maar  ook  dan 
noch  voor  koude  nagten  en  hayrige  Winden  wel  en  voor- 
zichtig gedekt  zijn. 

Tecdcren  Zij  vallen  van  naturen  teeder  van  aart.  Vergaan 
w.  niet  haaftj  maar  blijven  eenige  jaren  in ’t  leeven.  Het 
Marum  verum,  of  opregte  Marum,  geeft  ieder  jaar 
Bloemen  (welke  men  tijdelijk  moet  afïhijden,  of  an- 
ders zou  de  Plant  in  groot  gevaar  van  te  verderven 
ftaan  ; kan  ook  in  deeze  Geweften  bezwaarlijk  in  de 
Winter  bij  ’t  leeven  behouden  worden),  doch  noyt  bij 
ons  eenig  rijp  Zaad. 

Aanwin*  Als  men  het  zelve  bekomt , uyt  warmer  Landen 
uing.  overgezonden , moet  men  ’t  met  een  wadende  Maan 
van  April  of  May  in  Potten  zayen.  Opgekomen  zijn- 
de , mag  men  de  jonge  Planten  niet  verzetten»  ten 


ware  om  harer  veelheyd  wil.  Alleenlijk  hier  door  kan 
men  ze  aanwinnen  en  vermeenigvuldigen. 

Het  Marum  Creticum  arborescens  , ofBoonwch- 
boomachtig  Marum  van  Candia  , geeft , mijns  wee- 
tens , in  deeze  Landen  noyt  eenige  Bloem.  Word  dia, 
echter  aangewonnen  door  hare  afgefheedene  Takjens ; 
welke  men  met  een  walTende  Maan  in  April  of  Au- 
gujlus  in  Potten  fteekt;  op  een  fchaduw achtige  plaats, 
en  zomtijds  met  Reegen water  een  weynig  begiet : waar 
op  ze  Wortelen  krijgen. 

Het  Marum  verum,  of  opregte  Mar  nm,  in  dee- Opregte 
ze  Neederlandfche  Geweften  een  aardige  en  teedere Marum> 
Plant , van  een  ieder  zeer  bemind , weegens  de  aan- 
gename geur,  groeyd  van  naturen  Struvelachtig.  Kan 
ook,  met  langheyd  van  tijd,  opgequeekt  worden  tot  een 
teeder  Boomt  je  , een  voet  of  anderhalf  hoog , en  een 
kleyne  vinger  dik. 

Krijgt  uyt  een  veelvoudige  , bleek-bruyne  , fterk  Wortel 
geurige  , en , in  de  Mond  geknauwd  wordende , met 
eenige  bitterheyd  vermengde  Wortel , een  houtachtige 
fubftantie , grauw  van  verwe : uyt  welke  groeyen  vee- 
le  teedere,  uyt  den  groenen  witachtige  Takjens , een  Takjcm. 
halve  hand , of  wat  meerder  lang.  Aan  de  zelve  fpruy- 
ten  veele  Bladert jens , die  van  de  Thymus  latifolius  , 
of  breed-b lader ige  Thymiaen , in  Helling , gedaante , en 
grootte,  niet  zeer  ongelijk;  te  weeten,  een  ftroobreed,  Bladeren, 
wat  meer  of  minder,  lang,  achter  aan  de  Steel  op  het 
breedftc , ook  aldaar  zomtijds  gelijk  als  twee-hoekig 
gefteld;  voor  in  een  ftomp  punt  eyndigende,  en  twee 
en  twee  op  dunne  Steelt  jens  ruftende,  altijd  regt  teegen 
over  malkander  aan  de  Steel  zittende ; hol  en  luchtig  de 
eene  boven  de  andere : boven  na  de  Zon  gekeerd  groen» 
en  blinkend , doch  onder  witachtig ; zacht  in  ’t  aanra- 
ken , van  een  aangename  reuk , en  krachtige  geur  ; 
in  de  Mond  geknauwd,  bitter  van  fmaak.  In ’t  mid- 
den ziet  men  een  regt-doorgaande  Ruggetje  of  Ader ; 
waar  uyt  eenige  weynige  andere  ter  zijden  voort- 
vloeyen  ; doch  alleen  van  onder , niet  van  boven  , 
zichtbaar. 

De  Bloemt  jens  komen  voort  uyt  zeer  wollige,  vijf-  Bloemen, 
puntige , en  uyt  den  groenen-rofiche  Huys  jens,  op 
de  bovenfte  punten  , of  Hertjcheuten  der  Takjens  , 
ayrs-wijze  boven  malkander , op  de  manier  van  Hyf- 
fopus , of  Tfop , gefteld ; purpur-verwig ; van  een  aan- 
gename reuk;  beftaande  uyt  twee  Bladert  jens,  in  de 
gedaante  van  een  geopende  Lccuwen-mond.  Als  ze  eeni- 
ge dagen  open  geftaan  hebben , vergaan  ze  in  haar  zel- 
ven,  en  vallen  eyndelijk  ter  aarden  neer,  zonder  in  onze 
Geweften  eenig  Zaad  na  te  laten. 

KRACHTEN. 

MArum , een  zeer  aardige  welriekende  Plant , Aart , en 
is  fcharp  en  bitter  van  fmaak ; verwarmende  en  gebruyk. 
een  weynig  te  zamentrekkende  van  aart.  Door 
hare  lieflijke  geur  verfterktze  de  Herjfenen-,  neemt  de 
Hoofdpijn  wech , en  doed  Nieren. 

Groen,  of  droog,  geftoten,  en  op  de  voorteetende  niofc.l.  j. 
Zweer ingen,  ook  andere  koude  Gezwellen  gelegt,  doed  c. 49. 
de  zelve  verminderen. 

In  Wijn  gezoden , en  daar  van  ’s  morgens  nuchteren  Cntmrar. 
een  Roemertje  gedronken,  verfterkt  het  Herf,  ver-^3-f,41‘ 
warmt  de  Maag ; jaagd  uyt  de  Winden ; opend  de 
verjloptheyd  der  Leever;  ftrijd  teegen  het  vergif',  ver- 
wekt der  Vrouwen  A-faandJlonden;  is  ook  zeer  dien- 
ftig  voor  de  Ceel-  en  Waterzuchtige. 


CCCXXXII 


755 


Malröve.  Moederkruyd.  PaerdsbloeM. 


CCCXXXII  HOOFDSTUK. 


M A L R o V E. 

IJamea.  Iet  alleen  dus  in  het  Neederlandfch , 

SnhNttllIl*  maar  ook  van  veclc  witte  Andoorn 
genoemd.  In  het  Latijn  Marru- 
bium > of  Prassium.-  in  het  Hoog- 
dujtfch  WEISZ  Andorn  , en  Ma- 
^ 11  robel:  in  het  Franfch  Marrubin, 

of  Marrochemin  ; en  in  ’t  Italiaanfch  Marrobio. 
ZeeYcn  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  zee- 
verander-  ven  veranderlijke  foorten,  namentlijk: 
ten.0  00r"  Marrubium  nigrum  , Jive  Ballotte  , of 
zwarte  Andoorn i anders  IBallotte.  II.  Album  vut. 
gare  j of  gcmcene  witte  Malrove.  III,  AquaIt- 
cum,  Water  , of  in  vochtige  plaatsen  groeiende  An- 
doorn. IV.  Creticum  , of  Malrove  uyt  Candia. 
V.  Hispanicum  , of  Spaanfche  Andoorn.  VI.  Ro- 
tondifolium  Montis  Libani  , of  Malrove  van 
den  Berg  Libanus  met  ronde  Bladeren.  VII.  Mar- 
rubium MAJUS  LANUGINOSUM  , Jive  ToMENTO- 
SUM,  of  groot  e Andoorn,  met  ruyge,  of  zeer  wollige 
Bladeren.  Alle  zijn  ze  vaa  eeven  de  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede  gemeene,  zoo  wel  zandige 
als  andere,  doch  luchtige  en  welgemeftte  grond : een 
opene,  warme,  genoegzaam  ter  Zon  geleegene  plaats, 
en  tamelijk  veel  Rcegcn.  Blijven  zelden  langer  als  drie, 
of  ten  hoogften  vier  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  , 
buyten  ftaande,  de  koude  der  Winter ; en  geeven  op 
Aanwin-  ’t  tweede  jaar  volkomen  rijp  Zaad.  ’t  Welk  met  een 
■ing.  wadende  Maan  van  April  of  Maert  de  aarde,  niet  diep, 
wederom  bevolen  word.  ’t  Neergevallene  komt  ook 
dikmaal  genoeg  van  zelfs  op.  Door  dit  middel  kon- 
nen  ze  alleen  aangewonnen  worden. 

£°"d-f  Het  Marrubium  rotundifolium  montis  Li- 
Malrove  ®ANI>  of  r°»d-geb  lader  de  Malrove  van  den  Berg  Li- 
vanden  banus  , vroeg  opgekomen  zijnde,  geeft  niet  alleen  in 
Berg  Li-  ’t  tweede,  maar  ook  meed  den  tijd  in  ’t  eerde  jaar  een 
banus.  bequaam  rijp  Zaad. 

Groeyd  in  deeze  Gewedcn  weynig  hooger  als  een 
Maatduym.  Vermits  ze  van  naturen  kleyn  is  en  blijft* 
zoo  geelt  ze  ook  zelden  meer  als  eene  regt-opfehie- 
tendc  Steel , zijnde  vierkant,  en  met  een  witte  wollig- 
heid bekleed.  Aan  de  zelve  waden  kleyne,  rondach- 
tige Bladertjens  , twee  en  twee  altijd  regt  teegens  over 
malkander  gedeld;  hebbende  de  verwe  en  gedaante  van 
’t  gemeene  witte  Malrove ; ook  diergelijke  Bloemen  en 
Zaad , doch  wat  kleyner. 

Groote  Het  Marrubium  majus  tomentosum,  of  hoo- 
rnet zeer  tC  -A>tdoorn  met  **eer  mollige  Bladeren  , krijgt  uyt  een 
wollige"  [ccdcre>  bleek-bruyne  Wortel  verfcheydenc  in  de rugge 
Bladeren,  leggende,  echter  twee,  derdehalve,  ook  wel  zomtïjds 
de  grootdc  en  middendc  drie  geheele  Maatvoeten  hoog 
opfchictendc  Steden , helder  en  aangenaam-groen , met 
eenigc  wolligheyd  bekleed  : uyt  welke  veele  kleyne 
Zijdetakiens  voorfpruyten  , waar  aan  fchoone  zeer 
niyge  Bladeren  groeyen,  zittende  teegens  over  malkan- 
der , vertonende  de  gedaante  van  een  Hert ; ongelijk 
van  grootte;  de  grootfte  ruftende  op  geheel  ruyge  en 
Gedaante  matig-lange  Steeltjens.  Zijn  een  kleyne  vinger  lang; 
der  zelve,  achter  twee  vingerlceden  breed,  voor  allenxcn  fmaller 
wordende,  en  in  een  ftomp  fpits  punt  cyndigende:  aan 
de  randen  met  ronde  tanden,  niet  diep,  maar  eeven- 
gehjk  ingezaagd,  meteen  ruyge  bleel^witte  wollioheyd 
bekleed : boven  donker-groen  , lichtelijk  na  het  gcele 
trekkende,  doch  onder  veel  bleeker  : zacht  in  ’t  aanra- 
ken ; bitter  van  fmaak ; inwendig  met  een  regt-door- 
lopende  Ader,  en  dan  noch  met  verfcheydene  andere, 
van  onder  regt  opgaande,  vercierd  ; waar  uyt  ontelbare 
kleyne  diep-mgedrukte,en  door  ’tgamfche  Blad  lopen- 
de Adertjens  voortfpruyten. 


Tuftchen  welke  Bladeren  rondom  de  Steel  Voort- knoppen, 
komen  veele  digt  bij  een  geftelde,  langwerpige,  groe- 
ne , ruyge  Knopjens  , op  de  wijze  van  de  andere  foor- 
ten: waar  uyt , in  de  Maand  Julius  , aardige,  doch 
geen  groote  Bloemt jens  2ich  laten  zien,  in  de  geftalre Bloemen, 
van  een  fmallc  opgefpalkte  Leewcn-mond.  Het  onder- 
fte  gedeelte  is  wit,  met  groote  purpure  Jlreepen  enjfip- 
pelen  geteekend;  maar  het  bovenfte  gantfeh  wit  en  zeer 
ruyg : teegens  ’t  welk  van  binnen  tongs-wijze  vier  pur- 
pure draadjens,  boven  begaafd  met  geelc,  ronde,  kley- 
ne Knopjens,  ftijf  opftaan.  Als  ze  zich  drie  of  vier  da-  Zaad, 
gen  open  hebben  vertoond,  vergaan  ze  in  haar  zelven , 
en  laten  cyndelijk  na  een  kleyn,  langwerpig,  en  als  drie- 
hoekig bleek-bruyn-verwig  Zaadje. 

KRACHTEN. 

MAlrove,  of  Marrubium , is  warm  rn  den  twee-  JEgin.  1. 7. 
den , en  droog  in  den  derden  graad ; daarenbo-  c‘ 3 ’ 
yen  verteerende  en  purgeerende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  morgens nuchteren  Trag.l.i. 
eenigc  dagen  na  den  anderen  gedronken  , een  matig  f-a- 
Roemertje : anders  twee  of  drie  leepelcn  vol  van  ’t  uyt-  D<f'  ^ 
geparftte  Zap  met  Wijn  en  Zuyker  ingenomen,  rey- ‘iutth. 1. 2, 
nigt  de  Longe  en  'Borjl  van  alle  taye  (lijmerige  vochten:  c.  ioi. 
iS  goed  voor  de  uytteerendc  mpnjchen , en  de  Hoeft  - 
opend  de  verjloptheyd  van  de  Lcever,  Milt,  en  Moe- 
der:  verwekt  de  Maandjlonden  : drijft  uyt  Nage- 
boorte : ftrijd  teegens  ’t  vergif.  Gcneeft  de  beeten  en 
fleeken  der  Slangen,  Spinnen,  en  Adderen:  maakt  ceri 
helder  Gezicht : dood  de  Wormen:  is  goed  voor  de 
Geelzucht,  pijn  der  Zijden',  en  voor  de  Brouwen  welke 
niet  wel  verlojfen  konnen. 

Het  zelve  Zap,  of  Wijn,  gcftrecken  op  Schurft- aluL  hifi, 
heyd , voorteetende  Krauwagie  ; ook  met  Honig  ge-  Pl-c.  45- . 
mengt,  op  vuyle  Zeer  en  en  onreyne  Zwccringen  geftrcc-Gi,^/,d‘ 
ken,  genceft  de  zelve.  In  de  Óoren  gedaan  , verdrijft 
de  Oor-fmerten.  Is  ook  dienftig,  ora  te  verzachten  de 
hardigheyd  in  der  Vrouwen  Borjl  en. 


CCCXXXIII  HOOFDSTUK. 

MOEDERKRUYD. 

het  Necdcrlandfch  niet  alleen  dus, Namen. 
ffHnj  °°k  gcmccnclijk  Mater  gc- 

noemt , word  in  het  Latijn  gehectcn 
B§P||  Matricarïa,  Parthenium,  Ama- 
te^ffilji^SlBjfëRAcus  Galeni  , en  Leucanthe- 
mum:  in  het  Hoogduytfch  Muttf.r- 
kraut,  of  ook  Mfidblumen:  in  het  Franfch  Ma- 
Rone  : in  het  Italiaanfch  Partenio  , of  ook  Ama- 

RELLA, 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  zes  verfchey-  Zc, 
denc  foorten;  namentlijk:  fcheydcnc 

I.  Matricarïa  florè  simplici  , of  Moeder- foonen- 
krttyd  met  een  enkele  Bloem.  II.  Flore  albo  ple- 
NO  MEDIO  luteo  , of  Mater  met  een  dubbele  wit- 
te , en  van  binnen  gee/e  Bloem.  III.  Matricarïa 
FLORE  TOTO  ALBO  PLENISSIMO  , of  Moedcrkruyd 
met  een  gantfeh  witte  zeer  dubbele  groote  Bloem. 

IV.  Matricarïa  minor  flore  albo  pleno  , of 
kleyn  Moederl<ruyd  met  een  dubbele  witte  Bloem.  V. 
.Matricarïa  flore  albo  pleno  fistuloso  , of 
Moedcrkruyd  met  een  dubbele  witte  Bloem,  vol  Pijp - 
jens.  VI.  Matricarïa  nudo  Capite,  of  Mater 
met  bloote  Hoofdjens.  Niet  alle  zijn  ze  vdn  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  2amen  een  goede,  frC.  Grond, 
meene,  zoo  wel  zandige  als  andere  gemeftte  grond : een 
opene,  vrije,  of  ook  fchaduwachtigc  plaats;  veel  Wa- 
ter, en  ook  matige  vochtigheyd.  Blijven  zelden  lan- 
ger dan  twee  of  drie  jaren  in  ’t  leeven,  Verdragen 
Bbb  1 fterke 


757  Beschry ving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  758 


fterke  koude  , cn  alle  andere  ongeleegentheeden  der 
Winter  geduldiglijk.  Bloeyen  in  ’t  tweede  jaar,  en  gee- 
Aanwin-  ven  volkomen  rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  wallende  Maan 
ning.  van  Maert  niet  diep  in  de  aarde  word  gelegt.  Komen 
ook  anders  van  ’t  neergevallene  genoeg  van  zelfs  voort. 
Hier  door  konnenze  overvloedig  aangewonnen  en  wr* 
meenigvuldigd  worden. 

Mater  met  Het  MaTRICARIA  FLORE  TOTO  ALBO  PLENISSI- 
v/iue'zeer  MO’  °f  Mater  met  een  geheel  witte  z,eer  dubbele  groo- 
dubbele  te  Bloem,  geeft  in  deezc  Landen  noyt  eenig  rijp  Zaad: 
groote  word  echter  genoegzaam  vermeerderd  door  hare  ten 
Bloem,  kalven  ingefheedene , of  van  zelfs  Wortel  gefchoten 
hebbende  Takjens.  Of  ook , de  zelve  afgefneeden  ; 
geftokcn  in  een  fchaduwachtige  plaats,  daar  ze  van  de 
Zon  niet  konnen  worden  bcfchcenen  , en  dikmaal  met 
Water  begooten.  Als  ze  dan  Wortelen  hebben  beko- 
men, verplant  men  ze  op  een  luchtige  plaats. 

KRACHTEN. 

Durantn  Tk  JT Oederkruyd  , of  Matricaria , is  heet  in  den 

UI  Vil nt'  J\/l  derden  > en  droog  in  den  tweeden  Graad  ; 

-L  ▼ -*-daarbeneevens  openende , zuy  verende , en  af- 
vagende  van  aart. 

Trag.  I.  1.  Met  de  Bloemen  in  Wijn,  en  wat  Mufcaat,  of  alleen 
CR°il  l 8ez°den  > en  ^aar  van  een  Roemertje  ’s  morgens  ge- 
dT üat.  ? dronken,  verwekt  de  Maandftonden-,  verwarmd  en  ver- 
ftirp.  c.  óp.  zacht  de  Bloeder ; neemt  wech  de  opfiijging  der  zelve  : 
dood  de  Wormen:  jaagd  uyt  de  doodc  Vrucht,  de  Na- 
geboorte , en  ’t  Graveel  der  Nieren. 

Diofc.l.  3.  De  Bladeren  en  Bloemen  gedroogt,  gepulverifeert ; 
c-  >ƒƒ•  dan  met  Wijn  en  Zuyker  ingenomen,  reynigt  het  Lig- 
chaam  doen-  de  Stoelgang  van  alle  zwarte  Gal , en  Jlijme - 
rige  vochtigheid. 

Tlin.l.  11.  De  zelve  Bladeren  en  Bloemen  gedroogd,  of  ook 
e.30.  groen  gefloten,  en  gelegt  op  de  Roos , het  Sprenkt- 
vuur  , of  andere  hitsige  Gezwellen  , verteerd  de  zel- 
ve. 

Een  kleyne  leepel  vol  van  het  uytgeparfttc  Zap  dee- 
Zer  Plant  ’s  morgens  nuchteren  met  Zuyker  ingenomen, 
doed  ook  de  Wormen  flerven. 


CCCXXXIV  HOOFDSTUK. 

PAERDSBLOEM. 


Namen. 


Twee  bij- 
zondere 
foorten. 


Grond. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Us  genoemd  in  het  Neederlandfch  : 
in  het  Latijn  Melampyrum  , of 
i^Triticuai  vaccinum;  in  ’t  Hoog- 
MVduytfch  Kuhweitzen  , of  ook 
#^|«Braun  fleisch-blumen. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be- 
kend geworden  twee  bijzondere  foor- 
ten ; te  weeten  : 

I.  Melampyrum  flore  purpureo,  of  purpure 
Paerdsblocm.  II.  Melampyrum  flore  luteo,  of 
geele  Paerdsbloem.  Beyde  zijn  ze  van  cevcn  de  zelve 
Eouwing  en  U 'aarnetming. 

Zij  beminnen  een  gemcene,  luchtige,  zandige,  zoo 
wel  ongemefhe  als  gemeflte  Grond : liever  een  matig- 
warme  , en  fchaduwachtige,  als  een  hcete,  of  opene 
luchtige  plaats;  ook  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blij- 
ven niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gceven 
in  den  Herffl  volkomen  Zaad,  en  vergaan  daar  mee. 
Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  wallende 
Maan  van  Maert,  weer  op  nieuws,  niet  diep,  gezayd 
zijn.  Het  uytgevallene  Zaad,  na  dat  het  een  ge- 
heel jaar  in  de  aarde  geleegen  heeft,  flaat  ook  wel 
van  zelfs  op , en  hier  door  konnen  ze  genoegzaam  ver- 
meenigvuldigd  worden. 


KRACHTEN. 

PZerdsbloem  , of  Melampyrum  , is  verwarmende  ^art. 
van  aart.  Het  Zaad,  of  de  Bladeren  gedroogd , 
gepulverifeert,  en  met  Wijn , ofin  cenige  fpijzen  in- 
genomen , ontfteld  het  Hoofd ; bedwelmt  de  Harjfenen ; 
verwekt  Hoofdpijn,  en  maakt  dronken. 

Is  derhalven  dienfliger  voor  OJfen,  Paerden , Koeyen,  Renealm'. 
en  diergelijke  Beeflen,  als  voor  de  Menfchen.  Want  Bijl.  Plant. 
aan  de  genoemde  Dieren  geeft  deeze  Plant  een  goed  t0^ 8l* 
voedzel,  en  doed  haarvet  worden. 


CCCXXXV  HOOFDSTUK. 

N I G E L L E. 

git  teeder  cn  aardig  Gewas  voerd  dee-  Namen, 
zen  naam  in  ’t  Neederlandfch.  Word 
in  ’t  Latijn  geheeten  Melanthium, 
nigella,  cn  Nardus:  in  ’t  Hoog- 
duytfch  Sant  Catharinen-blumen: 
in  het  Franfch  Nielle  ; en  in  het 
Italiaanfch  Mplantio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  Vecle  ver- 
tien  veranderlijke  foorten ; te  weeten : anderlijke 

I.  Melanthium  sativum  , of  titmme  Nigellc.  foorten* 
II.  Citrinum,  of  Nigelle  met  gecouleurde  Bloemen  , 

Zaad  en  Bladeren  van  Citroen.  III.  Nigella  Ci- 
trina  FLORE  cccRULEo  , of  Nigelle  met  een  Citroen- 
verwig  Zaad,  en  een  blauwe  fchoone  Bloem ; ook  met 
Citrocn-geel-verwtge  Bladeren,  de  breedfte  van  al  de  an- 
dere foorten.  IV.  Melanthium  sylvestre  , of 
wilde  Nigelle.  V.  Corniculatum  majus  Hispa- 
nicum  , of  groote  Spaanfche  Nigelle  met  een  gehoorn- 
de Zaadknop.  VI.  Damascenum  flore  simplici, 
of  Nigelle  van  Damafco  met  een  enkele  Bloem.  VII. 
Damascenum  flore  pleno  albo,  of  Nigelle  van 
Damafco  met  een  dubbele  witte  Bloem.  VIII.  Me-  van  welke 
LANTHiUM  Damascenum  flore  pleno  folioso,  ofhicrtien- 
Nigelle  van  Damafco  met  een  dubbele  b/adcrige  Bloem  ; ^'r^n 
zijnde  uytwendig  groen;  daar  na  wit,  en  geheel  van  aange- 
binnen  blauw-verwig  ; beflaande  uyt  veele  ronde  op  weezeiu 
malkander  gepakte  Bladertjens,  gantfehelijk  niet  verto- 
nende een  gedaante  van  andere  Bloemen  , maar  als 
van  loof-fchietende  Bladeren  , breeder  als  de  Bladeren 
welke  aan  de  Steden  voortkomen ; ook  korter  en  digt 
aan  malkander  gevoegd  , doch  in  verfcheydene  voor 
fpits  toegaande  deden,  op  de  wijze  der  zelve,  eyndi- 
gende;  aardig  voor ’t  gezicht : welke  niet , gelijk  an- 
dere Bloemen , op  de  aarde  neervallen , maar  zoo  lang 
duren  , tot  dat  haar  Zaad  in  een  dikke , vijf-hoekig- 
ronde,  en  boven  met  vijf  tamelijk-lange,  ook  een  wey- 
nig  gekromde  Hoornen  vercierd  zijnde  Knop , in  ’t 
midden  voortkomende , zijne  volle  zwartheyd  heeft 
verkreegen.  Dan  vergaan  ze  eerfl  te  zamen  met  de  ge- 
heele  Plant.  IX.  Melanthum  Damascenum  flo- 
re pleno  PROLiFERO  , of  Nigelle  van  Damafco  met 
een  dubbele  bladerige  Bloem  uyt  Bloem.  X.  Melan- 
thium Damascenum  flore  pleno  pallido  cce- 
R u L EO , of  Nigelle  van  Damafco  met  een  dubbele  bleeks 
blauwe  Bloem.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 
hl  aarneeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  goede,  zandige , luch-  Grond, 
tige,  welgemeflte,  en  in  elk  Voorjaar  op  nieuws  ge- 
repte grond:  een  warme,  vrije,  genoeg  ter  Zon  gelee- 
gene  plaats:  veel,  en  ook  matige  Rcegcn.  Blijven  niet 
meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven  in  den  Aanwin- 
Herffi  rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  mee.  Moeten  der-  ning 
halven  in  ieder  Voorjaar,  met  een  wafTende  Maan  van 
Maert  weer  op  nieuws  door  haar  Zaad  aangewonnen , 
en  dus  eeuwigdurend  gemaakt  wordeu.  Door  ’t  uytge- 
Yillcne.  komen  ze  dikmaal  van  zelfs  genoeg  op. 

KRACH* 


Doi.l.  J o. 
1.8. 


JEgin- 1.  7. 
«•  3- 

Ditfc.  I.  J . 
c.9j. 
Durantts 
lib.  Herb. 

fol.it 
Galen ■ l.  7. 
Simp.Med. 
Seraf,  de 
Temp. 
Simp.  cap. 
3>8. 


Namen. 


Grond. 


Aanwin- 

ning. 


Tuchf.hift. 
P/.C-44- 
Trag.l.x. 
c.  80. 

Matth.l.z. 
*•77- 
Durantes 
bijl.  Plant. 

feil  10. 


Namen. 


Bingelkruyd.  Melisse. 


760 


Drie  on- 
derlchey- 
dene  ioor- 


Aanwin* 

ning. 


Berg-Bin- 

gelkruyd 


geayrde 

Bloem. 


Aanwin* 

ning. 


het  Franfch  Mercuriale  : in  het  Italiaanfch  Mer- 

CORELLA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  verfchcydene 
foorten  bekend  geworden  ; te  weeten: 

I.  Mercurialïs  mas,  of  Testiculata  , dat  is, 
Bingelkruyd  mannetje-,  anders , met  Idioot  jent-  of  Bal- 
letjens-Zaad.  II.  FccminA,  ofsPiCATA,  Bingelkruyd 
wijfje  , of  met  een  Zaad  , gevormd  op  de  wijze  van 
eenayr.  III.  Mercurialïs  sylvestris  , of  spi- 
cata  montana,  wild  Bingelkruyd  , of  Berg-Bingel- 
kruyd  met  een  geayrde  Bloem.  Niet  alle  zijn  ze  van  de 
zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  alle  een  goede,  gemeene,  varfch 
omgefmeetene  , en  welgemedte  grond  ; immers  zoo 
zeer  een  donkere,  als  een  vrije,  luchtige,  bequaam-ge- 
leegene  plaats;  en  veel  Reegcn.  Blijven  niet  meer  dan 
eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven  in  den  Herffl  rijp 
Zaad , en  verderven  door  een  kleyne  Rijp  , of  van 
zelfs.  Worden  zelden  in  ’t  Voorjaar  gezayd,  vermits  ze 
van  zelfs,  daar  ze  eens  gedaan  hebben,  overvloedig  ge- 
noeg opflaan. 

Het  Mercurialïs  spicata  montana,  of  Bin- 
gelkruyd met  een  geayrde  Bloem,  groeyende  op  Berg- 
achtige plaatsen  , vergaat  niet  zoo  haad , maar  blijft 
lange  jaren  in  ’t  leeven.  Verdraagt  derke  koude,  en 
alle  ongelecgentheeden  der  Winter  , zonder  fchade. 

Krijgt  in  deeze  Landen  jaarlijks  Bloemen , maar  noyt  ee- 
nig  rijp  Zaad.  Kan  echter  genoegzaam  aangewonnen 
worden  door  hare  ter  zijden  uytlopende  jonge  Scheuten, 
welke  men  met  een  wadende  Maan  van  Maert  oizprtl 
van  de  oude  afneemt , en  verplant. 

KRACHTEN. 

Ingelkruyd , of  Mercurialïs  , is  warm  en  droog  Tuchf.ht 
in  den  eerden  graad;  ook  afvagende  en  vertccren-  A/.  c.  1; 
de  van  aart. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken  ; of  met  Diofc.  I 
andere  Moeskruyden  gegeeten;  of ’t  uytgepardte  Zap 
met  Wijn  ingenomen  , verwekt  een  open  Ligchaxm  • 
drijft  uyt  de  /lijmerige  en  Galachtige  vochten : is  goed  u2 
voor  de  Leever,  en  voor  de  Waterzuchtige  t reynigd 
de  Maag;  doed  gemakkelijk  wateren ; verdrijft  de  kou- 
de Pis  : verwekt  de  Maandjlonden  ; doed  do  Nage- 
boorte voortkomen , en  bevorderd  de  Vrouwen  tot 
zwanger-wording,  Geneed  de  Geelzucht,  en  reynigd 
de  Borft.  1 ö 

Ecvcn  ’t  zelve  verrigt  ooit  't  Zaai.  geftoten,  en  met 
bpaanlchc  Wijn  of  Malvaley  gcbruykt. 

Het  Zap  doed  ook  de  Wratten  vergaan.  Met  Azijn  Ruell.l.  1 
vermengt,  en  dan  gedreeken  op  het  Sprenkfvuur,  ofc-H<5-  ' 
andere  Zeengheyd,  geneed  de  zelve.  Verdrijft  ook 
de  Crauwagie. 

Met  dit  Zap , vermengt  met  het  Zap  van  Porcellam  Camra, 
en  witte  Malve,  of  Althaea,  de  handen gewajfchen , zoo  c • '3 
zou  men  daar  mee  zonder  eenig  letzel  gefmolten  Lood 
mogen  aanraken. 

Het  Kruyd  zelfs  is  zeer  noodwendig  tot  Clyfierien  , Lufit.  I. 
en  word  met  groot  voordeel  in  de  zelve  gebruykt  tee-  er>arr.  18 
gens  de  krimping,  pijn,  en  hardigheyd  des  Buyks  ; ook 
teegens  de  Nieren-fteen.  /g. 


B 


7J9  Nigelle.  Kctorkeoos. 

KRACHTEN. 

HEt  Zaad  van  Nigelle,  of Melanthium , ’twelk 
alleen  in  deGcneeskond  gebruykt  word,  is  ver- 
warmende en  verdrogende  in  den  derden  graad ; 
ook  fijn  van  dof,  en  dun  van  deden. 

Een  Drachma  daar  van  gedoten , en  met  Wijn  ingc- 
nomen , drijft  uyt  de  Winden,  en  het  water  der  Blaas: 
dood  de  Wormen , en  doed  de  Maandjlonden  voortko- 
men. Is  goed  voor  de  Engborftige ; wijl  het  de  Borft 
en  Longe  zuyverd;  voor  die  van  Spinnen  en  diergelijke 
gedierten  zijn  gedoken.  Vermeerderd  de  Melk,  *n  der 
Vrouwen  Borft  en.  Is  zeer  diendig  voorde  geene,  die 
door  een  val  of  verrekking  van  binnen  gctjuetft  zijn  : en 
nut  tot  alle  gebreeken  , waar  in  vcrdccling , dunma- 
king  , afvaging  , verdrooging  , of  verwarming  van 
nooden  is.  Doch  men  moet  het  matig,  en  niet  al  te 
dikmaal  gebruyken ; want  anders  zou  ’t  het  Ligchaam 
befchadigen. 

Een  weynig  van  de  uytgepardte  Oly  des  Zaads 
met  Wijn  ingenomen,  doed  de  barende  Vrouwen ge- 
makfelijk,  verlojfen.  Geneed  ook  de  Gezwellen  en  de 
hardigheyd  der  Milt. 


CCCXXXVI  HOOFDSTUK. 

KOORNROOS 

alleen  dus  in  het  Neederlandfch , 
maar  ook  van  veele  Gith  genoemd, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Nigel- 
LASTRUM,  ofPsEUDO-MELANTHIUM: 
9%  in  ’t  Hoogduytfch  Raden  , en  Korn- 
rosé  : in  het  Franfch  Yvraye  , of 
OokNiELLE  DES  Bleds:  in  het  Italiaanfch  Nigel- 
lastro,  Melanthio  falso  , Gittone,  en  Ruo- 

SOLA. 

Zij  bemind  een  goede,  gemeene,  zandige,  zoowel 
gemedte  als  ongemedte  grond  : een  vrije , bequaam 
ter  Zon  geleegcne  , doch  zoo  veel  de  Wortel  aangaat, 
liefd  een  fchaduwachtigc  plaats , en  matige  vochtig- 
heyd.  Blijft  van  naturen  niet  meer  dan  eene  Zomer 
in  ’t  leeven.  Geeft  in  den  Herfft  rijp  Zaad,  en  gaat 
dan  van  zelfs  te  niet.  Derhalvcn  word  dit  Zaad  in  ie- 
der Voorjaar,  met  een  vvafTende  Maan  van  Maert  of 
April , wederom  , niet  diep  , de  aarde  aanbevolen. 
Komt  ook  dikmaal , door  ’t  neergevallene  , van  zelfs 
genoeg  op;  en  hier  door  word  deeze  Plant  genoegzaam 
vcrmeenigvuldigd. 

KRACHTEN. 

DE  Bladeren  van  Koornroos , of  Nigellaftrum , 
gedroogd , gepulvcrifeert , en  gelegt  op  het 
Sprenktyuur , Fiftelen,  Wonden,  en  Schurft heyd, 
geneezen  de  zelve. 

Het  Zaad , heet  en  droog  tot  in  ’t  laatde  van  den 
tweeden  graad,  gedoten,  en  met  Wijn  gedronken , is 
goed  voor  de  Geelzucht : dood  de  Wormen  ; verwekt 
der  Vrouwen  Maandjlonden;  doed  gemakkelijk  wate- 
ren:  opend  ook,  en  neemt  wech  alle  Gezwellen,  en  de 
verdoptheyd  der  zelve. 


CCCXXXVII  HOOFDSTUK. 

BINGELKRUYD. 

SP  het  Neederlandfch  dus  genoemd,  word 
in  het  Latijn  geheeten  Mercurialïs  , 
na  de  eerde  vinder  Mercurius:  in  het 
Hoogduytfch  Bingelkraut  , Kuh- 
wurtz  , cn  Mercurius-kraut  j in 


cccxxxvnr  hoofdstuk. 

melisse. 

wel  bekende,  en  wecgens  hare  Namen. 
j|||  ■©ïllilP’  deugden  zeer  veel  gebruykt  worden- 
dc  Plant*  word  in  ’t  Neederlandfch 
n|  niet  alleen  dus , maar  ook  Confi- 

lie  genoemd.  In  het  Latijn  Me- 
■ — lissa,  Mflissophyllum  , Apia- 
strum,  enCiTRAGo,  om  dat  de  Bladeren , gewreeven 
Ebb  5 wor- 


y6 1 Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , j6z 


wordende,  een  aangename  Citroen-geur  van  zich  gee- 
ven:  in  het  Hoogduytfch , Franfch  en  Itahaanfch  Me- 
lisse; maar  in  de  laatfl-gemelde  taal  ook  Cedronel- 
la  en  Aranciata. 

Agt  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekender  bijzondere 
aondere,  bezienswaardige  foorten ; teweeten: 
zjens.  I.  Melissa  vulgaris  , of  gemeene  Mcltjje.  II. 
waardige  Maculosa  vulgaris  , fve  folio  variegato  , of 
foorten.  gemeene  Melijfe  met  fchoone  geel-  en  groen-bonte  Bla- 
deren. III.  Melissophyllum  verum  Fuchsii  , 
of  opregte  Conjilie  , van  Leonardus  Fuchsius  be- 
fchreeven.  IV.  Melissophyllum  Turcicum  flo- 
re  albo  , of  Turkfche  Melijfe  met  een  witte  Bloem. 

V.  Flore  purpureo  , of  met  een  purpure  Bloem. 

VI.  Flore  cccruleo  , of  met  een  blauwe  Bloem. 
VIL  Melissa  molucana  odorata  , anders  Mo- 
LUCA  L/EVIS,  of  AFoluckifche  Melijfe ; of  Moluckemet 
flegte  Bladeren , van  geen  onaangename  reuk.  VIII. 
Melissa  Molucana  spinosa  , of  Melijfe  uyt  de 
Moluckjfche  Ey landen  met  Doornen.  Niet  alle  zijn  ze  van 
de  zelve  Bouwing  cn  Waarnceming. 

Grond.  Zij  beminnen  echter  al  te  zameti  een  goede,  zan- 
dige,  gemeene  grond,  met  twee-jarige  Paerdemifl , en 
het  Mol  van  verrotte  Boombladeren  genoegzaam  door- 
mengt. 

Gemeene  De  Melissa  vulgaris,  of  gemeene  Conjilie : fo- 
Confilic.  LIO  Maculoso,  of  met  bonte  Bladeren  , en  Melis- 
SOPHYLLUM  VERUM  Fuchsii,  of  opregte  Adelijfe  van 
Bladeren'6  ^ ‘ FHCkfiHS*  z'jn  van  naturen  lang-lccvcnde.  Beminnen 
zoo  wel  een  fchaduwachtige,  als  een  opene,  vrije  plaats, 
Opregte  en  veel  Water.  Verdragen  alle  ongel eegentheeden  des 
Meliflc.  tijds.  Geevcn  gemcenclijk  ieder  jaar  volkomen  rijp 
Zaad-,  ’t  welk  met  een  waffende  Maan  van  Maert  of 
Hpril  de  aarde,  niet  diep,  weer  aanbevoolen , en  dik- 
maal met  Water  begoten  moet  worden ; zoo  komt  het, 
na  een  geheel  jaar  tijds,  eerfl  te  voorfchijn.  Hierdoor 
Aanwin-  worden  ze  aangewonnen  en  vcrmeenigvuldigd.  Maar  dan 
nIng-  ook  noch  door  hare  aangcgrocyde  Wortelen , op  de  ge- 
melde tijd  van  de  oude  afgenomen  en  verplant. 

Turkfche  Het  Melissophyllum  Turcicum  , of  Turk? 
Melifle.  Jcbe  Afelijfc , zoo  met  een  witte , purpure , als  blauwe 
Bloem-,  Melissa  Molucana  L^evis,  of  MoluckJ- 
fche^Co'n- fi^e  Conjilie  ponder  Doornen-,  cn  Moluca  spinosa, 
filie  met , Moluckjfche  Melijfe  met  Doornen , blijven  niet  meer 
en  zonder  Jan  cene  Zomer  in  ’t  leeven.  Beminnen  een  zeer  war- 
Doornen.  me  ^ ]uchtige  , en  wel  ter  Zon  geleegene  plaats.  De 
beyde  Moluckjfche  Melijfen  willen  ook  , weegens  ha- 
re teederheyd,  geerne  in  Potten  gefield,  en  voor  alle 
koude  Noorde-winden  gewagt  zijn.  Konnen  matige 
vochtigheyd  verdragen.  Gecven  dikmaal  bij  goede  ja- 
ren  in  deeze  Geweften  volkomen  rij  p Zaad , en  vergaan 
Waarnee-  van  zelfs,  of  door  een  kleyne  Rijp.  Moeten  dcrhalven 
m>ng-  ieder  Zoor  jaar,  met  een  wallende  Maan  van  April,  op 
nieuws  weer  in  Potten  gezayd ; voor  koude  nagten , 
niet  minder  voor  veel  Water,  wijl  het  Zaad  daar  door 
lichtelijk  en  haaft  verrot,  wel  gedekt  en  bewaard,  ook 
een  wijl  tijds  in  warme  Paerdcmifl  gefield  zijn.  Hier 
Aanwin-  door  konnen  deeze  fchoone , bezienswaardige  Planten , 
n'nü-  alleenlijk  vernieuwd  en  vermecnigvuldigd  worden. 
Molucki-  De  Melissa  Molucana  lalvis  odorata  , of 
fche  rie-  Moluckjfche  riekende  Melijfe  met  flegte  Bladeren,  krijgt 
kende  Mc- Uyt  een  vjn„er  dikke,  niet  zeer  lange,  houtachtige, 
grijs-witte  , met  veele  tecdcre  Vcezelingen  omvangene 
Wortel  gemeenelijk  maar  alleen  een  cenige  Steel , ver- 
deeld in  twee  of  drie  Zijde-takjens , opfehietende  ter 
hoogte  van  twee  of  ook  drie  voeten ; rond , zoo  dik 
als  een  Schrijfpen , wat  min  of  meer  ; van  binnen 
hol ; van  buyten  bekleed  met  een  aangename  groen- 
heyd. 

Gedaante  Aan  de  zelve  komen  Bladeren  voort , zoo  wel  neer- 
der  Blade-  waarts  hangende  , als  opwaarts  gekeerd  flaande  ; altijd 
twee  en  twee  regt  teegens  malkander  over  ; een  duym 
breed  of  wat  meer  boven  den  anderen  gefield.  Zijn 
rond  van  aart , doch  aan  de  Steelen  plat ; ingefneeden 


met  verfcheydene  , meell  rond-toegaande  , onordent- 
lijke  Kerven.  De  onderftc  en  grootfle  hebben  de  leng- 
te van  twee  vinger-lecdcn  ; de  breedte  van  ruym  de 
helft  der  lengte  : doch  de  opperfle  zijn  veel  kleyncr  : 
boven  vcrcierd  met  een  aangenaam  groen,  en  vijf  groo- 
te,  donker-groene-4(&re«  in  ’t  midden,  waar  uyt  vee- 
lc  kleyne  voortvloeyen  ; doch  onder  bleeker  , cn  de 
Zderen  zeer  aardig  geheel  wit.  Tecdcr  en  dun  zijn  ze 
van  fubflantic  j van  een  aangename  reuk ; een  wey- 
nig  bitter  van  fmaak , en  rullen  op  Steelt  jent  , een 
vingerlid  lang. 

Tufichen  de  zelve  ziet  men  in  ’t  rond  van  de  regt  Bloem- 
opfehietende  Steel  vijf,  zes , zeeven  of  agt  Huysjens  , Buysjcns. 
onder  omvangeri  met  cenige  kleyne  , bleck-groene 
Doorntjens.  Onder  zijn  ze  eng  en  fpits,  maar  voor  zeer 
breed  open,  gevende  de  gedaante  van  een  Zee-ton-,  hard 
en  flecvig  van  aart ; aan  de  randen  met  eenige  kleyne 
Doorntjens  vcrcierd  ; van  buyten  bleek  , van  binnen 
donker-groen-verwig ; en  met  ontelbare  kleyne,  witte, 
bezienswaardige  Zdertjens  doorlopen. 

In  ’t  midden  der  zelve  ziet  men  fchoone,  groote,  lijf-  Bloemen, 
verwige  Bloemen-,  inwendig  voorzien  met  eenige  geel- 
cn  rood- verwige  Nopjens , en  vertonende  de  gedaante  van 
dove  Neetelen.  Drie  of  vier  dagen  lang  liaan  ze  open. 

Als  ze  afgevallen  zijn,  laten  ze  in  elk  Hnysje  een  Knop- 
je na , voor  breed  en  rond  , onder  fpits  toegaande  : 
eerfl  groen , daar  na  bleek  wordende : dan  zich  fchey- 
dende  kruys-wijze  in  vier  drie-hoekige  dcclen , inwen- Zaad. 
dig  gevuld  met  een  kleyn , langwerpig,  bleek-blaauw, 
blinkend  Zaad.  Hier  meè  vergaat  deeze  Plant. 

De  Moluca  spinosa,  of  Adoluchjfcbe  Conjilie  met  Molucki- 
Doornen,  groeyd  op  de  wijze  der  voorgaande,  en  is  de 
Zelve  niet  zeer  ongelijk  ; doch  de  Bladeren  zijn  niet  Doornen, 
zoo  rond , maar  wat  langer  ; dieper  ingefneeden , cn 
veel  donkerder  groen.  Hebben  ook  bruyner  Steelen-, 
en  de  Bloem-huysjens  zijn  voorzien  met  veele  groote 
en  zeer  fcharpe  Doornen  ; waarom  ook  deeze  foort  de 
naam  van  Spinofa,  of  gedoomde,  heeft  bekomen. 

Beyde  wafienze  van  naturen  in  Syrien , Perz,ien,  en’1  Zaai* 
de  Moluckjfche  Ey  landen,  geleegen  in  Oejl-Jndtcn,  van  I^i-agt6 
waar  het  Zaad  eerfl  in  Europa  is  gebragt. 

KRACHTEN. 

MEUJfe  is  verwarmende  en  verdrogende  in  den  A-uicen. 

tweeden  graad.  Ub.de  Med. 

In  Wijn  gediflillcert , cn  daar  van  gedron-  ^erapiolib. 
ken,  verquikt  en  verflerkt  het  Hert,  het  Hoofd,  cn  simp. Tem. 
de  Geheugenis : verbeeterd  een  koude  Maag:  bevorderd  c-  *?• 
de  verteering  der  fpijzen  ; flrijd  teegens  ’t  vergif , en  l'*' 
de  beeten  der  dolle  Honden : verwekt  de  Maandflonden ; furantet 
is  goed  voor  de  Kort-ademige ; voor  de  opflijging  der  Ub.Herb. 
Moeder,  cn  de  Peft.  Verdrijft  de  Hert-klopping-,  zet-M 
aan  de  lufl  tot  ’t  echte  werk.’,  neemt  wech  de  Hikj  en 
doed  het  braken  ophouden. 

Het  uytgeparflte  Zap  in  Wonden  gedaan , of  andc-  Rafs  lib. 
re  Ouetz-uuren , gcneefl  de  zelve.  Defgclijks  de  fee-  s'JnP-  cat- 
ken  der  Byen.  1 ‘ 

Dit  Kruyd  bij  de  Bykprven  gelcgt , of  de  zelve  daar  Aanmer- 
meê  beflreeken  , doed  de  Byen,  wijl  haar  ’t  zelve  zeer  kingop  de 
aangenaam  is,  niet  alleen  bij  hare  Korven  blijven;  maar Byen- 
ook  worden  de  vreemde  daar  toe  gelokt.  In  tcegcndcel, 
deeze  Korven  met  Mater  beflreeken , doed  al  de  Byen 
hare  woonplaats  verlaten. 

Beyde  de  foorten  der  Moluckjfche  Melijfe  zijn  ver-  Deugden 
warmende,  openende,  en  dunmakende  van  aart.  Weer-dcr 
liaan  ’t  vergif.  Openen  de  verjlopthejd  der  inwendi- 
ge deden ; verheugen  ’t  Hert , en  verflcrkcn  de  Harf- 
fenen. 

,De  Bladeren  gefloten  , cn  op  uytwendige  Gezwel-  Motucki- 
len  gelegt,  vertecren  de  zelve.  Het  daar  uytgeparflte  Lhc  Me- 
Zap  word  met  groote  baat  en  voorfpoed  gcbruykt  in 
veelcrlcy  Hoofd-wonden. 


CCCXXXIX 


Twee  on- 
derfchey- 
dene  foor- 


Grond.  i 
plaats. 


Hoe  waar 
tc  neemen 
in  de  Win- 


Langlee- 
ventheyd 
in  deeze 
Gcweften. 


Opregte 

tamme 

Mcchoa- 


Wortel. 

Steden. 


7<?3  M E C H O A C A N.  BêE 

CCCXXXIX  HOOFDSTUK. 

MECHOACAN. 

Oo  in  het  Nccdcrlandfch , en  in  het 
Latijn  Mechoacanna  genoemd , na 
de  Americaanfche  Provintie  Mechoa- 
can  , daar  ze  van  naturen  voortkomt , 
en  uyt  dit  Wcrelds-deel  eerft  in  onze 
Landen  is  gebragt.  Van  de  Italianen 
word  ze  geheeten  Reubarbaro  Indiano.  In  ’t 
jaar  1651.  is  deeze  Plant  bij  mij  van  Zaad  geluk- 
kig  opgekomen  , en  door  vlijtige  zorge  voorfpoedig 
aangegroeyd. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
ondcrfcheydcne  foorten , als : 

I.  Mechoacanna  vera  sativa,  of  opregte  tam- 
me Mechoacan , dus  genoemd  , om  dat  anderhalve 
Drachma  van  de  Wortel  met  Wijn  ingenomen  alle 
quade  vochten  uyt  ’s  menfehen  Ligchaam  door  de  Dar- 
men genoegzaam  uytdnjft.  II.  Mechoacanna  syl- 
vestris  , of  wilde  Mechoacan  ; zoo  geheeten  , om 
dat  hare  Wortel  niet  zoo  krachtig  purgeert,  alleenlijk 
het  Water'  uyt  de  Blaas  jaagt , en  de  zelve  afdroo- 
gende  verfterkt,  als  men’er  anderhalve  Drachma  van 
gebruykt. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede , gemec- 
ne,  zandige  aarde,  met  een  weynig  twee-jarige  kleyn- 
gewreevenc  Paerdemift;  ’t  Mol  der  van  binnen  ver- 
dorvene  Boomcn  , of  in  plaats  van  ’t  zelve  ’t  Mol  der 
verrotte  Boombladeren  , en  een-jarige  Hoenderdrek 
genoegzaam  doormengt:  een  warme,  vrije,  wel  ter 
Zon  geleegene  plaats,  bevrijd  voor  alle  koude  Oojle  en 
Noorde-winden  ; en  matige  vochtigheyd. 

Zijn  teeder  van  Natuur.  Konncn  geen  fterke  Win- 
den, koele  Herfjl-rccgenen , Rijp , of  de  Vbrft  deezer 
Landen  verdragen.  Moeten  derhalvcn,  droog  zijnde, 
in  ’t  laatfte  van  September  binnens  huys  gebragt  wor- 
den , op  een  warme  plaats , waar  in  door  de  geheele 
Winter  word  gevuurd ; wel  gewagt  voor  een  doordrin- 
gende Vbrjl : gedurende  deeze  tijd  alleen  van  boven 
befprengt  met  flegts  een  weynig  lauw  Reegenwater; 
en  niet  weer  buyten  gezet  voor  in  ’t  begin  van  April, 
met  een  zoete  Reegen , en  aangename  Lucht  : dan 
noch  voorzichtig  gedekt  en  wel  gewagt  voor  koele  Ree- 
genen en  koude  nagten. 

Dus  waargenomen , blijvenzein  deeze  onze  koude 
Gcweften  vcele  jaren  in  ’t  lcevcn.  Verliezen  teegens  de 
Winter  al  haar  Loof,  gelijk  de  'Brionte ; doch  brengen 
ieder  voorjaar  in  May , ceven  gelijk  de  gemeldde,  uyt 
hare  dikke  Wortel  (welke  de  verrotting  zeer  onderwor- 
pen is ) weer  nieuwe  Scheuten  voort. 

De  Wortel  van  Mechoacanna  vera  sativa  , of 
opregte  tamme  Mechoacan , is  groot,  dik,  en  lang; 
onder  alleen  eenige  weynige  dradige  of  vee  belacht  ige 
Wortelt jens  hebbende , op  de  wijze  van  Brionie.  Is 
bleek-wit  van  verwe,  en  heeft  inwendig  een  wit  Zap. 
Uyt  de  zelve  komen  voort  veele  ronde  Steden-,  zich 
lichtelijk  windende  om  een  ftok  , en  aan  deeze  Steelen 
fchoone  Bladeren  , nu  aan  de  eene  , dan  aan  de  andere 
zijde,  boven  malkander  ; zeer  gelijk  zijnde  die  van  het 
Convolvulus  Indicus , of  Indiaanfche  Winde , hebben- 
de de  gedaante  van  ten  Hert.  Zijn  vier  duy men  breedte, 
wat  min  of  meer,  lang;  ontrent  drie  breed  : uyt  den 
blauwen  donker-groen  boven,  maar  onder  bleeker;  tee- 
der van  aart ; achter  alderbreedft ; en  aldaar  aan  beyde 
de  zijden  des  Steels  met  twee  rond-toegaande  punten 
toelopende , doch  voor  in  een  fpits  cyndigende  : in 
het  midden  voorzien  met  een  regt-doorlopende  groo- 
te  Ader,  waar  uyt  veele  kleyne,  ter  zijden  uytgaan- 
de,  ontftaan. 

Tuflchen  de  zelve  fchieten  At  Bloemen  op,  gefteld 
op  korte  Steelt  jens.  Deeze  zijn  purpur-verwig;  in  ge- 


RWOKTÏl.  G E Ë R S.  7Ó4 

daante  , grootte  en  ftelling  die  van  de  genoemde  ƒ«-* 
diaanfche  Winde  niet  ongclijk.  Als  ze  haaftig  vergaan 
zijn,  laten  ze  een  kluchtige  Vrucht  na,  hebbende  de 
geftalte  van  een  kleyne  Concommer ; een  hand  lang; 
drie  duymen,  wat  meer  of  min,  in  ’t  ronde  dik;  voor 
cyndigende  in  een  fpitsze  rondigheyd  , en  aldaar,  ge- 
lijk onder,  dunner ; van  buyten  met  een  geelachtige 
witte  ruygheyd  bekleed;  en  van  binnen  gevuld  met 
een  plat , dun  en  bleek-wit  Zaad ; waar  aan  zich  vaft 
houd  een  aardige  Zilvcr-vcrwige  wolligheyd , gelijk  als 
men  ziet  in  de  Vrucht  van  Apocynum. 

De  Mechoacanna  sylvestris,  of  wilde  Mechoa- 
can, geeft  uyt  een  ook  fterke  Wortel , doch  niet  zoo 
dik , in  teegendcel  in  veel  meer  Talken  en  Veekelen  ver- 
deeld, hare  blcek-roode  Steelt  jens-,  niet  rond  en  flegt, 
gelijk  de  andere,  maar  als  uyt  veele  Lcedekens  aan  mal- 
kander gezet : en  winden  zich  ook  om  ’t  geen  bij 

haar  geftoken  word.  Aan  de  zelve  groeyen  de  Blade- 
ren , in  gedaante  en  op  de  wijze  van  Apocynum ; ook 
twee  en  twee  regt  teegens  over  malkander  gefteld ; veel 
ronder  als  van  de  voorgedachte;  gemeenelijk  twee  duy- 
men breed , en  wel  zoo  lang. 

TufTchen  deeze  worden  voortgebragt  groote  witte 
Bloemen  , de  voorgemeldde  niet  ongelijk.  Afgevallen 
zijnde  , ziet  men  een  ovaals-wijze  ronde  Vrucht , veel 
kleyncr  als  die  van  de  andere  foort ; vier  duymen  , wat 
min  of  meer,  lang,  ruym  twee  duymen  dik;  voor  wat 
ftomp-fpits ; donker-groen  van  verwe ; een  weynig  als 
geftippeld , en  van  binnen  gevuld  met  een  geel  Zaad  , 
waar  aan  veele  witte  Draadjcns  hangen. 


Kluchtige 

Vrucht. 


Wilde  Me* 
choacan. 


Bloemen* 

Vrucht* 


KRACHTEN. 


D 


E Wortel  van  Mechoacan  is  verwarmende  en 
verdrogende  tot  in  den  derden  graad;  daarbe- 
neevens  een  weynig  te  zamentrekkende  van 


Twee  Drachmen  van  de  zelve  gedroogd  en  gepulve- 
rifcert  voor  een  oud  perfoon , doch  voor  een  jongeling 
maareen,  vooreen  kind  een  halve  Drachma,  met  Wijn 
ingegeeven  : of  ook  de  gemeldde  Wortel  in  Wijn  ge- 
weykt , en  daar  van  een  Roemertje  ’s  morgens  nuchte- 
ren  gedronken , jaagt  door  Stoelgang  uyt  alle  quaadaar- 
dige , taye , dikke , waterige  en  galachtige  Vochten. 
Neemt  wech  de  verjlopping  der  Leever  , Milt,  en  an- 
derer  deelen  des  Ligchaams.  Verbeeterd  de  gebreeken 
van  de  Alaag.  Is  goed  teegens  de  Winden ; voor  de 
Mater-  en  Geelzucht ; Hoofdpijn;  Nierenfmerten;  val- 
lende Ziekt;  ’t  Colijkj  de  gebreeken  der  Moeder , ver- 
oorzaakt door  koude.  Verfterkt  de  Harjfenen,  de  Zcc- 
nuwen,  en  alle  andere  inwendige  deelen.  Doed  ophou- 
den en  vertecren  de  koude  Zinkingen.  Is  dienftig  voor 
een  verouderde  Hoejl ; voor  de  gebreeken  der  Borjl , 
Koortsen , en  de  Spaanfche  Pokken. 


Rech.  I.  f. 
rer.  Med. 
Nov.  hifpt 
‘■3  8- 


Dod.  1. 1 3.' 
e.  8. 

Durantes 
hifi.  Riant, 
fol.  178. 

AI  onar d. 
hifi.  Simp. 
Nov.  hifp. 

C.fl. 


CCCXL  HOOFDSTUK. 

BEERWORTEL. 

P het  Neederlandfch  dus  genoemd  , Namen, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Meum, 
of  ook  Fccniculum  porcinum  : 
in  het  Hoogduytfch  B^ehr-  of  Beer- 
wurtz:  in  ’t  Italiaanfch  Meo,  Im- 
pfratrice,  en  Finochiella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  ^«verander-  Twee  ver- 
lijke foorten ; namentlijk:  foorten^* 

I.  Meum  athamantiCum  , of  Beerwortef  wel- 
ke van  naturen  groeyd  ontrent  den  Berg  At  harnas,  ge- 
leegen  in  Thejfalien;  na  wienze  deeze  naam  heeft  ont- 
fangen.  II.  Meum  spurium  , of  bafierd  Beer - 
wortel.  Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
ncemtng. 


Zij 


7<$5  Beschryving  der.  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , y66 


Grond.  Zij  beminnen  meer  een  zandige  als  een  andere,  doch 
met  twee-jarige  Paerdemift  wel  voorziene  grond : een 
vrije,  bequaam  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  veel  Wa- 
ter. Blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  fter- 
ke  koude , en  alle  andere  ongelcegenthceden  der  Winter. 
Geeven  ook  gemeenelijk  bij  goede  Zomers  volkomen 
Zaad.  rijp  Zaad.  ’t  Welk  met  een  wadende  Maan  van  Oüo- 
ber  in  een  Pot,  of  van  de  Maert  (om  dat  het  langzaam 
opkomt)  in  de  aarde  word  gezayd,  ruym  twee  ftroo- 
Aanwin-  brccdtc  diep.  Hier  door  konnenze  aangewonnen  en 
®in°’  vermeenigvuldigd  worden.  Maar  dan  ook  noch  door 
hare  aangewaflene  jonge  Wortelen ; welke  men  met  de 
gemcldde  Maan  in  Maert  of  April  wan  de  oude  afneemt, 
cn  vcrplantt. 

KRACHTEN. 

Galen- 1. 7.  \E  Wortelen  deezer  Plant,  welke  alleenlijk  in  de 
Simp.Me d.  I j Genceskon  ft  worden  gebruykt,  zijn  droog  in 
jac.  den  tweeden , en  warm  in  den  derden  graad;  ook 

dun  van  dcelen,  en  fijn  van  ftof. 

DoJ.  1. 10.  Deeze  Wortelen  in  Wijn  gezoden,  cn  daar  van  een 
TUn.  1. 10.  Roemertje  ’s  morgens  nuchteren  gedronken , openen  de 
c.  13.  verjloptheyd  der  inwendige  dcelen  ; zuy veren  de  Blaas, 
Mat  tb.  l.i.  en  Nieren  van  ’t  Graveel:  doen  gemakkelijk  wateren  : 
c'  verdrijven  d c koude  Pis,  At  Winden,  de  pijn  of  krim- 

ping des  'Buyks , ook  allcrley  Leeden-fmerten  , en  de 
Jigt,  of  Flereftjn.  Verfterkcn  de  Maag.  Doen  der 
Vrouwen  Maandjlonden  voortkomen;  en  gencezen  de 
beet  en  of Jleeken  der  gifiige  Dieren. 

Diofc.  1. 1.  De  Wortelen  gedroogt,  gepulverifeert ; met  Zuyker, 
c'3’  of  Honig  vermengt,  en  daar  van  zomtijds  een  wcynig 
genomen  , is  goed  voor  d t Hoeft , reynigd  de  Borjl,  en 
doed  de  daar  op  vallende  Zinkingen  verteeren. 


Opgekomen  zijnde,  mag  men  deeze  jonge  Planten  Hoe  te 
niet  verzetten ; ook  niet  meer  dan  een , of  ten  hooften  handelen 
twee,  na  geleegenthcyd  harer  grootte,  in  cene  Pot  la-  °ntrc”t dc 
ten  blijven.  Zij 'beminnen  groote  hitte,  en  een  wel  ter  <^-cc  lns' 
Zon  geleegene  plaats , befchut  voor  alle  koude  zoo  Oojle- 
als  Noorde-winden  ; en  matige  vochtighcyd.  Geeven 
volkomene  Bloemen  , maar  noyt  eenig  vaft-blijvend 
Zaad.  Konnen  de  W inter-kpude  gantfehelijk  niet  uyt- 
ftaan  , maar  vergaan  van  zelfs  binnens  huys,  ’t  zij  dat 
men  ze  wel  gewagt  heeft  of  niet.  Moeten  derhalven  Aanwia- 
t’elkens  weer  aangewonnen  worden  door  Zaad,  uythee-  nin^’ 
te  Landen  overgezonden. 

KRACHTEN. 

GEers , Heers,  Hirs,  Gierft,  of  Mi  Hum , is  ver-  Galen.  Uil 
koelende  in  den  eerften  , verdrogende  in  den  simp.  7. 
tweeden  graad,  ook  fijn  van  ftof. 

In  Melk  gekookt  tot  een  Brij , cn  daar  van  gegee-  Averrots 
ten , is  aangenaam  voor  de  Maag  , doch  geeft  aan  het  lib • simp. 
Ligchaam  wcynig  voedzel.  Een  Pap  van  Geers-meel  cJ^k  t - 
gemaakt,  verjlopt  het  Ligchaam,  en  doed  wateren.  c.  119. 

Geers  heer  gemaakt,  in  een  zakje  gedaan,  en  op  den  Lufit.  l.r. 
Buyk  gelegt , doed  de  Buykfrimping  ophouden;  ook e,larr-9l- 
de  pijn  der  Leeden  en  Zcenuwen  vergaan.  Op  ’t  Hoofd 
gedaan  verflcrkt  en  verdroogt  de  Harffenen. 

Rhabarbar  , Mechoacan  , Citroenen  , Limoenen  , Mattb.l.i. 
Oranje-appelen  , zelfs  ook  Vleefch  , in  Geers  gelegt , «-9°. 
bewaart  de  zelve  een  tijd  lang  voor  verderving,  ver- 
mits’er  noyt  Wormen  in  groeyen. 

Meel  van  Geers  vermengt  met  Tarwenmeel , dan  DoJ- l-  '6. 
gelegt  op  de  beeten  of  Jleeken  der  Adderen  en  Slan-  c'  2^‘ 
gen  , genceft  de  zelve. 


CCCXLI  HOOFDSTUK. 

GEERS. 


Drie  ver- 
fcheydene 
foorten. 


Witte,  cn 
geele 


Gambai- 

fcheGeers. 


Iet  alleen  in  ’t  Neederlandfch  dus , maar 
ook  van  veele  Heers  , Hirs  , ge- 
meenelijker Gierst  genoemt.  In  ’t 
Latijn  Milium,  Quasi  Millium  , 
om  dat  ze  door  hare  Vruchtbaarheyd 
duyzend  koomen  in  plaats  van  een  of 
honderd  voortbrengt.  In  ’t  Hoogduytfch  Hirse,  Hir- 
sen,  ofHiRST:  in ’t  Franfch  Millet,  ofMiL:  in 
’t  Italiaanfch  Miglio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  drie  verfchey- 
dene  foorten;  namentlijk. 

I.  Milium  seminf  albo,  of  witte  Geers.  II.  Se- 
mine  flavo,  o f geele  Geers.  III.  Milium  Gambai- 
cum  SEMiNE  NIGRO  , of  Gambaifche  Geers  met  een 
fchoon  zwartblinkend  Zaad.  In  hare  Bouwing  en  M ’aar- 
neeming  verfchillen  ze  maar  weynig. 

De  twee  eerft-genoemde  foorten  beminnen  een  goe- 
de , gemeene  , zandige  aarde  , matig  met  twee-jarige 
Paerde-  cn  Koeyemift  voorzien  ; een  luchtige  genoeg 
ter  Zon  geleegene  plaats  , en  veel  Water.  Blijven  niet 
langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven  teegens  de 
Winter  rijp  Zaad,  en  vergaan  dan  van  zelfs.  Moeten 
derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  walfendc  Maan  van 
uipril , weer  op  nieuws , niet  diep  , gezayd  zijn.  Al- 
leen hier  door  konnen  ze  vermeenigvuldigd  wor- 
den. 

Het  Milium  Gambaicum,  of  Gambaifche  Geers, 
is  veel  teederder  van  aart ; doch  grooter  en  fterker  van 
Bladeren.  Blijft  in  deeze  Landen  niet  meer  dan  eeneZo- 
mer  over.  Word  met  een  wafTende  Maan  van  April 
of  May  niet  boven  een  ftroobreed  diep  gezayd  in  een 
Pot,  gevuld  met  goede  luchtige  aarde,  vermengt  met 
een  weynig  twee-jarige  Paerdemift,  ’t  Mol  der  verrotte 
Boomen,  een-jarige  Hoenderdrek. 


CCCXLII  HOOFDSTUK. 

DUYZENDBLAD. 

■ Y de  Neederlanders  niet  alleen  met  Namen.' 
deezen  naam , maar  ook  met  dien  van 
Gerwe  bekend  , word  in  het  Latijn 
geheeten  Millefolium  , of  ook 
Achillea  : in  ’t  Hoogduytfch  Gar- 
BEN  , ScHAFGRASZ , en  TaUSENT- 
blat  : in  ’t  Franfch  Millefueille  : in  ’t  Italiaanfch 
Millefoglio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  eenige  veran-  Verfchey- 
derlijke  foorten , namentlijk : dene  ver- 

I.  Millefolium  majus  album,  of  groote  witte  f^tr^ke 
Gerwe  (anders  Duyz^endblad).  II.  Majus  purpu- 
reum  , of  groot purpur  Duyz.endblad.  III.  Majus 
flore  purpureo  HOLOSERico,  of  groote  Gerwe  met 
een  purpur-fluweele  Bloem.  IV.  Minus  odoratum, 
of  kjtyn  Duy^endblad  met  welriekende  Bloemen.  V.  Mi- 
nus flore  luteo  , of  kfcyne  Gerwe  met  een  geele 
Bloem.  VI.  Millefolium  aquaticum,  of  water- 
Duyz,endblad.  VII.  Aquaticum  fcentculaceum, 
of  water-Gerwe  met  teedere  Bladeren  als  Venkel.  VIII. 
Palustre  minus,  of  kleyne  water-Gerwe.  IX.  Mil- 
lefolium aqjiaticum  cornutum  , of  Duyzend- 
blad , groeyende  in  waterachtige  plaat  zen,  met  een  ge- 
hoornd Zaad.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing 
cn  Waarneeming. 

Degeene,  welke  op  drooge  plaat  zen  groeyen,  be-  Grond, 
minnen  alle  een  goede,  gemeene,  zandige,  liever  ge- 
meftte  als  ongemeftte  grond  : een  opene  welgeleegene 
plaats;  veel  reegen,  en  ook  matige  vochtighcyd.  Blij- 
ven eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  fterke  Vorfl , 
en  meer  andere  ongelcegentheeden  des  tijds.  Geeven  Zaad. 
ook  dikmaal  volkomen  Zaad  bij  goede  Zomers , het 
welke  men  met  een  wafTende  Maan  van  Maert  de  aarde 
weer  kan  aanbeveelen.  Deezer  wijs  konnenze  aange-  Aanwin- 
wormen  worden  i maar  dan  ook  noch  door  hare  voort-  nins- 

lopende 


7 <*7 


R uyters-kru  yd.  D 


R.  I E B L A B. 


loopende  jonge  Scheutjens , gemeenlijk  van  zelfs  worte- 
lende; welke  men  met  een  wallende  Maan  m April  van 
d 'oude  afneemd,  en  verplantte 

Water-  Het  Millefolium  AQUATICUM  * of  Mater* 
Duyzend-  Duizendblad , wil  zeer  qualijk  in  eenige  Hoven  groei- 
hóe  waar  ïen  • tcn  z'ï  ‘n  vochtige,  fehaduwachtige  plaatzen, 
tc  nemen.  om  ^en  andcren,  of  ook  ieder  dag,  met  water  begoo- 
ten  wordende.  Duurd  dan  wel  eenige  jaren.  Brengd 
ook  Bloemen  voort,  maar  nooit  volkomen  Zaad.  Moet 
derhalven  alleenlijk  aangewonnen  worden  door  hare 
voortkruypende  en  van  zelfs  wortelstmendcScheutjens : 
welke  , als  men  ze  niet  genoeg  in  agt  neemd  , haafl 
weer  vergaan.  Zie  hier  bij  na  ’t  Hoofdftuk  van  Duy- 
ZENDBLAD  MET  BLADEREN  VAN  DUIZEND- 
BLAD» 


76$ 


KRACHTEN. 


Galen. 

Med.Simf 


TA?7' 

imf.  I Iden 

* * t'i' 


Uyzendblad , of  Millefolium , is  verkoelende  in 
den  eerflcn  graad ; ook  een  weynig  afvagendeen 
t’zamentrekkende  van  aart. 

Dorften.  1°  Wijn  gediftill eert , en  daar  van  ’s  morgens  nugte- 
lib.  Pl.fol.  ren  eenige  dagen  achter  malkander  gedronken  , of  het 
W-  uytgcparftte  Zap  met  Wijn  ingenomen ; of  ook  ’t  Poe- 
der der  gedroogde  Bladeren  met  ’t  zelve  nat  gebruykt, 
dood  de  Wormen  ; flopt  de  witte  Voeden  der  Vrou- 
wen ; verdrijft  de  koude  Pu,  en  is  goed  voor  de  geene 
welke  bloed  fpouwen.  In  roode  Wijn  gekookt , flild 
de  Bloed  en  Buykjoop. 

JEfm.  1. 7.  De  Bladeren  en  Bloemen  gcflooten  , dan  op  varjfche 
‘iuirantes  Wonden  gclcgt  , doen  het  bloeden  der  zelve  ophouden  , 
htft.  Pl.  cn  gencefenze.  De  zelve  Bladeren  gekneufd  , en  in  de 
fol.  193.  Neusgaten  geftooken , flempt  het  bloeden  uyt  de  zelve. 


CCCXLIII  HOOFDSTUK. 

RUYTERSKRUYD. 

Ok  wel  in  ’t  Necderlandfch  genoemd 
Krabbenklauw  , word  in  ’t  La- 
tijn  geheeten  Militaris  Aquati- 
ca  , Aloë  palustris  , sedum 
AQuATicuM,  en  Militaris  ai- 
soides. 

Grocyd  van  naturen  in  flaande  Wateren  , of  loopen- 
de Riviertjens.  Noyt  ziet  men  haar  in  eenige  andere 
foort  van  grond  voortkoomen.  Konnen  derhalven  op 
geenerley  wijze  in  Thuyn  of  Bloemhoven , levendig  ge- 
houden worden  , wat  voor  moeyte  en  vlijt  men  ook 
daar  toe  moet  aanwenden  , gelijk  d’ervarentheyd  mij 
dikmaal  heeft  getoond. 

Doch  als  men  een  Gr  agt,  of  Sloot  graaft , met  Wa- 
ter vóórziet , en  dan  dit  Ruyters-kruyd  met  een  wallen- 
de Maan  van  Mey  daar  in  plant , zoo  beklijft  het  niet 
alleen  , maar  geeft  ook  Bloemen.  De  Bladeren  verdor- 
ren in  de  Winter.  Schieten  echter  ieder  Voorjaar  , in 
&et  Maymaand,  uyt  d’  oudeMortel  op  nieuws  weer  voort. 
Hier  door werdenze vermetnigvuldigd ; gelijk  ook  door 
haar  Zaad  , in  ’t  water  neerzakkende  , aangewonnen , 
zonder  eenige  menfehelijke  hulp. 

KRACHTEN. 

DoJ.  /.  io.  "|  ) ZJyterskruyd , of  Militaris  Aquatica  , is  droog  en 
e^9-  i jCkoud  van  aart. 

Wijn  gefooden  , en  daar  van  gedronken, 
Pl.  1. 24.  geneefl  alle  inwendige  quetfueren  , de  /welling  der  Nie- 
e.  18.  ren , en  doed  het  Bloedfpouwen  ophouden. 

De  Bladeren  geflooten  , en  op  varfche  Wonden  ge- 
Iegt,  bewaren  de  felve  voor  alle  heeteSweeringen.  Met 
edik  vermengd , geneefen ’t  Sprenkt  vuur , Gewonden, 
en  de  Roos. 


Kan  in 
geen  Ho- 
ven leven- 
dig gchou 
den  wor- 
den ; 


in  Slootcn 
of  Grag- 


CCCXLIV  HOOFDSTUK. 

DRIEBLAD. 

Enoeg  bij  elk  bekend;  word  in’tAfox  Naméd. 
derlandfch  niet  alleen  dus , maar  ook 
gemeenlijk  Klaver  genoemd.  In ’t 
Latijn  Trifolium  : in  ’t Hoogduytfch 
Klee  en  W iesenklee  :in’t 
Franfch  Treffle,  cn  in  ’t  Ita- 
liaanfch  Trifoglio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  zeer  vécle  beziens- 
waardige foörten  bekend  geworden ; te  weten  : 

I.  Trifolium  Bituminosum  j ot  Swaar-ric-Vecte  be- 
kend Drieblad-.  II.  AMERICANUM  SP1CATUM  FLO-  ziens*. 

RE  PURPURASCENTE,  of geayrd  Amcricaanfch  Drie-  ^randcN- 
blad  met  een  Purpurachtige  Bloem.  III.  Cornicula-  lijke  foor- 
TUM  Majus,  et,  IV.  Minus;  of  groot,  enkleyntcai 
Drieblad,  met  een  gehoornd  Zaad.  V.  Stellatum 
HIRSUTUM  SUBTERRANEUM  LUSITANICUM  , of 
Ruyggebladerd  Portugalfch  Drieblad,  met  een  ronde  als 
vol  Starren  gevormde  Zaadknop , op  de  aarde  leggende. 

VI.  ArboresceNS  LUSitanicum,  of  Bootnachtig 
Portugalfch  Drieblad.  VII.  Acetosum  flore  li- 
teo  , of  Zuure  Drieblad  met  een gcele  Bloem.  VIII. 
Acetosum  flore  magno  coeruleo,  of  Zuure 
Drieblad  met  een groote  blauwe  Bloem.  IX.  Aceto- 
sum flore  albo  magno  , of  Zuur  Drieblad  met 
een  groote  witte  Bloem.  X.  Stellatum  hirsutum 
Humifusum  , of  Ruyg  geflarnd  Drieblad , op  d' aarde 
kruypende.  XI.  CanadeNSe  flore  puRPUreo 
SPicato,  of  Drieblad  van  Canada  met  een  purpure 
geayrde  Bloem.  XII.  Fragiferum  PERENNE  , of 
langduerend  Drieblad  , met  een  Vrugt  als  een  Aerdbefe. 

XIII.  Fragiferum  hirsutum,  of  Drieblad  met  Yan  Ve,Icé 
ruygc  Bladeren  , en  een  Aerdbefe  gelijkende  Vrugt.  v-er- 

XIV.  Fragiferum  cornutum,  of  met  eengehoorn-  worden"8 
de  Vrugt  als  een  Aerdbcjic.  XV.  Fragiferum  vesti-  opgetcld. 
vum  ra  RUM  , of  een  raar,  aardig  Aerdbefien  dragend 
Drieblad  , in  de  Somer  bloeijende  en  rijp  Zaad  gevende. 

XVI.  Fra  giferum  VEST  1 VUM  minimum,  o f alder- 
kjeynjl  Aerdbefien  dragend  Somcr-drieblad.  XVII. 
jEstivum  capitulo  turbinato,  of Somer-Drie* 
blad  met  een  fcharpe  k»op.  XVIII.  FaLCATUm  , of 
Drieblad  met  een  Zaad-peul  gelijk_  een  Zikfel.  XIX. 
CaPITE  HIRSUTO  ANNUUM  LUSITANICUM,  of 
eenjarig  Portugalfch  Drieblad  met  een  ruyge  knop.  XX. 

Capite  echinato  lusitanicum,  of  Portugalfch 
Drieblad  met  een  doornige  knop.  XXI.  Vesicarium 
IND'CUM  , of  Indiaanfch  Drieblad  met  B laas  jen  s. 

XXII.  SiLIQUOSUM,  of  Drieblad  met  Peultjens » 

XXIII.  Siliquosum  lusitanicum,  of  Portugalfch 
Drieblad  met  Peultjens.  XXIV.  Siliquosum  afri- 
caNum  , of  Africaanfch  Drieblad  met  Peultjens  , van 
fommige  genoemd  Mosambos  d’ Angola  , met  wel- 
ken naam  het  mij  ook  voor  deezen  is  toegezonden  ge- 
weeft  ; cn  dan  noch  veel  meer  andere  , onnoodig  hier 
alle  verhaald  te  worden.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  t’zamen  een  zandige,  goede,  Groncl’ 
of  ook  wel  een  andere  gemeene  , zoo  wel  met  tweeja- 
rige Paardemifl,  als  met  gantfeh  geen  vettigheyd  voor- 
ziene grond : een  openc  , warme  , genoeg  ter  Zon  ge- 
leegenc  plaats,  en  taamlijk  veel  Water.  Geven  gemeen- 
lijk , inzonderheyd  by  heete  , drooge  Zomers,  vol- 
komen rijp  Zaad,  en  vergaan  tegens  den  Winter , of 
blijven  ook  lang  in  ’t  leven ; gelijk  als  het 

Trifolium  Americanum  spicatum,  of  Drie-  Welke' 
blad  uyt  America  met  een  geayrde  purpurachtige  Bloem: 
Curnutum  majus  et  MINUS  , groot  en  kjeynDrie-  leven  blij-* 
blad  met  een  gehoornde  Vrugt  : Stellatum  hirsu-  ven. 
tum  subterraneum  lusitanicum,  ruyg  Portu- 
galfch Drieblad , met  een  op  d' aarde  leggende  Zaadknop , 


Ccc 


ge- 


760  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  770 


gelijk  als  met  Starren  voorzien.  Acetosum  flore 

LUTEO  , MAGNO  CCERULEO  , ET  MAGNO  ALBO  , 
z,uure  Drieblad,  met  een  gede , groot e blauwe , en  groo- 
te  witte  Bloem  ; in  het  Ncederlandfcb  ook  genoemd 
Koek-  zuure  Klaver,  en  Koekkoeksbrood;  in  ’t  Latijn 
koeks-  Oxys,  Panis  Cuculi,  en  Alleluja;  in ’t  Hoog- 
brood‘  duytfch  Sawr-klee,  Buchampffer,  en  Buchbrot: 
in  't  Franfch  Pain  de  Cocu  : en  dan  Fragiferum 
perenne  , of  overblijvend  Drieblad  met  een  P'rucht 
op  de  wijz,e  van  een  Aardbezie.  Welke  niet  alleen  ce- 
nige  jaren  lang  in  leeven  blijven  , maar  ook  , buyten 
ftaandc,  de  koude  en  alle  andere  ongeleegenthceden  der 
Aanwin-  # ’interfchc  dagen  tamelijk  wel  verdragen  konnen.  Wor- 
ning.  den  vermeenigvuldigd , beyde  door  haar  Zaad,  ’t  welk 
met  een  wafTende  Maan  van  April  in  de  aarde  eens  Pots, 
niet  boven  een  ftroobreedte  diep,  moet  gelcgt  zijn,  en 
door  hare  adngewajfene  jongen  , welke  men  op  de  zelve 
tijd  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

Drieblad  Het  Trifolium  Americanum  spicatum  , of 
r/a^met  Drieblad  uyt  America  met  een  geayrde  purpurachtige 
een  geayr-  Bloem,  krijgt  uyt  een  lange  doch  niet  zeer  dikke,  taye, 
de  purpur-  blcek-bruyn-vcrwige,  en,  in  de  Mond  geknauwd  wor- 
achcige  dende,  niet  onaangenaam  van  fmaak  zijnde  Wortel, ver- 
°era.  fcheydene Steden , in  deeze  Geweftcn  twee,  derdehalve, 
ja  ook  drie  voeten  hoog  opfehietende.  Deeze  zijn  ree- 
delijk dik,  rond,  blcek-groen  , met  veele  bruyn-roo- 
de  ftreepen  voorzien,  en  van  binnen  gevuld  meteen 
Bladeren,  wit  Pit.  Aan  welke  groeyen  veele  Bladeren,  een  duym 
breed,  wat  meer  of  minder,  boven  malkander;  nu  uyt 
deeene,dan  uyt  de  andere  zijde  voortkomende,  ruftende 
op  regt-opftaande  ruygachtige  Steelt jens  , en  beftaande 
uyt  driedcelen,  waarvan  ’tvoorftc het grootftc;  ontrent 
een  vinger  lang,  en  ruym  een  duym  in  ’t  midden  breed 
is;  de  andere  twee,  regt  tecgens  over  malkander  gcfteld, 
zijn  wat  kleyner,  doch  cyndigen  alle  drie  voor  in  een 
ftomp  punt.  Zijn  aan  de  randen  effen  en  ftegt;  boven 
donker-grocn , onder  veel  bleeker;  ook  aldaar  in  ’t  aan- 
raken een  weynig  fcharp-ruyg;  zoetachtig  van  fmaak, 
en  ook  te  zamentrekkende.  In  ’t  midden  zijn  ze  voor- 
zien met  een  regt-doorlopende  groote  Ader ; waar 
uyt  veel  andere  kleyner,  opwaarts  gekeerd , ter  zijden 
uytvloeyen. 

Bloemen.  Uyt  de  bovenfte  punten  ziet  men  vier,  vijf  en  zes 
vingerbreed  hoog,  Ayrs-wijz.e  bij  malkander  gevoegde 
Bloemen  groeyen.  Deeze  zijn  purpur-verwig,  zonder 
eenigc  reuk;  beftaande  uyt  een  bovenfte opftaande rond- 
achtig Blaadje  , in  ’t  midden  vcrcierd  als  met  twee  aan 
malkander  zittende  Oogjens,  en  daar  onder  eenigc  wcynige 
langwerpige  kleyne,  aan  malkander  gevoegd.  Hebben 
inwendig  gelijk  als  een  bleek-wit,  uytfteekend  Hoornt- 
je ; waar  uyt  eenige  korte  witte  Draadjens,  voorzien 
met  kleyne  gccle  Knop  jens,  in  ’t  ligt  worden  gebragt. 
Zaad.  Weynige  dagen  open  geftaan  hebbende,  vallenze  af, 
en  laten  na  verfcheydene  korte , matig  breede  , platte, 
bruyn-verwige  Peultjens,  zeer  kleevende  of  vaft  hou- 
dende van  aart ; inwendig  gevuld  met  twee,  drie,  of 
vier  onderfcheydene,  vaal-bruyne,  platachtig  en  ontrent 
rond  zijnde  Zaad  jens. 

Welke  Al  de  andere  voorheenen  genoemde  foorten  blijven 
foorten  niet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Want  ’t  zij 
maar  eene  j t j-  >t  - jatze  „een  volkomen  Zaad  hebben 
Zomer  , 

duren.  voortgebragt,  zij  vergaan  dooreen  kleyne  ongclccgent- 
heyd  , of  verfterven  van  zelfs.  Moeten  derhalven  ie- 
der Zoor j aar,  met  een  waflende  Maan  van  April,  weer 
op  nieuws,  niet  diep,  in  Potten  worden  gezayd.  Men 
mag  ze  niet  verplanten  : ook  niet  te  veel  opgekomene 
jongen  in  eene  Pot  laten.  Zouden  anders  te  zeer  ver- 
achteren;  en  daar  door  dies  te  minder  rijpZ^^konnen 
vóórtbrengen;  ’t  welk  alleenlijk  ’t  middel  harer  vermee- 
nigvuldiging  is. 

Drieblad  Het  Trifolium  siliquosum  LusitAnicum , of 
uyt  Por  ui-  Drieblad  uyt  Portugal  met  Peultjens,  opfehietende  uyt 
fe^r  cen  recc*cr>  en> in  de  monc*  geknauwd  > Witter  van  fmaak 
Jens'  zijnde  Worteltje , een  of  anderhalve  maatvoet  hoog  , 


krijgt  een  regte  Steel , of  ook  wel  verfcheydene  an- 
dere, uyt  de  zelve  voortkomende:  rond,  teeder  van 
aart,  bleek-groen  van  verwe,  blinkende,  en  met  een 
kleevende  korte  bleek-wittc  ruyghcyd  bekleed  : aan 
welke  in  het  beneedenfte  gedeelte  de  Bladert  jens  uyt- 
fpruyten,  ruftende  op  teedere  dunne  Steelt  jens.  Zijn  Gedaante 
ongclijk  van  grootte;  boven  donker,  of  zwart-groen  der  BlaJe- 
van  verwe  , doch  onder  bleeker,  en  daar  ruygachtig; ren- 
niet  blinkende  , zagt  in  ’t  aanraken  , fterkachtig  van 
reuk,  bitter  van  fmaak;  beftaande  uyt  drie  bij  mal- 
kander gevoegde  dcclen  , waar  van  het  middelfte  het 
langfte  is , doch  alle  zeer  fmal , voor  ftompachtig-fpits 
toelopende  , en  in  het  midden  voorzien  met  een  regt- 
doorlopende  Ader.  De  andere,  welke  in  ’t  bovenfte 
gedeelte  groeyen,  komen  boven  malkander  voort,  nu 
uyt  de  eene,  dan  uyt  de  andere  zijde  der  Steelen ; niet 
in  drieën  , maar  eeniglijk  alleen.  Zijn  ook  doorgaans 
langer  en  breeder  als  de  andere  dric-dcelige ; echter  zel- 
den breeder  als  een  ftroo. 

Tuflchen  welke  aardige  en  kleyne  Bloemt  jens  te  voor-  Bloemen, 
fchijn  komen  ; te  weeten,  tuflchen  ieder  Blad  een ; be- 
ftaande uyt  vier  uytgefpannene  Bladert  jens  als  Kleiige  lt- 
jens  ; van  welke  de  twee  onderfte  de  grootftc  en  rond- 
fte  zijn  ; donker-bmyn-rood  van  verwe ; inwendig 
geteekend  met  veele  kleyne  Stip  jens  ; de  twee  boven- 
fte, tuflchen  de  twee  andere  regt-opftaande,  veel  fmal- 
ler  : voor  ftomp-rond  toegaande , en  voor  ’t  meefte 
deel  gantfeh  geel.  Hebben  inwendig  drie  kleyne,  blin- 
kende gccle  Knopjens , als  Oogjens,  van  welke ’t  mid- 
delfte ’t  kleynfte  is:  waar  onder  zes  afhangende,  voQr 
aan  zich  een  weynig  opkrommende  Draadjens  zitten, 
houdende  daar  een  kleyn  bruyn-rood  Knopje:  waar  on- 
der noch  een  ander  grooter,  van  verwe  groener,  ook 
voor  opftaande,  en  aldaar  als  met  een  plat,  breed  Knop- 
je vercierd  , aardig  een  Elephants-fnuyt  verbeeldende  , 
in  ’t  licht  gebragt  word. 

Als  deeze  Bloemen  vier , vijf  of  zes  dagen  open  Vruchten, 
geftaan  hebben,  vergaan  ze  in  haar  zei  ven,  en  worden 
gevolgd  van  Peultjens,  twee  vingerlceden  lang,  dun, 
rond,  ruyg,  groen,  voor  fpits  toegaande;  van  bin- 
nen gevuld  met  veel  zeer  kleyn  , rond  Zaad,  eerft  Zaad. 
groen , doch  daar  na  zwart-  of  ook  blauwachtig  wor- 
dende. 

Het  Trifolium  arborescens  Lusitanicum  , Boomach- 
of  boomachtig  Drieblad  uyt  Portugal,  blijft  eenige  ja-  ^dD"ec' 
ren  lang  in  ’t  leeven , doch  is  teeder  van  aart.  Kan  op  Portugal, 
geenerlcy  wijze  de  Winterkoude  deezer  Geweftcn  ver- 
dragen. Moet  derhalven,  met  een  waflende  Maan  van 
April  in  een  Pot  ’tzij  gezayd  ’t  zij  geplant  zijnde,  voor 
veel  koude  Herfftreegenen  worden  bewaard ; in  ’t  begin 
van  Otlober  binnens  huys  gebragt ; op  een  luchtige , 
maar  geen  warme,  plaats  gezet;  gedurende  de  Win- 
ter met  weynig  lauwgemaakt  Reegenwater  voorzien ; 
voor  de  Korft  wel  gewagt , en  niet  voor  in  ’t  begin  van 
April , met  een  aangename  Lucht  en  Reegen  , weer 
buyten  gefteld  zijn. 

Dit  boomachtig  Drieblad  kan  alleenlijk  aangewonnen  Aanwin- 
worden  door  zijn  Zaad ; ’t  welk  in  deeze  Landen  zei-  ning- 
den  zijne  volkomene  rijpheyd  verkrijgt. 

Het  Trifolium  Africanum  siliqj/osum  , of  Drieblad 
Drieblad  met  Peulen  uyt  Africa,  anders  genoemd  Mo-  Pcu- 
sambos  d’Angola  , is  het  teederfte  van  alle;  en  van  AfVicau*1 
een  aangename  aanfehouwing.  Bemind  groote  hitte, 
en  matige  vochtigheyd.  Kan  noch  fterkefT/We»,noch 
eenige  koude  verdragen.  Brengt  in  hare  Peultjens  geen 
rijp  Zaad  voort,  maar  verfterft  fchielijk  in  den  Hcrfft 
door  een  kleyne  ongelecgentheyd , zoo  dat  deeze  foort 
hier  niet  wil  overblijven. 

Het  Trifolium  palustre,  of  w at  er -Drieblad , water- 
blijft  uyt  eygener  aart  zeer  lang  in ’t  leeven,  in  ftil  ftaan-  Drieblad, 
de  Wateren  , of  vlietende  Riviertjens  waflende.  Ver- 
draagt allerley  ongelcegentheeden  der  Winter.  Geeft 
een  verwonderlijk-fchoone  Bloem  , en  ook  in  zommi-  schoone 
ge  jaren  volkomen  rijp  Zaad ; ’t  welk  in  het  Water  Bloem. 

vallende 


Wil  in 
geen  Ho- 
ven waf- 
fcu. 


Durant. 
hifi.  Plant, 
fol.  463. 

Diofc.  I.  3. 
f.U3. 


Ruell.  I.  3. 
'-S9- 


Lu  fit.  I.  4. 
tnarr.  1 1 1. 
Matth.l.%. 
c.  10  6. 


Trag.  I.  i . 
c.  173. 


D»J.  1. 19. 

4.  !ƒ. 


Diofc.  1. 4. 
c.  ïai. 


Lot  el.  I.  2. 
fol.  40. 


Namen. 


Grond. 


Bloemen. 


Zaad. 

Aanwin- 

ning. 


771  Drieblad.Bruyn-rood  Vierblad.Aardbezien.Mosch.ofMos.  771 


vallende , weer  voortkomt , en  zich  alzoo  vermce- 
nigvuldigd.  Kan  ook  aangewonnen  worden  door  ha- 
re aangegroeyde  jonge  voortfehietende  Wortelen. 

In  de  Hoven  gezayd  of  geplant  zijnde  , wil  het  niet 
voortwalïen.  Doch  gefield  in  een  gegravene  Water- 
kuyl,  beklijft  het  zomtijds  wel,  doch  blijft  zelden  lan- 
ger dan  twee  jaren  in  ’t  leeven. 

KRACHTEN. 

HEt  zwaar-riekend  Drieblad,  of  Trifolium  Bitu- 
minofum,  is  warm  en  droog  tot  in  den  derden 
graad. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken;  of  een 
lood  der  gedroogde  Bladeren,  Bloemen,  of  drie  drach- 
men var.  het  Zaad  gepulverizeert , en  met  Wijn  inge- 
nomen , verwekt  der  Vrouwen  Maandftonden-,  doed 
wel  Water  lojfen ; de  Vrucht , en  de  Nageboorte  voort- 
komen. Is  goed  teegens  de  Zijdepijn , de  Koudepis ; 
een  beginnende  Waterzucht ; de  opjlijging  der  A'Iocder  ; 
de  Kramp ; en  voor  de  geene  , die  van  giftige  Dieren 
gefloken  of  gebecten  zijn. 

Het  zuttre  Drieblad , of  Trifolium  Acetofum  , is 
koud  en  droogd  van  aart,  ook  dun  van  deelen.  In  ee- 
nig  Nat  gekookt,  of  ook  rauw  gegeeten,  flild  de  Dorfl, 
verkoeld  en  verflerkt  een  hitzige  Maag  , de  Leever  en 
het  Hert : verwekt  eetenslujl : weerhoud  het  braken 
is  goed  teegens  de  Koortzen ; voor  die  gebrooken  of 
gefcheurd  zijn : ook  voor  de  zweeringen  des  Monds. 

De  Bladeren  gefloten;  en  op  de  Roos ; ook  andere 
verhittingen  gelegt , doen  veel  goed. 

Water-Drieblad,  of  Trifolium  Aqttaticum , is  warm 
er.  droog  van  aart. 

In  Wijn  gezoden , en  daar  van  ’s  morgens  nuchte- 
ren  een  Roemertje  gedronken,  is  goed  teegens  de  Scheur- 
bttjkj  anders  genoemd  de  Ëlaauwfchuyt. 

Het  Zaad  (zijnde  afvagendc,  doorfnijdende , ver- 
deelende  , en  ook  een  wcynig  te  zamentrekkende  van 
aart ) , gefloten , en  met  Honig-water  gedronken , ge- 
neefl  de  Hoejly  de  pijn  van  de  Borfl  ,dt  geene  die  Bloed 
opgeeven,  en  gebrek  aan  de  Leever  hebben. 

De  jonge  Bladeren  van  ddKruyddc  Schapen  te  eeten 
gegeeven,  doed  haar  haaflig  vet  worden. 


CCCXLV  HOOFDSTUK. 

BRUYN-ROOD 

V I E R B L A D. 

Oo  genoemd  in  het  Neederlandfch  , 
om  dat  deeze  kruypende  Plant  meefl 
vier,  minfl  drie  en  vijf  Bladeren,  ver- 
cierd  met  een  aangename  brttyn-roode 
couleur , te  voorfchijn  brengt.  Word 
in  ’t  Latijn  geheeten  Quadrifolium 
phccum  , of  Trieolium  fuscum  : in  het  Franfch 
Quatre  fueillebrun. 

Zij  bemind  een  goede,  gemeene,  zandige,  luchtige 
aarde,  met  een  weynig  twee-jarige  Pacrdemifl  voorzien: 
een  welgcleegene , en  gantfeh  niet  belommerde  plaats ; 
ook  veel  Water. 

Geeft  in  de  Maanden  van  Junius  en  Julius  Bloemen, 
ook  voor  de  Winter  volkomen  rijp  Zaad.  Verdraagd 
ftcrVc  koude , en  alle  andere  ongeleegentheeden  des  tijds, 
zonder  fchade.  Word  vermeenigvuldigd  en  aangewon- 
nen, niet  alleen  door  het  gemeldde  haar  Zaad,  ’t  welk 
met  een  wadende  Maan  van  ALaert  of  April,  niet  diep, 
in  de  aarde  moet  gelegt  zijn  ; maar  ook  door  hare  bij 
de  grond  voortkruy pende,  en  zonder  eenige  moeyelijk- 
heyd  van  zelfs  wortelvattende  jonqe  Scheutjens  ; welke 
men  op  de  genoemde  tijd,  of  in  de  zelve  Zomer , van 
de  oude  afneemt,  en  verplant. 


KRACHTEN. 

HEt  bruynrood  Tier  blad,  of  Quadrifolium  Phctum,  Gebruyk 
is  koud  en  droog  van  aart.  deezer 

In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  ’s  morgens  Planc‘ 
nuchtcren  gedronken  , flild  de  onnatuurlijke  witte  en 
roode  Tloeden  der  Vrouwen.  Is  goed  teegens ’t  Colijk , 
en  de  krimping  der  Darmen-,  de  zweeringen  van  de  Lan- 
ge-, de  Waterzucht , de  Roodeloop : en  word  met  voor- 
deel gedaan  bij  de  dingen,  welke  men  gcbruykt  teegens 
de  gebreeken  der  Oogen. 


V erfchey- 
denc  ver- 
anderlijke 
foorten. 


CCCXLVI  HOOFDSTUK. 

AARDBEZIE. 

Edcr  genoeg  bekend ; zoo  wel  weegens 
haar  aangename  fmaak  , als  om  hare 
deugdzame  en  verkoelende  kracht,  ook 
van  elk  begeerd.  Voerd  deezen  naam 
in  het  Neederlandfch.  Word  in  het 
Latijn  geheeten  Fr  aga  ; de  Plant  zelfs 
Fragaria  : in  het  Hoogduytfch  Erdbeeren  , en 
Ekdbeerenkraut  : in  het  Franfch  Fraises  : en  in 
het  Italiaanfch  Fragolaria,  le  Fraghe,  en  Fra- 
gole. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  ee- 
nige kluchtige  veranderlijke  foórtcn  ; namentlijk  : 

I.  Fragaria  fructu  rubro  major  , of  groot 
Aardbezienkruyd , met  een  roode  Trucht.  II.  Minor 
fructu  rubro,  of  kfeyn  Aardbeziënkruyd , met  een 
roode  Trucht.  III.  FrucTu  albo,  o £ met  een  witte 
Trucht.  IV.  Fructu  kirsuto,  of  met  een  gantfeh 
ruyge  Trucht.  V.  Fragaria  flore  pleno  , of 
Aardbeziënkruyd  met  een  dubbele  bezienswaardige 
Bloem.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  ecven  de  zelve  Bonwinv 
en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene , goede , luchtige , en 
wclgemcflte  grond  : immers  zoo  zeer  een  opene,  vrije, 
bequaam  ter  Zon  geleegenc,  als  een  donkere  of  fcha- 
duwachtige  plaats;  en  veel  Water.  Geeven  een  fma- 
kelijke  Trucht , welke  door  giftige  Dieren  niet  lichtelijk 
befmet  of  befchadigd  word.  Verdragen  felle  koude  , 
en  alle  andere  ongeleegentheeden  der  Winter , zonder 
groot  nadeel.  Worden  ook  gemcenelijk  aangewonnen 
en  vermeenigvuldigd  door  hare  aangewaflene  , of  van 
zelfs  voortgekomene  jongen. 

Wil  iemand  hier  van  jaarlijks  zeer  goede , groote  , 
zonderling-wdfmakende  Trachten  genieten  , die  moet 
al  de  jonge  Scheutjens  gedurig  wechneemen , haar  van 
het  onkruyd  genoegzaam  zuyvcr  houden;  in  drooj?e 
dagen  met  Reegenwater  begieten;  en  om  ’r  derde,  of 
ten  langflen  om  't  vierde  jaar  met  een  wallende  Maan 
van  Zugujlus , of  in  Maert , verplanten,  in  de  hier 
boven  befchreevene  grond,  niet  diep,  en  ontrent  een 
voet  wijdte  van  malkander.  Hier  door  konnenze  over- 
vloedig vermeerderd  worden.  De  bequaamfte  tijd  dee- 
zer verplanting  is  de  Maand  Zugufius,  want  als  ’t  dan 
gefchied,  zullen  ze  in  ’t  volgende  jaar  Trachten  dragen, 
en  de  oude  hebben  in  dit  jaar  hare  Trucht  gegeeven. 

KRACHTEN. 

DE  Bladeren  en  Wortelen  van  Zclbczienkruyd , DoJ.  1. 13. 
of  Fragaria,  ook  de  onrijpe  Trucht  en  zelfs,  c- 10- 
zijn  verkoelende  in  den  eerflen  , en  verdroo- 
gende  in  den  tweeden  graad  ; ook  te  zamentrekkende 
van  aart.  Doch  de  rijpe  Aardbeziën  zijn  verkoelende 
cn  vochtig  van  natuur. 

De  Bladeren  gefloten , en  op  varjfche  Wonden  gelegt, 
verkoelen  en  geneezen  de  zelve. 

De  Wortelen  en  Bladeren  in  Wijn  gekookt , en  daar  l‘* 
Ccc  a van  3 


Aanwin- 

ning. 

Om  groo- 
te , wel- 
fimkeude 
Vruchten 
krijgen. 


Verplan- 

ting. 


UHi 


773  Beschryving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  774 


van ’s  morgens,  eenige  dagen  achter  malkander,  een  Roe- 
mer gedronken  , helpt  de  Geelzuchtige : is  goed  voor 
die  het  Pleuris  hebben.  Stopt  de  witte  Vloeden  der 
Vrouwen;  de  roode - en  andere  Loop.  Verwekt  ook  de 
Maandftonden  , en  neemt  wech  de  brand  van  de  Lee- 
vcr. 

tourantis  Dc  Bladeren  in  Water  gezoden  , en  zich  dikmaal 
/af'  191  ' ^aar  me^  gewaflehen  , is  goed  voor  een  zweeterige 
Dorftcn.  Huyd : verfterkt  het  Tandvleefch  , maakt  de  Tanden 
hifi. Plant,  vair,  en  verdrijft  het  zwellen  der  Amandelen , de  Keel 
fol. iii.  (jaar  me£  gegorgeld. 

Trag.  l.u  De  Vruchten,  of  Aardbeziën  zelfs,  gegecten,  zijn 
r.  170.  niet  onaangenaam  voor.  de  Maag  : geeven  echter  aan 
Med!'1  * het  Ligchaam  een  ^CB£  en  ongezond  voedzel.  Doch 
liej.’  met  Wijn  en  Zuyker  genuttigd,  zijn  ze  veel  beeter: 
verdaan  de  Dorfl,  verdrijven  de  brand  van  de  Maag  en 
van  al  de  inwendige  deden.  Zijn  dienftig  voorde  Galach- 
tige menfehen : zuy veren  dc  Nieren , de  Blaas,  endoen 
gemakkelijk  water  lojfen. 

De  zelve  in  Brandewijn  gedaan,  en  daar  van  ’s  mor- 
gens twee  of  drie  leepclen  vol  gedronken  , is  dienftig 
teegens  ’t  Graveel. 

Het  uytgeparftte  Zap  , of  ’t  gediftilleerdc  Water 
4Ö-  deezer  Vruchten,  verdrijft  de  roode  plekken  en  puyften 
des  Aangezicht s,  veroorzaakt  door  een  heete  Leever  ; 
de  Roos , roode  Oogen;  witte  Schilderen  , Sproetelen, 
en  andere  onzuyverhccden  der  Huyd,  daar  mee  gewaf- 
Tuch/.hift.  fchen.  Is  daarenboven  ook  dienftig  in  de  gebreeken  der 
Tl.e.  319.  Milt  tri  Borft:  teegens  ’t  Graveel  der  Nieren , en  het 
Zand  van  de  Blaas.  Verfterkt  het  Hert,  en  reynigt 
het  Bloed  , zomtijds  een  Roemertje  daar  van  ge- 
dronken. 


Camerar. 

1. 4- 


CCCXLVII  HOOFDSTUK. 

MOSCH,  of  MOS. 

|Et  deezen  naam  in  ’t  Neederlandfch 
\ bekend,  word  in  het  Latijn  geheeten 
, Muscus;  in  ’t  Hoogduytfch  Mosz  : 

' in  het  Franfch  du  Mousch,  of  la 
Mousse:  in  ’t  Italiaanfch  Mosco,  of 
la  Muffa. 

Van  het  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veele  kluchtige,  ver- 
Mofchop  anderlijke,  bezienswaardigc  foorten  bekend  geworden; 
Takken*6  wc^er  cen'gc  °P  cn  aan  de  Talken  der  Boomen,  zonder 
der  Boo-  eenige  menfehelijke  hulp,  behandeling  , bouwing  en 
men  word  waarneeming  deelachtig  of  onderworpen  te  zijn  , van 
hiehr  n’eC. , zich  zelfs , door  de  almachtige  hand  des  grootften 
s ‘ Wcrk-meefters,  konftig  voortkomen.  Doch  van  deeze 
zullen  wij  hier  niet  fpreeken;  maar  alleen  van  die,  welke 
in  der  aarde  groeyen ; en  welker  Culture  ons  niet  in  al- 
les onbekent  is;  te  weeten : 

Soorten  I.  MuSCUS  TERRESTRIS  DENTATUS  , of  Aard- 
van  Aard  - Mojch  met  Tandjens.  II.  Terrestris  clavatus  , 
Mok  ï.  Gf  Aard-Mofch  met  kleyne  Scheuten  als  Kolfjens.  III. 

Terrestris  minor,  o ( kjeyn  Aard-Mofch.  IV.  Co- 
RALLOiDES  , of  Mofch , groeyende  Koraals-wijze.  V. 
Muscus  AQUATicus  minor,  of  kjeyn  Water-Mofch. 
Behalven  deeze  laatfte  foort  zijn  ze  al  te  zamen  van  ee- 
nerley  Bouwing  en  Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  gemeene,  flegte,  zandige  aarde  ; 

een  vrije  , opene  , luchtige  en  vochtige  plaats ; ook 
veel  Water.  Konnen  de  koude  cn  allerley  andere  on- 
geleegentheeden  der  Winter  tamelijk  wel  verdragen. 
Geeven  , mijns  weetens , noyt  Zaad ; maar  worden 
alleenlijk  door  hare  aangewafTene  jonge  Scheut jens  aan- 
Aanwin-  gewonnen  en  vermeenigvuldigd.  Welke , van  de  oude 
ning.  afgenomen,  en  in  een  goede  grond  gezet  zijnde,  niet 
meer  dan  twee , of  ten  hoogften  drie  jaren  daar  in 
leevendig  blijven.  Want  vermitze  de  zelve  niet  ver- 
dragen mogen , zoo  vergaan  ze  quijnende  daar  in. 

Water-  Het  Muscus  aq.uaticus  minor  , of  Water- 


Mofih , groeyd  op  geen  andere  plaatzen,  als  alleen  in  Mofch. 
hare  haar  natuurlijke  vochtigheyd. 

KRACHTEN. 

AL  de  foorten  van  Mofch , ofMufcus,  zijn  ver-  Tr/tg.l.  1. 
koelende  en  verftoppende  van  aart.  c‘ 

Het  Mujcus  Terrcjlris , of  Aard-Mofch , in 
Wijn  gekookt)  en  daar  van  gedronken , verbeeterd  de 
zwellende  Nieren:  is  goed  teegens  ’t  Graveel , en  doed 
gemakkelijk  water  lojfen. 

Het  zelve  Mofch  gefloten  j in  Wijn  gezoden  , en  Matth.l.  t. 
op  alle  Inflammatien  of  ontfteekjngen  gelegt , is  zeer  c-  2°- 
dienftig.  Ook  op  de  voeten  gedaan  , verzacht  dè 
fmerten  der  Jigt,  ’t  Flcrcfjn,  en  ’t  Podagra.  Ten  Drach- 
ma  gepulverifecrt , cn  met  roode  Wijn  ingenomen , ftild 
de  Roodeloop. 

In  een  Wijnvat  gehangen  , bewaard  dc  Wijn  voor  Durantts 
verderving.  fol-  3 ° « • 


CCCXLVIII  HOOFDSTUK. 

S C A R I. 

ïüV^Eeze  eedelc  Bolplant,  weegens  de  aan-  Namen, 
kgename,  wclriekendegeur,  die  ze  van 
^zich  geeft,  en  hare  kluchtige,  druyfs- 
f wijze  te  zaamgevoegdc  Bloemt  word 
4 in  verfcheydene  talen  niet  alleen  dus ; 

| maar  ook  van  zommige  Ticadi  cn 
Dipcadi  geheeten.  De  Italianen 
zeggen  Muscatella,  of  Müschio  Greco. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie  Driever- 
verfcheydene  foorten ; namentlijk : fcheydenc 

I.  Muscari  flore  obsoleto  , of  Mufcari  met  foorten* 
een  verouderde  onaangename  couleur.  II.  Flore  al- 
bido,  of  met  een  witachtige  Bloem.  III.  FlöRE  lu- 
teo  , of  met  een  gecle  Bloem.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  zandige,  gemeene  grond.  Grond, 
voorzien  met  twee-jarige  Pacrde-  en  Koeyemift  : een 
opene,  wel  ter  Zon  gcleegene  plaats , en  matige  voch- 
tigheyd. Konnen  fterkc  koude  en  alle  andere  onge- 
leègentheeden  der  Winter  zonder  eenige  fchade  uyr- 
ftaan.  Bloeyen  ieder  jaar,  maar  geeven  niet  altijd  vol- 
komen rijp  Zaad. 

De  Bol,  om  ’t  derde  jaar,  in  ’t  begin  of  op  de  helft  Aanwin- 
van  fulius,  uyt  de  aarde  opgenomen , cn  in  een  drooge  ninS' 
plaats  gelegt  zijnde,  word  in  September  teegens  de  vol- 
le Maan  t’elkens  weer  gezet  in  een  nieuwlijks  omge- 
fmeetene  en  gemeftte  grond.  V eel  bcquamer  worden  ze 
aangewonnen  door  hare  aangegrocyde  jonge  Bolletjens , 
die  men  bij  de  opneeming  van  de  oude  afdoed,  als  door 
haar  Zaad ; ’twelk,  als  men  ’t  met  een  volle  Maan  van 
September  de  aarde  heeft  aanbevolen,  niet  voor  na  agt 
of  neegen  jaren  de  eerftemaal  Bloemen  geeft. 

K R A C II  T E N. 

DE  Bloemen  van  Alufcari  verfterken  , door  hare  Gebruyk. 
zeer  aangename  geur,  ’t  Hert ; het  Hoofd ; de 
Gcheugenis : en  verquikken  alle  Geeft  en  desmen- 
fchelijkcn  Ligchaams.  Beven  ’t  zelve  doen  ze  ook,  in 
Wijn  gekookt,  en  dan  daar  van  gedronken. 

CCCXLIX  HOOFDSTUK. 

C A M E L I N E. 

JjP’t Neederlandfch  dus  genoemd,  word  in  ’t  Namen.' 
Latijn  geheeten  Camelina  , of  ook  Mya- 
grum  : in  't Hoogduytfch  FLACHS-ofLEiN- 
n dotter:  ia  ’t  Franfch  Caiueline. 

Hier 


I 


Vijf  bij- 
zondere 
foorten. 


Grond. 


Aanwin- 

ning. 


Aart. 

Hoi.  I.  i ; 
e.23. 


Dlofc.  I.  4 
117. 

Kuell.  I. 

c.116. 


Namen. 


Twee  bij- 
zondere 
foorten. 


Grond. 


Aanwin- 

ning. 


775  Muscari.  Cameline.  Kraeckebezien.  Pennïngskruyd.  776 


Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  bijzon- 
dere foorten,  namentlijk: 

I.  Myagrum  vulgare  , of  gemeene  Cameline  , 
anders  Myagrum.  II.  Monospermum  , of  Alyagrum 
met  een  alleen  in  haar  huysje  zittend  Zaad..  III.  Mo- 
nospermum folio  VARiEGATO  , of  Myagrum  met 
geel-  en  groen  bonte  'Bladeren  , en  alleen  een  Zaad  tn 
haar  huysje.  IV.  Thlaspios  facie  , of  Cameline 
met  een  gedaante  van  Thlafpi.  V.  Myagrum  rotun- 
dum  , of  rond  Myagrum.  Al  te  zamen  zijn  ze  van 
eenerley  Bouwing  en  M aarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene , goede,  zandige,  wel- 
gemeftte  grond:  een  vrije,  bequaam  ter  Zon  gcleegene 
plaats,  en  tamelijk  veel  Water.  Blijven  niet  langer  dan 
eene  Zomer  in  ’t  leeven ; geeven  in  den  Herfft  volko- 
men rijp  Zaad , en  vergaan  dan  van  zelfs. 

Moeten  derhalvcn  in  ieder  Voorjaar,  met  een  waflen- 
de  Maan  van  April  of  Maert , weer  op  nieuws , niet 
diep,  gezayd  worden.  Komen  ook  dikmaal  uyt  ’t  neer- 
gevallene Zaad  van  haar  zelven  voort;  en  konneil  hier 
door  genoegzaam  vermcenigvuldigen. 


KRACHTEN. 

DE  Vruchten  van  Kr aekbezien , of  My rtilltts,  zijn  DoJ.I.  17, 
verkoelende  tot  in  'tlaatft  van  den  tweeden  graad;  c’  7‘ 
ook  te  zamentrekkende,  verflerkende , en  een 
weynig  drogende  van  aart. 

Met  Wijn  en  Zuyker  gegeeten,  {lillen  de  Dorfi : Durantes 
verkoelen  een  hitzige  Maag:  floppen  de  Buykloop ; ook  hifi- Plant. 
de  Bloedgang  : doen  ’t  Braken  ophouden  , en  neemen  ' 1 ' l5<5‘ 
wech  de  brand  der  Koortzen. 

Het  uytgeparflte  Zap  deezer  Vruchten  met  Zuyker  Polei.  I.  tl 
tot  een  Syroop  of  Rob  gekookt,  doed  eeven  ’t  zelve  lLw  . 
teegens  de  genoemde  gebreeken , doch  veel  bcquamer.  ' 

Is  daarenboven  goed  voor  de  geene  die  Bloed  fpouwen , 
voor  alle  onnatuurlijke  hitte  der  Leever ; en  ’t  gcheele 
Ingewand.  Neemt  wech  de  Dorfi  in  hitzige  Koortzen, 
als  men  ’t  in  de  mond  houd,  of  inneemt.  Verkoeld 
ook  de  brand  van  de  Gal. 


KRACHTEN. 

CAmeline , of  Myagrum  vulgare , is  verwarmende 
en  te  zamentrekkende  van  aart;  weegens  de  bit- 
terheyd  onaangenaam  te  gebruyken  in  de  Ge- 
neeskonfl,  en  voor  de  Alaag.  Want  het  geeft  wey- 
nig voedzel ; verwekt  Dorfi ; en  mag  niet  inwendig 
ingenomen  worden  zonder  groote  voorzichtigheyd. 

Het  uytgeparflte  Zap  der  Bladeren  op  de  zeeren  des 
Alonds  , en  op  de  Schurftheyd  des  Ligchaams  gelcgt , 
’ geneeft  de  zelve. 

De  Oly  , uyt  het  Zaad  geparft,  word  van  veele  tot 
branding  in  de  lampen  gebruykt. 


CCCL  HOOFDSTUK. 

KRAECKEBEZIEN. 


^Iet  alleen  dus  in  het  Neederlandfch 
‘f  maar  ook  van  veele  Poste lbez ie f 
> genoemd.  De  oorlprong  des  naams  is 
jj  om  datze,  gegeeten  wordende,  eei 
j»  kraeckend  geluyd  van  zich  geeven.  Ir 

* het  Latijn  Myrtillus,  cn  Vacci- 

nia  : in  het  Hoogduytfch  Heydelbeeren  : in  he 
Franfch  Airelle  , of  Avuelle  : in  het  Italiaanfcl 
Myrtillo,  Calavezza,  en  Vigna  d’Orso  , o: 
Uva  Orsa. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  twee  bijzon, 
dere  foorten,  namentlijk: 

I.  Myrtillus  fructu  nigro,  of  zwarte  Kraal^ 
bezie.  II.  Myrtillus  fructu  rubro  , of  roo- 
de  Krackbezie , die  niet  zoo  zeer  als  de  andere  begeerc 
word.  Bcyde  zijn  ze  van  de  zdve  Bouwing  en  Maar- 


Zij  beminnen  van  naturen  een  gemeene,  zandige, 
magere  of  dorre , doch  luchtige  grond.  In  een  goe- 
de aarde  geplant  zijnde,  geeven  ze  weynige  of  gantfeh 
geene  Vruchten.  Konnen  echter  veel  Reegen  , fterke 
Winter-koude  , en  andere  ongelecgenthecden  des  tijds 
uytflaan.  Worden  uyt  eygener  aart  zeer  oud.  Verlie- 
zen laat  in  den  Herfft  hare  Bladeren ; welke  zich  vrocCT 
in  ’t  Voorjaar  weer  vernieuwen. 

Konnen  door  geen  ander  midde]  vermecnigvuldigd 
worden,  als  door  hare  aangewaflenè  jonge  Scheut jens ; 
welke  men,  M ortel  gekreegen  hebbende  , in  Ollober  , 
of  Maert,  met  een  afgaande  Maan  , van  de  oude  af- 
neemt , cn  verplant. 


CCCLI  HOOFDSTUK. 

PENNÏNGSKRUYD. 

Us  in  het  Neederlandfch  genoemd  , Namen. 
'',eeSens  de  overeenkoming  in  gedaan- 
te  : 'n  ^ct  Latijn  geheeten  Nummu- 
m I 1 ARTA  j cn  Centimorbia  .•  in  het 
Hoogduytfch  Egilkraut,  cn  PrF.N- 
ningkraut  : in  het  Franfch  Herbe 
Monnoyere  : in  het  Italiaanfch  Dineraria  , en 
Nummolaria. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie  Drie  ver- 
veranderlijke  foorten,  teweeten:  anderlijke 

I.  Nummuiaria  Ft  ore  luteo,  of  Pennïngskruyd  loortcn* 
met  een  ,gcele  Bloem.  II.  Flore  purpureo,  of  met 
een  purpure  Bloem.  III.  Nummularta  America- 
na,  of  Ameriqaanfch  Penningskruyd.  Niet  alle  zijn  ze 
van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  luchtige,  goede,  Grond, 
gemeene  , zandige  , zóo  welgemefttc  als  ongemeftte 
grond:  meereen  donkere  dan  een  opene,  wel  ter  Zon 
geleegenc  plaats,  en  veel  Water.  Verdragen  felle  kou- 
de,  en  alle  andere  ongelcegentheeden  der  IVintcr , zon- 
der fchadc.  Geeven  gemccnclijk  ieder  jaar  in  den  Herffi 
rijp  Zaad;" t welk  met  een  waflende  Maan  van  Alaert, 
met  diep,  weer  in  de  aarde  gelegt  word.  Komen  ook, 
door  ’t  neergevallene,  dikmaal  van  zelfs  genoeg  voort. 

Doch  niet  alleen  hier  door  worden  ze  aangewonnen  en  Aanwin- 
vermeenigvuldigd ; maar  ook  door  hare  bij  de  grond  ning. 
kruypende  jonge  Scheutjens  , welke  gemeenelijk  van 
zelfs  Wortel  vatten.  Door  de  geheele  Zomer  mag 
men  ze  met  een  waflende  Maan  afftceken  en  verplan- 
ten ; maar  terftond  moet  men  ze  met  Water  be- 
gieten. 

De  Nummularia  Americana,  of  het  Pennings-  Amerj- 
kruyd  uyt  America,  is  een  zeer  fchoon  en  aardig  Ge-  caanfch 
was.  Geeft  van  naturen  teedere , ronde,  en  zich  om-  Pcnning*- 
windende,  of  ook  op  de  aarde  neerleggende  Steden,  ^1Uid‘ 
anderhalve  voet,  of  daar  ontrent  lang*;  vercicrd  met 
ronde  , doch  voor  een  weynig  puntige  , cn  fchoone 
kleyne  Bladeren  , van  een  aangename  groente  , veel  Bladeren, 
klcyner  als  die  van  de  gemeene  Nummularia  , of 
Penningskruyd ; inwendig  voorzien  met  teedere  Adcrt- 
jens;  en  twee  en  twee  teegens  malkander  over  aan  hare 
Steel  voortkomende. 

Bemind  een  goede,  zandige  aarde,  met  een  wrey-  Grond, 
nig  twee-jarige  Paerdcmift , een-jarigc  Hoenderdrek  , 
en  het  Mol  der  van  binnen  verdorvene  Boomen  door- 
mengt ; een  opene , warme , wel  ter  Zon  gelce^ene 
plaats  , en  matige  vochtigheyd.  Blijft  eenige  jaren 
lang  in  ’t  leeven.  Kruypt  niet , gelijk  de  andere,  bij 
der  aarde;  maar  de  Takjens,  aan  "een  bij  geftelde  iVc^Takjenj. 

Ccc  5 eerft 


777  BeSCHRYVING  DER  KrUYDEN  , BoLLEN  EN  BlOEMEN  , III  BoEK  , 778 


eerft  vaftgebonden  zijnde,  winden  zich  daar  na  van  zelfs 
Wortel,  om.  Neemen  haren  oorfprong  uyt  een  tamelijk  lange, 
uyt  den  bruynen  grauw-verwige , onder  en  boven  on- 
trent eeven  dikke , van  binnen  met  veel  Melkachtig 
aankleevend Zap , en  met  eenige  weynigeVeezclcn  voor- 
ziene Wortel. 

Hoe  waar  Geeft  in  dceze  koude  Geweften  noch  'Bloem  noch 
te  nee-  Zaad.  Verdraagt  ongeerne  koude  Herfftreegenen,  fter- 
mcn-  ke  Winden , Sneeuw,  mijlige  Dampen,  of  felle  Vorft. 

Moet  derhalven,  met  een  wafïcnde  Maan  van  April  of 
May , niet  boven  een  ftroobreedte  diep  in  een  Pot  ge- 
zayd,  ook  in  ’t  cerfte  en  tweede  jaar  niet  gerept  zijn- 
de, in  ’t  begin  van  OÜober  binnens  huys  worden  ge- 
field op  een  luchtige  plaats,  (waar  in  niet  word  ge- 
vuurd als  met  vriezend  Wéér)  , niet  verre  van  een 
Venfter,  doch  zonder  eenige  tochten:  gedurende  de 
gehcele  Winter  met  flegts  een  weynig  lauwgemaakt 
Reegenwater  van  boven  begoten , en  niet  voor  in  ’t  be- 
gin van  April , met  een  aangename  Lucht  en  Reegen  , 
weer  buyten  gebragt ; dan  noch  voor  Sneeuwachtige 
vochtigheid,  koude  nachten,  fchralc  winden  wel  gewagt 
en  gedekt  zijn. 

Aanwin-  Zij  word  in  dceze  Landen  zoberlijk  aangewon;:  -»  door 
ninS-  hare  teedere  Takken,  welke,  in  de  aarde  gebogen  zijn- 
de, eyndelijk  Wortel  vatten. 

KRACHTEN. 

Durantes  T ~\Enfiingskruyd,  of  Nummularia,  is  verdrogende, 
hifi.  Plant.  heelende  , en  te  zamentrekkende  van  aart.  In 

fol-w.  X.  wijn  gezoden  , of  gediftilleert , en  daar  van 
Camerar  ’s  morgens  nuchteren  gedronken,  ftild  de  Roodeloop, 
l.  4.  c.  3 8."  ook  andere  onnatuurlijke  Vloeden  des  Ligchaams,  in- 
zonderheyd  vermengt  met  geftaald  W ater : geneeft  de 
Tuchf.hifi.  Gefcheurtheyd ; en  de  gebreeken  van  de  Keel,  daar  mcê 
Fl.c.  1/2.  gegorgeld;  alle  inwendige  Wonden  en  verkeringen,  def- 
gclijks  allerley  zeerigheeden , daar  mee  gewaflenen  zijn- 
de : verfterkt  het  Ingewand:  helpt  de  geene  die  Bloed 
opwerpen ; dc  Engborftige,  en  de  zulke,  die  met  den 
Hoeft  zijn  gequeld ; want  het  brengt  weer  te  regt  de 
gebreeken  van  de  Longe. 

Dod.l.  10.  De  Bloemen  en  Bladeren  gefloten,  of’  t Zap,  uyt 

24-  de  zelve  geparfl,  gelegt  op  Monde»  en  Zeer  en,  gence- 
zen  die. 

Ameri-  De  Wortel  van  Nummularia  Americana  , of 
caanfch  Penningskruyd  uyt  America,  of  het  Zap  uyt  de  zelve, 
Pennings-  gOC£j  tcegens  hitzigheyd  der  Koon  zen,  een  weynig 

uy  ' daar  van  ingenomen  , vermits  ze  droog  en  eenigzins 
Recch.  1. 6.  koud  van  aart  is.  Stopt  allerley  onnat  uurlijke  Buykc 
o- ƒ8.  loop  • drijft  het  Water  af:  geneed  de  Wonden  , de 
zwellingen  des  Monds  , en  maakt  alle  opgekrompene 
Zeenuwcn  weer  flap. 


CCCLII  HOOFDSTUK. 

NARCISSE. 

Namen.  Evde.  om  hare  fchoonheyd,  en  om 

2*1  hare  behaaglijke  welriekendheyd,  van 

een  ieder  zeer  bemind  , word  in  ’t 
-IVeederlandfch  niet  alleen  dus,  maar 
jfr  ook  van  veele  Spaansche  Jenet- 
te  , en  Jonquillen  genoemd  : in 
het  Latijn  Narcissus  : in  het  Hoogduytftch  Nar- 

ciszroslein,  of  Mertsblumen;  en  in’t  Jtaliaanfth 
Narciso. 

Drie-en-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
tnegentig  drie-en-tnegentig  fborten;  doch  onnodig,  om  hier  al  te 
foorten.  zamen  Qp  te  tellen,  vermits  ze  doch  meed  van  eeven  de 
zelve  Bouwing  en  Waarneeming  zijn. 

Wat  voor  Zeer  gcernc  hebben  ze  een  goede,  gemeene  , zan- 

een  grond  dige  grond,  met  een  weynig  Veenaardc  , twee-jarige 

'ncn.min~  Paerdc-  en  Koeyemid  wel  voorzien:  een  vrije,  war- 


me, genoeg  ter  Zon  gelecgene  plaats,  en  matige  voch- 
tigheyd.  Verdragen  tamelijk  wel  de  koude  der  Winter. 

Gecven  jaarlijks  gemeenelijk  volkomen  Zaad,  inzon-  zaacj. 
derheyd  bij  goede  Zomers,  doch  de  geene,  welke  met 
dubbele  Bloemen  te  voorfchijn  komen  , noyt.  Wor- 
den, om  ’t  derde  jaar,  uyt  de  aarde  opgenomen , te 
weeten , de  flegtde ; maar  de  bede  van  veele  elke  Zo- 
mer, in  ’t  begin  of  ten  halven  van  jfulius  , als  een  tijd  Opnee- 
hier  toe  zeer  gevoeglijk;  op  een  drooge  bequame  plaats  min?.en 
gelegt;  en  in  September,  met  of  teegens  de  volle  Maan,  zetting1* 
in  een  vaifch-omgefmeetene,  en  op  de  bovén-gcdachte  der  Bollen, 
wijze  gemedte  aarde  tamelijk  diep  weer  ingezet ; zoo 
nochtans,  dat  de  'Bol  zelfs  gantfehelijk  niet  aan  de  Mijl 
kome  te  raken,  maar  alleenlijk  de  Vazelwortel  daar  in 
kan  fpeelcn  ; anders  zou  ze  lichtelijk  de  verrotting  on- 
derworpen gemaakt  worden.  Ook  moet  men  voor  de 
inzetting  de  Bol  wel  zuyveren  van  haar  oude  Vazel- 
wortelen.  Gemeenclijk  worden  ze  aangewonnen  door 
de  twee  volgende  wijzen. 

Eerft,  door  hare  aangegroeyd e jonge  Bollet jens;  wel-  Aanwin- 
ke  men  bij  de  opneeming  zeer  gevoeglijk  van  de  oude  mn£ 
afneemt,  en  met  de  zelve  weer  inzet. 

Ten  anderen  door  haar  Zaad-,  ’t  welk  met  een  volle  °P  twec- 
Maan  van  September  of  Auguftus , een  kleyne  vinger  de.1ley 
diep,  moet  gezayd  zijn  in  een  Pot,  in  de  aarde  gefield.  Wljzen* 
Dan  komt  het  in  't  volgende  Voorjaar  op  ; doch  geeft 
zelden , voor  ’t  zeftde  of  zeevende  jaar  daar  na  , voor 
dc  eerftemaal  Bloemen.  Waar  in  dan  dikmaal  aardige 
veranderingen , zoo  in  gedaante  als  in  couleur  en  worden 
gevonden. 

De  Narcissus  Vircinianus  elore  liliacfo  virgfni- 
albo  extra  rubello  , of  Virginiaanfche  Narcijfe 
met  een  inwendige  witte  maar  uytwendig  roode  Lelie- 
bloem , bloeyd  in  dceze  onze  Geweften  uyt  eygener 
aart  zeer  wel.  Krijgt  uyt  een  kleyne  bruyn-verwige 
ZWverfcheydene Bladeren,  gras-groen  van  verwe;  een  Bladeren, 
ftroo  of  wat  meer  breed,  ruym  een  voet  lang;  blin- 
kende, teeder  van  aart , en  gemeenclijk  neerwaarts  ter 
aarden  hellende.  Uyt  welker  middenftc  ieder  jaar  in  de  Bloemen', 
Maand  'Junius  een  voet  hoogte,  wat  min  of  meer,  op-  hoedanig 
fchiet  eene  maar  weynig  reuk  hebbende  Bloem,  op  een  geteld, 
aan  de  grond  bruyne  doch  boven  gras-groene  en  ruym 
een  ftroo  dikke  Steel  eeniglijk  alleen  ruftende.  Is  echter 
tamelijk  groot , op  de  manier  van  een  Lelie  regt  op- 
ftaande  gefield.  Beftaat  uyt  zes  lange  Bladeren,  ontrent 
een  kleyne  vinger  breed,  voor  in  een  punt  eyndigende; 
van  binnen  gantfeh  wit ; van  buyten  bruyn-rood  ge- 
ftreept ; doch  de  bovenfte  drie  meerder  als  de  inwen- 
digfte.  Heeft  van  binnen  zeeven  lange  witte  opftaan- 
de  draaden-,  van  welke  men  eene  veel  langer  ziet  als  de 
andere;  ook  aan  de  punt  in  drie  witte  dcelen  gelijk  als 
gefcheyden : doch  de  overige  zes  zijn  begaafd  met  een 
langwerpig  geelverwig  Afhangzeltje. 

De  rubeus  Indicus,  of  roode  Indiaanjche  Nar-  Verfchey- 
cijfe:  Marinus,  of  Zee-Narcijfe , die  ook  Scïlla  , an-^ 
Pancratium  Marinum  , en  Hemerocallis  va-  tcn  van 
LENTiNA  word  gehectcn  : Liliaceus  rubeus  In-  Narciflcn, 
Dicus,  anders  ook  Narcissus  Jacobei  , of  Capi- die  de 
Tis  Bon^e  spei  genoemd,  zijnde  een  Indiaanjche  Nar- 
cis,  met  een  Bloem  op  de  wijze  van  een  Lelie  : Ter-  deezer 
TIUS  ET  quartus  Matthioli,  of  de  derde  en  vier-  Landen 
de  foort  van  P.  Andr.  Matthiolus  bcfchreeven.  "lec  vcr_ 
Bifolius  Capitis  Bon/E  spei  , of  twee-gebladerde  bonnen. 
Narcis  van  de  Caap,  of  ’t  Hoofd  der  Goede  hoop : Cal- 
cedonius,  of  Narcis  uyt  Calcedonien ; en  veel  ande- 
re , uyt  eygener  aart  in  warme  Landen  voortkomende, 
en  van  overgezonden  Zaad  of  Bollen  hier  aangequeekt, 
zijn  al  te  zamen  teeder  van  aart.  Konnen  , buyten 
ftaande,  dc  koude  Lucht  deezer  Landen  niet  verdragen. 

Moeten  derhalven,  in  een  Zonnebal i_,  of  in  Potten  ge-Hoemen 
zet , binnens  huys  op  een  luchtige  plaats  worden  be-  haar  kan 
waard,  en  met  zeer  weynig  vochtigheyd  onderhouden.  £.oen 
Men  mag  haar  ook  gantfeh  geen  vette  aarde  geeven  , * 

want  door  d«  weelderigheyd  dragen  ze  dan  zeer  zelden 

Bloemen ; 


Narcisse.  Plompe.  Veldsalade. 


Soorten , 
welke  de 
Winter- 
koude 
deezer 
Landen» 
buyten 
ftaande , 
verdragen 
konnen. 


Hoe  men 
deeze  en 
andere 
Bollen  na 
verre  Lan- 
den kan 
overzen- 


den. 


779 

Bloemen ; maar  een  flegte,  gemcene,  zeer  zandige,  ma- 
gere, alleenlijk  met  flegts  een  wcynig  vettigheydsdoor- 
mengde  grond,  in  welke  ze,  gelijk  als  armoede  lijden- 
de, dikmaal  tot  bloeyen  gedwongen  worden  , met  ge- 
noegzame fchoonheyd  in  deeze  koude  Gcweften , an- 
ders zelden  of  noyt.  Inzonderheyd  zalmcn’er  Bloemen 
aan  zien,  als  ze  zijn  geplant  in  een  Pot,  met  zandige  aar- 
de , en  meer  als  de  helft  Mol  der  van  binnen  verdorve- 
ne  Boomen,  wel  door  een  gemengt,  gevuld,  en  dan 
in  de  geheele  Maand  van  April  van  de  eene  warme  Paer- 
demift  in  de  andere  gefield. 

Narcissus  juncifolius  flore  luteo  sim- 

PLici,  ofjonquillen  met  een  geele  enkele  Bloem.  Flo- 
RE  luteo  pleno  majore  , of  met  een groote , gee- 
le , dubbele  Bloem.  Flore  luteo  pleno  minore, 
of  met  een  kleyne  dubbele  geele  Bloem.  Flore  albo, 
of  y onejutllcn  met  een  witte  Bloem.  Narcissus  jun- 
cifolius FLORE  CCeRULEO  ET  PURPUREO  PLENO, 
of  Jonquillen  met  een  blauw-  en  purpurbonte  Bloem , en 
Narcissus  juncifolius  pyrenveus  flore  rubro 
pleno  , of  yonquillcn  uyt  de  Pyrenaifthe  gebergten  , 
met  een  roode  dubbele  Bloem  , al  te  zamen  zeer  welrie- 
kend , konnen , buyten  in  de  aarde  gezet  op  een  war- 
me plaats,  de  koude  der  Winter  in  deeze  Landen  ver- 
dragen. Moeren  echter  dan  drie  of  vier  vingerenbreed 
hoogte  met  Turfmul  of  Run  wel  bedekt  zijn. 

Wil  iemand  deeze,  of  ook  andere  Bollen , overzenden  na 
vreemde  Landen , verre  of  na  bij , die  legge  de  zelve  in 
Afofch,  niet  van  dat,  ’t  welk  aan  de  Boomen , maar  uyt 
de  aarde  groeyd.  Want  hierin  blijven  ze  veel  beeter 
goed , als  in  cenige  andere  dingen : vermits  de  Afofch 
haar  in  drooge  dagen  bewaard  voor  al  te  veel  uyt- 
drooging  : en  in  rcegenachtig  Weer , door  een  aan- 
geborene  aart  een  weynig  vochtigheyd  aan  zich  trek- 
kende, de  Bollen  iets  daar  van  mccdeeld.  Zoo  dat  de 
zelve,  of  ze  fchoon  in  zeer  heete  dagen  op  een  langdu- 
rige wech  een  weynig  quamen  te  verdrogen,  eevenwcl 
door  dit  middel  konnen  goed  blijven. 


/8o 


CCCLIII  HOOFDSTUK. 

PLOMPE. 

Ord,  mijns  weetens , in  het  Needer-  Namen. 
landfeh  met  geenen  anderen  dan  dec- 
zen  naam  genoemd.  In  ’t  Latijn  ge- 
hecten  Nymph»ea:  in  ’t  Hoogduytfch 
Wassermon,  Zeeblumen,  en  Har- 
wurïz:  in  ’t  Franfch  Blanc  d’eau 
in  ’t  Italiaanfch  Ninfea,  of  Nenufari. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier  onderfcheydene  vier  on- 
foorten  bekend , te  wceten : derfchcy- 

I.  NrMPHiEA  MAJOR  ALBA,  of gTOOtC  witte  Blom-  1°or* 

pe.  II.  Minor  flore  albo,  of  kleyne  witte  Plompe. 

III.  Major  lutea  , of  groote  Plompe  met  een  geele 
Bloem.  IV.  Nymphzea  minor  flore  luteo,  of 
kleyne  geele  Plompe.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  eeven  de 
zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  gedurige  vochtig-  Grond, 
heyd.  Groeyen  ter  dier  oorzaak  gcernc  in  ftaande  Wa- 
teren en  lopende  Riviertjens  of  Slooten  ; maar  niet  in 
eenige  andere  grond.  Geeven  ieder  Zomer  niet  alleen 
Bloemen , maar  ook  gemecnclijk  volkomen  rijp  Zaad;  Bloemen, 
’t  welk  neervallende,  in  ’t  volgende  Voorjaar  opfchict, 
en  de  Bladeren  plat  of  vlak  op  't  Water  legt.  Niet  al- 
leen hier  door  worden  ze  vermeenigvuldigd,  maar  ook  Aanwin- 
door  hare  aangegroeyde  jonge  Scheuten,  van  zelfs  Wor-  ning- 
tel  vattende. 

Indien  iemand  deeze  Plompen  gcerne  in  zijnen  Thuyn  Om  re  in 
wou  hebben  , die  grave  een  langwerpige  Groef , ofziincn 
Slootje,  gedurig  met  Water  voorzien , en  plant  ze  dan^j1^6 
in  de  grond,  in  een  luchtige  vette  aarde,  met  een  waf- 
fende  Maan  van  Hpril , zoo  zullen  ze  niet  alleen  be- 
klijven ; maar  ook  Bloemen  voortbrengen.  Eevenwcl 
eyndelijk  weer  vergaan  , gelijk  mij  tot  tweemalen  toe 
gebeurd  is. 


KRACHTEN. 

JEfm.  l.-j.  'TArciffe , of  Narciffus  , is  warm  en  droog  in 
c ’3*  I den  tweeden  graad ; daar  beneevens  afvagende, 

te  zamentrekkende , verteerende,  en  heelende 
van  aart. 

jipulej.lib.  De  Bloemen,  of  ld  or  telen , in  Wijn  gediftilleert,  of 
Hcr£.  cap  gekookt,  en  daar  van  gedronken,  is  goed  teegens  de 
vallende  Ziekte-,  ook  teegens  de  Popelzy,  of  Beroer d- 
heyd.  Helpt  de  geene , die  de  Teering  hebben ; die  met 
fmerten  of  krimping  des  Ligchaams  zijn  beladen;  die  van 
den  Hoeft  worden  gequeld.  Word  met  voordeel  ge- 
bruykt  teegens  de  weeringen  der  Nieren  en  Blaas 3 ook 
teegens  de  inwendige  Gefcheurtheyd. 

De  Wortelen  gefloten,  en  daar  van  een  Papje  gemaakt, 
dan  op  t Flereuijn  gelcgt , verzacht  wonderlijk  de  fmer- 
ten van  deeze  qualcn. 

Cal.  1. 8.  De  zelve  met  Oly  en  Meel  vermengt  ; dus  op 
Simp  Me  J.  zware  Wonden  , Gezwellen  , geejuetfte  Zeenuwen  , en 
verftuykte  Leeden  gedaan , geneert  deeze  gebreeken. 
Knel.  I.  j . Gefloten  zijnde,  met  Honing  vermengt,  is  goed 
n'ofc’ l ± V0°r  gebrandheyd.  De  zelve  Wortel  met  andere fpij- 
r.  161'.  ’ +'zcn  genut«gd,  doed  Braken. 

Laurenb.  De  Oly  gediftilleert  van  deeze  Wortelen , of  de  Bloe - 
stpp.pl.  men,  op  alle  varjfche  Monden  gedaan,  geneert  ze  haa- 

ftelijk.  Met  Wijn  ingenomen,  of  van  buyten  gefmeert, 
verdrijft  het  Colijk. 


KRACHTEN. 

DE  Mortelen  van  Plompe,  of  Nymphaa,  inzon-  Gal.  I.  S. 
derheyd  van  die  met  witte  Bloemen , welke  meert 
gepreezen  word  5 defgelijks  ook  ’t  Zaad,  is  ver- 
drogende , dan  ook  afvagende  van  aart. 

De  zelve  gedroogd  , gepulverifeert , en  met  roode  Dioft.  1. 3. 
Wijn  ingenomen  , ftild  een  onnatuurlijke  Buykloop  ; c‘  '+8- 
ook  de  Roodeloop , en  doed  ophouden  der  Vrouwen 
Afaandftonden. 

Met  witte  Wijn  gebruykt,  geneezen  de  hitz.igheyd  Mn.  l.ió. 
van  de  Blaas  en  Nieren.  Beletten  ook  het  onmatig  IO' 
vloeycn  des  Zaads.  . 

De  Bladeren  gedroogd  , tot  ftof  gewreeven  , en  Tbeophr'. 
°p  varjfche  Wonden  gclegt  , ftempen  het  Bloeden  der  ls’e’  '3‘ 
zelve. 

Het  gediftilleerde  Water  der  Bloemen  is  goed  in  Vorfte». 
heete  Koortz.cn,  voor  de  Peft,  voor  onmatige  Dorft , ff’  plant‘ 
een  droogen  Hoeft  , teegens  de  ontfteeking  en  fmerten  q1,100‘ 
der  Lcever  en  Af  Ut,  ook  voor  de  geene,  welke  begin- 
nen uyt  te  teeren. 

Een  Conferve  van  deeze  Bloemen  gemaakt,  vermag  Vutantes 
eeven  het  zelve.  Doed  daarenboven  gcruftelijk  fla- 
pen.  fel.  3 1 o. 

De  Oly , waar  in  de  Bloemen  teegens  de  Zon  hebben  Lufitan. 
geftaan , is  goed  voor  al  de  genoemde  gebreeken.  Bluft  l‘  3-  emrTt 
ook  de  brand  der  peftilentiale  Koortz.en. 

De  witte  Bloemen  in  Wijn  gediftilleert,  en  éaax^od.l.to, 
mee  gcwafTchcn , zuyverd  het  Hangczicht  van  alle c' 
plekken. 

De  geheele  Plant,  met  Wortelen,  Bladeren,  en  Bloe- 
men , in  een  Bedfteede  gehangen  , op  welke  iemand 
flaapt,  die  dikmaal  van  de  Kramp  word  geplaagt , of 
een  Bloem  , of  Blad  gelegt  op  de  plaats  daar  men  de 
Kramp  voeld , bevrijd  en  vcrloft  de  Lijder  van  deeze 

quaal; 


Namen. 


Grond. 


Zaying 


Om  inde 
Winter  te 
gcbruy- 


Zaad. 


Gebruyk. 


Namen. 


Veelerley 

beziens- 

waardige 

foortcu. 


Tot  ve 
tien  ia 


781  Blschkyving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  781 


quaal;  cn  brengt  te  weeg,  dat  ze  gemeenelijk  noyt  weer 
komr. 

De  Wortel  van  gcele  Plompen  gepulverifcert  en  inge- 
nomen , helpt  de  gcene  , die  haar  gevoeg  willen  doen , 
doch  niet  konnen.  Het  zelve  Poeder  op  voortlopende 
Zccren  geftroyd , geneert  ze. 


CCCLIV  HOOFDSTUK. 

VELDSALADE. 

het  Neederlandfch  niet  alleen  dus, 
maar  ook  van  veele  Vettekoes , Vet- 
TEKOus,  Winter  sa  lade,  van  ande- 
re  WiTMOES  en  Yeldkroppen  ge- 
n°cnid.  In  het  Latijn  geheeten  Olus 
album  , en  Valeriana  campe- 
stris:  in  ’t  Hoogduytfch  Schaffmauler,  ofWEis- 
MUZS. 

Bemind  een  goede  gemeene,  nieuwclijks  omgefmee- 
tene,  liever  gemeftte  als  ongemeftte  grond;  een  vrije, 
welgelcegene  plaats,  en  veel  vochtighcyd.  Blijft  niet 
meer  dan  cene  Zomer  in  ’t  leeven,  in  het  Voorjaar  ge- 
zayd  zijnde.  Want  zij  geeft  voor  de  Winter  volko- 
men rijp  Zaad , en  verfterft  dan  van  zelfs.  Doch  ver- 
mitsze in  de  Wsnter  van  veele  voor  Salade  word  ge- 
bruykt,  zoo  word  dit  Zaad  (hoe  ouder  hoe  beeter 
gehouden ) met  een  afgaande  Maan  van  Augufius  of 
September.,  niet  diep,  digt  of  niet  digt , na  clks  gelie- 
ven , in  de  aarde  gelegt. 

Vcrdraagd  dan  felle  koude , en  allerley  andere  on- 
geleegenthecden  des  tijds  zeer  geduldig.  Blijft  dus 
ook  de  gehcele  M'inter  door,  tot  aan  April  toe,  be- 
quaam  om  gegeeten  te  konnen  worden.  Schiet  daar 
na  een  Bloem  ; en  geeft  in  ’t  begin  of  ten  halven 
van  Junius rijp  Zaad:  ’twelk  fchielijk  op  de  aarde  neer- 
valt. Derhalven  men  het  zelve  wel  in  agt  neemen  , 
en  iets  daar  onder  leggen  moet:  gaat  anders,  als’er  Rce- 
gen  op  valt , lichtelijk  verloren. 

KRACHTEN. 

Eldfalade,  of  O hu  Album,  is  een  weynig  ver- 
koelende , en  vochtig  van  aart. 

Word  in  den  Herfft , en  door  de  geheele 
Winter,  met  Oly  en  Edik  gegeeren  voor  een  aangena- 
me Salade. 


CCCLV  HOOFDSTUK. 

VALERIAEN. 

Iet  alleen  in  het  Neederlandfch  dus , 
maar  ook  van  veele  gehoemd  speen- 
kruyd  , en  Sint  Joriskruyd  : in 
het  Latijn  Valeriana  , Phu  , cn 
Nardus  rustica  , of  Boeren- 
* 5 Nardus: in ’tHoogduytfchBALDRiAN; 
en  in  ’t  Franfch  Valeriane. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veele  veranderlijke, 
beziens-waardige foorten  bekend,  als: 

I.  Valeriana  major  vera  , of  groote  opregte 
Valeriaen.  II.  Major  sylvestris,  of  groote  wilde 
Valeriaen.  III.  Minor  sylvestris,  of  kjeyn e wil- 
de Valeriaen.  IV.  Gr^ca  flore  albo,  of  Grieks 
fche  Valeriaen  met  een  witte  Bloem.  V.  Gralca 
flore  cccruleo,  of  Griekfche  met  een  blauwe  Bloem. 
VI.  Cretica  odorata  , of  welriekende  Valcriaen 
uyt  Candia.  VII.  VIII.  Indica  multiflora  al- 
ba  ; et  rubra  , of  Indiaanfchc  Valeriaen , zoo  met 
een  witte  als  roode  veelvoudige  Bloem.  IX.  Indica 
"annua  flore  rubro  ; X.  ET  flore  albo,  of 


Jndiaanfche  Valeriaen , maar  eene  Zomer  durende,  met  getal  hier 

roode,  en  met  een  witte  Bloem.  XI.  Folio  scrophu»  voorge- 
LARiyE  major,  o £ groote  Valer  iaën  met  Bladeren  van  ^c^- 
groot  Speenkruid.  XII.  Annua  folio  scrophu- 
LARi/E , of  met  Bladeren  van  groot  Speenkruid , ieder 
jaar  vergaande.  XIII.  Valerianella  umiiellata 
Lusitanica,  of  kleyne  Valeriaen,  anders  Valer ianelle 
uyt  Portugal , met  veele  Bloemen  bij  malkander.  XIV. 
Valerianella  capitata  Lusitanica,  of  kleynPor- 
tugalfche  Valeriaen,  met  Bloemen,  knops-wijze  te  za- 
men  gevoegd.  Dceze  beyde  krijgen  Bladeren  eeven  ge-  Befchrij- 
lijk  het  Olus  Album,  of  de  Veldfalade,  doch  wel  zoo  vin£  ^ 
groot , en  veel  meer  aan  de  kanten  getakt.  Groeyen  g^nocra 
ook  op  de  zelve  wijze,  doch  niet  zoo  leggende,  maar  de. 
veel  hooger  en  regter,  zomtijds  wel  anderhalve  voet 
opftaandc.  De  eené  bekomt  kroonswijze  bij  malkan- 
der gefielde  kleyne  witte  Bloemen.  De  andere  in  vee- 
le ronde,  twee  en  twee  te  zamen  gevoegde,  en  bo- 
ven uyt  twee  teegens  malkander  over  gefielde  Bladert- 
jens  voortfehietende  , op  korre  Steelt jens  ruftende  , 
met  zeer  grootc  Knoppen,  de  zelve  Bloemtjens.  Welke 
vergaan  zijnde,  ook  een  Zaad,  dat  van  de  Veldfala- 
de in  alles  gelijk-vormig  , te  voorfchijn  brengen. 

Niet  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waar - 
neeming. 

Eevenwèl  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  zan-We^c 
dige,  luchtige,  gemeene,  welgemefttc  grond:  een  be-foorte" 
quaam  ter  Zon  geleegene  plaats,  cn  veel  Water.  Ver-renêin  ‘c~ 
dragen  tamelijk  wel  de  koude  der  Winter  en  andere  leeven 
ongeleegentheeden  des  tijds;  als:  Valeriana  major  bllJv,cn- 
vera,  opregte  groote  Valeriaen  major  sylvestris, 
groote  wilde:  minor  sylvestris,  kleynewilde:  Gr;-e- 
CA  FLORE  ALBO,  et  cceruleo,  Griekfche,  meteen 
witte,  en  met  een  blauwe  Bloem:  Indica  flore  al- 
bo , ET  rubro  , Jndiaanfche , met  een  roode  en  ook^ 
met  een  witte  Bloem ; en  Valeriana  folio  scro- 
phulari/e  , Valeriaen  met  Bladeren  van  groot  Speen- 
kruyd:  welke  niet  haart  vergaan,  maar  lange  jaren  in  ’t 
leeven  blijven.  Geeven  gemeenelijk  jaarlijks  volko- 
men rijp  Zaad-,  ’t  welk  met  een  waffende  Maan  van 
April,  niet  boven  een  ftroobreedte  diep,  de  aarde  word 
aanbevolen.  Hier  door  worden  ze  genoeg  vermeenig-  Aanwin- 
vuldigd:  en  dan  ook  noch  door  hare  aangegroeyde_/0»-ning- 
ge  Wortelen ; welke  men  op  de  zelve  genoemde  tijd  van 
de  oude  afneemt,  en  verplant. 

Al  de  andere  foorten  duren  niet  langer  dan  cene  Welke 
Zomer.  Brengen  teegens  de  Winter  een  rijp  Zaad™ffT  aI’ 
voort,  en  vergaan  dan  van  zelfs,  of  door  een  kley-j“"j'r"n 
ne  Vorft.  Moeten  derhalvcn  ieder  Voorjaar , met  een 
waffende  Maan  van  Maert  of  April , na  gelecgent- 
heyd  of  ongeleegentheyd  des  tijds,  op  nieuws  weer  in 
Potten  worden  gezayd , niet  diep  ; en  niet  verplant : 
met  matige  vochtigheyd  onderhouden , en  in  een  ope- 
ne,  vrije,  zeer  warme  plaats  gefield  zijn.  Alleen Aanwia- 
door  dit  middel  van  zaying  konnen  deeze  foorten  ning‘ 
aangewonnen  , vernieuwd  en  altijd-durend  gemaakt 
worden. 

De  Valeriana  Cretica  odorata,  of  welrie- Wdrie- 
kende  Valeriaen  uyt  Candien , is  de  teederfte  van  al  deinde 
andere  foorten.  Bemind  een  goede , zandige  aarde  , uyC  Qn_ 
met  een  weynig  twee-jarige  Pacrdc-  en  Koeyemiftdia. 
wel  door  een  gemengt:  een  opene,  warme,  wel  ter 
Zon  geleegene  plaats,  entamelijk  veel  Water.  Geeft 
ieder  Zomer  welriekende  Bloemen ; doch  noyt  in 
deeze  Geweften  eenig  volkomen  Zaad.  Vcrdraagd 
ook,  buyten  ftaande,  ongeerne  flerke  Winterkoude. 

Moet  derhalven  , met  een  wafTende  Maan  van  A-Hoe  waar 

pril  in  een  Pot,  ’t  zij  eezayd  ’tzij  geplant  zijnde,  in  ’tlc  "e^.cn 
I ■ r L-  6 l j ïndeWin- 

begin  van  Ottober  binnens  huys  worden  gezet  op  eentcr. 

luchtige  plaats,  waar  in  niet  anders  word  gevuurd  als 
bij  felle  Vorfl,  op  dat  de  zelve  niet  mogt  komen  door 
te  dringen  ; vermits  ze  deeze  warmte,  welke  haar  niet 
natuurlijk  is , niet  wel  kan  lijden  , inzonderheyd  als 
ze  een  tijd  lang  zou  aanhouden.  Het  zou  derhalvcn 


' 


. 


783  Vaieuaen. 

veel  gcvoeglijker  zijn,  indien  men  haar  voor  de  fterke 
Vorft  bequamelijk  kon  bewaren  in  een  verwelfde  Kel- 
der zonder  vuur.  Wil  ook  , gedurende  deeze  tijd , 
met  alleenlijk  een  weynig  lauwgemaakt  Reegcnwater 
van  boven  zijn  voorzien.  In  ’t  laatfte  van  Aiaert,  of 
'c  begin  van  April,  moet  men  ze  weer  buyten  brengen, 
met  een  aangename  Lucht,  en  zoete  Reegcn.  Dan  noch 
eevenwel  haar  dekken  voor  koude  nagten , Sneeuwachti- 
ge vochtigheid,  en  hayrige  Winden. 

Aanwin-  Word  alleen  in  onze  Landen  aangewonnen  en  vermee- 
nin2-  nigvuldigd  door  hare  aangegroeyde  Wortelen , zeer  wel- 
riekend, en  zwart-verwig.  In  April  neemt  men  ze  van 
de  oude  af,  en  men  verzet  ze  met  de  bovengenoemde 
Maan  in  Potten , of  in  de  aarde. 

Valcriaen  De  ValERIANA  FOLIO  SCROPHULARIvE  , of  Va- 
metBladc-  kriaen  met  Bladeren  die  van  het  groot  Speenkruyd  in 
crootan  gcdaante  niet  zeer  ongelijk,  doch  in  grootte  veel  ver- 
Speen-j  fchillende,  heeft  een  teedere  , blcck-bruyne  , of  wit- 
kruyd.  achtige  Vcezelwortel.  In  de  Mond  geknauwd,  valt  ze 
een  weynig  bitterachtig;  doch  is  anders  krachtig  en 
aromaticq,  of  welriekende,  op  de  wijze  van  Angelica; 
echter  naderhand  op  de  Tong  een  weynig  bijtende. 
Wortel.  Uyt  de  zelve  fchieten  Steden  op,  ontrent  vier  maat- 
Sicclen.  voctcn  hoog;  rond,  onder  bruynachtig  van  verwe, 
boven  groen ; een  weynig  blinkende , matig  dik ; van 
binnen  groen,  doch  inwendig  voorzien  met  een  gantfeh 
wit  Pit. 

Gedaante  Aan  deeze  Steelen  komen  voort  bezienswaardige 
der  Blade-  'BUderen,  ruftende  op  Steelt jens,  ontrent  twee  vin- 
rtn>  gerbreed  lang;  boven  bruyn-verwig,  beneedenwaarts 
groen.  Zijn  ongelijk  van  grootte;  zes  en  zeeven  vin- 
geren breedte  lang ; achter  ruym  vier  vingeren  breed , 
cn  daar  op ’t  breedfte;  onder  rond  toegaande,  en  voor 
allenxen  in  een  fpits  punt  toelopende ; aan  de  randen 
fpits  getand,  op  de  wijze  van  ’t  groot  Neetelkruyd ; bo- 
ven uyt  den  blceken  donker-groen  ; onder  veel  blec- 
ker;  aldaar  na  voren  gcmcenelijk  een  weynig  rosachtig, 
en  blinkende ; in  ’t  midden  aardig  begaaft  met  een  regt 
doorlopende  groote  Ader ; waar  uyt  van  onderen , als 
ook  in  ’t  midden ; eenigc  andere  wat  kleyner  ter  zij- 
den uyttoopen ; en  uyt  die  noch  ontelbare  andere  zeer 
kleyne,  doch  volkomen  zichtbare,  van  een  bevallij- 
ke  aanfehouwing  , voortvloeyen.  In  de  Mond  ge- 
knauwd wordende,  zijn  ze  zeer  krachtig,  gelijk  ge- 
droogde Angelica-wortel,  en  in  ’t  eerfte  wat  bitter  van 
fmaak;  doch  daar  na  fcharp;  de  Tong  bijtende  en  ftee- 
kende.  Twee  en  twee  zitten  altijd  regt  teegens  over 
malkander  aan  de  Steel. 

Knoppen.  Tuflchen  welke,  gemeenelijk  in ’t  boven fte  gedeel- 
te , jonge  Scheuten  voortkomen  , houdende  op  hare 
bovenfte  punten  veele  Tros-wijze  bij  een  gevoegde, 
ontrent  langwerpige,  ronde  en  hoekige  groene  Knop- 
jens:  van  welke  ieder,  na  malkander  open  gaande,  in- 
wendig bewaren  twee-,  vier-  of  zesentwintig  kleyne, 
Snceuw-witte  'Bloemt jens , haren  oorfprong  neemende 
uyt  dunne,  lang-werpige , blcck-groene  en  boven  ruyg 
Bloemen,  zijnde  Knopjens.  Geen  zonderlinge  reuk  hebben  ze. 

Bcftaan  uyt  vijf  Stars-wijze  gefielde  Bladert  jens:  van 
binnen  vercierd  met  twee  lang-uytfchietende,  teedere, 
ronde  Draadjens , voortfpruytendc  uyt  een  bruyn- 
achtig zeer  kleyn  Knopje.  Eyndelijk  vergaan  ze  in  haar 
zelven , en  vallen  af,  zonder  in  deeze  koude  Geweften 
eenig  goed  Zaad  na  te  laten. 

Aanwin-  Echter  kan  deeze  fbort  ook  aangewonnen  worden 
■iog‘  door  hare  aangegroeyde  jonge  Scheuten , op  de  voor  ver- 
haalde manier;  en  deezer  wijs  kan  men  ze  genoeg  ver - 
meenigvuldigen. 

KRACHTEN. 

Lltpt  i , T—'vE  drooge  Wortelen  van  de  groote  Valer  iaën  , of 
tnlrr.  10.  I J Valer iana  major  vera,  zijn  warm  in  den  eerften, 
en  droog  in  den  tweeden  graad;  ook  openende, 
dunmakende,  en  verteerende. 


YzERKRUYD.  784 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  eth  Rocrtiertje  ge»G<j/./8. 
dronken,  doed  gemakkelijk  Waterlojfen;  verwekt  det 
Vrouwen  Maandjlonde» ; verzacht  de  Zijdefmert  in  ’t  Di°fc'  ^ 
Pleuris:  is  goed  teegens  Vergif,  de  Peft , de  Takfen  C'  °‘ 
of  Spcenen  aan  ’t  Fondament,  en  andere  Zeereu.  Groen, 
of  varfch  , gefloten , en  tuffehen  twee  doeken  op  de 
O ogen  gelegt,  neemt’er  de  brand  van  wech,  en  maakt 
een  helder  Gedicht. 

De  Wortel  van  wilde  Valeriaen  , of  Valerianit  major  Durentei 
fylveftris,  verwarmd  en  verdroogt  fterker.  hJfi- 

In  Wijn  gezoden,  ftrijd  teegens  ’t  vergif.  Is  goed  jtmÏlu 
voor  de  Geelzucht : maakt  een  klaar  Gezwicht-,  dood  de  c.  19. 
dor  men  : genceft  de  Monden,  ook  de  z weeringen  dei 
Alonds,  daarmee  gewaffehen  zijnde;  en  de  beeten  of 
fleektn  der  giftige  Dieren. 

De  Wortel  der  kleyne  Valeriaen , of  Valer  iana  mi-  DoJ.  Lui 
nor,  vermag  eeven  het  zelve;  doch  valt  in  haree-*f* 
werking  een  weynig  zachter , als  die  van  de  andere 
foorten. 


CCCLVI  HOOFDSTUK. 

YZERKRUYD. 

in  het  Neederlandfch,  maar  ook  Namen. 
ji^Vtvan  veele  Yz  er  hart  genoemd;  word 
S^ilVin  het  Latijn  geheeten  Verbena,  of 
'J  lf  Verbenaca:  in  het  Hoogduytfch  Ei- 
~|5/^Msenkraut,  of  ook  Eisenhart:  in 
•rf&m  het  Franfch  Vervaine  : in  het  Ita- 
liaanfch  Verminacula  Berbena  , 
of  Berbena-ca. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  zeeven  bijzon-  Zeeven 
dere  foorten , te  wecten : foo  urn”* 

I.  Verbena  communis,  of  gemeen  Yzerhart.  II. 
Verbenaca  supina  , of  achter-over-lcggend  Tzer* 
kruyd.  III.  Supina  nodosa,  of  leggende  Yzerhart 
met  knobbelen.  IV.  Maxima  urticjE  folio  spi- 
cata  , of  aldergroorfie  Yzcrkruyd  met  Bladeren  van 
Neetelen,  en  een  Ayrs-wijze  gefielde  Bloem.  V.  Bo- 
TRYOIDES  URTICZE  EFFIG1E  MAJOR  CANADENSIS, 
of  groot  Yzerhart  van  Canada,  met  een  Druyfs-wijze 
gefielde  Bloem  , en  gedaante  van  Neetelen  ; ’t  welk  , 
mijns  oordeels,  ook  wel  Urtica  major  Ameri- 
cana  , of  groot  Americaanfch  Neetelkruyd  mogt  ge- 
noemd worden,  wccgens  de  groote  gelijkheyd.  VI. 

Verbena  Americana  radice  grumosa,  ofYzer- 
kruyd  uyt  America  met  geknobbelde  Mortelen.  VII. 

Verbena  caudata  Americana  flore  pallido 
cccruleo,  of  Americaanfch  Yzcrkruyd  met  een  lange 
ft  aart , en  bleekblauwe  Bloemen.  Niet  alle  zijn  ze 
van  de  zelve  Bouwing  en  Waarnceming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  goede , luchtige , Grond, 
zandige , en  met  twee-jarige  Paerdemift  genoegzaam 
voorziene  grond  : een  vrije,  warme,  weftcr  Zon  ge- 
leegene  plaats,  en  tamelijk  veel  vochtigheyd.  Gee- 
ven  ieder  jaar  Bloemen , en  zommige  foorten  volko- 
men rijp  Zaad. 

De  Verbena  communis,  't  gemeen  Yzerkruyd : Langlce- 
Maxima  urTic/é  FOLIO  sPicata  , aldergrootfte vcndc 
Tzer kruyd  met  Bladeren  als  Neetelen  ; en  Verbena  ^ Yzer- 
BotRYOIDES  MAJOR  URTICiE  EFFIGIE  CANADENSIS,  kruyd. 
groot  Yzerkruyd  uyt  Canada  met  een  gedaante  van  Nee- 
telen en  Druyfswijze  gefielde  Bloemen , vergaan  van 
naturen  niet  haaft,  maar  blijven  cenige  jaren  lang  in ’t 
leeven.  Geeven  gcmcenelijk,  bijgoede,  drooge  Zo- 
mers, volkomen  rijp  Zaad.  Konnen  veel  Water,  fter- 
ke Vorft,  en  alle  andere  ongeleegenthecdcn  der  Winter 
verdragen.  Worden  aangewonnen  en  vermeeni^vul - Aanwin* 
digd,  zoo  wel  door  Zaad,  ’t  Y'dk  met  een  wallende  ninS* 

Maan  van  April  niet  diep  in  de  aarde  moet  gelegt 
zijn  ; als  door  hare  bij  de  Wortel  uytgelopene  jonge 
Scheut  jens-,  welke  men,  op  de  genoemde  tijd,  van  dc 
Ddd  OHdt 


78  * Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 7 86 


°ude  neemt,  en  verplant.  Slaan  ook  veeltijds  van  zelfs 
genoeg  op  door  ’t  uytgevallene  Zaad. 

L zend  Het  Verbena  supina  , of  leggend  T^erkruyd , 
Yzer-  word  uyt  eygener  aari;  niet  zoo  oud , maar  blijft  zelden 

kruyd.  langer  dan  ccne  Zomer  in  ’t  leeven.  Bemind  veel  Wa- 

ter : doch  houd  zich  ook  te  vreeden  met  matige  voch- 
tigheyd.  Geeft  in  den  Herfjl  volkomen  Zaad:  ’twelk 
ieder  Voorjaar,  met  de  gcmeldde  Maan  in  Maert , op 
nieuws  moet  gezayd  zijn.  Komt  ook  door  het  neer- 
gevallene wel  van  zelfs  voort.  Op  deeze  wijze  kan 
deezc  foort  alleenlijk  vermenigvuldigd  worden. 

Leggend  Het  Verbena  supina  fJoDOSA,  o(  leggend  Tzer- 
metKnob  ^art  met  Knobbelen,  is  de  téederfte  foort  van  al  de  an- 
belcn,  de  dere.  Word  gemeenclijk  met  een  walfende  Maan  van 
tcederfte  April in  een  Pot  gezayd;  niet  verplant;  voor  veel  kou- 
foort  van  Je  Herfflreegenen  bewaard , in  ’t  begin  van  O SI  ober  op 
a c’  een  goede  luchtige  plaats  binnens  huys,  niet  verre  van 
een  Venfter,  doch  zonder  eenige  tochten  en  z,uy gingen, 
gefteld  , voor  de  warmte  des  vuurs  ( zoo  veel  moge- 
lijk is);  voor  harde  Vorfl,  en  te  veel  Water  in  de  Winter- 
tijd gewagt , vermits  ze  door  de  zelve  , aan  hare  Wor- 
tel lichtelijk  verdervende,  al  langzaam  vergaat.  Mag 
ook  niet  voor  in  ’t  laatft  van  Maert , met  goede  dagen, 
of  in  ’t  begin  van  April,  met  een  aangename  Reegen 
weer  in  de  Lucht  gebragt , dan  noch  voor  koude  nag- 
ten , Sneeuwachtige  vochtigheid,  hayrige  en  fchrale  win- 
den wel  gedekt  en  bewaard  worden.  Dus  waargeno- 
men blijft  ze  zomtijds  over,  ’t  welk  echter  zelden  in 
deezc  koude  Geweften  gebeurd , weegens  hare  teeder- 
hcyd.  Geeft  dan  ook  wel  volkomen  rijp  Zaad,  en  ver- 
fterft  daar  mee. 

Ameri-  De  Verbena  Americana  radice  grumosa, 
«anlch  of  Americaanfch  T&erkruyd,  met  een  geknobbelde  Wor- 
kruyd  met  te^>  beeft  ze^ve  gefcheyden  in  drie  , of  ook  in  vier 
een  gc-  korte  , dikke  deelen  , onder  eyndigende  in  een  fpits 
knobbelde  punt,  bruynachtig  van  verwe  : uyt  welke  voortfehie- 
Wortcl.  tcn  ecnjge  Weynige  Steden,  of  ook  eene  alleen  , doch 
boven  verfpreyd  in  zommige  Zijde-takjens , van  onder 
Bladeren,  tot  boven  aan  de  Bloemen  voorzien  met  Bladeren  , op 
geene  Steelt jens  ruftende ; zijnde  ingefneeden  in  drie 
deelen,  gelijk  de  Verbena  communis,  of’t gemeen 
Tzerkruyd ; van  welke  ’t  middenfte  ’t  grootfte  en  lang- 
fte  is , doch  al  te  zamen  gantfeh  flegt , en  aan  de  ran- 
den ongekerft;  ook  voor  eyndigende  in  een  punt;  aan- 
genaam groen  van  verwe  ; altijd  twee  en  twee  regt  tee- 
gens  over  malkander  zittende , inwendig  begaaft  met 
genoegzaam  zichtbare  aderen. 

Crond.  Bemind  een  zandige , goede  aarde  , met  een  wey- 
nig  twec-jarigc,  kleyn-gewreevene  Paerdemift,  eenja- 
rige Hoenderdrek,  en  eeven  zoo  veel  van  ’t  Mul  of  Mol 
der  verrotte  Boombladeren  genoegzaam  doormengt : een 
opene,  warme,  wel  ter  Zon  gelcegene  plaats,  en  mati- 
ge vochtigheyd. 

Bloemen  ; Is  van  naturen  teeder.  Vergaat  niet  haaft,  maar  blijft 
zonder  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft  ieder  Zomer  Bloemen, 
L»en.nateuyt  bovenfte  punten  der  Takjens  voortkomende, 
en  ruftende  op  korte  Steeltjens.  Zijn  tamelijk  groot, 
gemeenclijk  twee  en  twee  bij  malkander  gefteld.  Be- 
ftaan  uyt  zes  rond-toegaande  Bladeren  , niet  qualijk 
gelijkende  die  van  de  Ranunculus,  of  Boterbloem ; ver- 
eierd  met  een  fchoone  roodc  verwe : in  wiens  midden 
gezien  word  een  aangename  geel-verwige  Ring,  van  een 
boven  maten  bevallijke  aanfehouwing.  Zij  verderven 
op  hare  Struyk>  en  vallen  ter  neer , zonder  in  deeze 
Geweften  eenig  Zaad  na  te  laten. 

Hoe  op  te  Het  Zaad,  uyt  America  overgezonden , moet  met 
tjucekcn,  een  WalTende  Maan  van  April  of May  in  een  Pot  gezayd 
uyt  Ame'  en  geplant;  voor  veel  koude  Herfflreegenen,  Sneeuw, 
rica  Rijp  en  Vorfl  gewagt ; en,  boven  droog  geworden , in 
overge-  het  begin  van  OSlober  binnens  huys  op  een  luchtige 
on  cn'  plaats  gefteld  zijn  , in  welke  niet  anders , als  geduren- 
de de  Vorfl , word  gevuurd.  En  vermits  ze  in  deeze 
tijd  verheft  hare  Steel  en  Bladeren  ( welke  in  April 
weer  te  voorfchijn  komen)  zoo  moet  de  Wortel,  zoo 


lang  de  Winter  duurd,  niet  meer  als  een-  of  ten  hoog- 
ften  tweemaal  van  boven  begoten  worden  met  een  wcy- 
nig  lauw-gemaakt  Reegenwater.  Meerder  vochtigheyd 
kan  ze,  zonder  te  verrotten , niet  verdragen.  Mag  ook 
niet  voor  half  April,  wat  eerder  of  later,  na  geleegent- 
heyd  van  de  bequaamheyd  of  onbequaamheyd  des 
Weêrs , met  een  aangename  Lucht  cn  Reegen  weer 
buyten  gebragt;  dan  noch  cevenwel  voor  koude  nag- 
ten  en  hayrige  winden  wel  gedekt,  en  voorzichtig  be- 
waard zijn. 

De  Verbena  caudata  Americana  elore  pal-  Ameri- 
LIDO  cceruleo  , of  T^erkrujd  uyt  America  met ftaar-  caanfch 
ten , en  een  bleekblauwe  Bloem  , blijft  niet  meer  dan  (fryeijmct; 
eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft  in  deeze  Geweften  noyt  ïtaarten. 
eenig  rijp  Zaad ; en  vergaat  van  zelfs  teegens  de  Win- 
ter. Kan  derhalven  niet  anders  aangewonnen  worden,  Aanwin- 
als  door  op  nieuws  uyt  America  bekomen  Zaad ; ning. 

’t  welk  met  een  waffendc  Maan  van  Adaert  wórd  gezayd 
in  een  Pot,  gevuld  met  een  zandige  grond , doormengt 
met  twee-jarige  Paerdemift,  en  een  weynig  een-jarige 
Hoenderdrek : voorts  gefteld  in  een  Zonnebal f,  en  ge- 
durig in  warme  Paerdemift. 

Het  Verbena  major  Botrtoides  urtiCjE  ef-  Groot 
FiGiE  Canadensis  , of  groot  Tz,erhart  van  Canada  , 
met  een  Druyfs-wijz^e  gefielde  'Bloem  , en  een  gedaante 
van  Nee  telen,  is  een  aardig  Gnvas.  Heeft  een  teede- 
re , veezclige ; van  buyten  bruyn-verwige , van  bin- 
nen witte,  digte  Wortel , vol  Zap,  en  in  de  Mond  Wortel, 
geknauwd  wordende,  zeer  te  zamentrekkende.  Krijgt 
uyt  de  zelve  veele  St celen,  tv/ee,  en  derdehalve  voet,  steden, 
wat  meerder  of  minder,  hoog;  regt  opftaande,  fterk, 
en  tamelijk  dik;  donker-groen-verwig,  rond,  en  met 
eenige  weynige  hayrige  fcharpheyd  luchtig  omvangen. 

Aan  deeze  Steden  komen  voort  de  'Bladeren,  ruym  Bladeren  ; 
twee  vingerenbreedte  boven  malkander,  nu  uyt  de  ee-  en  derzel- 
ne , dan  uyt  de  andere  zijde ; een  weynig  hangende. 

Zijn  vijf  en  zes  vingerenbreed  lang ; wat  meer  als  drie 
vingeren  breed ;Ey-wijze  rond, doch  zomtijds  wat  ron- 
der; donker-groen-verwig,  met  eenige  geelheyd  ver- 
mengt; onder  bleeker , ook  aldaar  wat  fcharp , cn  ge- 
lijk de  Neetelcn  brandende,  of  fteekende  (waarom  dit 
Gewas  ook  de  naam  Urtica  major  Canadensis  of 
groot  Neetelenkruyd  van  Canada , mijns  oordeels  met 
goed  regt  mag  voeren  ) hardachtig  en  ftcevig  van  aart; 
met  eenige  verheevene  hoogten  tuffehen  de  opwaarts 
gaande  Aderen  als  gefronfl  ; rondom  aan  de  randen 
z,aags-wijz,e  zeer  net,  doch  niet  diep,  getand , achter 
rond  toegaande,  doch  voor  in  een  puntje  eyndigende. 

In  de  Mond  geknauwd,  word  men’er  geen  zonderlin- 
ge fmaak  aan  gewaar;  vallen  echter  een  weynig  te  za- 
mentrekkende. Zijn  van  binnen  vercierd  met  verfchey- 
dene  fchoone  , van  onderen  ruyge  en  half-rond  na  bo- 
ven toelopende  Aderen,  voortkomende  van  eene  in  ’t 
midden.  Ruften  op  Steeltjens,  ontrent  twee  vingeren- 
brecd  lang;  ook  aan  de  regt-opgaande  groote  Steel  uyt 
een  ronde,  donker-purpure  Ring  haren  oorfprong  nee- 
mende. 

Tuflchen  welke,  van  het  midden  der  Steden  tot  op  Bloem- 
twee  of  drie  na  de  aldcrbovenftc  Bladeren,  eenige  Bloem-  troffen* 
troffen  ( op  de  wijze  der  Bloemknoppen  van  Felix  Flori- 
da,  of  'Urtica  major  vulgaris , dat  is.  Bloemdragende 
Varen,  of  gemeen  groot  Nectelkruyd , ook  in  ’t  cerft  de 
zelve  niet  qualijk  gelijkende , doch  tuflchen  elk  Blad 
maar  eene  Tros)  Druyfs-wijz^e  groeyen.  De  onderfte 
zijn  wel  zoo  groot,  als  die  van  ’t  gemelde  Nectelkruyd ; 
doch  de  bovenfte  kleyner  , en  zich  meer  onder  de  Bla- 
deren verfchuylende.  Beftaan  uyt  zeer  veele  bleek- 
groene kleyne  Knopjcns,  zich  als  in  Takjens  verfprey- 
dende  : ook  inwendig  twee  of  drie  zeer  kleyne  witte 
Knop  jens  houdende ; welke  haar,  daar  na  verminderen- 
de , hol  van  malkander  verfpreydén , en  zonder  eenig 
Zaad  te  geeven  op  de  aarde  neervallen. 

Eevenwel  komen  daar  na  tuflchen  de  alderhoogfte,  docl1  ^aar 
cn  op  een,  en  op  twee  na  de  alderhoogfte  Bladeren  an-  mV'Z.aTcf 

dcre 


/ 


Yzerkruyd.  Stalkruyd.  HanekaMMetjens. 


Alder- 

?-ootfte 
zer- 

kruyd  met 
Bladeren 
van  Neete- 
len. 

Wortel. 

Steden. 


Cal.  I.  8. 
hled.Simp. 
fac. 


JEtiusl.  i. 
Serm.  i. 
Jtpulej. 
htft.  Plant, 
r.  3. 

Ilin.  I.  ló. 
t.  7. 

Trag.l.  ï. 
t.  óp. 


JEgin.  1. 7- 


Camerar. 
L4.  c.61. 


'Fucbf.hift. 

ïl.c.nó. 


Diofc.  I.  4. 


Doé.  I.  f. 
*•34: 


787 

dere  regt-opftaande  Steelt jens  voort,  veel  dikker  als  de 
voorgemelde,  boven  wat  bruyn-verwig;  niet  onder  de 
Bladeren  blijvende,  maar  boven  de  zelve  haar  verhef- 
fende : aan  welke  Druyfs-wij  z.e  groeyen  zeer  kleyne 
groene  Knop  jens,  voorzien  met  witte  opftaande  Draad- 
jens:  welke  niet  neervallen,  maar  blijven;  ook  grooter 
worden,  en  in  een  korte  tijd  nalaten  veele  , wat  meer 
als  halfmaans-wijze  ronde,  neerwaarts  hangende,  plat- 
te of  dunne,  eerft  bleek-grocn  zijnde,  daar  na  bruyn, 
dan  ook  een  weynig  dikker  wordende  Zaadjens , veel- 
tijds hare  volkomene  rijpheyd  verkrijgende. 

De  Verbena  urticje  folio  maxima,  of  het 
aldergrootfie  T&erkruyd  met  Bladeren  van  Neetelen , 
groeyd  in  deeze  Gewcften  ter  hoogte  van  vier  en  vijf 
voeten.  Krijgt  uyt  een  teedere,  wit  of  bleek-bruyn- 
verwige  , bittere  , en  een  weynig  te  zamentrekkende 
Veezelwortel , een  of  meerder  Steelen  , zich  verdeelen- 
dc  in  veele  Zijde-takjjen : zijnde  ontrent  vierkant,  don* 
ker-groen;  blinkende,  en  in  ’t  midden  met  een  holle 
ftreep  voorzien  : aan  welke  groote  Bladeren  voortko- 
men, altijd  twee  en  twee  regt  teegens  malkander  over 
zittende.  De  grootftc  zijn  ontrent  een  hand  lang  en 
breed,  ruftende  op  matig-lange  Steelen;  donker-grocn- 
verwig,  doch  onder  bleeker;  begaaft  met  zeer  fchoo- 
ne  veelvoudige  diepe  Zderen , fpruytende  uyt  eene  in 
’t  midden;  aan  de  randen  gelijk  als  een  Zaag getand; 
voor  in  een  kleyn  punt  eyndigendc;  van  onder  in  het 
aanraken  rauw ; ook  bitter  van  fmaak  , en  een  weynig 
te  zamentrekkende. 

Uyt  de  bovenfte  Hert-punten  ziet  men  bij  malkan- 
der voortkomen  veele  ui tyrs-wijze  geftelde  , teedere 
Scheut  jens , met  kleyne  groene  Knop  jens  voorzien , dee- 
ze de  eene  na  de  andere  open  gaande , vertonen  zeer 
kleyne,  fpier-witte,  vijf-bladerige  Bloemtjens , die  van 
het  gemeene  Tzerbart  zeer  gelijk  , doch  kleyner.  Zel- 
den blijven  ze  langer  dan  vier  of  vijf  dagen  goed. 
Daar  na  vergaande,  laten  ze  achter  een  kleyn  langwer- 
pig  en  groenachtig  Zaadje , altijd  drie  aan  den  anderen 
gevoegd. 

KRACHTEN. 

YZerkruyd,  of  Verbena , beyde  het  regt-opftaan- 
fte  , en  het  achter-over  leggende,  als  van  de  zel- 
ve krachten  zijnde,  is  verdrogende  van  aart;  een 
weynig  te  zamentrekkende  , afdroogendc  , en  verkoe- 
lende. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  een  Roemertje  Tel- 
kens gedronken  , of  het  uvtgeparftte  Zap  met  Wijn 
ingenomen ; of  twee  Drachmen  van  ’t  Poeder  der  ge* 
droogde  Bladeren  in  Wijn  gebruykt , is  goed  voor  de 
Heup-jigt , het  Voet-euvel , of  Podagra;  Vergif;  de 
Pefi;  de  beet  en  en  fleeken  der  giftige  Dieren;  de  Geel- 
zucht, ’t  Graveel,  en  alle  andere  inwendige  gebrecken 
des  Ligchaams.  Docd  gemakkelijk  Wateren.  Opend 
de  verft optbcyd  der  Longe , Nieren,  Leever , Milt , en 
Galblaas.  Neemt  wech  de  pijn  van  de  Maag ; de  hit- 
zigheyd  der  Gezwellen  ; Zeeren  en  Zweeren  der  hey- 
melijke  of  andere  Leeden;  van  alle  wonden  , inzonder- 
heyd  van  de  Beenen : maakt  een  glad,  en  zuyver  Vel, 
daar  van  wech  drijvende  allerley  Schurftheyd  en  andere 
onreynigheyd  ; dit  quaad  daar  mee  gewaflehen  zijnde. 
Verbeetcrd  de  voorteetende  zeerigheyd  van  de  Mond  , 
cn  maakt  de  lojfe  Tanden  vafl , daar  mee  gegorgeld. 
In  de  Oogen  gedaan  , verfterkt  niet  alleen  het  Ge- 
zicht, maar  neemt’cr  ook  de  donkerheyd  van  wech,  en 
maakt  het  helder . Belet  daarenboven  de  uytvalling  des 
Hayrs. 

Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Edik  ver* 
mengt>  gelegt  op  de  Roos , Roodgrond , en  voort kruy- 
pende  Zweer ingen , doed  veel  goeds. 

Het  zelve  Poeder  met  Honig,  of  Boter  gemengt, 
geneeft  alle  varjfche  Wonden,  en  oude  Zeeren. 

Dit  Kruyd  word  zeer  begeerig  van  de  Duyven  gc- 


geeten.  Houd  ook  de  zelve ; ontrent  haaf  Slag  of 
Neften  opgehangen , bij  malkander,  en  lokt  de  vreem- 
de- derwaarts. 


cccLvii  Hoofdstuk. 

STALKRUYD. 

Ord  in  het  Neederlandfch  niet  alleen  Vcrfchey- 
dus , maar  ook  van  veele  Prangh-  deflamcdi 
wortel  genoemd:  in  het  Latijn  O- 
NONis,  Anonis  , Arrest a bovis  ; 
en  Natrtx  Plinii  : in  het  Hoog- 
duytfch  OcHSENBRECH  » OCHSEN- 
KRAUT,  en  Stalkraot:  in  het  Franfch  Arreste 
Beuf  , Bugrandes,  Burgrunder , Bugraves  : 
en  in  het  Italiaanfch  Anonide,  Bonaga;  en  Resta 
Bove. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veele  veranderlijke  foor-  VeeJc  ver- 
ten bekend  geworden ; namentlijk : anderlijke 

I.  Ononis  spinosa  flore  purpureo,  of  fee-  foorcen* 
kend  Stalkruyd  met  een  purpure  Bloem.  II.  Spino- 
sa flore  albo,  of  Prangwortel  met  Doornen  , en 
een  witte  Bloem.  III.  Non  spinosa  flore  pur- 
PUKEO,  of  Stalkruyd  zonder  Doornen  , met  een  pur- 
purc  Bloem.  IV.  Non  spinosa  flore  luteo,  of 
met  een  gecle  Bloem  en  geen  Doornen.  V.  Non  spi- 
nosa purpurascens  Cretica,  of purpur  Stalkruyd 
houder  Doornen  njt  Cnndi.i.  VI.  Non  sptNOSA  flo-  Mt  elf  j4 
RE  rubello  major  Hispanica,  of  groot  Spaanfch  getal  hier 
Stalkruyd  met  een  ronde  Bloem  en  geen  Doornen.  VII.  voorge- 
Non  spinosa  spicata  flore  rubello  minor  , ftcld‘ 
of  kleyne  Prangwortel  zonder  Doornen  met  een  gcayr- 
de  roode  Bloem.  VIII.  Non  spinosa  luteo  odo- 
RATA  ANNUA  major,  of  groot  geel  welriekend  Stal- 
kruyd zonder  Doornen  , met  langer  als  een  jaar  durem- 
de.  IX.  Non  spinosa  odorata  lutea  annua 
minor  , of  kleyn  geel  welriekend  Stalkruyd  ronder 
Doornen  , maar  eene  Zomer  in  ’t  leeven  blijvende.  X. 

Lutea  non  spinosa  Montis  Libani  , of  geele 
Prangwortel  zonder  Doornen  van  de  Berg  Libanus. 

XI.  Ononis  arporescens,  of  tot  een  Boomtje  opwaf- 
fend  Stalkruyd.  Niet  alle  zijn  ze  van  ceven-gelijke  Bou- 
wing  en  Waarnecming. 

Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede,  zandige  Grond, 
aarde,  met  twee-jarige  Paerdemift  tamelijk  voorzien  : 
een  vrije  , warme , wel  ter  Zon  geleegenc  plaats  , eri 
matige  vochtigheyd.  Geeven  in  goede  ^Zomers  dikmaal 
volkomen  rijp  Zaad , en  blijven  lange  jarèn  in  het 
leeven. 

Het  Ononis  spinosa  flore  albo,  flore  pur-  Langlee» 
PUREO,  ET  NON  SPINOSA  FLOpE  PURPUREO,  doorn-  Y "dc 
achtig  Stalkruyd  met  witte,  met  paar fche  , en  zonder  dlewd* 
Doornen  met  paerfche  Bloemen  , zijn  wat  hard  van  aart. 

Konnen,  buyten  ftaande  , felle  koude , en  alle  ande* 
re  ongelecgentheyd  der  Winter  zonder  fchadc  verdra- 
gen. Blijven  echter  niet  altijd  groen  , maar  laten  in 
den  Herfjl  hare  Bladeren  vallen  : welke,  te  zamen  met 
hare  Steelen , ieder  Voorjaar  weer  uyt  hare  Wortel  woon - 
komen. 

Men  kan  haar  aamvinnen  en  vermeenigvuldigen  doof  de  Winter, 
haar  Zaad:  ’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van  Zprit  koude  ver- 
niet diep  in  de  aarde  word  gelegt.  AI  de  andere  foor-  dra8en 
ten , mcede  cenige  jaren  durende  , worden  op  de  zelve  konncn• 
wijze  behandeld,  doch  konnen  gantfehelijk  geen  fter- 
ke  koude  verdragen.  Moeten  derhalven,  in  Potten. ge- 
plant, in  OElober  binnens  huys  gebragt, luchtig  gefield, 
met  weynig  vochtigheyd  onderhouden , bewaard  , en 
met  voor  in  ’t  begin  van  April , met  een  aangename 
Reegcn  weer  buyten  gezet  worden. 

Het  Ononis  non  spinosa  lutea  odoratA 
annua  MAJOR  et  MINOR,  of  groot  en  kjeyn  geel  Cn  1 
welriekend  Stalkruyd  zonder  Doornen  , niet  meer  als  wdrie-CC 
Ddd  i 


een 


o 


789  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 790 


zonder 

Doornen. 


Boomach- 


peultjens. 

Zaad. 


Hoe  waar 
te  nee- 
mcn. 


kend  Stal-  een  j aar  durende , worden  ook,  met  dc  gemelde  Maan,  J 
kruyd  in  een  Pot  de  aarde  aanbevolen.  'Bloeyen  aardig  , en 
vergaan  teegcns  de  Winter  van  zelfs,  na  dat  ze,  bij  goe- 
de, warme  Zomers,  rijp  Zaad  hebben  gegeeven.  Het 
welk  ieder  jaar  in  April  weer  gezayd  moet  worden. 
Want  alleenlijk  hier  door  kan  men  ze  aanwinnen  en  ver- 
meenigvuldigen. 

Het  Ononis  arborescens  flore  rubf.llo,  of 
tig  Stal-  boomachtig  Stalkruyd , met  een  fchoone  roodachtige  Bloem, 
kruyd.  js  een  aar£jjg>  zeer  bevallijk  Gewas-,  van  naturen  Jlru- 
velachtig ; voorzien  met  veelc  bij  de  zwarte  en  tccdere 
Wortel  uytfchictende  Looten,  of  Takjens,  een  weynig 
blinkende  van  aart,  bleek-bruyn  van  verwe,  en  nauw- 
lijks  meer  als  een  voet  hoog  oprijzende.  Deezc  alle  moet 
men  wechneemen,  en  alleenlijk  eene  in  ’t  midden  laten, 
indien  mcn’er  een  aardig  hoorntje  van  begeert  te  win- 
Bloemen.  nen.  Uy t de  punten  der  Takjens  ziet  men  fpruyten  de 
Bloemen , tamelijk  groot , ruftende  op  teedere  Steelt jens, 
hol  en  luchtig,  doch  Tros-wijz,e  veel  bij  malkander  en 
aardig  gefteld.  Van  onder  af  gaan  ze  eerft  open.  Alsze 
eenige  dagen  hebben  geftaan,  vallenze  neer;  nalaten- 
de ronde  , korte  , dikachtige  , ruyge  , bleek-groene 
Peultjens,  voorzien  met  een  Doorns-wijze  fpits  Knop- 
je, neerwaarts  hangende;  waar  in  gevonden  word  een 
platachtig  Zaad,  van  een  halfmaans-wijze  vorm,  als 
het  rijp  word  groenachtig  graauw  van  verwe , doch 
niet  groot. 

Deeze  foort  blijft , wanneer  men’er  goede  acht  op 
neemt,  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Word  ook  (wijl  ze 
door  fterke  Vorft  en  andere  ongclecgcnthceden  der  Win- 
ter lichtelijk  kan  worden  wechgenomen)  in  een  Pot 
geplant  zijnde,  in  Oiïobcr  binnens  huys  gebragt,  op 
een  luchtige  plaats , waar  in  niet  als  bij  vriezend  Weer 
word  gevuurd  ; met  ftegts  een  weynig  lauw  Reegen-  • 
water  van  boven  begoten,  en  niet  voor  in  April,  met 
een  donkere  Lucht  en  zachte  Reegen,  weer  buyten 
gezet. 

Geftalte  Zij  behoud  hare  groenheyd  tot  in  Ottobcroï Novem- 
<ier  Blade-  ber  toe ; maar  laat  dan  hare  bezienswaardige  teedere , en 
reu'  rondom  aardig-getandde  Bladert  jens  vallen.  Deezc  zijn 
langwerpig  ; van  naturen  ftijf  ftaande  ; voor  alder- 
breedft;  ook  daar  rondachtig  toegaande;  onder  fmal  toe- 
lopende; gemeenelijk  in  drieën  bij  malkander  gefteld ; 
waar  van  het  middelfte  het  grootfte  , eevenwel  nauwe- 
lijks een  vingerbreedte  lang  is;  de  breedte  kan  die  van 
een  ftroo  niet  ophalen.  De  twee  andere  zijn  veel  (mal- 
ler ; doch  alle  onder  aan  malkander  vaft : en  in  ’t  mid- 
den voorzien  met  een  regt-doorgaande  adder , waar  uyt 
andere  kleyner  voortfpruyten.  Zijn  vercierd  met  een 
aangename  bleeke  groenheyd , zoo  wel  onder  als  bo- 
ven. 

Door  drift  der  Natuur  vernieuwt  deeze  Plant  in 
Maert  hare  Bladeren  weer.  Geeft , niet  altijd , maar 
alleen  in  goede  Zomers , in  deeze  Landen  dikmaal  vol- 
komen rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  wadende  Maan  van 
April  niet  boven  een  ftroobreedte  diep  in  een  Pot  word 
gclegt.  Niet  alleen  hier  door  word  ze  vermeemgvul- 
digd , maar  ook  door  hare  bij  dc  Wortel  uytlopende 
jonge  Looten  , die  men  met  een  Pennemes  voorzichtig 
ten  halven  infnijd,  op  de  wijze  der  Angclieren , en  met 
aarde  overdekt.  Als  ze  dan  Wortelen  hebben  bekomen, 
worden  ze  op  de  genoemde  tijd  van  de  oude  afgeno- 
men, en  verplant. 

KRACHTEN. 

STalkruyd,  of  Ononis , is  warm  en  droog  tot  in  den 
derden  graad;  ook  dunmakende  en  doorfnijdende 
van  aart. 

Het  Poeder  van  de  gedroogde  Wortelen , of  de  Bajl 
der  zelve , met  Wijn  ingenomen  ; of  de  Wortelen  in 
Wijn  gekookt,  of  in  Wijn  gediftillcert , en  daar  van 
Diofc.  I 3.  ccn  Roemertje  gedronken;  of,  ’t  geen  noch  bccter  is, 
e.  ai.  anderhalve  haud  vol  van  de  Wortelen  in  ftukjens  gefnee- 


Eaad. 


Aanwin- 

ning. 


Simp.MeJ. 


den,  en  in  anderhalve  Kan,  of  zes  ponden  Rhijnfche  Durantet 
Wijn,  tot  op  de  helft  gekookt,  en  daar  van  ’s  morgens  lib.  Plant. 
drie  Oneen  nuchteren  gcbruykt , drijft  uyt  het  Gra-follz- 
veel,  en  breekt  de  Jleen  der  Nieren  doed  wel  Hater  Matth.l.j. 
lojfen  ; geneeft  de  K lecfch-breuken  , als  men  ’t  eenige 
weeken  achter  malkander  ieder  dag  nuttigd  : ook  de 
TakJjen  of  Speenen  aan  ’t  Fondament.  Doed  de  A/aand- 
fionden  voortkomen.  Opend  dc  verftoptheyd  van  Milt 
en  Leever. 

De  Wortelen  in  Water  gekookt,  en  ’t  zelve  d ePaer-  Lufit.  1. 3. 
den  te  drinken  gegeeven  , doed  haar  , als  haar  Water  cnarr-  '9- 
word  opgehouden , ’t  zelve  loflen. 

Eeven  deeze  Wortel  met  Honig  en  Edik  tot  op  de  helft  Tim.  Lij. 
gezoden,  en  daar  van  gedronken,  is  een  dienftigmid-  e'*‘ 
del  teegens  de  vallende  Ziekte. 

De  eerft  uytkomende  jonge  Scheut  jens  deczer  Plant  Dod.  1. 16. 
als  een  Salade,  gelijk  Afpergies,  gegeeten,  zijn  goedc,3‘ 
teegens  al  de  nu  genoemde  gebreeken. 


CCCLVIII  HOOFDSTUK. 

HANEKAMMETJENS. 

Oerd  deeze  naam  in  ’t  Neederlandfch  , Verfcbey- 
om  dat  het  Zaad  deezer  Plant  zeer dc  “amen. 
aardig  de  gedaante  der  Hannekammen 
vertoond.  Word  in  het  Latijn  gehee- 
ten  Onobrychis;  caput  Gallina- 
CFUM  BELGARUM,Cn  PoLYGALA  VE- 
ra  Dalechampii.  In  ’t  Hoogduytfch  Kerstwurt- 
zel.  In  ’t  Franfch  Sainct  Foin  ; en  in  ’t  Jtaliaanfch 
Uppuparia  del  maghi. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  bijzondere  foor-  Drjc  ver_ 
ten  bekend  geworden ; tewecten:  anderlijke 

I.  De  gemelde  Onobrychis.  II.  Onobrychis  f°orten* 
Belgarum  altera  , of  tweede  foort  van  Hane- 
kammetjens  der  Needcrlanderen  ; ook  genoemd  Viola 
pentagonia,  of  Wiole  met  een  vijfhoekig  Zaadhuysje; 
anders  Specucum  veneris  , dat  is,  Pcnus  Spiegel , 
weegens  hare  zonderlinge  fchoonheyd.  III.  Onobry- 
chis perfoliata  , of  H.mekammetjcns  met  doorgc- 
wajfene  Bladeren,  zeer  aardig  te  zien. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  nicu-  Grond, 
welijks  omgefmeetene , meer  een  gemeftte  als  onge- 
meftte  aarde;  ruym  zoo  zeer  een  zomtijds  fchaduwach- 
tige , als  een  vrije  wel  ter  Zon  geleegenc  plaats , en  ta- 
melijk veel  Reegen. 

Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  het  leeven.  Zaad. 
Geeven  teegens  de  Winter  rijp  Zaad,  en  vergaan  dan 
van  zelfs.  Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar,  met  een  ^anwin- 
waffende  Maan  van  Maert,  niet  diep,  weer  in  de  aar-  ning. 
de  worden  gezayd : waar  door  ze  rijkelijk  konnen  aan- 
gewonnen en  vermcenigvuldigd  worden.  Komen  anders 
ook  dikmaal  van  zelfs  genoeg  te  voorfchijn,  door  het 
uytgevallene  Zaad. 

KRACHTEN. 

HAnekammetjens,  of  Onobrychis , is  verwarmende  cal.  1.2. 
en  verdrogende  van  aart , daarenboven  dunma-  Simp.MeJ. 
kende,  en  verteerende. 

Dc  Bladeren  gedroogd  , gepulverifecrt , en  met  /.  l4. 
Wijn  ingenomen  , doen  gemakkelijk  Water  lojfen  ; c.  16. 
ftillen  de  loop  des  Buyks , en  zijn  goed  voor  de  kou- 
de Pis. 

De  groene  Bladeren  gefloten,  en  Paps-  of  Plaafters-  niofc.  I.  3. 
wijze  gelegt  op  allerley  Gezwellen,  en  Klieren,  vertec-  c-  Ho- 
ren de  zelve,  en  doen  ze  vergaan. 


CCCLIX 


Namen. 


Vier  on- 
derfchey- 
dene  foor- 
ten. 


Lobel.  P.  1. 
fol.  91. 
Cluf.R.P. 
l.ó.fol.i  30. 


Grond. 


Roemen. 

Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Gebruyk 


Zaad* 


deezer 

Plant. 


Namen. 


Grond. 


791  Groote  Krok.  Aardangel. 

CCCLIX  HOOFDSTUK. 

GROOTE  KROK. 


GE  genoemd  in’t  Neederlandfch ; word 
' &in  het  Latijn  geheeten  Orobus  , of 
l-ookARACus  latifolius  ; en  in  het 
I*  Italiaanfch  Orobo. 
j Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier 
ondcrfcheydene  foorten  bekend  gewor- 
den ; namentlijk: 

I.  Orobus  venetus,  of  groote  Krol^,  groeyende 
ontrent  Venetien.  II.  Pannonicus  tenuiori  fo- 
lio ; o f groote  Krok^  uyt  Pannonien , met  t ceder e Bla- 
deren; ook  genoemd  Orobus  secundus  Clusii, 
of  de  tweede  groote  Krok^v  an  Carolus  Clusius  : wel- 
ke van  Matthias  de  Lobel  word  geheeten  Astra- 
Galoides.  III.  Quartus  Clusii,  of  vierde  foort 
van  Carolus  Clusius.  IV.  Orobus  Pannoni- 
cus primus  Clusius,  of  eerjle groote  Krol^ van  Ca- 
rolus Clusius.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bonwing  en 
JVaarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede  , gemeene  , zandige , en 
welgcmeftte  aarde:  een  vrije,  genoeg  ter  Zon  gelec- 
gene  plaats ; en  veel  Water.  Blijven  vcelc  jaren  in  ’t 
keven  , en  verdragen  allcrley  ongcleegentheeden  der 
Winter  zonder  eenige  fchade. 

Geeven  vroeg  in  ’t  Voorjaar  fchoone  Bloemen ; en 
gemcenclijk  in  ieder  jaar,  inzonderheyd  bij  goede  droo- 
ge  Zomers , volkomen  rijp  Zaad.  ’t  Welk  met  een 
wadende  Maan  van  September  of  Maert , niet  boven 
een  ftroobreedte  diep  , de  aarde  weer  aanbevolen  word. 
Ook  flaat  het  neergevallene  Zaad  dikmaal  van  zelfs  ge- 
noeg op.  Niet  alleen  hier  door  kan  men  haar  vermee- 
nigvnldigen , maar  ook  aanwinnen  door  hare  jonge  aan- 
gegrocydc  Wortelen,  welke  men  met  de  gemelde  waf- 
fende  Maan,  in  Maert  of  April,  van  de  oude  afneemt, 
en  verplant. 


KRACHTEN. 

HEt  Zaad  van  groote  Krok  > of  Orobus  latifo- 
litts , is  afvagende  en  te  zamentrekkende  van 
aart ; zwaar  om  te  verteeren , en  maakt  grof, 
zeer  liegt  Bloed. 

Gedroogd,  geftoten,  en  met  Melk  gekookt,  is ’t 
dienftig,  om  de  loop  des  Buyks  te  floppen.  Doed  ook 
het  Braken  ophouden , en  neemt  wech'  de  oprifping  van 
de  Maag. 

Het  Afeel  van  dit  Zaad  met  Wijn  vermengt,  en 
Plaaflcrs-wijze  gclegt  op  de  beet  en  der  dolle  Adenfchcn , 
Honden,  en,  andere  razende  Dieren,  is  zeer  dienftig, 
en  van  goed  gebruyk. 

Dit  Zaad  aan  Hoenderen  , Dujven , of  andere  Vo- 
gelen gegeeven  , doed  haar  in  wcynig  tijds  zeer  vet 
worden. 


CCCLX  HOOFDSTUK. 

AARDANGEL. 

Et  deeze  naam  in  het  Neederlandfch 
PSVp?  bekend  , word  in  het  Latijn  gehee- 
iïSjilf' tcn  Trirulus  terrestris:  inliet 
pp'ljjl  Hoogduytfch  Burseldorn;  en  in  het 

Zij  bemind  van  naturen  een  goede 
zandige  aarde  , met  een  wcynig  twee-jarige  Paerdcmift, 
en  ’t  Mol  der  verrotte  Boombladeren  doormengt : een 
warme , wel  ter  Zon  geleegene  plaats , en  matige  voch- 
tigheyd. 

Blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  keven.  Geeft 


Waternooten.  SpëerkruYd.  791 

in  deeze  onze  Gcweftcn,  bij  goede  jaren  volkomen  rijp 
Zaad , en  vergaat  dan  van  zelfs.  Moet  dcrhalven  ie- 
der Voorjaar , met  een  walfende  Maan  van  April , niet 
boven  een  ftroobreedte  diep,  weer  op  nieuws  inde  aar- 
de eens  Pots  gezayd  zijn;  maar  niet  verplant.  Ook  Aanwin- 
mag  men  niet  meer  dan  twee  opgekomene  jongen  in  nlllg' 
eene  Pot  laten  , ontrent  in  ’t  midden  der  zelve;  ver- 
mitsze zich  op  de  aarde  neerleggen,  en  door  de  mee- 
nigte  harer  Takjens  de  Pot  aan  alk  kanten  vervul- 
len. 

KRACHTEN. 

A Ar dangel,  of  7 ‘ribulns  Terrejlris,  is  koud,  aard-  Ga/.  /#•  3. 
achtig, en  te  zamentrekkend  van  aart.  De  Vrucht  MeJ-s‘mPi 
ook  is  dun  van  deelen , en  fijn  van  ftof. 

De  zelve  gedroogd  , geftoten  , en  daar  van  een  Diofc‘ l-  4* 
Dracbma  met  Wijn  ingenomen  , breekt  de  J leen  der  C ' *** 
Nieren:  geneert:  de  beet  en  der  Adderen  en  Slangen : ftrijd 
tcegens  allerky  vergif. 

De  zelve  Vrucht  in  Water  gekookt  , en  daar  tncê  Duramei 
de  Tedjleede  of  het  Leedekant  befprengt,  dood  de  daar 
in  zijnde  Vlooyen.  ■'0'4  *’ 


CCCLXI  HOOFDSTUK. 

WATERNOOT. 

Iet  alleen  in  het  Neederlandfch  dus  , Verfchey- 
maar  ook  van  veele  Minkysers  ge-  de  namen, 
hceten.  In  het  Latijn  genoemt  Tri- 

BULUS  AQUATTCUS  , of  Ook  , WeC- 

gens  hare  lieffelijke  fmaak  , Casta- 
nea  PALUsTRis,  zoo  veel  als  Water- 
Caftanien:  inliet  Hoogduytfch  Wassernusz,  of  ook 
Spitsnusz:  in  het  Franfch  Escarbots,  Sai  tgotz, 
en  Chastaignes  d’eau:  in  het  Jtaliaanfch  Tribo- 

LO  AQJ7ATICO. 

Zij  bemind,  uyt  een  aangeborene  cygenfchap,  een  Wat  voor 
flijmcrige,  mocrafligc,  vochtige  grond , in  een  opene,  ce.n  S^nd 
vrije  , Lucht : of  ook  wel  een  klaar  en  helder  Water  Wlllen' 
zelfs,  waar  in  ze  al  dikmaal  gevonden  word.  Kan 
dcrhalven  qualijk  in  de  Hoven  worden  opgevokt ; ten 
ware  men  daarin  een  Sloot,  of  groote  Kujl  groef,  en 
in  ’t  Voorjaar  haar  plantte  in  den  grond  der  zelve ; dan 
zal  ze  wel  beklijven,  en  voortgroeyen. 

Word  niet  lichtelijk  befchadigd  door  een  fterke  Win-  Uloemcn/ 
ter-vorft.  Geeft  niet  altijd,  maar  bij  goede  hecre  Zo- 
mers, Bloemen:  zelden,  ofwel  noyr,  in  deeze  Gcwc- Zcld- 
ften  een  rijpe  Vrucht,  of  volkomen  Zaad:  zijnde  van  *aan?' 
een  aardige  aanfehouwing;  vertoonende  het  hoofd  Van  hC^‘* 
een  Os  met  zijne  Hoornen.  Verheft  ieder  Winter  ha- 
re Bladeren  ; welke  t’elkens  teegens  de  May  zich 
weer  vernieuwen  , en  boven  ’t  Water  uytftckcnde  ge- 
zien worden. 

Kan  door  geen  ander  middel  worden  aangewonnen  , yjoc  mcn 
als  alleen  door  bekomen  rijp  en  goed  Zaad.  Ontrent  haar 
deeze  aanteeling  kan  men  te  werk  gaan  op  de  volgende 
wijze,  gelijk  van  mij  gedaan  is  in  ’t  jaar  1657. 

Neem  een  Pot : maak’cr  onder  een  groot  gat  in.  jn  een  Hof 
Vul  dan  de  zelve  met  een  zeer  luchtige,  zandige  aarde,  kan  doen 
genoegzaam  doormengt  met  oude  Paardcmift.  Lcg’cr  grot7ca< 
dan  het  Zaad  in  met  een  waftende  Maan  van  April , 
ontrent  een  kleyne  vingerbreedte  diep.  Zet  ze  ver- 
volgens op  een  warme  en  matig-luchtige  plaats,  ge- 
durig die  nat  houdende  ; zoo  komt  het  uyt  de  aar- 
de op.  Laat  dan  de  Pot  zinken  in  de  gemaakte  Sloot , 
of  groote  Kuyl,  tot  op  dc  grond  toe;  zoo  zal  deeze 
Plant,  lange  Wortelen  gcfchootcn  hebbende,  tor  bo- 
ven ’t  Water  opgroeyen : eevenwel  niet  veele  jaren  in  ‘t 
keven  blijven. 


Zaad. 


Ddd  3 


KRACH- 


793  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  794 


KRACHTEN. 

Gal  1.8.  ~\\T]-dtcrnoot , of  Trtbulus  Aquaticus  , is  voch- 
simpMeJ.  \\j  tig  , verkoelende  , en  een  weynig  te  zamen- 
* * trekkende  van  aart. 

De  Bladeren,  hetzij  geheel,  of  gefloten,  en  Plaa- 
fters-wijze  gelegt  op  allerley  vuurtgheyd , bitsige  ge- 
zwellen, en  zweer  en  , doed  veel  goeds  tot  der  zei  ver 
geneezing. 

Diofc.  1 4.  Het  uytgeparftte  Zap  der  'Bladeren  is  dienfHg  tee- 
c.  79-  gens  de  verhitting  des  Monds , het  vervuilen  van  het 
Tandvlee/ch,  de  zwelling  der  Amandelen,  de  Sprottw, 
Huyg  , en  Keel-gebreeken  , daar  mee  gewaflehen  , of 
gegorgeld. 

Durantes  De  Vruchten,  of  Noot  en  zelfs,  worden,  in  plaats 
jf4f-  van  Cajlanien,  vooreen  Banquet  gegeeten.  Ook  maakt 
Lufitan.  men’cr  brood  van  ; doch  ’t  geeft  weynig  voedzel , en 
l.  4.  enarr.  verftopt  het  Ligchaam. 

< Camerar  De  ze^ve  ^riiC^ten  » tot  gegoten , en  dan  met 
l.+.e.is.  Wijn  gcbruykt,  zijn  zeer  dienftig  tecgens  de  beeten  der 
Slangen-,  teegens  ’t  Graveel-,  voor  de  geene  die  Bloed 
/po uwen,  en  Bloed pijfen ; ook  voor  zulke,  die  van  de 
Buylloop  worden  gequeld. 


CCCLXII  HOOFDSTUK. 

SPEERKRUYD. 

Verfchey-  n kleyn  en  aardig  Gewas ; word  in 

tic  namen.  het  Nccdcrlandfch  niet  alleenlijk  dus, 

^ maar  ook  Adderstong,  ofNATER- 

fcffi  tong  geheeten:  in  ’t  Latijn  Ophio- 

Pf?  glossum,  Lancea  Christi,  LtN- 

gua  SerpenTina  , Lunaria,  en 
Henophyllum  : in  het  Hoogduytfch  Naterzung- 
lein:  in ’t  Fran/ch  Langue  de  Serpent,  of  ook 
Herbe  Sans  Cousture  : in  ’t  Italiaan/ch  Ophio- 
ci.osso  , en  Herba  Senza  Costa  , of  ook  Lingua 
di  Serpente. 

Grond.  Decze  Plant  bemind  uyt  eygencr  aart  een  goede, ge- 
mcene,  zandige,  zoo  wel  gemeftte  als  ongemeft te  aar- 
de; ruym  zoo  zeer  een  donkere,  fchaduwachtige  plaats, 
als  een  ruyme  Lucht ; en  veel  vochtigheyd. 

Kluchtige  Verdraagd  allerley  ongelecgentheeden  des  tijds  zon- 
Vrucht.  der  fchade.  Geeft  noch  Bloem  noch  Zaad ; maar 
wel  een  kluchtige,  zeldzame  Vrucht  uyt  haar  een  ee- 
nigfte  Blaadje,  gelijk  zijnde  ecnklcync  Lans,  of  Speere. 
In  het  laatfte  van  Junius  vergaan  ze  te  zamen,  en  ko- 
men niet  weer  te  voorfchijn  , voor  in  de  Maand 
Aanwin-  Zdaert  des  volgenden  jaars.  Konnen  echter  genoegzaam 
ning.  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden  door  hare 
aangewaflene  jonge  Worteltjens ; welke  men  met  een 
wallende  Maan  in  de  Maand  Augujhts  van  de  oude  af- 
neemt , en  verplant. 


KRACHTEN. 

Label.  hifi.  C'Peerkruyd,  of  Ophioglojftm,  van  naturen  een  tref- 
Ilant.fol.  ^ lijke  Wondkrn-jd,  is  koud  in  den  cerften,  en  droog 
j in  den  tweeden  graad. 

c.°ii.  * In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  een  tijd  lang  achter 
malkander  ’s  morgens  nuchteren  een  Roemertje  gedron- 
ken ; of  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn ; 
of  met  het  gediftilleerdc  Water  van  Equi/etum,  anders 
Durantes  Paerdejlacrt  gezegt,  ingenomen  , geneert  alle  inwendi- 
hifi.  Plant,  ge  en  uytwendige  Osset  zuren  ; de  Breuken  , of  Ge- 
fit- 3IQ.  /cheurtheyd  ; de  ontjleekin^  van  de  Leever,  en  andere 
t °i'c 8y2'  imvend‘ge  brand.  Is  goed  voor  de  lopende  of  tranende 
Camerar.  O ogen , daar  mee  gewaflehen ; voor  hitzige  Koortzen ; 
l.x.e.  101.  voor  de  verzeering  der  Darmen-,  voor  de  geene  die 
Bloed  opgeeven ; en  voor  die  van  de  Pejl  zijn  aangetaft  , 
een  Drachma  van  ’t  Poeder  met  Wijn  en  Edik  gcbruykt. 


Het  zelve  Poeder  met  het  gediftilleerdc  Water  van  Matth.h. 
Eyke  bladeren  ingenomen,  ftfld  de  witte  Vloeden  der  c.161. 

V rouwen . pT^i 

Eeven  dit  Poeder  met  Varkens-reuzel  vermengd , Tragd.u 
is  goed  teegens  de  gebrandheyd,  alle  heete  Gezwellen  c.  106. 
en  Apojlematien ; ook  het  Sprenktyuur.  Belet  daaren- 
boven de  Kanker  ; en  verhinderd  dat  het  Huur  in  de 
zweer ing  zou  komen. 

D tOly,  waar  in  de  Bladeren  een  lange  tijd  in  de  Zon 
geweykt  zijn  , met  een  weynig  Oly  van  Denneboomen 
vermengt,  zuyvcrd  en  geneert  alle  varjfche  Wonden-,  al- 
lerley vuyle  zweeringen. 


CCCLXIII  HOOFDSTUK. 

WINTERGROEN. 

Yns  weetens  met  geenen  anderen  als  Vcrfchey- 
deezen  naam  in  het  Neederlandfch  denamea. 
bekend,  word  in  het  Latijn  geheeten 
Pyrola,  of  ook  Tintinnabulum 
terRjE  : in  het  Hoogduytfch  Win- 
■ ■■■-•■  tergrunn  , Kuchenschelle  , of 
Holtzmangolt  : in ’t  Fran/ch  Limoire  . en  Bete 
Sauvace:  in  ’t  Italiaan/ch  Pirola. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart^r/everanderlijkcfoor- Drie  ver- 
ten bekend  geworden ; te  weeten : anderlijke 

I.  Pyrola  officinarum  vulgarts  , o ( gcmeeniooTKn' 
gebruykelijk_  Wintergroen.  II.  Folio  dentato  , of 
Tl  intergroen  met  getandde  Bladeren.  III.  Pyrola 
Americana  , of  V intergroen  uyt  America.  Niet 
alle  zijn  ze  van  eenerlcy  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen,  uyt  eygener  aart,  een  goede,  gemee-  Grond, 
nc  aarde , met  zeer  veel  Zce-zand , maar  geen  mirt  of 
andere  vettigheyd  doormengt ; zoo  wel  een  fchaduw- 
achtige als  een  luchtige  plaats,  en  veel  Water.  Blijven  Uytncc- 
’t  geheele  jaar  door  groen.  Gecven  in  de  Maanden  Ju-  rTend.  l«f- 
nius  en  Julius  Bloemen ; begaafd  met  zulk  een  aange- 
name,  verquikkendc  reuk_,  datze  in  lieflijkheyd  de  Bloemen. 
ALaybloemtjens , of  Lilittm  convallium , ook  meert  al  de 
andere  Kruyden,  daar  in  te  boven  gaan. 

Niet  haart  verderven  ze,  maar  blijven  eenige  jaren  Zaad. 
lang  in  ’t  leeven.  Brengen  bij  goede  Zomers  volkomen 
rijp  Zaad  voort ; en  konnen  allerley  ongeleegentheeden 
der  Winter  uytftaan.  Worden  aangewonnen,  niet  al- Aanwin- 
lecnlijk  door  dit  haar  Zaad,  ’t  welk  met  een  wadende  n‘ng* 
Maan  van  Adaert  of  April , niet  boven  een  ftroobrecd- 
te  diep  , in  een  Pot , met  de  voorgedachte  aarde  ge- 
vuld , gezayd  moet  zijn  ; maar  ook  door  hare  aange- 
grocyde  en  langzaam  voortkomende  jonge  Scheut jens, 
welke  men  op  de  zelve  tijd  van  de  oude  afneemt,  en 
verplant. 

Het  Pyrola  Americana  , of  Wintergroen  uyt  Amerï- 
Amcrica,  wart  met  hare  ronde  en  tcedere  regt-opftaan-  caanfch 
de  Steelt  jens  ter  hoogte  van  anderhalve  voet.  Aan  'Vmter" 
der  zelver  beyde  zijden  , niet  teegens  over  malkander,  8 
maar  onordentlijk  gefield,  komen  de  Bladeren  voort.  Bladeren, 
ruftende  op  kleyne  Steeltjens.  Zijn  een  weynig  hard 
van  aart ; donker-grocn-verwig ; in  grootte  niet  veel 
verfchillende  van  die  van  ons  gemeen  Wintergroen ; ech- 
ter niet  zoo  geheel , maar  een  weynig  langwerpig-rond; 
ook  inwendig  niet  voorzien  met  zoodanig  gefielde  A- 
deren. 

Bemind  een  zandige  grond,  meteen  weynig  twee- Grond, 
jarige  Paerdemift,  een-jarige  Hoenderdrek  , en  ’t  Mol 
der  van  binnen  verdorvenc  Boomen,  of  in  der  zelver 
plaats  ’t  Mol  der  verrotte  Boombladeren  doormengt : 
een  openc  , warme,  luchtige  en  vrije  plaats;  ook  ma- 
tige vochtigheyd.  Blijft  van  naturen  veele  jaren  in  ’t 
leeven.  Geeft  in  drooge  , warme  Zomers  een  gecle  Bloemen- 
Bloem,  met  een  lange  Kelk,  of  Hals-,  gemcenelijk  niet 
meer  als  twee  bij  malkander  op  tamehjk-lange  Steeltjens 

gefield  j 


■■Hü 


795  W IKTtR.GR.OEN . VeLDAJUYN.  VOGELVOET.  RyS.  PanIKKOORN.  796 


gefield ; maar  noyt  in  deeze  koude  Landen  eenig  vol- 
komen rijp  Zaad. 

Zaying.  Is  teeder  van  aart.  Kan  weynig  koude  Herffi-reege- 
nen,  Sneeuw , Rijp , of  Vorfi  verdragen.  Moet  der- 
halven , als  men  ’t  Zaad  uyt  heete  Geweften  heeft  ont- 
fangen,  met  een  waflende  Maan  van  April  of  May  in 
een  Pot  beyde  gezayd  en  geplant  zijn;  gedurig  in  war- 
Hoe  waar  me  Paerdcmifl  gezet.  In  ’t  begin  van  Ottober , wat 
»■««  ceder  of  later,  na  geleegentheyd  dat  het  Weer  zich 
ter. C m'  aan^c^  > moet  mcn  ze  binnens  huys  zetten  , op  een 
zeer  luchtige  plaats,  waar  in  niet  als  bij  vriezend  Weer 
word  gevuurd  door  een  yzere  Oven.  Gedurende  de 
gantfche  Winter  moet  men  ze  niet  meer  als  eens , of 
ten  hoogflen  tweemaal , met  een  weynig  lauw  Reegen- 
water  van  boven  begieten : ook  niet  voor  in  ’t  begin  , 
of  ten  halvcn  van  April , met  een  zachte  Lucht,  en 
aangename  zoete  Reegen , weer  buytcn  brengen  : dan 
noch  eevenwel  haar  zorgvuldig  wagten,  en  wel  dekken 
voor  koude  nachten , Sneeuwachtige  vochtigheyd , hay- 
rige  en  fchrale  winden. 

Aanwin-  Zij  verheft  ’s  Winters  al  de  Steden  en  Bladeren , wel- 
ning  in  ke  gebloeyd  hebben.  Houd’er  echter  eenige  bij  hare 
dcn.C  Lin"  tortel  groen ; die  in  ’t  volgende  Voorjaar  weer  opfehie- 
ten,  en  Bloemen  voortbrengen.  In  onze  Landen  kan  ze 
door  geen  ander  middel  aangewonnen  en  vermeenig- 
vuldtgd  worden,  dan  alleenlijk  door  hare  fterke  en  ta- 
melijk dikke  Wortel ; waar  van  men , met  een  waflende 
Maan  in  April,  voorzichtig  een  deel  affnijd;  ’t  zelve 
in  een  Pot  verplant , en  een  tijd  lang  wel  vlijtig  voor 
veel  Water  wacht. 

KRACHTEN. 

Wintergroen  , of  Pyrola  , is  koud  in  den  twee- 
den, en  droog  in  den  derden  graad;  ook  te  za- 
mentrekkende  van  aart. 

Groen  gefloten  , of  ’t  Poeder  der  gedroogde  Blade- 
ren op  de  gebrandheyd  gelegt , verkoeld  en  geneeft  de 
zelve. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken , heelden 
zuy verd  alle  inwendige-  en  uytwendige  wonden  , lopende 
gaten  , qttade  x, weeringen  , en  de  ontftokene  Nieren. 
Eeven  het  zelve  doed  het  uytgeparftte  Zap  der  Blade- 
ren : of  ook  de  Wijn  daarze  in  gekookt  zijn  geweeft, 
de  qualen  daar  mee  gewaflehen  zijnde. 

Twee  Drachmen  van  het  geftotene  Zaad  met  Wijn 
ingenomen  , flild  cn  geneeft  de  Buykloop  , de  Bloed- 
gang , het  Bloed-Jpouwcn  , en  de  onnatuurlijke  Vloe- 
den der  Vrouwen. 


CCCLXIV  HOOFDSTUK. 


Lobel.  I. 
fol.  362. 


Lonic.  I.  2. 
f.  13^. 
Camerar. 
I.4.  c.  11. 
Do.t.  I.  f. 


Dorfien. 

Uift.el.fol. 


Nament 


D A J U Y N. 


&,Us,  en,  mijns  weetens,  met  geenen 
anderen  naam  in  het  Neederlandfch  ge- 
£ noemd.  Word  in  het  Latijn  geheeten 
? Ornithogalum,  en  Bulbus  li-u- 
£ canthemus  : in  ’t  Hoogduytfch  Vo- 

— r celmich,  Feld,  of  Ackerzwibel: 

in  ’t  Itahaanfch  Ornitogalo. 

Dertien  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
H Te" foor  *erticn  verancklijke  foorten ; te  weten : 
un.C  °°r"  I*  Ornithogalum  Arabicum,  of  Veldajuyn  uyt 
Arabien.  II.  Neapolitanum  majus,  III.  et  mi- 
nus, of  groote  en  kleyne  Veldajuyn  van  Napels.  IV. 
Lacteum  maximum,  of  x.eer  groote  witte  Veldajuyn. 
V.  Luteum  , of  Veldajuyn  met  geels  Bloemen.  VI. 
Umbellatum  flore  albo  , of  met  groote,  breede 
witte  Bloemen.  VII.  Spicatum  flore  pallido  , 
of  met  een  bleek^geayrde  Bloem.  VIII.  Spicatum 
flore  albo  odorato,  of  met  een  wit  -ge ayr de  wel- 
riekende Bloem.  IX.  Spicatum  Narbonense  , of 


van  Narbona  , met  een  geayrde  Bloem.  X.  Panno- 
nicum  FLORE  viRESCENTE , of  uyt  P annonien , met 
een  groenachtige  Bloem.  XI.  Minus  flore  albo, 
of  kleyne  Veldajuyn  met  een  witte  Bloem.  XII.  Ma- 
jus  Aïthiopicum  flore  albo  Capitis  BON.B 
Spei,  o{ groote  Veldajuyn  uyt  Moorenland,  groeyende 
aan  Cup  o de  bona  Efperanx.a , of  het  Hoofd  der  goede 
Hoop,  met  een  fchoone  witte  Bloem , welke  ik  voorde 
eerftemaal  gezien  heb  bij  mijn  Heer  en  goede  Vriend 
Johan  van  Velzen,  Klerk  van  hare  Ld.  Groot- 
mogende, de  Staten  van  Holland.  XIII.  Ornitho- 
galum jEthiopicum  parvum  Capitis  bonas 
Spei,  of  kleyne  Veldajuyn  uyt  Aloorenland , voortko- 
mende ontrent  de  Caap.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  zandi-  Grond, 
ge,  luchtige,  en  met  twee-jarige  Paerdcmifl  wel  door- 
mengde  grond  : een  opene  , vrije  , bequaam  ter  Zon 
gelecgene  plaats,  en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Verdra- 
gen geduldig  allerley  ongeleegentheeden  der  Winter. 

Geeven  ook,  doch  niet  alle,  ook  niet  ieder  jaar , vol- 
komen rijp  Zaad : ’t  welk  met  een  volle  Maan  Van  Zaad. 
September , een  kleyne  vinger  diep , de  aarde  moet 
aanbevolen  zijn;  dan  komt  het  in  ’t  volgende  Voorjaar 
te  voorfchijn;  doch  draagd  niet  voor  ’t  achtflc  of  nee- 
gende  jaar  daar  na  de  eerfle  Bloemen  .-  onder  welke 
men  gemeenelijk  eenige  veranderlijke  couleuren  gewaar 
word. 

Hare  Bollen  worden  ieder  jaar,  of  (’t  welk  ik  oor-  Bollen, 
deele  beft  te  zijn)  om  de  derde  Zomer,  in  ’t  laatfte 
van  Julius,  uyt  de  aarde  opgenomen ; op  een  drooge 
plaats  gelegt ; daar  na , de  grond  weer  gemeft  op  de  bo- 
ven-verhaalde  wijze  , de  Bollen  van  haar  oude,  doodc, 
en  onzuyvere  Vaz.elwortclen  geïuy verd  zijnde,  daar  weer 
ingezet,  tamelijk  diep,  met  een  volle  of  waflende  Maan 
van  September. 

Worden  dus  niet  alleen  door  haar  Zaad,  ’t  welk  Aanwin-, 
langzaam  toegaat ; maar  ook  , en  veel  bequamer  , n*n2’ 
door  hare  jonge  aangewaflene  Bolletjens  aangewonnen 
en  vermeenigvuldigd : welke  men  , bij  de  opneeming 
uyt  de  aarde,  van  de  oude  affeheyd,  en  verplant. 

Het  Ornithogalum  Arabicum  , of  Veldajuyn  Veldajuyn 
uyt  Arabien,  en  Ornithogalum  majus  et  minus  tienden 
Aythiopicum  Capitis  bon,e  Spei,  of  x.00  groot  Uyc  Moo- 
als  kfeyn  Veldajuyn  uyt  Moorenland,  groeyende  bij  de  reuland. 
Caap , zijn  niet  zoo  hard  van  aart  als  de  andere  foorten. 

Konnen  de  fterke  M interkpude  en  Vorjl  deczer  Landen 
niet  wel  verdragen.  Moeten  derhalven,  in  Potten  ge- 
field, en  in  de  W intertijd  binnens  huysgebragt;  daar 
ook,  zonder  eenige  vochtigheyd  op  een  luchtige  plaats, 
of  anders  buytens  huys  in  een  Zonnebal^,  zorgvuldig 
bewaard  worden. 

KRACHTEN. 

DE  Bolwortel  van  Veldajuyn,  of  Ornithogalum,  Gcbruyfc. 
gefloten,  en  op varffche  Wonden  gelegt,  geneeft 
de  zelve. 

Rauw  gegeeten,  of  in  Water  gekookt , of  gezoden  Diofe ■ l-  *• 
zijnde,  is  ze  zoet,  en  aangenaam  van  fmaak  , als  een  °£lpa„us. 
Caftanie.  Word  derhalven  van  de  Boeren  , en  an-  d „ram a. 
dere  gemeene  of  geringe  Lieden  voor  een  bcquame 
fpijs  gebruykt. 


CCCLXV  HOOFDSTUK. 

VOGELVOET. 

feN  ’t  Neederlandfch  dus  genoemd,  om  dat  Namca. 
Ygf  hare  te  zaamgevoegde  Zaad-peultjens  een 
kromme  Vogelvoet,  of  de  gef  o t ene  Klauwt - 
? jens  der  kleyne  Vogelt jens  niet  ongelijk 
zijn.  Word  in  het  Latijn  geheeten  Prs 

AVIS, 


' J'|i 


i SB' 


—w— 


797  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  798 


avis,  of  Ornithopodium:  in  ’t  Hoogduytfch  Vo- 
celfusz:  in ’t  Franfch  Piud  d’oiseau. 

Drie  ver.  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  veranderlijke foor- 
andcrlijke  ten  bekend;  namentlijk: 

fooi  ten.  Ornithopodium  majus,  of  groot  Vogelvoet, 

ook  genoemd  Scorpioides  leguminosa,  of Scor- 
pioenkruyd  met  Zaadpeultjens.  II.  Majus  Creti- 
cum  , of  groet  Vogelvoet  van  Candien.  III.  Orni- 
thopodium minus,  of  kjeyn  Vogelvoet.  Meed  zijn 
ze  van  eenerley  Bouwing  en  Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  gemce- 
ne,  zandige  , en  weynig  gemedte  grond  : een  opene, 
vrije , welgclcegene  plaats , en  niet  te  veel  Reegen. 
Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven : gee- 
ven  in  den  Herfjl  volkomen  rijp  Zaad , en  vergaan  dan 
Aanwin-  van  zelfs,  of  door  een  klcync  Rijp.  Moeten  dcrhalven 
ning.  ieder  Voorjaar  weer  op  nieuws , met  een  wallende  Maan 
van  Maert , niet  boven  een  droodbreedte  diep  gezayd 
zijn.  Alleenlijk  hier  door  konnenze  aangewonnen  en 
vermeentgvuldigd  worden. 

Groot  Vo-  Het  Ornithopodium  majus,  of  groot  Vogelvoet, 
gclvoet,  en  MAjUS  Creticum  , of  groot  Vogelvoet  van  Can- 
Vogelvoct  dien,  gezayd  zijnde,  komen  dikmaal  eerd  laat  te  voor- 
vanCan-  fchijn  ; waar  door  ze  , verachtereude  , veeltijds  geen 
«iien.  goed  Zaad  konnen  krijgen.  Moeten  derhalven , in ’t 
begin  van  Maert , of  in  ’t  laatlle  van  Februarius , met 
een  wallende  Maan , niet  boven  twee  droobreedte  diep, 
de  aarde  worden  aanbevolen. 

KleynVo-  Ook  blijft  dan  het  Ornithopodium  minus,  of 
gelvocc.  jleyn  Vogelvoet , laat  opkomende,  en  's  Winters  buyten 
daandc , meerendeel  zonder  ongclcegentheyd  in  ’t  leeven. 
Naderhand  een  rijpe  Vrucht  gegeeven  hebbende,  ver- 
derft het  de  tweede  Zomer. 

KRACHTEN. 

Gcbruyk.  "1T  TOgelvoet,  of  Ornithopodium,  word  tot  gcenc  ge- 
\/  breeken  der  Menfchen  gebruykt.  Verftrekt  on- 
’ dertulfchen  de  Schapen,  Koeycn,  Ojfen  en  P aer- 
den  tot  een  aangenaam  en  gezond  V ledzeL 


In  Melk  tot  een  Brij  gekookt,  of  ook  ’t  Meel  van  Gal.  1. 8. 
Rijs  met  zoete  Melk  , Z-uyker  , Amandelen  en  een  Smp.Mtd. 
weynig  Caneel  gezoden , is  aangenaam  van  fmaak ; geeft  ' 3" 
aan  ’t  Ligchaam  een  goed  voedzel;  ftild  de  Roodeloop  , nod.  1. 16. 
en  flopt  de  Buykloop.  f • *8. 

Rauw  gegcetcn,  is  ze  zwaar  te  verteeren,  en  geeft 
grof  voedzel. 


CCCLXVII  HOOFDSTUK. 

PANIKKOORN. 

aUs  in  het  Necdcrlandfch  genoemd  , Namen, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Pani- 
cum,  ofMELiNE:  in  ’t  Hoogduytfch 
Heydelpfennig,  of  Pfennig  : in’t 
Franfch  Panic;  en  in  het  Italiaan fch 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  /j^Twee  ver- 
veranderlijke  foorten ; als : foorten^ 

I.  Panicum  vulgare  , of  gemeen  Panikfoorn. 

II.  Panicum  Indicum  , of  Indiaanfch  P anikjoorn. 

Beyde  zijn  ze  van  eenerley  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede  , gemeene  , zandige  , en  Grond, 
weynig  gemedte  aarde  : een  vrije,  warme,  welgelee- 
gene  plaats , en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijven 
maar  alleen  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gceven  teegens  Aanwin- 
de Winter  volkomene  rijpe  Vrucht , of  Zaad , en  ver-  nInS- 
gaan  dan  van  zelfs.  Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar , 
met  een  afgaande  Maan  van  alpril , weer  in  de  aar- 
de, niet  diep,  gezayd  zijn.  Waar  door  ze  t’clkens 
vernieuwd , en  op  geen  andere  wijze  aangewonnen  kon- 
nen worden. 

Het  Panicum  Indicum  , of  Indiaanfch  Panik^ Indiaanfch 
koorn , als  van  een  teederder  aart,  en  meerder  hitte  be-£“^~ 
geerende,  als  onze  Wereld-dreck  kan  geeven  , komt 
niet , als  bij  zeer  goede  warme  Zomers , laat  in  den 
Herfjl  tot  genoegzame  rijpheyd , en  vergaat  dikmaal 
door  een  kleyne  koude. 

KRACHTEN. 


CCCLXVI  HOOFDSTUK. 

R Y S. 

Namen.  j^j^i^^gild/.Eder  genoeg  bekend  , vermits  ze  zeer 
veel  gebruykt  word  tot  een  aangena- 
me  fpijs  voor  de  Menfchen.  Word, 
mijns  wectcns , in  het  Necdcrlandfch 
iPrvr  met  geencn  anderen  als  deezen  naam 
genoemd.  In  het  Latijn  Oriza  : in 
het  Hoogduytfch  Reisz  : in  het  Italiaanfch  Riso  , of 
Grano  Riso. 

Grond.  Zij  groeyd  van  naturen  gelijk  alle  Koorn.  Bemind 
een  goede,  gemeene,  Zandige  aarde,  met  twcc-jarige 
Paerdemid  matig  voorzien : een  opene,  warme,  vrije, 
wel  ter  Zon  geleegcne  plaats,  voor  alle  koude  Winden 
befchut,  en  veel  vochtigheyd,  bijzonderlijk  in  heete 
dagen.  Blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven. 
Geeft  in  Geeft  in  deeze  koude  Landen  noch  Bloem  noch 
onze  Lan -Vruchr,  en  vergaat,  wecgens  hare  reederheyd,  haadig 
vTuchT*1  *n  ^en  Herfftt  d°or  ecn  weynig  koude.  Niemand  be- 
noch  hoefd  dit  vreemd  voor  te  komen  ; vermits  ze  in  hec- 
Bloem.  te  Geweden  met  een  afgaande  Maan  van  Hpril , of 
wat  eerder,  een  kleyne  vingerbreed  diep  in  de  aar- 
de gezayd  zijnde , niet  voor  laat  in  den  Herfjl  hare 
rijpheyd  bekomt. 

KRACHTEN. 

Diofc.  I z.  T)  Z>,  of  Oriza , is  verwarmende  in  den  eerden , en 
e.  117.  verdrogende  in  den  tweeden  graad ; daar  benee- 

vens  verdoppende  Yan  aart. 


"\-Anikjoorn , of  Panicum , is  verkoelende,  verdro- Aart.' 
-Ogende,  en  te  zamentrekkende  van  aart. 

In  Melk  gezoden ; en  zoo  tweemaal  ieder  dag 
gebruykt,  dopt  de  Buyl^  en  Roodeloop.  fj.  ytx.  ' 

Het  brood , van  dit  Koorn  gemaakt,  is  onaangenaam  Galen.  1. 1. 
voor  de  Maag,  ook  zeer  droog;  en  geeft  aan  het  Lig-^?  Mlm. 
chaam  weynig  of  geen  voedzel.  Word  ter  dier  oorzaak 
alleen  van  arme  menfchen,  enkelijk  uyt  nood,  gegeeten,  nirnp.Ued. 
als  ze  niet  anders  bekomen  konnen. 


CCCLXVIII  HOOFDSTUK. 

P E O N I E. 

Ord  in  ’t  Neederlandfch  dus  genoemt:  Namen, 
in  het  Latijn  Pcconia  , na  de  oude 
Geneesmecder  Pceon,  die  hare  krach- 
ten  cer^-  uytgcvonden,  en  bekent  ge- 
maakt  heeft.  In  het  Hoogduytfch  Peo- 
Ui NIEN-BLUMCN  , GlCHTWURTZ  , en 

Konigblum  : in  het  Franfch  Pivoine  : in  het  Ita- 
liaanfch Peonia. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  tien  verander- Tien  ver- 
lijke  foorten;  namentlijk:  "S" 

I.  PceoNiA  flore  albo  pleno,  of  witte  dubbele 
Peonie.  II.  Flore  pleno  incarnato  durabilis- 
simo,  of  met  een  langdurige  dubbele  incarnate  Bloem  ; 
welke  , als  ze  veertien  dagen  of  noch  langer  gedaan 
heeft , geheel  wit  word  ; echter  in  de  grond  noch 
iets  behoudende  van  hare  voorigc  bcvallijke  couleur. 

IIIt  Hi- 


799  Peonie, 

III.Hispanica  pumila  flore  parvo  purpu- 
REO,  of  kleyne  Spaanfche  Peonte , met  een  kjeyne  purpure 
Bloem.  IV.  Mas  latifolia  flore  mjbho,  of 
Peonte  mannetje , met  breede  Bladeren  , en  een  roode 
Bloem.  V.  Mas  rotundifolia  flore  ruben- 
te  , of  Peonie  mannetje  met  rondachtige  Bladeren  en 
roode  Bloemen.  VI.  Mas  angustifoli  a flore 
pleno  , of  Peonie  mannetje  met  fma/le  Bladeren  en 
dubbele  Bloem.  VIL  FoeviiNA  FLORE  aLBO  siM- 
PLICI,  of  Peonie  "wijfje  met  een  enkele  witte  Bloem. 
VIII.  Fccmina  flore  rubro  MMPLici,  o (Peo- 
nie wijfje  met  een  enkele  roode  Bloem.  IX.  PceoMA 
FCEMINA  FLORF.  RUBRO  PLENO,  of  Peonie  wijfje 
met  een  dubbele  roode  'Bloem.  X.  Pcconia  Byza n - 
tina,  of  Peonie  van  Confiantinopel.  Al  te  zamcn  zijn 
ze  van  de  zelve  Louwing  en  Waarnecmmg. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zoo  wel  zandi- 
ge als  andere,  doch  genoegzaam  gemeftte  grond:  een 
vrije,  luchtige,  bequaam  ter  Zon  geleegene , of  ook 
een  fchaduwachtigc  plaats ; en  veel  Water.  Blijven 
Zaad.  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  allerley  ongelee- 
gentheeden  der  Minter,  zonder  een ige  fchade.  Geeven 
ieder  jaar  in  den  Herffi  een  volkomen  zwartblinkend 
Zaad-,  waar  onder  zich  gemeenclijk  zeer  aardig  verto- 
nen cenige  roode  gelijk  als  onrijpe  Korlen,  van  een  be- 
vallijke  aanfehouwing. 

Aanwin-  Dit  Zaad  moet  met  een  waflende  Maan  van  aapril 
ning.  in  de  aarde,  of  in  September  in  een  Pot,  een  halve  vin- 
gerbreedte diep  gezayd  zijn;  vermits  het  lange,  ja  wel 
een  geheel  jaar  tijds  blijft  leggen  , eer  het  opkomt. 
Geeft  ook  niet  voor  de  vijfde  of  zefde  volgende  Zo- 
mer de  cerfte  Bloemen.  Deezer  wijs  dan  kan  men  ze 
aanwinnen  en  vermeenigvuldigen ; doch  veel  bequamer 
cn  fpoediger  door  hare  aangegroeyde  jonge  Wortelen  , 
kleyn  of  groot,  geheel  of  in  Bukken  gebroken : welke 
men  met  een  volle  Maan  in  Augujlus  of  September  van 
de  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

Vod.  1.6.  W \E  Wortel  van  Peonie  mannetje  met  een  enkele 
f-3* 1 *-  I j roode  Bloem  (gemeenelijk  om  des  Zaads  wil 
Coral-Peonie  genoemd),  of  Pceonia  Mas  flore 
rubro  Jtmplici , welke  meeft  gebruykt , cn  van  al  de 
andere  foorten  voor  de  befte  geacht  word  , is  warm  in 
den  eerften  , droog  in  den  tweeden  graad  ; ook  te 
zamentrekkendc  van  aart,  met  eenige  zoctigheyd  daar 
bij  gevoegd. 

Matth.l. 3.  Gcdroogt , geftoten,  en  daar  van  een  half  once  rnet 
Ijitrc!  ingenomen  ; °f  de  Wortel  in  Wijn  gekookt , en 

c.,/j.  3 'ieder  morgen  daar  van  een  Roemertje  gedronken  ; of 
Terntl.  l.j. ook  , ’t  zij  rauw , ’t  zij  gezoden,  dikmaal  gegecten  , 
Meth.  verwekt  der  Vrouwen  Maandflonden.  Is  goed  reegens 
Ajid.  hift.  dc  beet  en  en  fleeken  der  giftige  Dieren ; voor  alle  zwa- 
H.  c-  64.  re  Droomen  , voor  die  van  Popelcy  of  Beroerdheid  zijn 
Cal.  1.6.  geraakt;  voor  ’t  Graveel  van  oude  en  jonge  Perfonen  ; 
SnAi.  V00r  dc  Geelz"ucht>  Buykpijn  ; Nier-  en  Blaas-fmer- 
t.  3 de  ’ ten  ; de  gebreeken  des  verjlands,  en  dc  vallende  Ziekte-, 
Mir.Nat.  inzonderheyd  een  weynig  Alaarentaflkcn , of  Vtfcum, 
daar  bij  gedaan  wordende.  Voor  welk  laatft-genoemd 
Euvel  men  ook  de  Wortel,  met  een  vólle  Maan  uyt 
de  aarde  genomen , gedurig  aan  den  hals  moet  hangen. 
Verfterkt  daarenboven  het  hoofd  der  Maanzuchtige: 
opend  de  verftoptheyd  der  Leever  en  Nieren.  Doet  alle 
Zinkingen  ophouden  , alle  neerdalende  vochtighecden 
der  HarlTenen  verteeren. 

Trag.l.i.  Twaalf  van  de  roode , of  onrijpe,  Zaadkorlen  ge- 
Eurantes  ^oren’  cn  met  roode  Wijn  ingenomen doen  ophou- 
hifl. Plant.  den  der  Vrouwen  veelvoudige,  onmatige  roode  Kloed, 
fol.  341.  Gegecten , of  in  een  gemeene  drank  van  dè  Kinderen  in- 
genomen , verdrijven  het  begintel  van  de  Steen  en  het 
Graveel : het  Braken  en  opgeeven  van  de  Maag.  Nee- 
men  ook  wech  de  vuurigheyd  en  de  zj veeringen  des 


P A N A X.  800 

Zeftien  der  zwarte  Korlen  , of  van  f opregte  rijp  Camerah 
Zaad,  geftoten  en  met  Wijn  gebruykt,  vjrftcrken  het l-  i\c-  ,09- 
Hoofd  : zijn  goed  voor  de  J htypen-,  voor  dc  duyzeling  l^‘ 
en  ontroering  der  Harjfenen ; dc  beroerdheyd  der  ZeC- 
nuwen ; de  fmerten  en  opftijging  der  Moeder ; de  bce- 
ten  der  Slangen,  zware  Droomen , en  ook  de  vallende 
Ziekte  ; inzonderheyd  vermengt  zijnde  met  Oxjmcl 
ScyHiticum,  en  Syroop  van  Stcechar. 


CCCLXIX  hoofdstuk. 

PANAX. 

BEyde  in  het  Duytfch  en  Latijn  met  Namen. 

deczen  , en  mijns  wcetens  met  geenen 
anderen  naam  genoemd;  Dc  Italianen 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vijf  Vijf  on- 

onderfcheydene  foorten  bekend  gewor^  Jerichey- 
den;  teweeten:  foor; 

I.  P.anax  her  acleum,  ofPanax,  voortkomende 
bij  de  Stad  Heraclea : ook  wel  Panax  Herculei  m 
LATiFOLiuw,  of  Spondilium  Cyrenaicum  ge- 
hceten.  II.  Panax  Leptophyllum  ,five  angusti- 
folium  , of  Panax  met  fmalle  Bladeren  ; daarom 
ook  van  zommige  Panax  Ferulaceum  , of  Pa- 
nax met  Bladeren  van  Ferula  genoemd.  III.  PanaX 
SyriAcum  , of  Panax  uyt  Syrien.  IV.  Chiro- 
n IUM  LU  te  HM  , of  Panax  Chironium  met  een  geele 
Bloem.  V.  Panax  Chironium  album,  of  Panax 
Chironium  met  een  witte  Bloem.  Niet  alle  zijn  ze  van 
eenerley  Bouwing  en  Waarntcming. 

Eevenwel  beminnen  ze  al  tezamen  een  goede  , ge-Grondi 
mcenc,  zandige  aarde, genoegzaam  vermengt  met  twee- 
jarige Paerdemift  : een  opene  , wel  ter  Zon  geleegene 
plaats,  entamelijk  veel  Water.  Vergaan  niet  haaft,maar 
blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Konnen  zelfs  felle 
koude  en  allerley  andere  ongcleegenthceden  der  Winter 
uytftaan  zonder  groote  fchade.  Geeven  ook  in  deeze  Zaad. 
Geweften  volkomen  rijp  Zaad-,  ’twelk  met  een  waden-  Aanwin* 
dc  Maan  van  September  of  Maert  de  aarde  in  een  Pot,  ning' 
ruym  een  ftroobreedte  diep  , moet  aanbevolen  zijn  : 
want  alleenlijk  hier  door  konnen  ze  aangewonnen  en  ver* 
meenigvuldigd  worden. 

HetPANAXFERULACEUMCHlRONIUM  LUTEUMj  Panax  met 
en  Chironium  album  , of  Panax  met  Bladeren  B,adcren 
van  Ferula-,  Panax  Chironium  met  een  geele,  en  met  "panax* 
een  witte  Bloem , zijn  niet  wel  zoo  hard  van  aart.  Mo-  Chiro- 
gen,  ’s  Winters  buyten  blijvende,  de  koude  en  Vorji  "'u™ 
zelden  langer  dan  een  of  twee  jaren  verdragen ; vermits  een 
ze  door  dc  zelve  afneemen  , cn  eyndelijk  vergaan;  ge-  wiuc  ^ 
lijk  de  daaglijkze  ervarentheyd  genoegzaam  'beveiligd.  Ulocm. 
Moeten  dcrhalven  , in  Porten  geplant^  ’s  Winters  bin- 
nens  huys  bewaard  worden  , op  een  luchtige  plaats  ; 
waar  in  niet  als  bij  vriezend  Weer  word  gevuurd  5 
met  matig  Reegen  water,  lauw  gemaakt,  van  boven  voor- 
zien en  onderhouden  : ook  niet  voor  in  ’t  laatfte  van 
Maert  of  April , met  goed  Weer,  wederom  buyten 
gebragt;  dan  noch  voor  alle  Nagtrijpen  cn  fchrale  win- 
den genoegzaam  gewagt  zijn. 

Het  Panax  Chironium  luteum  , et  At-Aanwin- 
bum  , of  geel  en  wit  Panax  Chironium  , word  niet  ninS‘ 
alleen  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  door  haar 
Zaad-,  met  een  walTcndc  Maan  van  April  gezayd : maar 
ook  door  hare  teedere , en  altijd  met  groene  Bladeren 
vercierd  blijvende  Takjens  : welke  men  een  weynig  , 
op  de  wijze  der  Angelieren , infnijd,  of  ook  wel  zonder 
dat  in  dc  aarde  buygd.  Als  ze  dan  eyndelijk  Wortelen  ge- 
kreegen  hebben  , van’ de  oude  afneemt,  en  met  een 
Aprilfche  waflende  Maan  in  Potten  verplant. 


E ft  e 


KRACH- 


8oi  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  802 

en  veel  Water;  ook  matige  vochtigheyd.  Blijft  niet 
meer  dan  eene  Zomtr  in  ’t  leeven.  Geeft  ieder  jaar 
volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaat  dan  van  zelfs.  Moet 
derhalven  altijd  met  een  volle  Maan  van  Alaert  weer  op 


KRACHTEN. 


D 


Averroes 
lib.  Simp. 


E Wortel  van  Panax  Heracleum , of  Pattax , bij 
de  ftad  Heraclea  voortkomende,  is  verdrogen- 
de, verwarmende,  en  afvagende  van  aart. 

D»d.  1. 10.  Dezelve,  of  de  Schors  daar  van , gedroogt,  gcpul- 
c.  ii.  verifeert,  en , met  Honig  vermengd,  op  alle  Wonden  en 

oude  Zeeren  gelegt,  geneeft ze,  en  doed  op  de  ontblootte 
Beenderen  weer  nieuw  vleefch  groeyen. 

Diofc.  1. 3.  Het  Zaad  geftoten,  en  met  Wijn  ingenomen  , ver- 

c-T9-  drijft  de  opfiijging  van  de  Aloeder. 

Gal-  Het  Zap,  of  de  Gom  deezer  Plant , genoemd  Opo- 

Simp  e‘’ ponax^  js  droog  in  den  tweeden,  en  warm  in  den  der- 
den graad  ; daarenboven  verzachtende  en  verteercnde 
van  aart. 

Geftoten , en  daar  van  twee  Drachmen  met  Wijn  ge- 
t 4 bruykt,  drijft,  door  de  Stoelgang , uyt  ’t  geheele  Lig- 
chaam  alle  taye  Fluymen  en  J lijmerige  vochtigheede». 
Word  ter  dier  oorzaak  ook  gepreezen  teegens  allcrley 
koude  gebreeken  der  Harjfenen , Zeen  uwen , Lammig- 
heyd,  en  de  Kramp.  Zuyverd  de  Borfl : is  goed  voor 
een  verouderde  Hoeft ; de  Kortademhcyd ; Koortz.cn , en 
Mefues  lib.  p,jn  Zijde.  Geneeft  de  gebreeken  der  Ad  Ut ; en 
fo’r golven.  cer^  aangekomen  e Waterzucht  •,  alle  inwendige  cjuetzu- 
c\  ii.  ren.  Breuken,  en  de  koude  Pis,  met  Honigwater  ge- 
JEgin.  1. 7.  bruykt.  Doed  der  Vrouwen  Stonden  voortkomen: 
Kaks  lib  drijft  uyf  de  doode  Vrucht  (maar  andere  zwangere  Vrou- 
simp.c. 30.  wen  moeten’er  zich  nauw  voor  wachten) , en  de  VI  in- 
den. Helpt  de  Adoederfmerten , en  verzacht  de  har- 
digheyd  der  zelver,  van  onder  gebruykt  als  een  Pef- 
faris. 

Seraf. lib.  Op  de  B loedzweeren , Klapooren , Klieren,  ook  al- 

Snnp.  cap.  lcr]ey  kleyne  of  groot  e,  zelfs  pejltlcntiale  Gezwellen  gelegt, 
doedze  rijp  worden,  en  uytbreeken. 

Diofc.  /.  3.  Net  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  van  Panax  Chi- 
c.f  7.  ronium  met  Wijn  ingenomen,  of  de  zelve  in  Wijn  ge- 

zoden , en  daar  van  gedronken , is  goed  teegens  vergif; 
de  beeten  der  Slangen  en  anderer giftige  Dieren:  voor 
de  roode  Loop  : voor  de  geene  die  Bloed  opgeeven ; de 
Tim.  I.  iy.  zeeren  van  de  Adond , en  der  heymelijke  Lesden.  Stild 
*•4’  de  vloeden  der  Vrouwen.  Kortelijk , is  zeer  dienftig  in 
allerley  gebreeken  ; inzonderheyd  in  zulke  , waar  bij 
ftilling,  heeling,  en  verfterking  nodig  is. 

De  bovenfte  topjens  der  Steden  en  Bladeren  gefto- 
ten, dan  op  varffche  wonden  gedaan,  ftild  het  Bloeden 
der  zelve , en  geneeft  ze  haaftelijk. 


HOOFDSTUK. 

N K O P. 

Iet  alleen  met  deezen  naam  , maar 
ook  met  dien  van  Eul  of  Heul, 
en  van  Slaapkruyd,  in  het  Needer- 
landfch  bekend.  Zommige  zeggen 
wel  in  plaats  van  Mankop,  Mane- 
kop. Word  in  het  Latijn  geheeten 
Papaver  : in  het  Hoogduytfch  Wagsamen  , Mohn 
en  Olmag  : in  het  Franfcb  Pavot  ; en  in  het  Ita- 
liaanfch  Papavero. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aarteenige  fchoonc,  veran- 
derlijke , en  bezienswaardige  foorten  bekend;  bij  veele 
zeer  aangenaam  en  begeert  , vermits  ze  een  gantfehen 
Hof  konnen  vercieren.  Zullen  derhalven  van  zommi- 
ge in  ’t  algemeen,  van  eenige  een  weynig  in  bijzonder 
fpreeken  , wijl  deeze  meerder  opzicht  cn  waarneeming 
van  nooden  hebben. 

Het  Papaver  sativum  , of  tamme  Heul,  zoo  wel 
Heul.  met  met  enkele , als  met  dubbele  bonte,  of  ook  een-verwige 
dubbele  n Sloeme”  > bemind  uyt  cygener  aart  een  gemeene , zan- 
Bloemen.  dige,  omgefmeetene , liever  gemeftte  als  ongc- 

meft te  grond:  een  vrije,  luchtige,  wclgcleegene  plaats; 


Namen. 


nieuws,  hol  en  luchtig,  niet  diep,  gezaydzijn:  doch 
komen  ook  door  ’t  neergevallene  Zaad  overvloedig  ge- 
noeg van  zelfs  voort,  en  konnen  deezer  wijs  met  mee- 


Veelerley 

foorten. 


Tamme 


mgten 


vermeerderd  worden. 


Wil  iemand  van  deeze  dubbele  foort  zeer  groote  en  Om  uyt 
uytfteekende  Bloemen  winnen,  van  wat  voor  een  couleur 
de  zelve  ook  mogten  zijn , die  verkieze  een  Plant  met  gr0ote 
een  dubbele  Bloem.  Snijde  bij  tijds  daar  van  af  al  de  Bloemen 
zijdetakjens,  zoo  dat  maar  alleenlijk  de  middenfle  , en  «winnen, 
daar  aan  niet  meer  als  alleen  een  eenige  Hcrtknop  blij- 
ve.  Winne  daar  van  ’t  Zaad  met  een  volle  Maan  ; en 
zaye  ’t  zelve  weer  met  volle  Maan  in  Alaert ; zoo  zal 
hij  niet  alleen  fchoone  couleuren , maar  ook  meeft  alle 
groote  en  dubbele  Bloemen  daar  uyt  bekomen. 

Het  Papaver  rhceas  , of  Erraticum  , in  hetKoor°- 
Neederlandfch  gezegt  Koornroose;  flore  pleno  van  ver_ 
rubro  OBSCURO  , of  met  een  donkp'e  roode  dubbele  fcheydene 
Bloem’.  Florb  RUBRO  pallescfnte  pleno,  of  met  couleuren. 
een  bleek^roode  dubbele  Bloem  : Flore  pleno  phcc- 
NICEO,  of  met  een  dubbele  bruyn-roode  brandende  Bloem: 

Flore  pleno  fimbriato;  of  met  een  dubbele  Bi oem 
met  witte  kanten;  en  Flore  pleno  Incarnato, 
of  met  een  dubbele  fchoone  lijf-verwige  Bloem , moeten 
(voor  zoo  veel  mcn’er  Zaad  af  wil  vergaderen)  op  de 
gemeldde  wijze  opgefnoeyd  en  behandeld  worden;  doch 
ten  minften  drie  Hertbloemen  ( of  meer , indien  men 
begeert ) daar  aan  behouden ; vermits  men  deeze  niet 
zoo  wel  als  de  voorgaande  kan  cultivceren , zoo  om 
hare  teederheyds  wil,  als  om  de  veelheyd  der  uytfchie- 
tende  Takjens.  Moeten  ook,  met  een  volle  Maan  van  Hoedanig 

Alaert , op  een  gantfeh  warme  plaats  gezayd , en  de  aan  te 
, ’ f r .r.  .P  J , winnen, 

knoppen , als  de  Bloemen  afgevallen  zijn  , wel  nauw 
voor  den  Reegen  gewagt  worden  ; wijl  ze  daar  door 
lichtelijk  komen  te  verderven  , zoo  dat  men  dikmaal 
geen  goed  Zaad  daar  van  kan  winnen. 

Het  Papaver  rhccas  simplici  , of  Koornroors  met  Koorn- 
een  enkele  Bloem  , heeft  geen  opzicht  of  waarneeming 
van  noode , wijl  ze  haar  Zaad  laat  vallen  , en  in  elk  u|oem. 
Voor j aar,  ter  plaats  daar  ze  geftaan  heeft,  van  zelfs  ruym 
genoeg  weer  opflaat. 

Het  Papaver  spinosum  flore  luteo  sïmpli-  Mankop 
Cl,  of  Adankop  met  Doornen,  cn  een  enkele geele  Bloem,  ^ °°r' 
een  zeer  aardig  Gewas,  en  het  Papaver  cornicu- ecn  enkele 
LATUM  MINUS  flore  rubro  , of  kleyne  Alankpp  geele 
met  een  roode  Bloem  en  gehoornd  Zaadhuysje;  ook  Cor-  ^°^. 
niculatum  minus  flore  violaceo  , of  k/eyne  kop  met 
Heul  met  een  paerjfche  Bloem  en  gehoornd  Zaadhuysje , gchoorn- 
worden  met  een  waffende  Maan  in  Alaert  defgelijks  j“e  Zaad- 
op  een  warme  plaats  gezayd.  Geeven  ook  in  den  J 
Herfft  volkomen  rijp  Zaad  , en  vergaan  gelijk  de  an- 
dere , vermits  ze  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  lee- 
ven konnen  blijven. 

Het  Zaad  van  deeze  foorten,  inzonderheyd  van  de  Zcldfaam- 
Alankpp  met  Doornen  en  een  geele  Bloem,  is  van  zulk  van  * 
een  aart,  dat  het,  gezayd  zijnde,  noyt  al  te  zaam  in  ’t  u 
eerft  jaar  zal  opkomen,  maar  ook  in  ’t  tweede,  derde, 
vierde,  vijfde,  zefde,  ja  dikmaal  in  ’t  tiende  jaar  daar 
na ; als  maar  de  aarde  weer  komt  omgewtorpen  te  wor- 
den , in  welke  het  verborgen  legt. 

Het  Papaver  corniculatum  majus  flore  Groote 
PHCCNICEO,  ET  FLORE  LUTEO,  of  grOOte  Mankop , 
zoo  wel  met  een  roode  brandende,  als  geele  Bloem , en  gCh0orn. 
gehoornde  Zaadpeul,  worden  ook  op  de  gemeldde  tijd  de  7.aad- 
en  plaats  gezayd.  Zijn  harder  van  aart  dan  al  de  ande-  PcuI- 
re,  ook  langer  leevende.  Verdragen  geduldig  de  fter- 
ke  koude  der  Winter,  cn  allerley  andere  ongeleegcnt- 
heeden  des  tijds.  Geeven  , van  Zaad  voortgekomen 
zijnde  , in  de  tweede  Zomer  Bloemen,  en  voorts  ieder 
jaar,  zoo  lang  alsze  in  ’t  leeven  blijven  (’t  welk  men 
zelden  langer  als  drie  j aren  ziet  gebeuren ) volkomen 

rijp 


Gal.  L 7. 
Stmp.MeJ. 


Dod.l.  14. 
c,i  6. 


Diofc.  I.  4. 
e.  6f. 


Opium 
uyt  Man- 
kop. 

Tuchf  hifi. 
II.  c.  196. 


Itrntl.  1. 6. 

Meth. 

MeJ. 


Meco- 
nium,  wat 

Lufit.  I.  4. 
eaarr.  68. 


Tragus  1. 1 . 
Zon'  l 1 


Durant. 
hifi.  Plant, 
fol  33f. 


Camer.  1. 4. 
e.  66. 


Namen. 


anderlijke 

foortcn. 


803  Mankop.  Passeiune,  GusKttiVB.  804 


rijp  Zaad:  waar  door  ze  alleenlijk  aangewonnen  en  ver- 
meerderd konnen  worden.  Ter  plaats  daar  ze  geflaan 
hebben  , . komen  ze  dikmaal  genoeg  van  zelfs  voort , 
door  het  neergevallene. 

KRACHTEN. 

AL  de  foorten  der  tamme  Mankop  , of  Papaver 
fativum,  zijn  vaneen  verkoelende  aart,  tot  in 
den  vierden  graad. 

De  ronde  Hoofdjens  in  Wijn  gekookt > en  daar 
van  gedronken  , of  ’t  Zaad  der  zelve  droog  gegeeten  , 
verwekt  de  Slaap.  Stild , en  bedwingd  allerley  dunne 
en  fcharpt  neerbukkende  vochtigheeden  op  de  Borft. 
Verzacht  alle  fmerten : is  zeer  goed  teegens  den  Hoeft. 
flopt  de  Buykjoop;  defgelijks  ook  de  onmatige  bloeden 
der  Vrouwen. 

De  Bladeren  van  tamme  Mankop  in  Edik  gekookt , 
met  Garffenmout  vermengt,  en  dan  gelegt  op  ’t  fprenkt 
Puur-,  ook  op  allerley  heete  Gezwellen,  geneezen  dee- 
ze  qualen. 

Het  Zap,  dooreen  infnijding  vloeyende  uyt  deeze 
ronde  Hoofdjens , inzonderheyd  uyt  die  met  witte 
en  roode  enkele  Bloemen  , word  van  ieder  genoemd 
Opium.  Is  van  een  zeer  gevaarlijken  aart , en  mag 
niet  zonder  groote  voorzichtigheyd  gcbruykt  worden. 
Want  maar  alleen  een  weynig  te  veel  daar  van  ingeno- 
men, of  ook  dikmaal  van  buyten  aangclegt,  verwekt 
een  zware  flaap,  ontroering  des  verftands,  razernij  des 
Hoofds;  lammigheyd  en  onmagtigheyd  der  Lceden : 
krenkt  het  vernuft  zeer  fchadclijk,  en  leeverdeyndelijk 
den  menfeh  aan  de  dood  over.  Eevenwel  word  dit 
Zap  in  veelc  Medicinale  Compofttien  gedaan  met  goed 
voordeel  en  nut. 

Het  Meconium,  zijnde  niet  anders  als  het  Zap  , 
geparff  uyt  de  Bladeren  en  Stoelen  van  Mankop , is  niet 
zoo  flerk  van  aart,  als  ’t  gedagte  Opium. 

De  Koornroos , of  Papaver  Rhoeas  , is  de  nu  ge- 
noemde foorten  in  krachten  gelijk ; daarenboven  ook 
dikmakende,  verteerendc,  en  fubtyl  van  deelen  , waar 
door  ze  ook  de  vergaderingen  op  de  Borft  zich  lichte- 
lijk doed  fcheyden,  in  een  Syroop  ingenomen  zijnde. 

Het  Zap  deezer  Bloemen  gediffillecrt , matigd  de 
hitte  van  alle  inwendige  deelen  des  menfehelijken  Lig- 
chaams.  Ook  de  Keel  daar  mee  gegorgeld  , of  de 
Mond  daar  meê  gefpoeld  , neemt’cr  de  ontfteekjng 
van  wech. 

Het  Papaver  Corniculatum  , of  Mankop  met  een 
gehoornde  Zaadpeul , is  doorfnijdende  en  afvagende  van 
aart  ; ook  verwarmende  en  verdroogendc  tot  in  den 
derden  graad.  Heeft  daarenboven  al  de  deugden , 
welke  wij  van  de  voorgenoemde  hebben  aangeweezen. 

De  ’ Kartelen , een  uur  lang  in  Wijn  gekookt,  en  daar 
van  gedronken , is  goed  voor  de  gebreeken  en  verftopt- 
heyd  der  Leever , de  pijn  der  Lendenen ; en  doed  in  ge- 
noegzame veelheyd  Water  lojfen. 

Een  Leepel  vol  van  het  Zaad  met  Wijn  ingenomen, 
verwekt  een  zachte  Stoelgang. 


CCCLXXI  HOOFDSTUK. 

PASSERINE. 

teeder  en  aardig  Gewas , meedc- 
>rt  van  Linaria  , of  wild  Vlas. 
ord  , mijns  weetens , met  geenen 
leren  dan  doezen  naam  genoemt. 
Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart 
e onderfchcydene  foorten  bekend 

geworden , als  : 

I.  PasseRina  umbellata  ; Pajferine  met  een  ge- 
hoornde , of  in  het  ronde  , M 'aeyers-wijze  , zittende 
Bloem.  II.  Ramosa,  of  Pajferine  met  Takjens.  III. 


Passerina  globosa  Lusitanica  , of  Pajferine  uyt 
Portugal , met  ronde  Hoofdjens.  Alle  zijn  ze  van  ceven 
de  zelve  Bouwing  en  Waameeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde-,  Grond, 
met  een  weynig  twec-jarige  Pacrdemifl  vermengd:  een 
opene,  luchtige,  vrije*  warme,  wel  ter  Zon  geleege- 
ne  plaats,  en  tamelijk  veel  Reegen.  Blijven  niet  lan- 
ger dan  eene  Zomer  in  ’t  loeven.  Geeven  teeqens  de 
Winter  volkomen  rijp  Zaad ; en  verfferven  dan  door 
een  kleyne  Vorft. 

Worden  derhalven  , met  een  waflende  Maan  van  i\anw!n* 
APaert  of  Zpril , ieder  Voorjaar  weer  op  nieuws , niet  n,n“‘ 
diep,  in  een  Pot,  of  op  een  andere  plaats  gezayd.  Hier- 
door konnen  ze  alleenlijk  aangewonnen  en  vermeemgvul- 
digd  worden. 

KRACHTEN. 

PZJferine  is  verwarmende  en  verdrogende  tot  in  den  Gebrüyk: 
tweeden  graad ; ook  openende  van  aart. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  door  den  dag  van  dit 
gedronken,  is  goed  voor  de  Geel-  en  Waterzucht  1 ook  Gewasv 
voor  de  Koudcpis.  Opcnd  de  verftoptheyd  van  Lee- 
ver m APilt;  doed  gemakkelijk  water  lojfen:  drijft  uyt 
de  Nageboorte-,  verwekt  der  Vrouwen  APaandftonden , 
en  doed  het  geronnene  Bloed  zich  fcheyden. 


CCCLXXII  HOOFDSTUK. 

GLASKRUYD. 

Ord  in  het  Neederlandfch  niet  alleen  Namen  en 
dus,  maar  ook  wel  Parietarie  ge- waarom 
noemd  : in  het  Latijn  Vitraria  noenfd.' 

(om  dat  het  Glas , met  dit  Kruyd  ge- 
wreeven , door  des  zelven  fcharpheyd 
zuyver  en  zeer  klaar  word  gemaakt), 

Helxine  , en  Parietaria  , vermits  het  over  al  zeer 
geerne  aan  de  Steen  enAPuuren  groeyd.  Gelijk  dan  ook 
voortijds  de  Romeyncn  de  Keyzer  Trajanus  plee- 
gen  te  noemen  Parietaria,  om  dat  men  zijn  naam 
veeler  weegen  vond  gefchreeven  en  uytgehouwen  in 
Marmor-fleenen  en  Muuren  : In  ’t  Hoogduytfch  Tag 
und  Nachtkraut,Sant  Peterskraut,  en  Maur- 
kraut  : in  het  Franfch  Parietaire  .-  in  het  Ita- 
liaanfch  Vetriola,  ParietAria,  en  Heriia  Mu- 
rale. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  gewordeh  vier 
vier  bijzondere  foorten ; namentlijk:  bijzondere 

I.  Parietaria  major  , of  groot  Glaskruyd.  II.  foortcn- 
Minor  ocymi  folio,  of  kjeyn  Glaskruyd , met 
Bladeren  van  Baftlicum.  III.  Palustris,  of  IVater- 
Glaskruyd.  IV.  Parietaria  latifolia  trimestris 
Lusitanica,  of  breed-bladerig  Glaskruyd  uyt  Portu- 
gal, ruym  drie  Maanden  in  ’t  leeven  blijvende.  Niet 
alle  zijn  ze  van  de  Zelve  Bouwing  en  Waameeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  gemeene,  goe-  Grond, 
de,  zandige,  welgemeftte  grond : een  opene,  warme, 
wel  ter  Zon  geleegene  plaats : matige  vochtigheyd , en 
ook  veel  reegen.  Blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven,  en 
verdragen  allerley  ongeleegenthceden  der  Winter.  Van 
Zaad  opgekomen  zijnde,  bloeyenze  de  tweede  Zomer , 
en  geeven  wederom  volkomen  rijp  Zaad',  ’t  welk  met 
een  waflende  Maan  van  Maert  of 'November  de  aarde, 
niet  diep  gelegt,  bevolen  moet  zijn.  Hier  door  wor- Aanwin- 
den ze  aangewonnen  cn  vcrmeenigvuldigd , veel  bequa-  ni[’g- 
mcr  als  door  hare  aangewaflenc  Wortelen  die  men  ieder 
Voorjaar  met  een  waflende  Maan  in  Hpril  van  de  oude 
afneemt,  en  verplant. 

Het  Parietaria  palustris  , of  Water-Glas-^ ater-' 
kruyd,  moet  gefield  zijn  op  een  vochtige  plaats,  of  glaskruyd. 
geplant  in  een  Pot , en  dan  dikmaal  met  Water  vöof- 
zien  worden. 

E cei 


öcczc 


8os  Beschryving  der  Kruyden , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 806 


Wortel.  Deczc  Plant  groeyt  uyt  een  teedere , veelvoudige  , 
langdurende  , dunne  Veezelwortcl , met  verfcheydene 
hol-geftelde  Leedjcns,  en  donker-bruyn-verwig , een 
hand  lengte  , of  daar  ontrent , opwaarts.  Uyt  hare 
Steden,  ronde  Steel  (met  veele  Leedjcns,  digt  op  malkander 
komende  , vercierd  ) komen  beneeden  andere  kleyne 
Scheut jens  voort,  met  breede  , voor  puntig  toegaande 
Bladeren.  Bladeren,  een  vingerlid,  of  wat  minder  lang  , die  van 
de  Pariet  aria  minor , of ’t  klcyn  Glaskruyd,  in  gedaan- 
te gelijk  : ruftende  op  korte  bleek-bruyne  Steeltjens  , 
altijd  twee  en  twee  aan  hare  Steel  regt  tecgens  over  mal- 
kander geftcld , uyt  den  groenen  donker-bruyn-ver- 
wig ; een  wcynig  ruyg  ; dun  van  fubftantie , met 
flegte  kanten  , en  een  groote  regt-doorlopende  Ader 
begaaft , waar  uyt  veele  kleyne  ter  zijden  uytfchieten. 
Bloemen.  TulTchen  de  bovenfte  deezer  Bladeren , aan  de 
Steel,  fpruyten  uyt  eenige , weynig.bij  malkander  ge- 
fielde , Bloemen  , beftaande  uyt  vier  Bladeren.  Dc 
Zaad,  verwe  is  uyt  den  paerffehen  geel.  Dceze  afvallende, 
komen  kleyne  ronde  Knopjcns  te  voorfchijn  , boven 
aardig  in  vier  puntjens  verdeeld , gelijk  dc  Nagelen  , 
en  gevuld  met  een  kleyn , zwartachtig-bruyn  Zaad. 
Breed-bla-  Het  Parietaria  latifolia  trimestris  Lusi- 
x anïc; A , of  breed-bladcrig  Portugalfch  Glaskruyd, 
Glaskruyd.  n*et  we^  dc  r'jd  van  v*er  Maanden  durende,  word  met 
een  wallende  Maan  van  April  in  een  Pot  gezayd,  warm 
gefteldjen  met  matige  vochtigheyd  onderhouden.  Dus 
gehandeld , geeft  het  dikmaal  volkomen  rijp  Zaad,  en 
vergaat  dan  van  zelfs. 

Kleyn  Het  Parietarta  minor  OcYMOiDEs,_/Jï/f  Ocymi 
Glaskruyd  folio,  of  kleyn  Glaskruyd  met  Bladeren  van  Bafilicum, 
ren'  van  C"  8rocy^  uyt  een  teedcr  , bruyn-verwig  , vcezelig  , en 
Baiilicum.  in  dc  Mond  geknauwd  wordende  bitter  van  fmaak  zijn- 
de IVorteltje , een  hand  lang  opwaarts;  zich  verdcelen- 
Wortel.  de  jn  verfcheydene  teedere  , ronde  , uyt  den  bleelc- 
Bladercn.  ^ruynen  roodachtige,  heldere  (of  klare)  en  een  wcynig 
blinkende  Steeltjens,  onder  meer  als  boven.  Aan  welke 
de  Bladertjens  niet  regt  teegens  malkander  over,  maar 
een  vingerbreed  de  eene  boven  de  ander , nu  uyt  de 
eene,  dan  uyt  de  andere  zijde , voortkomen;  ruftende 
op  bleek-rood-verwige  Steeltjens,  nauwelijks  de  breedte 
van  een  vinger  lang.  Met  de  zelve  hebben  ze  de  lengte 
van  een  kleyne  vinger,  wat  meer  of  minder;  en  zijn 
ontrent  een  vingerlid  breed;  wat  ruygachtig  van  aart , 
uyt  den  geelcn  aangenaam-groen  van  couleur , wat 
blinkende  : in  ’t'tniddcn  op  het  breedfte  , na  beneeden 
fmal ; ook  voor  in  een  fpits  punt  uytlopendc  ; zacht 
in  ’t  aanraken ; echter  onder  een  weynig  fcharp ; ook  een 
weynig  bitterachtig  van  fmaak,  en  te  zamentrekken- 
de  : in  ’t  midden  begaaft  met  een  regt-doorlopend 

Adertje , waar  uyt  vier  andere  opwaarts  gekeerd , en 
uyt  deeze  meer  andere  Adert jens , zeer  veel  in  getal , 
voortvloeyen. 

Geftalte  TulTchen  de  zelve,  aan  de  Steeltjens,  groeyen  zeer 
derBloe-  Veele  kleyne,  digt  aan  malkander  gefielde , drie-blade- 
men’  rige , toegefiotene  groene  Bloemt  jens,  hebbende  inwen- 
dig eerft  een  rond,  en  voor  fpits  Knopje,  waar  op  men 
ziet  ruften  een  ander  zeer  kleyn  Knopje,  ruyg  van  aart, 
zeer  feboon  purpur-rood-verwig.  Het  zelve  vergaan 
zijnde,  doen  dc  Bladertjens  zich  geheel  open  ; en  dan 
word  men  in  ’t  midden  gewaar  vier  bleeke  draadjens , 
vlak  als  een  kruys  zich  neerleggende,  en  boven  op  voor- 
zien met  vier  gantfeh  witte  Knopjens.  Deeze  Bloem- 
Zaad.  bladertjens  vallen  niet  af,  maar  blijven.  Vervolgens 
word  haar  inwendig  Knopje  grooter  : eerft  roodachtig 
zijnde,  maar  daar  na  vaal  wordende,  en  binnen  in  zich 
bewarende  een  zeer  kleyn,  fchoon -blinkend  Pek  zwart, 
ovaals-wijze  rond  Zaadje. 

Aanwin-  Het  ze^ve  °P  de  genoemde  tijd  in  de  aarde  ge- 
ning.  legt,  en  voortgekomen  zijnde,  geeft  in  de  eerfte  en  in 
de  volgende  Zomer  weer  Bloemt jens , en  volkomen  rijp 
Zaad , waar  door  deeze  Plant  altijd-durend  word  ge- 
maakt. 


KRACHTEN. 

GLaskruyd , of  Parietaria,  heeft  een  afvagende  , Gal.  Ui. 
een  weynig  te  zamentrekkende,  en  verkoelende  simp.  6. 
kracht. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken;  of  drie  DoJ.1. 4. 
oneen  van  ’t  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  met  Wijn  c • »8- 
ingenomen  , verdrijft  de  Koudepis  ; doed  gemakkelijk 
water  lojfen : is  goed  voor  een  verouderde  Hoeft  , voor 
’t  Graveel ; de  verftoptheyd  der  Leever , Nieren  , en 
Milt-,  ook  teegens  de  gebrecken  der  Blaas-,  de  beeten 
der  Slangen , en  anderer  giftige  Dieren. 

De  'Bladeren  in  Boomoly  , of  Oly  van  Olijven  , Trag.  1. 1. 
Boonenmeel , Zemel  en  Malva  gekookt ; dan  op  een  af-  e' 6 3‘ 
gefneedene  Zeenuw  gelegt,  doed  veel  goeds.  Dezelve 
groen  gefloten,  met  een  weynig  Wittebrood,  Oly  van 
Camillen  en  van  Lelien;  dan  plaafters-wijze  gelegt  op 
de  gezwollene  Borften  der  Vrouwen  , ook  op  andere 
zweer  en,  verzacht  de  zelve,  en  verteerd  het  quaad. 

Dc  gemelde  Bladeren  alleen  gefloten  , en  zoo  op-  Matth.  1. 4. 
gelegt,  geneeft  de  Wonden  , de  Schurftheyd,  en  ande-^-8'- 
re  Zeerigheyd  ; Puyften  , Fiftelen , ’t  Sprenktyuur , de  ^ 
Boos  , en  allerley  hitsige , voortloopende  Zweeringen. 

Eeven  het  zelve  verricht  ook  het  Zap ; vermengt  met 
Ceruys. 

Dit  Zap  met  Schapcn-vet , of  Ceratum  Cyprinum,  plin.l.ii. 
gemengt,  verzacht  de  fmerten  van  ’t  Podagra,  ’t  Zelve  '7- 
vermag  ook  het  Kruyd , in  Water  gezoden , en  daar 
mee  dc  voeten  geftoofd. 

Het  gediftilleerde  Water  deezer  Planten  maakt,  (daar  L"ftt.  1 4. 
meê  gewaffehen  wordende)  een  z,uyvcr , klaar  vel.lnan’** l‘ 
Men  gebruykt  ook  de  Bladeren,  om  daar  meé  allerley 
Glazen  te  reynigen,  en  helder  te  maken. 

Dc  Bladeren  van  het  Wattr-Glaskruyd , of  Parietaria  Krachten 
paluftris,  in  Water,  of  in  Wijn  een  weynig  opgekookt,  ^Glaf*" 
en  dan  daar  van  gedronken  , is  een  zeer  bcquaam  mid-  kxuyd. 
del,  om  de  Hoeft  en  Steen  te  verdrijven.  Helpt  ook 
de  geene  , die  zeer  bezwaarlijk,  haar  Water  kannen 
maken. 


CCCLXXIII  HOOFDSTUK. 

PARONYCHIA. 

■Us  in  het  Neederlandfch , Latijn  en  Namen, 
Italtaanfch , ook  mijns  weetens  met 
geenen  anderen  naam , genoemd. 
ï . Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be-  Drie  ver- 
kend geworden  drie  onderfchevdene  andcrliJkc 
foorte»,  als:  fooIten' 

I.  Paronychia  alsine  foeia  , 
of  Paronychia  met  Bladeren  van  Muur.  II.  Aetfra 
Matthioli,  of  tweede  Paronychia  van  Pet.  Andr. 
Matthiolus;  van  zommige  ook  Centum  Grana, 
of  Honderdknop  geheeten.  III.  Paronychia  fo- 
lio Crenato  , of  Paronychia  met  gekerfde  Blade- 
ren. Al  te  zaraen  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 
Waarnecming. 

Zij  beminnen  een  gemeene  , zandige  , flegte  , zoo  Grond, 
wel  ongemeftte  als  gemeftte  grond : een  vrije,  luchtige, 
wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  veel  Recgen ; ook  ma- 
tige vochtigheyd. 

Blijven  niet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gee-  Aanwin- 
ven  in  ’t  begin  van  den  Herfft  volkomen  rijp  Zaad,  ning. 
en  vergaan  daar  meê.  Moeten  derhalven  ieder  Voor- 
jaar , met  een  waffende  Maan  van  Maert  of  April , 
weer  op  nieuws,  niet  diep,  gezayd  zijn,  en  dus  ver- 
meenigvuldigd  worden.  Komen  ook  dikmaal  van  zelfs 
genoeg  op  , ter  plaats  daar  ze  geftaan  hebben,  door  het 
uytgevallene  Zaad. 


KRACH- 


8o7 


Paronychia.  Vyfvincerkruyd. 


808 


KRACHTEN. 

Aan.  T ~\Aronychia  is  dun  en  fijn  van  deden ; ook  verdro- 

l-'gende  van  aart. 

Gal.  li/>.  2.  Gefloten  , of  in  Water  gekookt,  en  dus  op  de 

Simf'Mcd.  zwellende  of  zweerende  Vingeren  of  Nagelen  gelegt, 
genceft  de  zelve,  en  doed  weer  nieuwe  Nagelen  aan- 
groeyen. 

Dumntes  In  Rhijnfche  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  mor- 
33Ó.  gens  een  Roemertje  gedronken,  breekt,  en  drijft  af 
dc  Jleen  der  Nieren. 


CCCLXXIV  HOOFDSTUK. 

VYFVINGERKRUYD. 

Eeft  dien  naam  in  het  Neederlandfch 
bekomen.  Word  in  het  Lattjn  ge- 
heeten  Quinqjjefolium  , of  Pen- 
taphyi.lum  : in  het  Hoogduytfch 

Funffingerkraut  , of  ook  Funf- 
blatt:  in’t  Franfch  Quinte  fueil- 
le  : in  het  Iiahaanfch  Pentafillo,  of  Cinqjje- 
FOGT.10. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  tien 
onderfcheydene  foorten ; als : 

I.  Pentaphyllum  repfns  vulgare  flore  lu- 
teo  , of  gemeen  kruypend  Vijfvingerkruyd  met  een getle 
Bloem.  II.  Palustre,  of  Water-Vijfvingcrkruyd , 
groeyende  in  waterachtige  plaatzen.  III.  Luteum 
erectum,  of  opjlaande  Vijfvingerkruyd  met  een  gee le 
IV.  Alpinum,  of  Berg-Vijfvingerkruyd. 


Tien  ver- 
anderlijke 
Poorten. 


Aanwin- 

ning. 


Soorten , 
welke 
maar  al 
leen  cene 
Zomer  in 
’t  leeven. 
blijven. 


Bloem. 

V.  Minus  ai  genteum  flore  herbido  muscoso, 
of  kleyn  Vijfvingerkruyd  met  Zilvere  Bladeren  , en 
groene  mojjige  Bloemen.  VI.  Candidum  majus,  of 
groot  Vijfvingerkruyd , met  witte  Zilverige  Bladeren 
van  onder.  VII.  Supinum  tormintillte  facie, 
°f  leggend  Vijfvingerkruyd  , met  een  geda.-.nte  van 
TormentU.  VIII.  Fragiferum  latifolium  ma- 
jus , of  groot  Vijfvingerkruyd  met  breede  Bladeren, 
en  Vruchten  als  Aardbeziën.  IX.  Fragiferum  an- 
gustifolium  Misus  , of  kleyn  fmal-bladerig  Vijf- 
vingerkruyd , met  Vruchten  gehjf  Zardbezicn.  X.  Pen- 
taphyllum siliquosum  Syriacum  , of  Vijfvin- 
gerkruyd uyt  Syricn,  met  Zaadpatlen.  Niet  alle  zijn  ze 
van  ceven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneemmg. 

Zij  beminnen  echter  meert  al  te  zamen  een  zan- 
dige , goede , holle , welgemertte  grond  : een  opene 
genoegzaam  ter  Zon  geleegene  plaats  , en  ook  een 
fchaduwachtige  ; neevens  veel  Water.  Vergaan  niet 
haart,  maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Ver- 
dragen felle  koude  , en  andere  ongeleegenthceden  der 
JVmter.  Geeven  meert  altijd  ’s  Zomers  volkomen  rijp 
Zaad:  ’t  welk  met  een  wadende  Maan  van  Maert  of 
April,  niet  boven  een  rtxoobreedtc  diep,  de  aarde  moet 
aanbevolen  zijn,  niet  alleen  hier  door  worden  ze  ver- 
meent gvuldigd,  maar  ook  bequamelijk  aangewonnen  door 
hare  aangegroeyde  jonge  Wortelen  , welke  men  op  de 
zelve  tijd  van  de  oude  afneemt , en  verplant.  Dikmaal 
flaanze  ook,  ter  plaats  daar  ze  ftaan,  van  zelfs  genoeg 
op , door  ’t  uytgevallenc  Zaad. 

Het  Pentaphyllum  supinum  Tormfntill./E 
facie,  of  acht  er -over  leggend  Vijfvingerkruyd,  met 
een  gedaante  van  TormentU  : Fragiferum  latifo- 
lium , of  groot  breedbladerig  Vijfvingerkruyd-,  en  Fra- 
giferum angustifolium  , of  met  fmallc  Bladeren, 
beyde  met  Vruchten  als  Aardbeziën,  vroeg  in  ’t  Voor- 
jaar gezayd  zijnde  met  een  wadende  Maan  , of  an- 
ders ook  van  zelfs  uyt  't  neergevallene  Zaad  veort- 
gekomen  , bloeyen  niet  alleenlijk  noch  dien  zelven  Zo- 
mer , maar  geeven  ook  voor  de  Winter  volwadcne 
Vrucht  en  Zaad.  Daar  meé  dan  verderven  ze , vermits  ze 


niet  langer  konnen  leeven.  Doch  in  Afay,  of  noch 
later  te  voorfchijn  komen  Je  , blijven  ze  gemeenclijk 
de  Wmter  over,  en  geeven  dan  in  ’t  volgende  jaar  vol- 
komen rijp  Zaad. 

Het  gemeldde  Pentaphyllum  fragiferum  la- Groot 
TiFOLiUM , of  groot  breedbladerig  Vijfvingerkruyd  met  breed- bla- 
Vruchten  als  Aardbeziën  , krijgt  uyt  een  bruynachti-  dFr'gVijf- 
ge,  teedere,  regr-neerfchietendc , veezelige  Wortel , kruyd^'met 
verfcheydene  ronde,  bleek-groene,  en  ruyge  Steelen ; Vruchten 
welke  zich  zoo  wel  op  de  aarde  neerleggen  , als  bo-  als  *ard- 
ven  de  zelve  zich  een  weynig  verheffen.  Waar  aan  beziea’ 
de  Bladeren , nu  uyt  de  eene,  dan  uyt  de  andere  zijde, 
boven  malkander  voortkomen.  In  het  begin  zijn’cr  Bladeren, 
wel  een  of  twee  in  vijf  deelen  gcfcheyden  , doch 
doorgaans  anders  alle  in  drieën  verdeeld  ; waar  van  ’t 
middenrte  het  grootfte  ; twee  vinger-leeden  lang  , een 
goede  vinger  breed  , ovaals-wijze  rond , doch  onder 
fmaller  als  boven  toelopende  is.  De  andere  twee  zijn 
veel  kleyner  , doch  alle  aangenaam  groenverwig;  niet 
blinkende;  wat  ruyg  van  aart,  aan  de  randen  rondom 
aardig  gerand,  en  in  ’t  midden  vercierd  met  een  regt- 
doorgaande  Adertje  ; waar  uyt  veel  andere  teedere  ter 
zijden  opwaarts  vloeven. 

Tuffchen  welke  de  Bloemt jens  eenig  en  alleen , ook  Bloemen, 
op  geen  lange  Steelt  jens  ruftende,  te  voorfchijn  wor- 
den gebragt  , beftaande  uyt  vijf  kleyne  , geele , een 
Hert  gelijk  zijnde,  hol  gefielde  Bladert  jens-,  waar  on- 
der verfcheydene  groene  , voor  fpits  toelopende  Bla- 
dert jens  in  ’t  ronde  gefield  zijn;  houdende  in  ’t  mid- 
den een  kleyne,  geele,  ruyge  Knop.  Als  ze  neerge-  Vruchten, 
vallen  zijn,  worden  ze  gevolgd  van  kleyne,  plat-ronde,  Zaad< 
noppigc  Vruchten,  zich  niet  qualijk  met  een  Aardbezie 
vergelijkende;  waar  in  zich  bevind  een  kleyn,  platach- 
tig rond  en  wit  Zaad. 

Het  Pentaphyllum  fragiferum  angustifo- Kleyn 
LIUM  minus  , of  kleyn  fmal-bladerig  Vijfvinger-  inial-bla- 
kruyd  , met  Vruchten  gelijk,  ‘ds  Aardbeziën  , krijgt 
uyt  een  regt-ncerfchietende  , bleek-bruyne  , veezcli-  kruf  d?mee 
ge  Wortel , ronde  , kruypendc  , en  boven  een  wey-  Vruchten 
nig  rood  zijnde  Steelt  jens  ; aan  welke  vervolgens  uyt-  ?,s  *.ard~ 
fpruytcn  vcele  teedere  Bladeren  , gemeenelijk  gefchey-  czien’ 
den  in  vijf,  zeeven,  ook  wel  meerder  deden  : doch 
al  te  zamen  rondom  ingezaagd  , op  de  wijze  van  Gedaante 
Pimpinel  ; welke  ook  de  eerfte  en  onderftc  Blade-  der  Blade. 
ren  in  Helling  en  gedaante  niet  zeer  ongelijk  zijn  : aan-  ren> 
genaam  groen-verwig , niet  blinkende,  gantfehelijk. 
niet  zoo  ruyg  als  de  voorgaande.  Ook  "heeft  ieder 
Blad  onder  aan  haar  Steeltje  , de  groote  Steel  gelijk  als 
omvattende  , twee  boven  fpits  zijnde  kleyne  Bladert- 
jens,  niet  qualijk  Oor  en  gelijkende;  waar  aan  gezien 
word  eenige  holle  ruygheyd,  gelijk  ook  aan  de  voor- 
naamfte  Steelen.  De  Bloemt  jens  en  Vruchten  zijn  die  Bloem, 
van  de  voorige  foort  in  alles  gelijk , doch  kleyner  v*ucht. 
van  aart. 

Het  PlNTAPHYLLUM  MINUS  ARGENTEUM  FLORE  Kleyn 
HERBIDO  MUSCOSO,  of  kleyn  Vijfvingerkruyd , met  Vijtvin- 
Zilvere  Bladeren , en  groenachtige  mojjige  Bloemen,  kan 
niet  zoo  veel  Water  verdragen  als.  wel  de  andere  foor- re  Blade-* 
ten.  Moet  derhalven  verzorgt  zijn  van  een  droogc  reu,  &c. 
plaats;  zoo  blijft  ze  beeter  over,  en  langer  in  het  lee- 
ven. 

Het  Pentaphyllum  siliqjjosum  Syriacum  , vijfvio- 
of  Vijfvingerkruyd  uyt  Syricn  met  Zaadpeulen , is  een  kruyd  uyt 
zeer  fchoon  Gewas,  waar  toe  de  Natuur  haar  hoogftc  Syrienieen 
vermogen  fchijnd  aangewend  en  ten  toon  gefield  te Gewas  ’ 
hebben.  Schiet  in  deeze  Geweflen  op  tot  de  hoogte  de^Nauiue 
van  een  hand.  Is  van  onder  tot  boven  met  veel  aan- haar  hoog- 
gename  groene  Bladeren  vercierd  aan  hare  ronde,  regt-  vermo' 
opflaande  , reedere  Steel.  Uyt  welke  in  ’t  ondcrfle  fce|,"jnd 
gedeelte  eenige  weynige  groote  Bladeren  voortkomen,  aangc- 
regt  tcegens  over  malkander  ruftende  op  lange  Steelt-  w1-1"1  « 
jens,  zijnde  in  gedaante  die  van  de  Lupinen,  of  Vijge-  hetbcn' 
boonen  zeer  gelijk : te  wceten , in  vijf  deelen  geheel  gc- 
fcheydeo,  van  welke ’t  middelfte ’t  langfte  en  grootfte  is; 

Ee<?3  de 


809  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  8io 


de  twee  onderfte  de  klcynfte ; ook  met  inwendige  Adc- 
Gedaante  ren  voorzien  zijn.  De  andere  veelvoudige  digc  aan  de 
klucht  Steel  op  zeer  korte  Steelt jens  onordentelijk  , en  niet 
Pianr1."^  teegens  malkander  over  gefield,  beftaan  alleen  uyt  drie 
kleyne  Blader tjens  ; tuflehen  welke  , gelijk  ook  voor- 
namentlijk  in  ’t  bovenfte  der  Steel,  veele  kleyne  Steelt- 
jens  te  voorlchijn  komen,  Kroons-wijze  gezet  : waar 
uyt  wederom  vier  andere  van  een  gelijke  grootte  op- 
Wonder-  ftaan.  Teder  der  zelve  draagd  kleyne , witte , een 
lijke  Bloe-  WCynig  riekende,  langwerpige,  breedachtige,  en  won- 
Hien‘  derlijk  uyt  een  eenig  'Blaadje  beftaandc  Bloemt jens. 

Als  ze  uytgebloeyd  hebben,  komen  tuflehen  dezelve 
weer  andere  vijf  of  zes,  zoo  dun  als  een  draadje,  voor 
Zaadpeuh-  met  kleyne  Knopjens  vercierd.  Waar  uyt  lange , dunne  t 
jens.  aan  lange  Steelt  jens  hangende,  en  voor  fpits  toegaande 
Penh  jens  zich  laten  zien , gevuld  met  een  kleyn , rond, 
en  zwart  Zaad. 

Grond.  Deeze  foort  bemind  een  zandige,  goede  aarde,  met 
een  weynig  een-jarige  Hoendcrdrek  en  twee-jarigc  Paer- 
demift  bequamclijk  doormengt : een  opene,  vrije,  luch- 
tige, warme,  wel  ter  Zon  gelcegene  plaats,  en  matige 
vochtigheyd. 

Hoe  aan  tc  Blijft  uyt  cygener  aart  niet  meer  dan  cenc  Zomer 
winnen,  in  ’r  leeven.  Geeft  in  deeze  koude  Geweften  teegens 
den  Herfft  Bloemen ; maar  niet  anders  als  bij  goede  dro- 
ge Zomers  volkomen  rijp  Zaad  ; waar  mee  zij  dan 
vergaat.  Moet  derhal ven  ieder  Voorjaar,  met  een  waf- 
fende  Maan  van  April , op  nieuws,  niet  diep,  in  een 
Pot  gezayd;  niet  verplant,  ook  niet  meer  als  drie  of 
vier  Planten  in  eene  Pot  gelaten  worden ; anders  zou- 
den ze  de  een  de  ander  ’t  voedzel  onttreken ; en  dan 
noch  geen  volkomen  Zaad  konnen  verkrijgen.  Schoon 
ze  niet  hooger  als  een  Maatvoet  opfehieten  : zoo 

zijn  ze  echter  voor  nauwkeurige  Liefhebbers  van  een 
aangename  aanfehouwing. 

KRACHTEN. 

Galen.  I.  8.  T"  "Tilt  groot  Vijfvingerkruyd,  of  Pentaphyllum  can- 

Simp.MeJ.  I 1 didum  majus ; cn  het  opjlaande  Ztjfvtngerkruyd 

^ met  een  geele  Bloem  , of  Pentaphyllum  luteum 
ereÜum  , welke  onder  al  de  foorten  de  befte  zijn , en 
ook  alleenlijk  gebruykt  worden  , zijn  verdroogende 
van  aart , tot  in  den  derden  graad ; ook  fubtyl  en 
dun  van  dcelen. 

Dio/c.  1. 4.  Pe  Bladeren  cn  Wortelen  in  Wijn  gekookt  , cn  daar 
^ l van  ’s  morgens  een  tijd  lang  een  Roemertje  nuchtcren 
e.  9f.  * gedronken  , of  vijf  onzen  van  het  uytgeparftte  Zap 

uijnclej.  met  Wijn  gebruykt,  geneeft  in  een  korte  tijd  de  Geel- 
h,ft. Tlant.  Mekt ; ftild  de  Bloedgang,  en  alle  Buykjoop:  is  goed 
c' 2"  teegens  alle  fmerten  van  ’t  Flereftjn  , en  de  Hcupen- 
jigt : ook  teegens  'vergif ; alle  cjtiade , peftilentiale  lucht; 
de  gebreeken  van  Lecver  cn  Longe  ; de  betten  cn  ftee- 
ken  dér  Slangen;  de  tjttade  zeeren  des  A'fonds , daar  mee 
gewaflehen  zijnde.  Defgelijks  voor  de  z -weeringen  der 
Amandelen,  en  der  Keel.  Verzacht  de  Tandpijn,  inde 
Mond  gehouden. 

Tuehf.hift.  De  Wortelen  in  Edik  gekookt  , en  gelegt  op  de 
Tl.  c.  139.  Schurftheyd  , ook  op  de  gezwellen  des  Aarfdarms,  ge- 
neezen  de  zelve. 

Matth.  1. 4.  De  Bladeren  gefloten , dan  met  Honig  en  een  wey- 

c-  38-  nig  Zout  gemengt,  heelen  voorfpoedig  de  Wonden,  en 
F ft  den,  of  lopende  Gaten.  Defgelijks  allerley  harde  en 
voorteetende  zweer  en. 


CCCLXXV  HOOFDSTUK. 

D E U R W A S. 


Namen. 


'Nders  ook  in  het  Neederlandfch  genoemd 
Deur  blad  , word  in  het  Latijn  ge- 
heeten  Perfoliata  : in  het  Italiaanfch 
^ ook  zoo  : in  het  Hoogduytfch  Durch- 


wachsz  , of  ook  Bruchwurtz  : in  het  Franfch 
Perfoli  ate. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  onder- Vijf  on- 
fcheydene  foorten ; namentlijk:  derfchcy- 

I.  Perfoliata  vulgaris  , of  gemeen  Dcurwas.  fQorCtcru 
II.  Folio  Plantaginis  , of  Deurwas  met  Bladeren 
van  Weegbree.  III.  Longifolia,  of  met  lange  Bla- 
deren. IV.  Minima  Bupleuri  folio  Fabii  Co- 
lomnje,  of  alderkleynfle  Deurwas , met  Bladeren  van 
Bupleurum  , of  Hazen-ooren  , van  de  Hoog-geleerde 
Heer  Fabius  Columna.  V.  Perfoliata  Mon- 
tis  Libani,  of  Deurwas  van  de  Berg  Libanus.  Alle 
zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  cn  Waarnecming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  wel- Grond, 
gemeftte  aarde : meer  een  opene,  warme,  bequaam  ter 
Zon  gelcegene,  als  een  fchaduwachtige  plaats,  cn  tame- 
lijk veel  Water;  doch  houden  zich  ook  tc  vreeden  met 
matige  vochtigheyd. 

Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gec-  Zaad. 
ven  meeft  altijd  in  den  Herfft  volkomen  rijp  Zaad, 
en  vergaan  daar  meé.  Moeten  ter  dier  oorzaak  met 
een  waflende  Maan  van  Maert  of  Apnl  in  ieder  Vbor- 
jaar  weer  op  nieuws,  niet  diep,  gezayd  zijn  , en  dee- 
zer  wijs  vcrmeenigvuldigd  worden.  Komen  anders  Aanwia- 
dikmaal  genoeg  van  zelfs  voort  uyt  het  neergevalle- ninS- 
ne  Zaad. 

Het  Perfoliata  longifolia,  of  lang-geblader-hoggc- 
de  Deurwas,  fchiet  in  deeze  Geweften  een  of  ander-  b|aderd 
halve  voet  hoogte  op ; zomtijds  wel  tot  twee  voeten.  Deurwas’ 
Krijgt  uyt  een  witte,  ten  naaften  bij  een  hand  lange , 
doch  teedere  Wortel,  in  de  Mond  geknauwd  zijnde  van 
een  lieflijke  of  zoete  geur,  verfcheydenc  regt-opftaan- 
de,  bleek-groene  en  ronde  Steden;  aan  welke,  op  de 
wijze  van  het  Perfoliata  vulgaris  , of  gemeen 
Dcurwas,  de  Bladeren  in  ’t  ronde  groeyen.  Zijn  de  Geflalte 
middelde  vinger,  wat  min  of  meer,  lang  ; twee  vin-  ^cr 
ger-leedcn,  of  daar  ontrent  breed ; achter  op ’t  breed- ren' 
ftc ; onder  rond  toegaande  , doch  voor  in  een  ftomp- 
fpits  punt  eyndigende : aan  de  randen  flegt  en  effen  ; 
uyt  den  donker-groenen  blauwachtig  van  verwe , niet 
blinkende.  In  de  Mond  geknauwd  wordende,  zijn  ze 
eerft  onaangenaam ; daar  na  een  weynig  fcharp ; eynde- 
lijk  zoet  van  fmaak : ook  in  ’t  midden  vercierd  met  vee- 
le regt-opgaande  Adert  jens  ; waar  uyt  een  groot  getal 
andere  kleyner  voortvloeyen. 

Uyt  wiens  bovenfte  in  het  opperfte , ook  wel  Andere 
ter  zijden  de  Steden , noch  andere  kleyner  Bladert-  ^bdert- 
jens  voortfpruyten , gemeenelijk  in  drie  deelen  van  mal--,ens‘ 
kander  gefcheyden,  ruftende  op  korte  Stedtjens,  vier 
cn  vijf  in  ’t  ronde  bij  een  plat  leggende  te  zamen  ge- 
voegd; van  welke  drie  degrootfte,  ook  in ’t  midden 
met  een  kleyn  puntje  voorzien , de  twee  andere  de  kleyn- 
fte , en  zonder  eenige  punt  jens , doch  alle  rond  van  ge- 
ftaltc  zijn. 

In  welker  midden  op  Stedtjens , ontrent  een  hal-  Bloemt- 
ve  ftroobreedte  lang,  twaalf,  zeftien  of  achtien  bij  jens. 
malkander  ftaande  Bloem  tjens  groeyen.  Deeze  zijn 
zeer  kleyn.  Beftaan  uyt  vijf  geele,  omgekrulde  Bla- 
dert jens.  Vergaan  zijnde,  worden  ze  gevolgd  van  een  Zaad. 
platachtig-rond  en  zeer  hoekig  zwart  Zaad,  wat  groo- 
tcr  als  dat  van  ’t  gemeene  Deurwas. 

KRACHTEN. 

DEurwas , of  Perfoliata , is  warm  en  droog , ook  Camerar. 
een  weynig  te  zamentrekkende  van  aart.  /.4.C.  ior. 

In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  gedronken , 
of  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  inge- 
nomen, geneeft  allerley  inwendige  Wonden,  Breuken  of 
Gefcheurdheyd , en  is  zeer  goed  voor  de  geene,  die  van 
om  hoog  gevallen  zijn. 

De  groene  Bladeren  gefloten  , met  Meel  en  Wijn  Ttorft.  kift. 
vermengd  , dan  gelegt  op  de  uytpuylende  Navel  der 
Kinderen,  doed  dc  zelve  weer  inwaarts  keeren.  Gen ee- /ff*. ’ 

zen 


Sn  Deur  was.  Per.zenkr.uyd,  Varkensvenkel.  ZeevenkeL. 


Vier  bij- 
zondere 
fcorten. 


zen  ook  de  Kropzwecren , en  Klieren  aan  den  Hals.  Ver- 
drijven de  Roos,  en  de  Roodgrond:  defgelijks  de  voort- 
lopende en  andere  zwellingen.  Heelen  daarenboven  de 
Wonden,  ’t  Zelve  vermag  ook  liet gcpulvenfcerde Zaad, 
daar  opgeftroyd  zijnde. 


CCCLXXVI  HOOFDSTUK.. 

PERZEN  KRUYD. 

Lleen  niet  met  deezen  naam , maar  ook 
met  dien  van  Vlookruyd  : in  het 
Neederlandjcb  bekend.  Word  in  het 
Latijn  gchceten  Persicaria,  of  ook 
Piper  aqjjaticum  : in  het  Hoog- 

duytfch  Pfersigkraut,  Flohkraut, 
en  Wasser-pfeffer  : in  het  Franfcb  Culraige  , 
of  Curiage  : in  het  Jtahaanfch  Pepe  aqjmtico, 
of  Pepe  d’Acqi/a,  Hidropepe,  en  Persicaria. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
vier  bijzondere  foqrten ; namentlijk : 

I.  Persicaria  maculosa  major  longifoi.ia, 
of  groot  Perz.cn-  anders  Floo  kruyd,  met  lange  zwart- 
gejïippelde  T lader  en.  II.  Maculosa  major  rotun- 
difolia  , of  groot  Perzenkruyd  met  ronde  zwart-gc- 
plekie  Bladeren.  III.  Non  maculosa  , of  Perzen- 
kruyd zonder  vlekken-,  ook  genoemd  Piper  aqjjati- 
cum, of  Watcrpeepcr.  IV.  Persicaria  minor,  of 
kleyn  Perzenkruyd.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve  'Bouwing 
en  Waameeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  droo- 
ge,  en  ook  vochtige , zoo  wel  gemeftte  als  ongemeftte 
grond:  een  opene,  luchtige,  vrije,  welgeleegene,  ook 
een  fchaduwachcige  plaats ; en  veel  Water.  Vergaan 
niet  haaft  , maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven. 
Konnen  felle  koude , en  alle  andere  ongeleegenthccden 
der  Winter,  zonder  fchade  uytflaan.  Geeven  ook 
dikmaal  volkomen  rijp  Zaad:  ’t  welk  in  Maert  met 
een  waffende  Maan  de  aarde  moet  aanbevolen  worden. 
Komen  wel  door  ’t  neergevallene  dikmaal  van  zelfs  ge- 
noeg op.  Hier  door  worden  zc  vermeenigvuldigd  ; 
en  dan  noch  aangewonnen  door  hare  aangegroeyde 
jongen  ; die  men  , zoo  wel  in  ’t  Voorjaar  als  in  de 
Zomer , van  de  oude  afneemt , verplant , en  terflond 
met  Water  begiet. 

K R A C H T E N. 

Aan.  T TEt  groot  Perzenkruyd , met  zwart-geflippelde 
■ I Bladeren , of  Perjtcarta  major  maculofa , is  koud 
en  droog  van  aart. 

Cal.  lib.  8.  Het  uytgeparftte  Zap , of  de  groene  Bladeren  geflo- 
Snnp.Med.  ten , en  op  oude,  harde  Gezwellen,  Hpoftemattcn,  cn 
Ci  jp’  ' blonden  gclegt,  neemt’er  de  brand  van  wech. 

Het  zelve  Zap  met  het  Zap  van  Chelidonium , of 
Oogenklaar,  verdrijft  wonderlijk  de  duyjlerheyd  der  Oo- 
gen  ; en  neemt  wech  de  ecrfl-beginnende  Fliezeu  of 
Schellen  op  de  zelve. 

DtJ.  I.  io.  Het  Perpcaria  non  maculofa , of  Perzenkruyd  zon- 

der  vlekken,  is  warm  en  droog  tot  in  den  derden 
m Au  dit.  graa(j_ 

De  Bladeren  en  Bloemen  gefloten,  of ’t  uytgeparftte 
Zap  der  zelve  met  Oly  vermengt , geneeft  de  Fiftelen, 
lopende  gaten-,  de  Takken  of  Speenen  aan  ’t  Fondament, 
en  de  verouderde  ejuade  harde  zweer  en. 

Matth.l.  ï.  Het  gedachte  Zap  in  de  O oren  gedaan,  doed  de  daar 
c’  'SF  in  zijnde  Wormen  fterven. 

Dit  gcheele  Kruyd  in  Water  gezoden  , en  alzoo  ge- 
legt  op  de  vochtige , leepe , loopende  O ogen , helpt  de 
zelve. 

De  Bladeren,  en  ’t  Vlies  van  Eyercn,  van  elk  eeven 
veel  genomen,  en  op  de  Fijt,  of  Worm  der  vingeren 
gelegt,  doedze  fterven  en  vergaan. 


Sli 


Aanwin- 

ning. 


Het  zelve  Kruyd  in  de  F.edfeeden  cn  Leedekanten  ge-  Dxraniti 
hangen , dood  de  F looyen  en  Wandluyz.cn.  hifi.  Plant, 

Indien  iemand,  zijn  gevoeg  gedaan  hebbende,  zijn 
achterfte  met  deeze  Bladeren  wou  rcynigen  , of  af- jfcl  jss/* 
wifTchen,  die  zou  hier  door  zijne  Billen  zoodanig  ver- 
hitten, dat  hij  niet  zou  weeten,  wat  te  doen,  oi  waar 
heenen  zich  te  kceren. 


CCCLXXVII  HOOFDSTUK. 

varkensvenkel. 

Nders  ook  in  het  Nccderlandfch  van  Naam,  en 

?eTmd  Vae,<e;,s-sta‘rt ■ Sr’-i. 

Vnffl /yA\-  v’»  Word  in  het  Latijn  gchceten  Peu- 
cedanum’  na  het  Griekfche  Woord 
’t  welk  Pinus,  een  Pijn  , of 
Denneboom  bctcekend,  wijl  de  Wortel 
deezer  Farkensvenkel , gelijk  ook  ’t  Zap  , een  Gom- 
achtige , Harszige  en  Pekkige  reuk  of  flank  van  zich 
geeven,  eeven  gelijk  de  Denneboomen : ook  Pl  n astel- 
lum  , en  Fosniculum  porcinum.  In  het  Hoog - 
duytfch  Haarstrang,  Schwebelwurtz  , en  Saw- 
fenchel:  inhet  Franfch  Peucldanne:  in  het  Ita - 
liaanfeh  PeuCedano. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  ver* 
veranderlijke  foorten ; te  weeten : amicrlijka 

I.  Peucedanum  vulgare  , of  gemeene  Farkens-^oon''m 
venkel.  II.  Peucedanum  majus  Italicum  , of 
Peucedanum  verum;  groot  Italiaanfch,  of  opregte 
Farkensvenkel.  Bcydc  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwtnge n 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  luch- GromJ{ 
tige,  welgemcftte  aarde : een  opene,  warme, -drooge, 
genoegzaam  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  tamelijk  veel 
Water.  Vergaan  niet  haafl,  maar  blijven  lange  jaren 
in  ’t  leeven.  Verdragen  in  deeze  Gewcften  felle  koude, 
en  alle  andere  ongclcegenthecdcn  der  Winter.  Biocyen 
jaarlijks,  doch  geeven  alleen  bij  hecte  en  zeer  goede  Zo- 
mers volkomen  rijp  Zaad  : ’t  welk  met  een  waffende  Zaail‘ 
Maan  van  November  of  Alaert  ( vermits  het  lang 
in  de  aarde  blijft  leggen  eer  men  het  ziet  opkomen) 
in  een  Pot  moet  gezayd  zijn,  ruym  een  flroobreedte 
diep. 

Niet  alleen  hier  door  konnen  ze  vermeenigvuldigd , Aanwin- 
maar  ook  aangewonnen  worden  door  hare  jongeman-  nin&- 
gcwafTcne  Mortelen;  welke  men  met  een  waffende  Maan 
in  Zpril  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

DE  Wortel  van  Farkensvenkel , of  Peucedanum,  Cal  lib.  8. 
is  warm  in  den  tweeden,  en  droog  in  den  der-  simp  ■ Me J. 
den  graad.  Het  uytgeparftte;  of  uytgevloeyde 
Zap  deezer  Plant  is  verwarmende  en  verdrogende  eeven 
zoo  als  de  Wortel. 

Het  zelve  Zap  met  Wijn  ingenomen,  of  onder  de  Rueü.  I.  j. 
Neus  gehouden , is  goed  teegens  de  grove,  taye  voch-  c 
tigheeden  der  Borjl,  het  trekken  der  Lendenen,  de  [pan-  ‘ 

ning  en  lammigheyd  der  Zeenuwen , de  beroerdheyd  der  Fudf.bift. 
Leeden,  de  pijn  der  Nieren  cn  Blaas  ; het  opjlijgen  van  Pl-c.+iü. 
de  Moeder  ; de  Slaapzieke  , zwijmeling  des  Hoofds, 
het  vallend  Euvel,  de  Kramp , en  de  Heupenpijn.  Doed 
ook  gemakkelijk  klateren:  verminderd  een  al  te  groote 
Milt;  verwekt  een  weck  Ligchaam,  en  jaagt  door  de 
Stoelgang  uyt  alle  taye  koude , en  hecte  Galachtige  voch - 
tigheyd. 

Het  zelve  Zap  in  een  week  Ey  genuttigd , is  goed  Serapio  lib. 
voor  de  Hoep,  en  de  Engborjlighcyd,  ook  voor  de  rom-  simt-  cat‘ 
meling,  krimping  en  de  winden  der  Darmen . 17 6’ 


<1 


cccLxxvm 


S 1 3 Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  814  t 


CCCLXXVIII  HOOFDSTUK. 

ZEEVENKEL. 

Nitncn.  Us  genoemd  in  het  Neederlandfch  , 

KTffcuviy  word  in  het  Latijn  geheeten  Fcem- 
JÉ  culum  Marinum  , Creta  Mari- 

flip JP  NA  > Crithmum  Marinum  : in  het 
Bloogduytfch  , MeerfencHil  .•  in  het 
Franfch  Bacille  , of  Fenoil  Ma- 
rln  : in  het  Italiaanfh  Crithamo  , Crithmo  , 
Fi  -occhio  Marino  , en  Herba  ui  San  Piero. 
Twee  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
foorien*  ^‘jzon^cre  foorten,  teweeten: 

I.  Crithmum  Marinum  sine  spinis  , of  Zee- 
venkel ronder  Doornen ; anders  van  veele  ook  genoemd 
Petroselinum  Marinum  , of  Zeepeeterzelie.  IE 
Crithmum  spinosum  , of  Zeevenkel  met  Doornen. 
Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 
Grond.  Zij  beminnen  een  goede , luchtige  , gemcene  aar- 
de , met  een  wcynig  twee-jarige  Paerdcmift,  en  veel 
zout  Zee-  of  Duynzand  doormengd  : een  openc , 
warme , wel  ter  Zon  gelcegcne  plaats  , en  matige 
Reegen. 

Hoe  waar  Blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Zijn  teedcr  van 
in  deWIn- a3rt  ’ waar  door  ze  geenzins  in  onze  Geweften  veel 
ter.  koude  vochtigheyd  of  felle  Vorfi  konnen  verdragen. 

Moeten  derhalven,  in  Potten  gezet  zijnde,  in ’t  begin 
vanO#o£erbinnens  huys  worden  gebragt,  op  een  luch- 
tige plaats , waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer 
word  gevuurd.  Ook  moet  men  haar  verre  van  den 
Oven  zetten  , vermits  ze  de  warmte  des  vuurs  zeer 
ongeerne  lijden , maar  ondertuflehen  haar  nauw  wach- 
ten voor  een  doordringende  koude.  Gedurende  degant- 
fche  Winter  heeft  men  haar  alleenlijk  met  een  wcynig 
lauw  Rcegenwater  van  onder  te  verzorgen.  Niet  voor 
in  ’t  begin  van  April  mag  men  ze  weer  buyten  brengen 
met  een  aangename  Lucht,  en  zoete  reegen.  Maar  dan 
noch  haar  zorgvuldig  wachten  , en  voorzichtig  dekken 
voor  veel  Reegen , koude  nagten',  hayrige  en  Jchrale  win- 
den, als  haar  zeer  fchadelijk  zijnde. 

Aanwin-  In  deeze  onze  Landen  geevenze  noyt  eenig  vol- 
ning‘  komen  rijp  Zaad.  Als  men  echter  ’t  zelve  uyt  andere 
Geweften  heeft  ontfangen,  word  het  met  een  wallende 
Maan  van  Apr.il  de  aarde  eens  Pots,  niet  diep  gelcgt, 
aanbevolen.  Doch  niet  alleenlijk  hier  door  worden  ze 
vermeenigvuldigd , maar  ook  door  hare  aangewaflene 
jonge  Wortelen,  welke  men  op  de  genoemde  tijd  van  de 
oude  afneemt,  en  verplant. 

Gcbruyk.  De  Bladeren , Bloemen  en  Steden  van  deeze  Zeeven- 
kel , ingelegt  en  behandeld  zijnde  gelijk  men  de  Agor- 
ken  doed,  zijn  zeer  dienftig  tot  allerley  gebraad,  en  van 
een  uytneemende  fmaak. 

KRACHTEN. 

Cal.  lib.  7.  J Eev enkel , of  Crithmum  Marinum  , is  matig, 

Simp. Me J.  jTo[  in  den  ccrften  graad,  droog  en  warm;  ook 
afvagende  van  aart , en  een  weynig  bitter  van 

fmaak. 

Diofc.  1. 2.  De  Bladeren , dc  Bloemen  en  ’t  Zaad,  de  Wortelen , 
C&oi  l i4  a^ecn  ’ °°k  tc  zanien , in  Wijn  gezoden , en  zoo  ge- 

c 14.  1 ’ geeten  > ook  daar  van  gedronken ; of  het  uytgeparftte 
Lufit.  1. 1.  Zap , of  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren , met  Wijn 
enarr.  113.  ’s  morgens  nuchteren  ingenomen,  drijft  uyt  de  Galach- 
dge  , J lijmerige  , en  ook  waterachtige  vochtigheeden  : 
breekt  de  Steen  der  Nieren  ; geneeft  dc  Druppel-  of 
Koudcpis  , en  dc  Geelzucht : verwekt  de  Maandfion- 
den  der  Vrouwen,  en  doed  gemakkelijk  Water  lojfen. 
Üurantes  Dc  Bladeren,  op  de  wijze  der  Agorken,  in  Edik  en 
fol  lèT*  Z°Ut  ’ en  ak°°  rauw , of  gezoden  , met 

Azijn  en  Oly  in  een  Salade,  of  voor  zich  zelven  alleen, 
gelijk  de  Cappers,  tot  gebraad  gegeeten,  zijn  zeer  aan- 


genaam voor  de  Maeg , de  felve  verf  erkende : verwek- 
ken eetens  lujl , openen  allerley  verjloppingen  des  Inge- 
wands,  helpen  de  geene,  welke  haar  Water  niet  konnen 
maken  : en  zijn  zeer  dienftig  voor  de  Lever  , de  Nie- 
ren, en  Milt. 


CCCLXXIX  HOOFDSTUK. 

PH  ALANGIUM. 


■ Et  deezen,  en  mijns  weetens,  geenen  Namen. 

anderen  naam  in  ’t  Neederlandfch  en 
Latijn  bekend,  en  dus  genoemd,  om 
dat  deeze  Plant  gencefd  de  beeten  der 
PhalaNGien  , of  giftige  Spinnen. 

• In  het  Hoogduytfch  Erdspinnen- 
Kraut,  in  ’t  Jtaliaanfch  Phalangio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  fes  veranderlijke  foor-  ses 
ten  bekend  geworden  , als : 

I.  Phalangium  RjyMOSUM,  of  Phalangium  wf/verander- 
Takken.  II.  Non  ramosu m , of  zonder  Takken.  I'jkc  f°or" 
III.  AllOBkOGICUM  MAJUS  FLORE  LILtACEO  AL-"”' 

BO , of  groot  Phalangium  uyt  Savoyen  met  een  witte  Le- 
lybloem.  IV.  V.rginianum  flore  cceruleo, 
of  Phalangium  uyt  Ztrginien , met  een  witte  Bloem,  ook 
van  fommigc  genoemd  Gladioias  americanus, 
of  Americaanjch  Swaardkruyd.  V.  Phalangium 
V1KGIMANUM  FLORE  A lbo, oï  Zirginiaanfch Phalan- 
gium met  een  witte  Bloem.  VI,  Phala  ngium  fi- 
st.loum,  ot  Phalangium  met  een  Bloem  als  Orgelpij- 
pen. Al  t’zamcn  zijn  zc  van  eenerley  Bouwing  en  Waar- 
neem ing. 

Zij  beminnen  een  goede  , zandige  , gemeene  , meer  Grond, 
een  gemeftte  als  ongemefte  grond  ; een  opene  , vrije, 
luchtige,  wclgeleegene  plaats,  en  veel  Water.  Werden 
van  naturen  oud.  Verdragen  felle  Zbrjl , en  allerley 
ongelegenthedetï  der  Winter.  Bloeij en  ieder  Jaar  , en 
geven  in  den  herfft  rijp  Zaad,  ’t  welk  met  een  wafTen- ZaaJ* 
dc  Maan  van  Macrt  in  een  Pot , ruym  een  ftroobreed 
diep  , word  gelegt ; hier  door  werden  ze  genoegzaam 
vermeenigvuldigd  en  aangewonnen  : doch  veel  gevoeg-  y\anwm* 
lijker  door  hare  jonge  M ortelen  , welke  men  in  Augu-  ning* 
fius  of  September , met  de  gemelde  Maan  van  de  oude 
afneemen  en  verplanten  moet. 

Het  Phalangium  Virginianun  flore  cce-Phaian- 

RULEO,  of  Phalangium  uyt  Ftrgmien  met  een  blauwe  K'um  uyt 
Bloem,  is  een  zeer  aardig  Gewas.  Krijgt  uyt  een  veel-  v*rg|n‘cn 

voudige  digt-t’zamengevoegde,  een  ftroo  dikke,  bruyn- Sluwe 
achtig-geelverwige  , Ipongieufe  , en  geen  fmaak  heb-  Bloem, 
bende  Wortel , verfcheydene  Steden  , een  voet , ook 
wel  een  vierendeel  meer  , hoog  ; ruym  een  Schrijfpen  W°rtC  * 
dik,  donkcr-groen,  geheel  rond,  van  binnen  voos  en 
vogtig  van  aart , aan  welke  eenige  weynige  Bladeren, 
nu  uyt  d’eene,  dan  uyt  d’andcre  zijde,  hol  boven  mal- 
kander gefteld , voortkoomen.  Zijn  in  gedaante  , ftcl- 
ling  en  fubftantie  die  van  het  Lely dragende  Ajfodillc,  Ge<k»anse 
feer  gelijk  , onder  gantfeh  in  ’t  ronde  de  Steel  omhel-  dcr  BladCr 
zende  ; aldaar  een  weynig  rosachtig  ; ook  door  al  de 
Bladeren  geheel  groen  geftreept  : grasgroen  van  verwe, 
altijd  hol  geutswijze  na  boven  gefteld ; wat  dik ; d’on- 
derfte  gemeenlijk  de  kleynfte  en  fmalfte,  de  bovenfte  de 
grootfte , een  vinger  breed,  een  geheele  hand  lang,  ag- 
tcr  op’tbreedftc,  en  voor  gantfeh  fpits  toegaande  , ook 
aldaar  twee  of  drie  digt  en  platagtig  by  malkander  ge- 
fteld. 

Uyt  welker  midden-pnnr , en  bovenfte  der  Steden  , Gertalte 
thien  , dikwils  veerthien  , en  noch  meerder  taamlijk-  der  liloc- 
dikke  knoppen  voortfehieten , groen  van  verwe  , en  op  mcQ’ 
de  punt  wat  purpuragtig.  Alsnud'eene  na  d’anderopcn 
gaan,  vertoonen  zig  fchoone,  donker-blauwe Bloemen, 
hangende  aan  purpure  Steelt jens  neerwaarts  gebogen : 
zijn  driehoekig  , doch  vlak  : beftaan  uyt  drie  breede , 
groote  , Yoor  rond-plat  toegaande  Bladeren.  Hebben 


* *ï 


Phalancium.  Muysoor.  Lëeuwekrlad. 


8 i<S 


Aanwin- 

ning. 


Phalan- 
gium uyt 
Virginien 
met  een 
witte 
Bloem. 


Phalan- 
gium  met 
Pijpjcns. 


inwendig  zeeven  uyt  den  purpuren  blauwe  en  zeer  ruy- 
ge  opftaande  Draadjens  , boven  voorzien  met  gcele 
Knopjcns.  Als  ze  cenigc  weynige  dagen  hebben  open- 
gedaan, vergaan  ze,  en  vallen  ter  aarden  neer.  Zelden 
laten  ze  in  onze  Ge  weden  cenig  volkomen  rijp  Zaad 
achter,  ten  zij  met  gantfeh  warme  Zomers , en  op  een 
zeer  wel  ter  Zon  gelcegene  plaats  daande ; ook  dikmaal 
met  water  begoten  zijnde. 

Eevenwel  kan  deeze  foort , gelijk  de  andere , ge- 
noegzaam aangewonnen  en  vermeentgvuldigd  worden 
door  hare  Wortelen. 

Het  Phalangium  Virginianum  flore  albo, 
of  Phalangium  uyt  Virginien  met  een  witte  Bloem , is 
in  alles  de  voorige  foort  gelijk  , behalven  dat  de  Bloem 
fpierwit  is.  Ook  bedaande  uyt  niet  meer  dan  drie  Bla- 
deren; en  defgelijk  inwendig  houdende  zeeven  opftaan- 
de Draadjens  , doch  wit , boven  voorzien  met  geele 
Knopjcns , maar  onder  zeer  aardig  met  een  purpure 
ruygheyd. 

Het  Phalangium  Fistulosum,  of  Phalangium 
met  Pijpjcns,  is  de  teederdc  foort  van  alle.  Verlied  , 
buyten  daande,  al  dikmaal  door  derke  Vorft  ’t  leeven. 
Is  derhalvcn  geraadzaam  , dat  men  van  dit  dag  altijd  in 
de  Winter  iets  binnens  huys  bewaard , op  een  goede 
luchtige  plaats;  waar  in  niet  als  bij  vriezend  Heer  ge- 
vuurd word;  om  niet  eens  onverwagt  te  cencmaal  van 
dit  Gewas  beroofd  te  blijven. 

KRACHTEN. 

Galm.  lib-  I \Halangium  is  verdrogende  van  aart;  fijn,  of  dun 
Simp.  8.  I-'  van  deden. 

Diofc.l.  3.  De  Bladeren,  Bloemen,  of  wel ’t  Zaad,  ge- 

P/I».2/.  17.  droogd,  gepulverifeert;  of  ook  ’t  uytgepardtc  Zap  der 
c.  11.  Bladeren,  met  Wijn  gedronken,  verzacht  de  fmerten 
des  Buyks;  verdrijft  de  krimping  en  rommeling  der  Dar- 
men; geneed  ook  de  fteeken  en  beet  en  der  Slangen,  en 
anderer  giftige  Dieren. 


CCCLXXX  HOOFDSTUK. 

MUYSOOR. 

Ord  in  het  Neederlandfch  niet  alleen 
dus , maar  ook  van  zommige  Na- 
gelkruyd  genoemd  : in  het  Latijn 
PlLOSELLA  , of  ook  AuRICULA 
1 MURis:  in  het  Hoogduyt/ch  Nagel- 
kraut:  in  het  Franfch  Piloselle, 
Oreille  de  Rat,  of  de  Souris:  in  'x.  Italiaan fch 
Pelosella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  onderfcheydene 
foorten  bekend ; namentlijk: 

I.  PlLOSELLA  VULGARIS  MAJOR,  of  groote  Mujs- 
oor.  II.  Minor  siliquosa,  of  kleyne  Muysoor  met 
Zaadpeultjens.  III.  Pilosella  umbellata  , of 
Muysoor  met  een  Kroon , of  met  een  ronde  Kroons-wijze 
gefielde  Bloem.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwinge n 
Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  gemeene,flegte, 
zandige , en  met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemid 
doormengdc  grond : een  wel  ter  Zon  geleegene  plaats, 
en  matige  vochtigheyd.  Verdragen  tamelijk  wel  de 
koude  der  Winter.  Blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven  : 
geeven  dikmaal ; inzonderheyd  bij  drooge  Zomers , 
volkomen  rijp  Zaad  ; ’t  welk  , ter  oorzaak  van  zijne 
lichtigheyd  , lichtelijk  van  de*  Wind  word  wcchge- 
dreeven.  Het  zelve  word  in  Maert  met  een  wadende 
Maan  in  de  aarde  gelegt.  Hier  door  konnen  ze  genoeg- 
zaam aangewennen  en  vermeenigvuldigd  worden  : Maar 
dan  ook  noch  door  hare  aangegroeyde  jongen,  op  de 
zelve  tijd  van  de  oude  afgenomen , en  verplant. 

Het  Pilosella  umbellata  , of  Aluysoor  met  een 


Drie  on- 
dcrfchcy- 
dene  foor- 


Aanwin- 

ning. 


Muysoor 


Kroon  , vrieft , weegens  hare  teederheyd  , zomtijds  , meteen 
buyten  ftaande,  in  de  H int  er  wel  dood.  Is  derhalven  ^ro  °n. 
.geraadzaam  , altijd  iets  van  deeze  foort  in  dien  tijd  bin- 
nens huys  te  bewaren  , voorzien  en  onderhouden  met 
zeer  weynige  vochtigheyd  , zoo  blijft  ze  onfeylbaar- 
lijk  in  ’t  leeven;  en  dus  zal  men  zich,  door  een  quaad 
toeval  ontrent  de  buyten  ftaande,  niet  te  eer.emaal  van 
dit  Gewas  beroofd  bevinden. 

Het  Pilosella  minor  siLKiyosA  » of  kleyn  Kleyn 
Muysoor  met  Zaadpeultjens,  blijft  niet  langer  daiï-eene  Muyzen- 
Zomer  in  ’t  leeven.  Word  derhalven  in  ieder  Voorjaar, 
met  een  wadende  Maan  van  Maert,  op  nieuws , niet jens/ 
diep,  gezayd.  Komt  ook  , ter  plaats  daar  het  ftaat , 
door  het  neergevallene  Zaad  dikmaal  van  zelfs  genoeg 
voort.  Geeft  in  de  Zomer  weer  rijp  Zaad ; en  ver- 
gaat daar  mee. 


KRACHTEN. 


M 


Vysoor , of  Pilofella  , is  verdrogende  in  den  Galen.  lil. 
tweeden , en  verwarmende  in  den  eerften  graad;  Med.Stmp. 
ook  te  zamentrekkende  van  aart , en  fijn  van 

deden. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of ’t  Poe-  Durantet 
der  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  ingenomen,  ver-  hifi.  Plant, 
weekt  een  verftopt  Ligchaam : ftild  de  'Bloedgang,  en  de  camerar. 
onnatuurlijke  Vloeden  der  Vrouwen.  Is  goed  voor  het  l.x.  c.i\6. 
Graveel  en  de  Steen  : voor  de  geene  die  inwendig  Ge- 
brooken  of  Gefcheurd  zijn  : voor  die  Bloed  opgeeven 
voor  de  Leevcr zuchtige : voor  roode  en  lopende  Oogen. 

Verklaard  ook  het  Gezicht ; en  geneeft  de  Huyg , als 
men’er  mee  gorgeld. 

Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  op  de  Wonden 
geftrooyd , heeld  de  zelve. 

Als  men  een  Mes,  gloeyende gemaakt,  dikmaal fteekt  D>htl  l ■ «- 
in  ’t  Water,  waar  in  deeze  Plant  is  gekookt,  zoo  word-^-^6*' 
het  zoo  hard,  dat  men 'er  Tzer  en  Steen  mee  kan  door- 
lnijden,  of  doorhouwen,  zonder  daar  door  ftomp,  bor, 
of  fchardig  te  worden. 


CCCLXXXI  HOOFDSTUK. 

LEEUWENBLAD. 

An  ieder  in  het  Neederlandfch  dus  ge-  Namen, 
noemd  : in  het  Latijn , ook  in  het 
Cm>£yc/.!  Leontopetalon.  Maar  zou 
ook,  mijns  oordeels,  in  ’t  Latijn  mo- 
gen geheeten  worden  Fumaria  ma- 
xima bulbosa  Cretica  , en  in  het 
Neederlandfch  Aldercrootste  Holwortel  van 
Candia.  Aldergrootfte Holwortel,  weegens  hare  groo- 
te  gelijkheyd  met  de  zelve ; en  van  Candien,  om  dar  ze 
op  dit  Eyland  van  naturen  groeyd.  De  Italianen  noe- 
men ze  Leontopetalo. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  bezienswaardige  Twee  be- 
veranderlijke  foorten  bekend,  als:  ziens- 

I.  Leontopetalon  siLiQyosuM  Creticum,  of  fooneüf5 
Leontopetalon  uyt  Candien  met  Zaadpeultjens.  II.  Leon- 
topetalon CAPITATUM  Americanum  , of  Leon- 
topetalon met  Zaadbolletjens  uyt  America.  Beyde  zijn  ze 
van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

De  laatft-genoemde  foort  heeft , aan  veel  langer  Leontope* 
Steelt jens  als  die  van  de  andere  , kleyne  roodachtigc  ^,on  U’c 
Bloemt jens,  zittende,  gelijk  die  van  de  ecrft-gemelde , menC3' 
in  een  Stars-wijze  gedaante.  Beftaan  uyt  zes , ook  Knoppen, 
uyt  vijf,  kleyne  , voor  fpits  toegaande  'Bladert jens  : Bloemen, 
welke  afvallende , gevolgd  worden  van  veele  aardige 
ronde , tamelijk  groote  Knopjens , welke  boven  een 
weynig  ftompachtig-fpits  , op  de  wijze  van  de  Aard- 
beziën , toegaan  ; gefteld  op  lange  , dunne  Steelt  jens  , 
die  haren  oorfprong  hebben  genomen  uyt  een  in  ’t  mid- 
den regt-opfehietende  ronde  en  tcedcre  Steel,  ontrent 
Fff  een 


lila  J eren. 


Wortel. 


Grond. 


Hoedanig 
inde  Win- 
ter waar 
te  nemen. 


Bloemen, 
noyt  hier 
Zaad. 


Waarnee- 
ming  der 
Bollen. 


Gal.  lib.  7. 
Simp.Med. 
Diofc.  I.  3 
c.110. 


Verfchey- 
de  namen 


817  Beschryving  der  Kruyden,  Bollek  en  Bloemen  , III  Boek  , 8t 


een  voet  hoog;  Zijnde  eerfl  groen,  maar  worden  na^ 
derhand  bleck-rood , als  ze  een  tijd  lang  hebben  ge- 
flaan.  Zijn  ook  voorzien  met  veele  over  en  weer 
over,  regt-oplopcndc  bruyn-verwige  Streep jensi 

TufTchen  decze  en  de  cerfl-gemelde  Leontopeta- 
toN  word  ook  een  genoegzame  ongelijkheyd  gezien  , 
zoo  wel  in  dc  ftelling  der  Bladeren  ( welke  tamelijk 
breed;  donker-grocn-verwig,  en  in  twee,  drie,  ook 
meerder  deden  gefchcydcn  zijn,  op  de  manier  der  Peo- 
uie-bladeren  ; voor  flomp  , of  rondachtig  toegaande  ; 
voorzien  met  nauwelijks  zichtbare  aderen-,  maar  daar 
teegens  in  ’t  midden  begaaft  met  een  rugs-wij^e  gefiel- 
de hoogte : die  ook  hoger  opfehieten  als  die  van  de  an- 
dere) als  in  dc  verandering  des  Wortels ; welke  niet  zoo 
liegt , noch  zoo  bruyn  ( cevenwel  ook  Knobbelachtig) , 
maar  Roosachtig  is,  en  als  uyt  verfcheydene  deden  en 
Schubbetjens  beftaande. 

Zij  beminnen  beyde  een  goede,  gemeene,  zandige 
aarde,  met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemifl,  en  het 
Mol  der  verrotte  Boombladeren  doormengt : een  luch- 
tige, warme,  wel  ter  Zon  gdeegene  plaats,  en  niet  te 
veel  Water. 

Zijn  teeder  van  aart,  echter  lang-leevende.  Konnen 
in  deeze  onze  Geweften  geen  flcrke  Winden , koude 
Hcrfftreegenen , noch  eenige  Korft  verdragen.  Moeten 
derhalven  , in  Potten  gefield  zijnde,  in  ’t  laatfle  van 
September , of  ’t  begin  van  Oktober  ten  langflen  , de 
aarde  boven  droog  zijnde , binnens  huys  worden  ge- 
zet op  een  luchtige  plaats , waar  in  niet  als  bij  vrie- 
zend Weer  word  gevuurd:  gedurende  de  Winter  voor- 
zien met  flegts  een  weynig  lauw  Reegcnwater  van 
onder ; en  niet  weer  buytcn  gebragt  voor  in  ’t  be- 
gin van  April,  met  een  zachte  Lucht  en  aangename 
Reegen  : dan  noch  eevenwel  zorgvuldig  gewagt  en 
gedekt  voor  koude  nachten , hayrige  en  fchrale  O ofte*  of 
Noorde-windcn. 

Zij  geeven  in  onze  Landen  (niet  altijd,  maar  alleen 
bij  goede  Zomers)  Bloemen-,  doch  noyt  volkomen  rijp 
Zaad.  Verliezen  ook  ieder  jaar,  in  ’t  laatfle  van  Ju- 
nitts  en  begin  van  Julius , hare  Bladeren  : welke  men 
in  ’t  begin  van  Maert  weer  voor  den  dag  ziet  komen 
uyt  hare  ronde  Bol. 

Wanneer  het  Loof  en  de  Steelen  vergaan  zijn,  moet 
men  deeze  Bollen  wel  droog  houden,  en  gantfeh  zorg- 
vuldig voor  te  veel  Water  bewaren.  Anders  zouden  ze 
zeer  lichtelijk  komen  te  verrotten  ; gelijk  mij  zelfs , 
van  huys  zijnde,  gebeurd  is,  door  dc  onachtzaam heyd 
van  mijnen  Hovenier.  Moeten  derhalven,  opgenomen 
zijnde,  tot  in  Oktober,  of  ’t  laatfle  van  September , in 
droog  zand  gelegt,  en  met  een  volle  Maan  weer  in  Pot- 
ten , gevuld  met  de  voorbefchreevenc  aarde,  gezet, 
ook  tcrflond  binnens  huys  gebragt  worden  ; ten  wa- 
re daar  noch  een  aangename  Reegen  mogt  komen  te 
vallen. 

KRACHTEN. 

L Eeuwenblad , of  Leontopeta/on,  is  verdrogende  , 
verwarmende,  verteerende  van  aart,  tot  in  den 
derden  graad. 

Het  Poeder  der  gedroogde  Wortelen  met  Wijn  in- 
genomen , verlicht  zeer  haafl  de  fmerten  van  de  bee- 
ten  der  Adderen , Slangen , of  diergelijk c giftige  Dieren-, 
en  geneeflze. 


CCCLXXXII  HOOFDSTUK. 

TURKSCHE  BOONEN. 

En  welbekende,  voedzame,  van  veele  zeer 
begeerde  Vrucht  ; inzonderheyd  noch 
1 2 groen  met  hare  jonge  Schel  afgefneeden  , 

flXvïvj gekookt, geflooft, en  dan  gegecten.  Word 


ook  van  zommige  in  het  Neederlandfch  wel  Room- 
sche  boon  genoemt : in  het  Latten  Phaseolus  , 

Faba  turcica,  of  Romana;  en  Smilax  horten- 
sis  : in  het  Hoogduytfch  Whlsche  bone  ; Steig- 
bone  (en  dus  ook  in ’t  Neederlandfch  Klim-boon)j 
Garten-faselen,  en  Turkisch  bone:  in  'tFranfch 
Faseoles,  of  Phaseoles:  in  het  Italiaanfch  Faggi- 
volï , Fagivoli,  Faseli,  of  Fasciou. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  veele  beziens-  VceIc 
waardige  foorten  , zoo  wel  in  deeze  onze  Geweflcn  , bezien 
als  in  verre  afgeleegene  heete  Landen  voortkomende  : waardige 
van  welke  eenige  zelden  in  onze  Provinciën  hare  volmaak- foortcni 
te  rijpheyd  genieten.  Zullen  derhalven  hier  alleen  eert 
weynig  fprecken  van  vijf  bijzondere  foorten  deezerBoo- 
ncn , die  bij  ons , onaangezien  onze  koude  Weereld- 
flreck , tot  hare  volkomentheyd  geraken : 

I.  Phaseolus  major  Turcicus  fructu  albo;  van  wen* 
of  groote  -witte  Turkfche  boon.  II.  Major  fructu  hier 
variegato  , of  groote  Turkfche  boon  met  een  ge  cou- 
leurde , of  bonte  Vrucht.  III.  Turcicus  minor 
fructu  rubro  , of  kleyne  Turkfche  boon  met  een  roo- 
de  Vrucht,  zijnde  nier  alleen  voldragende,  maar  ook 
de  delicaatfle  van  alle:  hebbende  een  Schel,  die  niet,  of 
zelden,  hard,  tay,  dradig,  of  flokkig  word , al  heeft 
ze  fchoon  hare  groenheyd  verloren,  en  dat  ze  alreeds 
bleek-wit  is  geworden.  Dan  zijn  ook  de  volkomene  vijfderley 
Boontjens  zoo  bequaam  en  fmaaklijk,  ja  aangenamer,  worden 
als  andere,  die  noch  klcyn,  of  half  volwaffen  zijn.  IV. 
Phaseolus  minor  Turcicus  fructu  albo  mi- 
nore , of  kleyne -witte  Turkfche  boon , weegens  hare 
rondheyd  van  veele  Turkfche  erwete  geheeten.  V. 
Phaseolus  Americanus  niger  flore  phceni- 
CEO,  of  zswarte  Americaanfche  boon,  met  een  als  bran- 
dend-roode  zeer  fchoone  verwe  , gantfeh  bevallig  voor 
’t  Gezicht;  van  veele  genoemd  Pietheyns-boonen, 
om  dat  de  Admiraal  Pieter  Heyn,  als  hij  in  ’t  jaar 
1 628.  dc  Spaanfche  'Zilver-Vloot  had  veroverd,  de 
zelve  eerfl  uyt  America  in  deeze  Landen  heeft  ge- 
bragt. Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwtng  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede , luchtige , op  nieuws  om-  Grond, 
gefmeetene , niet  alleen  met  oude  twee-jarige , maar 
ook  met  varlïche  noch  warme  Paerdemifl  wel  vóór- 
ziene grond;  want  deeze  doed,  door  hare  natuurlij- 
ke warmte , de  Boonen  wel  voortkomen  , en  zeer 
hoog  opfehieten:  een  luchtige,  warme,  wel  ter  Zon 
gelcegene  plaats;  en  in  ’t  eerfl  weynig,  maar  daar  na 
veel  Water. 

Blijven  niet  meer  dan  eene  Zomer  in ’t  leeven,  en  Vrucht/ 
geeven  in  den  Herfft  een  rijpe  Vrucht , welke  men  in 
hare  Schel  aan  de  Struykj  of  zoo  dc  tijd , door  re  veel 
reegen,  zulks  niet  wil  toelaten,  afgenomen  zijnde  als  ze 
hare  groenheyd  heeft  verloren  , op  een  luchtige  plaats 
binnens  huys,  Iaat  droog  worden. 

Als  men  deeze  Vrucht  met  de  Schel , noch  groen  , Waar- 
wil  gebruyken  , moet  men  de  zelve  met  de  Handen  af-  ^hou- 
breeken  , zonder  met  een  Mes  daar  aan  te  raken , ver-  Wlng‘ 
mits  men  ondervonden  heeft,  dat  het  T*er  aand c Plant 
zelfs  zeer  fchadelijk  is. 

Deeze  Gewajfen  zijn  teeder  van  aart,  en  vergaan  ieder  Zaying  en 
jaar  door  een  kleyne  Rijp , of  van  zelfs.  Moeten  der-  aanwin- 
halven  elk  Voorjaar,  niet  eerder  als  een  dag  drie  of  vier  nin?,hoc* 
voor  May,  met  een  afgaande  Maan,  weer  op  nieuws dan's 
de  aarde  aanbevolen  worden  ; nauwelijks  een  vinger- 
breed diep  gefloken , en  met  haar  Lapje  omlaag,  op 
dat  de  daar  uyt  voortkomende  Wortel  te  bcquamer  neer- 
waarts fchieten , en  de  Boon  zelfs  dies  te  lichter  uyt  de 
aarde  opkomen  mogt.  Op  dat  dit  te  haafliger  , en  ’t 
wallen  te  voorfpoediger  mogt  toegaan  , laat  men  ge- 
meenelijk de  Boonen,  welke  men  infleeken  wil,  twee 
dagen  te  vooren  in  Water  weyken.  Deezer-wijs  kon- 
nen ze  ieder  jaar  overvloedig  worden  vermeenigvul- 
dtgd. 

Alzoo  dit  teeder  Gewas  ’t  vermogen  niet  heeft , Bijfteking 


o 


819  TuRKsfcHË  E00NEN.  Canarizaad.  Muyzenkoörn.  Ydele  Haver.  810 


Tin  ftok-  van  zich  zelfs  opwaarts  te  verheffen , zoo  zou  het  langs 
ken.  de  aarde  heenen  kruypen  ; ter  dier  oorzaak  weynig 
Vruchten  dragen  , en  de  zelve  noch  meeft  verrotten. 
Men  moet’er  derhalven  hooge  fiokjten,  of  fparren  van 
twaalf  of  veertien  voeten  bij-fteeken,  zulker-wijs,  dat 
vijf  of  zes  der  ingeftokene  Boonen  langs  ieder  van  de 
zelve  konnen  opklimmen.  Veele  fteeken  deeze  flokjpen, 
te  gelijk  met  de  inlegging  der  Boonen  , in  de  aarde;  en 
dan  acht  of  tien  Boonen  aan  elke  Jlok_,  wijl  ze  niet  al 
te  zamen  opkomen. 

Zwarte  De  Phaseolus  niger  Americanus  flore  PHee- 
AmCfh  NICEO  > of  zwarte  Americaanfche  boon , met  een  hoog- 
boonC  e"  roo^e  'Bloem,  wil  geerne  gefield  zijn  teegens  een  Muur, 
of  Heyning,  vermits  ze  groote  hitte  begeerd.  Geeft 
anders  altijd  geen  volkomen-rijpe  Vrucht ; inzonder- 
hcyd  niet  in  reegenachtige  Zomers : zoo  dat  men  ze 
dikmaal  , noch  groen  zijnde,  moet  afplukken,  en 
binnens  huys  ophangen  , om  daar  langzaam  te  mo- 
gen droogen, 

KRACHTEN. 

Aart.  ^ | ^Urkfche  boonen  , of  Phafeoli  Turcici , zijn  een 
I weynig,  of  in  den  eerften  graad  warm , en  voch- 
"*•  tig  van  aart. 

Lufit.  l.i.  Groen  zijnde,  met  de  Schel;  of  buyten  de  zelve 
‘liïofï  'l°i  §ek°°kt,  cn  met  Peeterzelie  geftooft,  geeven  een  aan- 
t.iyi.  gename  kofl  voor  elk;  cn  ook  goed  vocdzel  aan  het 
Ligchaam : maken  een  weeks  Buyk drijven  het  water 
uyt  de  'Blaas  af,  verwekken  lufi  om  bij  te  Jlapenj  cn  ver- 
fterken  de  Maag. 

De  groene  Boonen , of  de  Schellen,  ecr’er  noch  Boo- 
nen in  zijn  gegrocyd,  worden  van  veele  ingelcgt,  datis, 
in  Pekel,  of  in  Edik  en  Zout  bewaard.  Dan  in  de  Win- 
ter met  gedroogde  Peterzelie  geftooft , cn  voor  een  ge- 
zonde fpijs  op  Tafel  gezet. 

Durantes  Rauw  gegeeten , doen  ze  brakenden  hebben  dan  geen 
kift.  Plant.  aangename  fmaak. 

/» • '791  ]}e  Bloemen,  of  de  Boonen  zelfs,  gediftilleert,  en 

zich  daar  mee  gewaflehen , reynigen  ’t  Aangezicht , en 
maken  een  zuyver  vel. 


CCCLXXXill  HOOFDSTUK. 

CANARIZAAD. 


en  voorts  goede  acht  op  de  zelve  neemt.  Deezcr-wijs 
kan  men  deeze  foort  bequaam  genoeg  aanwmnen  en  ver- 
meenigvuldigen. 

KRACHTEN. 

HEt  Zap,  uyt  Canari zaad,  of  Phalaris,  geparft  j Galen. I.  8. 
of  het  geftotene  Zaad  (zijnde  een  weynig  warm  Simp.MeJ. 
van  aart)  met  Wijn  ingenorhen,  verdrijfd  de  fi’fi.Tunt. 
fmerten , en  de  verftoptheyd  van  de  Blaas.  Is  daaren-  f0i.  3/4. 
boven  goed  teegens  ’t  Graveel. 

Het  zelve  Zaad  verftrekt  ook  de  Canari-vogelen  tot 
een  voedzame  haar  dienftige  fpijs; 


CCCLXXXIV  HOOFDSTUK. 

MUYZENKOORN. 

Iet  alleen  dus  in  ’t  Neederlandfch , maar  Namen, 
ook  van  veele  Rooden  Dolik  ge- 
noemd. In  ’t  Latijn  geheeten  Phcc- 
nix,  Lolium  rurhum,  Hordeum 
Murinum  , en  Triticum  Muri- 
num: in  het  Hoogduytfch  Bintzén* 
helmer,  of  ook  Waltrohr  : in  ’t  Franfch  Yvraye 
sauvage;  cn  in  ’t  Jtaliaanfch  Phenice,  of  ook  G10- 

GLIO  SALVATICO. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee 
bijzondere  foorten ; te  weeten : fooricö”6 

I.  Dit  nu  gemelde  gemeene  Phccnix  , of  Aduyz,c- 
koorn.  II.  Phccnix  alata  Lusitanica,  o ï Muyze* 
koorn  met  Vleugelen  uyt  Portugal.  Bcyde  zijn  ze  van 
eenerley  Bouwing  en  Waarnecming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  luchtige  , Grond, 
zandige,  welgemcftte  grond:  een  opene , yrije , be- 
quaam gelcegene  plaats,  en  weynig  vochtigheyd. 

Worden  niet  oud,  maar  blijven  alleenlijk  eene  Zo-  Aanwin- 
mcr  in  ’t  leeven.  Geeven  in  den  Plerfjl  volkomen  rijp  ning. 
Zaad , en  vergaan  dan  van  zelfs,  of  door  een  koude 
Rijp.  Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  waf-» 
fende  Maan  vati  April  of  Aiaert ; weer  op  nieuws,  niet 
diep,  gezayd  zijn.  Alleen  hier  door  konnen  ze  ver- 
nieuwd en  vermeenigvuldigd  worden; 

KRACHTEN. 


Namen, en 
öorfprong. 


Grot\d. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Us  in  het  Neederlandfch  genoemd  * 
" ~ ftom  dat  ^et  voorti)ds>  te  zamen  fnct 
1'  wel -zin  gen  de  Canari-vogelrjens , wel- 


K-J  |i  kc  dit  Zaad  tot  hare  fpijs  gebruy- 
fj  ken  , uyt  de  Canari fche  Ey landen  in 
p deeze  onze  Gcweften  is  gebragt;  W ord 
in  het  Latijn  geheeten  Phalaris  : in 
het  Hoogduytfch  Canarienkraut:  en  in  'tltaliaanfch 
FaLLARIDE,  ofFALARI. 

Deeze  Plant  bemind  van  naturen  een  goede,  zan- 
dige, luchtige,  en  met  twee-jarige  Paerdemift  welge- 
meftte  grond:  een  opene,  warme,  bequaam  ter  Zon 
gelcegene  plaats , voor  alle  koude  Noorde-winden  ge- 
noegzaam befehut , cn  weynig  Rcegen.  Blijft  niet 
langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven  : geeft,  laat  in  den 
Herffi , rijp  Zaad,  doch  bij  flegte  jaren  niet  volkomen; 
cn  fterft  dan  van  zelfs,  of  door  een  fchielijk-overvallen- 
de  Rijp  of  Vorjl, 

Moet  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  wafïende 
Maan  van  Adaert  of  April , na  geleegentheyd  van  de 
bequaamheyd  of  onbequaamheyd  des  tijds,  op  nieuws 
weer  gezayd  worden , niet  boven  een  ftroobreedte  diep, 
in  een  varfch-omgeworpene  en  gemeftte  aarde,  warm 
ter  Zon  ftaande;  zoo  word  het  dies  te  eerder  en  te  bee- 
ter  rijp:  inzonderheyd,  wanneer  men  de  opgekomene 
Planten  voor  de  koude  nagten  des  Voorjaar s , ook  voor 
hayrige  en  fchralt  winden , met  ftroo  een  weynig  dekt, 


MVyzekoorn,  of  Phccnix  , gefloten,  gepulveri-*  Loit\  /_  (- 
feert,  en  met  witte  Wijn  ingenomen,  verwekt  fol.  44. 
der  Vrouwen  Adaandftondcn : doch  met  roode  Diof  - /-4- 
Wijn  gebruykt,  doedze  de  zelve  ophouden  , volgens  ’t  c'43' 
getuygenis  van  Dioscorides.  Stild  daarenboven  de 
Euykloop,  cn  het  al  te  veel  hl  dieren, 


CCCLXXXV  HOOFDSTUK. 

ydele  haver. 

N het  Neederlandfch  dus  genoemd.  Namen, 
In  het  Latijn  geheeten  Bromus  her- 
ba:  Bromos  sterilis  , Festucago 
gaz je  , .ZEgilops  altera  Mat- 
thioli,  cn  Phccnix  quorundam: 
in  het  Franfch  Averon  ; en  in  ’t  Ito- 
liaanfeh  Egilopa,  en  Orzo  salvatico. 

Zij  bemind  een  goede,  gemeene,  luchtige,  gemeft-  Grond, 
te,  en  ongemeftte  grond : zoo  wel  een  vrije,  wel  ter 
Zon  geleegene , als  een  donkere  of  fchaduwaehtige 
plaats.  Kan,  uyt  eygener  aart,  weynig  Water  verdra- 
gen. Blijftniet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven,  en  ver- 
gaat teegens  de  Wtnter. 

Als  men  ’t  Zaad  van  deeze  Plant  met  een  wallende  Aanwln- 
Maan  in  Maert , niet  diep  gelegt,  aan  de  aarde  beveeld,  ning. 

Fff  i zoo 


o 


Aart. 


Gal.  lib.6. 
Simp- 


Matth.  ƒ.4. 
c.134. 


Namen. 


Wat  voor 
een  Plant. 


Twee  bij- 
zondere 
Poorten. 


Grond. 


Hoe  te  be- 
waren. 


Kleyn 
Berg- wit 
Wollc- 
kruyd. 


Bladeren. 


811  Bêschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III Boek,  8ü 


200  geeft  ze  teegens , of  in  den  Herfft , volkomen  rijp 
Zaad , en  verderft  dan  van  zelfs.  Doch  het  later  ge- 
zayde  , of  ’t  geen  van  zelfs  voortkomt  van  het  uytge- 
vallene  Zaad  (’t  welk  dikmaal  gefchied)  blijft  zonder 
cenige  fc h ad e of  oDgeleegentheyd  de  Winter  over.  Blocyd 
dan  in  de  tweede  volgende  Zomer , en  krijgt  tijdelijk  hare 
regte  volkomentheyd. 

KRACHTEN. 

YDele  Haver , of  Bromus  herba , is  matig,  of  in 
den  eerden  graad  warm  en  droog;  ook  verteeren- 
de  en  te  zamentrekkende  van  aart. 

De  Bladeren  gefloten,  met  Meel  vermengt,  en  van 
buyten  opgelegt,  verdrijft  en  geneed  de  hardigheyd  van 
de  holle  Zeeren  , komende  aan  de  hoeken  der  Uogen  ; 
welke  men  zsFgilopes  noemd. 

Het  uytgeparfltc  Zap  met  een  weynig  Zuyker  of 
Honig  vermengt,  en  dus  genuttigd,  is  goed  teegens 
den  Hoeft. 


CCCLXXXVI  HOOFDSTUK. 

P H L O M O S. 

Ord  > mijns  weetens  noch  in  ’t  Latijn 
noch  in  het  Neederlandfcb  , met  een 
anderen  als  dcezen  naam  genoemd  ; 
doch  in  het  Iraliaanfch  geheeten 

js  een  p[ant } gefteld  tufïchen  het 
Verbascum  , of  Wollekruyd,  en  Lychnis  , of  Je- 
netteken , anders  Chriftns  Oog  : ter  dier  oorzaak  van 
zommige  ook  wel  genoemt  Wit  Wollekruyd. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  bijzondere  foor- 
ten  bekend  geworden ; te  weeten : 

I.  Phlomos  flore  luteo  parvo  , of  Phlomos 
met  een  kjeyne  gcele  Bloem  ; anders  Verbascum 
Montanum  minus,  kleyn  Bcrg-H  'ollehrnyd ; welke 
naamdeeze  foort,  mijns  oordeels,  met  regt  mag  voeren. 
II.  Phlomos  Lychnitis  Clusii  fiore  luteo  ma- 
gno,  of  Phlomos  met  Bladeren , op  de  manier  van  Je- 
nettekens,  met  een  groote  geele  Bloem.  Bcyde  zijn  ze 
van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemccne,  zandige  aarde, 
met  een  weynig  klcyn-gcfloten  Stcen-gruys;  en  twee- 
jarige Paerdemid  doormengt:  een  openc,  vrije,  war- 
me, luchtige,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  matige 
vochtighcyd.  Blijven  zelden  langer  dan  drie  jaren  in 
’t  leeven.  Worden  lichtelijk,  door  te  veel  koude  Herffi- 
reegenen,  of  door  een  langdurige,  of  felle  Korft,  buy- 
ten flaande,  befchadigd,  en  wechgenomen. 

Is  derhalven  geraadzaam , dat  men  van  elke  foort  een 
Plant  met  een  wadende  Maan  in  een  Pot  field,  en  de 
zelve  , gedurende  de  Winter  , binnens  huys , op  een 
luchtige  plaats,  droog  bewaard.  Niet  voor  in ’t  laatfle 
van  Alaert,  of ’t  begin  van  April,  mag  men  ze  weer 
buyten  brengen , met  een  zoete  Rcegen. 

Zij  bloeyen  in  de  tweed.  Zomer  , en  geeven  vol- 
komen rijp  Zaad  in  deeze  koude  Landen : ’t  welk  met 
een  waflendc  Maan  van  Zpril , niet  boven  een  flroo- 
breedte  diep,  weer  in  de  aarde  word  gelegt.  Alleenlijk 
hier  door  konnenze,  zoo  in  andere  als  in  deeze  Landen, 
vermecnigvuldigd  worden. 

Het  Verbascum  Montanum  minus  , of  kleyn 
Berg  wit  Wollekruyd , anders  Phlomos  flore  lu- 
teo parvo  , of  Phlomos  vs et  een  kjeyne  geele  Bloem  , 
groeyd  van  naturen,  uyt  een  teedere  Wortel,  twee  voe- 
ten , of  daar  ontrent  hoog.  Krijgt  aan  hare  Scheut jens 
rondachtige  Bladeren,  niet  groot,  ontrent  eene  vinger 
breed,  inwendig  groen -verwig;  met  een  grijze  rujge 
wolligheyd  boven  bekleed , maar  onder  veel  witter:  dik- 
achtig van  aart , inwendig  met  veele  ruygachtige  en  ter 


nauwer  nood  zichtbare  Zderen,  ook  metYkeyne  gezaag- 
de randen  voorzien. 

Uyt  der  zclver  voorde  Hert  fchieten  ronde  Steden  Steden, 
voort ; tay  en  buygzaam  van  aart ; boven  gemeenelijk 
een  weynig  gekromd  ; gantfeh  wit-ruyg , en  met  veele 
Bladeren  tot  boven  toe  bekleed;  wat  langwerpiger  als 
de  onderde,  doch  in  ’t  opperde  der  Steelen  weer  ron- 
der ; aan  bcyde  de  zijden  regt  teegens  over  malkander 
zittende  : ook  in  ’t  midden  de  Steelen  omhelzende. 
TufTchen  welke  rondom  de  Steel  langwerpige  , kleyne 
en  gebladerde  ruyge  Huys  jens  te  voorfchijn  komen  ; 
waar  uyt  kleyne  geele  Bloemt  jens  fpruyten.  Als  ze  eyn-  Bloemen, 
delijk  in  haar  zelven  vergaan  zijn  , laten  ze  een  langwer- 
pig, kleyn,  en  zwart  gehoekt  Zaadje  na.  Zaad. 

KRACHTEN. 


PHlomos , of  wit  Wollekruyd , is  verdrogende  en  ver-  Aart. 
teerende  van  aart. 

De  Bladeren  en  Bloemen  gedoten,  in  Wijn  ge-  PU».  /.  16. 
zoden , en  op  cenige  plaats  des  Ligchaams  gelegt,  trekt 
uyt  alles  wat  daar  ingedrongen  is  door  cenige  onge- 
leegentheyd,  ’t  zij  Doornen,  Houtfplinteren,  of  Tz,er. 

De  zelve  Wijn  gedronken , en  ook  daar  meê  ge- 
gorgeld, is  goed  voor  de  gezwellen  der  Keel,  en  A- 
mandelen. 

De  Bladeren  gedoten  , en  paps-wijze  op  eenigc  ge-  DoJ.  /.  ƒ. 
brandheyd  gelegt,  geneezen  de  zelve.  c-* 1 * * IV.9- 

De  0!y  dcezer  Bloemen , gemaakt  door  veele  Infu- 
fien , dild  zeer  krachtig  de  zwaare  fmerten  van  het 
Podagra  en  Flerejijn  : ook  van  de  Takjpen  of  Speenen 
aan  ’t  Fondament. 


CCCLXXXVII  HOOFDSTUK. 

PIMPINEL. 

genoemd  in  het  Neederlandfcb  , Namen, 
van  zommige  ook  wel  Pimpernel  , 
word  in  het  Latijn  geheeten  Pimpi- 
nella,  Bipinella,  en  Sanguisor- 
ba:  in  het  Hoogduytfch  Blutkraut, 
Blutwurtz,  en  Welsche  Pimpi- 
nelle  : in  het  Franfch  Sanguisorbe  ; en  in  het 
Italiaanfch  Solbastrelle,  en  Pimpïnella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  bekend  geworden  eenige  Agt  aardi- 
aardige,  veranderlijke  foorten  ; te  weeten:  ge  veran- 

I.  Pimpïnella  major  inodora,  of  oroote  Pimpi-ter^e 

nel  z.onder  reuk.  II.  Major  Lusitanica,  of groo- 

te Portugaljche  Pimpinel.  III.  Minor  hortensis 
odorato  , of  kleyne  , gemeene  , riekende  Pimpinel. 

IV.  Flore  albo  spicato,  of  Pimpinel  met  een  witte 
geayrde  Bloem.  V.  Agrimonoides  Lusitanica  , 
of  Portugalfche  Pimpinel  met  Bladeren  op  de  wijz^e  van 
Zgrimonie.  VI.  Saxifraga  major,  of  groote  Steen- 
breekende  Pimpinel,  ook  wel  genoemd  Beurenaert, 
Bevernel  , en  groote  Steenbreek.  VII.  Saxi- 
fraga minor, of  kleyne  Steenbreekende  Pimpinel.  VIII. 
Pimpïnella  spinosa  Crltica,  o (fteekende  Pimpe- 
nel  van  Candien.  Niet  alle  zijn  ze  van  ecven  de  zelve 
Bouwing  en  Waarmeenig. 

Zij  beminnen  een  goede , gemeene,  zandige,  wel-  Grond, 
gemedte  grond  : een  vrije  , welgcleegenc  plaats , en 
veel  vochtighcyd.  Geeven  zelden  , en  niet  anders  als 
met  goede  warme  Zomers , volkomen  rijp  Zaap.  Blij- 
ven lange  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  derkc  kpude , 
en  alle  andere  ongeleegentheeden  der  Winter  zonder 
fchade.  Worden  vermecnigvuldigd  door  haar  Zaad ; Aanwin- 
’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van  Adaert  of  Zpril  de  n*nS- 
aarde,  ruym  een  droobreed  diep  gelegt,  aanbevoolen 
moet  worden.  Anders  komen  ze  ook  dikmaal  van  zelfs 
genoeg  op  door  het  uytgevallene.  Dan  noch  worden 
ze  Aangewonnen  door  hare  aangegroeyde  jonge  Hor  telen; 

die 


8 z3 


Pimpinel.  Weegbr.ee.  Lage  Zee-erwlten. 


Portugal- 
fchc  Pim- 
pinel. 


Hoe  waar 
te  ncemen 
in  de  Win- 


dic  men  op  dc  genoemde  tijd,  en  'met  dc gemelde  Maan 
van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

De  Pimpinella  Agrimonotdes  Lusitanica, 
of  Ponugalfche  Pimpinel , met  Bladeren  van  Agrtmo- 
nia,  doch  niet  zoo  groot,  echter  in  gedaante  en  ruyg- 
heyd  de  zelve  niet  zeer  ongelijk  , fchiet  uyt  eygener 
aart  nauwelijks  tot  de  hoogte  van  twee  Maatvoeten  op. 
De  onderfte  Bladeren  zitten  gcmeenclijk  zee  ven  in  ge- 
tal aan  beyde  de  zijden  van  hare  regt-doorgaande  Steel , 
meercndecl  twee  en  twee  regt  tcegens  over  malkander; 
voor  nochtans  in  een  cyndigendc;  van  welke  de  onder- 
fte dc  klcynfte,  de  boven ftc  de  grootftc,  doch  alle  hol 
en  luchtig  boven  den  anderen  gefield;  ovaals-wijzc,  of 
langwerpig  ; een  lid  van  een  vinger,  wat  meer  of  min- 
der lang,  een  vinger  breed ; aan  de  randen  rondachtig 
gelijk  als  een  Zaag  getand ; inwendig  met  een  groo- 
teAder,  en  dan  noch  met  veclc  klcyne  Adert jens  voor- 
zien zijn. 

Deezc  foort  is  teedcr  van  aart , en  kan  de  fterke  Vorfl 
deezer  Landen  niet  verdragen.  Moet  derhalvcn,  met 
een  wallende  Maan  van  April  in  een  Pot  gezayd  of  ge- 
plant zijnde  , ook  wel  gewacht  voor  vcele  Herfftreeoc- 
nen , in  Oktober  binnens  huys  worden  gebragt , op  een 
luchtige  plaats,  waar  in  niet  gevuurd  word  als  alleenlijk 
bij  vriezend  Weer.  Of,  indien  't  gefchieden  kan  (ver- 
mits dit  alderbeft  is)  bewaard  in  een  plaats  zonder  vuur, 
doch  daar  de  Vorfl  niet  kan  indringen;  en  hier  gedurende 
de gcheele?Pr/»rer  onderhouden,  alleen  voorzien  met  zeer 
wcynig  vochtigheyd  van  onder.  Niet  voor  in  ’t  laatfte 
van  Macrt  mag  men  ze  weer  buyten  zetten : dan  noch 
cevenwel  haar  wel  wachten  en  zorgvuldig  dekken  voor 
koude  nagten , veel  water , hayrige  en  fcbrale  ld' inden. 
Kan  niet  anders  als  alleenlijk  door  haar  Zaad  vermeer- 
derd worden. 

De  Pimpinella  SPiNOSA  Cretica,  o f Candiaan- 
febe  doornige  Pimpinel,  van  de  geleerde  Heer  Caro- 
lus  Clusius  genoemd  Poterium  Dalechampii, 
is  het  fchoonftc  doch  teederfte  Gewas  van  allen.  Be- 
mind een  goede,  gemeene,  zandige  aarde ; doormengd 
meteenweynig  twcc-jarige  Paerdcmift,een-jarigeHocn- 
derdrek , en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren  : een 
opene,  luchtige,  vrije,  zeer  warme  plaats,  voor  alle 
koude  Oojle-  en  Noorde-winden  bewaard ; ook  matige 
vochtigheyd. 

Bloeyd  wel  in  deezc  Landen , doch  geeft  noyt  eenig 
rijp  Zaad.  Vcrdraagd  op  geenerley -wijze  eenige  Herffl- 
reegenen,  Vorfl,  of  andere  ongelccgentheeden  der  Win- 
ter. Word  derhalven  , met  een  wallende  Maan  van 
April  of  Aday  , in  een  Pot  gezayd  of  geplant  zijnde  , 
in  ’t  laatfte  van  September  of  begin  van  Oktober  (na  ge- 
lecgentheyd  van  de  bequaamheyd  of  onbcquaamheyd 
des  tijds)  de  aarde  boven  droog  zijnde  geworden,  bin- 
nens huys  gefteld,  op  een  luchtige  plaats,  waar  in  niet 
anders  als  bij  vriezend  Weer  voor  een  kleyne  tijd  word 
gevuurd  : gedurende  dceze  Winter-dagcn  van  onder 
weegen*  voorzien  met  flegts  een  wcynig  lauwgemaakt  Reegen- 
hare  tee-  water  ; niet  meer  als  een , of  ten  hoogften  tweemaal , 
derheyd.  vermits  ze  geen  nattigheyd  kan  verdragen;  en  niet  voor 
in  den  aanvang  van  April,  met  een  aangename  Lucht 
en  reegen,  weer  buyten  gebrjgt.  Dan  noch  eeven wel 
nauw  gewagt  en  voorzichtig  gedekt  voor  koude  nag- 
ten, Sneeuwigc  vochten,  hayrige  en  fchrale  winden. 
Want  zoo  wel  in  deeze  als  in  de  ld’ int  er  tijd  vergaat  ze 
lichtelijk  door  een  kleyn  verzuym,  weegens  hare  tee- 
derheyd.  Anders  blijftze,  gelijk  de  andere,  gedurig 
groen,  en  verheft  hare  zoete  kleyne  Bladertjens  nier, 
als  door  ouderdom.  Zie  hier  bij  na  het  Hoofdjlukyan 
Steenbreek. 

KRACHTEN. 


814 


Doornige 
Pimpinel 
van  Can- 
dia. 

Grond. 


Hoedanig 
inde  Win- 
ter waar 
te  nec- 
nien, 


In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of  het  Diofc.l.\. 
Zap  , anders  ook  ’t  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met c-  3-t- 
Wijn  ingenomen,  of  ook  van  buyten , met  de  gekneul- 
dc  Bladeren  op  de  Wonden  gelegt ; of  met  het  Zap,  of 
de  gemelde  Wijn,  de  zelve  gewaflehen , genceft ze  zeer 
gelukkig  en  voorfpoedig.  Stcmpt  ook  ’t  Bloeden,  zoo 
uyt  deezc  gequetftc,  als  uyt  andere  deden  des  Lig- 
chaams.  Verft erkt  het  Hert , verwekt  een  vrolijkJJe-  D:,ravtts 
moed;  doed  dc  Bloedgang,  de  Buyjloop , en  der  Vrou-  lift.  Plant. 
wen  overvloedige  Alaandjionden  ophouden  : delgelijks  t°l-  3/9- 
het  Bloedfpouwen  en  Bloedpijfen,  als  men  van  de  gemel- 
de  Wijn  drinkt,  of  de  Bladeren  in  fpijzen  eet.  Is  daar-  * 
enboven  goed  voor  dc  beeving  en  klopping  des  Herten ; 
voor  ’t  Graveel-,  voor  de gebrecken  der  Leever,  bitdi  e 
Koortsen , aUerley  vergif,  en  dc  Pcft. 

De  Bladeren  geftoten  en  gelegt  op  dc  Wonden  eler  Fai,  Col. 
Hand , door  een  Mes  gefheeden , heden  dc  zelve  ten  vol-  ltl>'  mm' 
len , zonder  iet  anders  daar  bij  te  doen.  C0£n'  z,rt- 

Dit  Kruyd  in  Wijn  gediftilleei  t,  en  daar  meè  gewaf-  cLóerar. 
fc hen , geneeft  de  beeten  der  giftige  Dieren ; neemt  wech  ^4*  <■•ƒ** 
de  vleien  van  ’t  pel-,  en  maakt  een  feboon , blinkend 
Aangedicht, 


Femel. 

Ideth. 

Mtd. 


/.ƒ.  ~lT\Impinel  is  verwarmende  en  verdrogende  in  den 
1 tweeden  graad  ; ook  te  zamentrekkende  en  een 
weynig  verkoelende  van  aart. 


CCCLXXXVIII  HOOFDSTUK. 

WEEGBREE. 

En  welbekend  Gewas , in  het  Nceder-  Namen. 
landfeb  dus  genoemd;  maar  ook  wel 
van  zommige  Weeciblad  geheeten; 
in  het  Latijn  Plantago  : in  het 

Hoogduytfch  Wegrich  , of  Weget 
rich  , ook  Schaffzung  : in  het 
Franfch  Plantain  : in  het  Itahaanfcb  Piantagi- 
ne  , Piantana  , Pevaccittola  , en  Centiner- 

BIA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  veclc  veranderlijke  Vcele  ver- 
foorten  bekend ; namentlijk;  ander  ijk» 

I.  Plantago  vulgaris  latifolia  , of  gemeen  fooitcn' 
Weegbree  met  breede  Bladeren.  II.  Latifolia  me- 
dia , of  middel-foort  van  Weegbree  met  breede  Bla- 
deren. III.  Latifolia  rosea  flore  expanso,  of 
breed-bladerige  Weegbree  met  een  platte,  Roos-wijdc  uyt - 
ge fpannene  Bloem.  IV.  Latifolia  flore  spicato, 
of  breed-bladerige  Weegbree  met  een  geayrde  Bloem.  V. 
Alopecuroides  Hispanica,  of  Spaanfcbe  Weegbree 
met  een  Bloem  als  een  Vojfcjlaart.  VI.  Quinque  nervia, 
of  Weegblad  met  vijf  doorlopende  Aderen.  VI I.  A- 
QJJATICA  LATIFOLIA,  of  brccd-bladcrjge  Water-Meeg- 
bree.  VIII.  Aqjjatica  minor  angustifolta,  of  welke 
kleyne  fmal-gcbladerde  Weegbree,  groepende  in  Mater-  t^va'aifdcr- 
aebtige  plaat  den.  IX.  Marina  , of  Zee- Weegbree  , ley  Wor- 
voonkomende  in  dorste  plaatden.  X.  Coronopoides  110,1  voor- 
Lusitanica  , of  Ponugalfche  Weegbree,  meteen  ge-  8c,lcl<1‘ 
daantt  van  Hartshoorn.  XI.  Coronopoides  Lusi- 
tanica foliis  TENüissiME  DissECTis , of  Weeg- 
bree met  een  gedaante  van  Hartshoorn,  en  dun gcfnec- 
dene  Bladeren  uyt  Portugal.  XII.  Plantago  an- 
gustifolia  hirsuta  Coronopoides  Lusitanica, 
of  ruyge  en  fmalgcbladerde  Weegbree  uyt  Portugal,  met 
de  de Ive gedaante;  en  dan  noch  meer  andere;  onnodig 
al  te  zamen  hier  op  te  tellen.  Niet  alle  zijn  ze  van  eeven 
de  zelve  Bouwing  en  Waamecming. 

Zij  beminnen  nochtans  al  te  zamen  een  gemeene , Grond, 
liever  zandige»  gemeftte,  als  andere  ongemeft  te  grond: 
een  vrije,  warme,  en  ook  een  fchaduwachtige  plaats; 
met  tamelijk  veel  Water.  Vergaan  niet  haaft , maar 
blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Verdragen  fterke  kou- 
de des  Winters,  zonder  groote  ongeleegentheyd.  Gee- 
ven  ook  gemeenclijk  ieder  jaar  rijp  Zaad:  ’t  welk  men 
in  ’t  Voorjaar,  met  een  wallende  Maan  van  Alaert  of  Aanwin. 
April  in  de  aarde  kan  leggen.  Doch  komen , door  ning- 
het  uytgevallene , van  zelfs  genoeg  voort.  Hier  door 
Fff  3 ' kon- 





8x  j Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemën  , Hl  Boek  , Sh 6 


konnen  ze  overvloedig  vcrmecnigvuldigd  worden : ge- 
lijk ook  noch  door  hare  aangegrocyde  jongen. 

Portu-  De  Plantago  Coronopoides  Lusitanica,  of 
galfch  Portupalfche'W  'ecobrce  met  een  gedaante  van  Hartshoorn: 
van  twee- en  AnGUSTIFOLIA  HIRSUTA  CORONOPOIDES  LUSI- 
derley  TANiCA  , of  ruyge  fmal-gebladerde  Portugalfche  Wceg- 
foort.  yree  t 00i^  met  cen  gedaante  van  Hartshoorn,  zijn  tce- 
derder  dan  eenige  der  andere  van  aart.  Verdragen  on- 
geerne  vecle  zoo  koude  Herffi  als  andere  warme  reegenen ; 
vermits  ze  door  zelve  zoo  wel,  als  door  een  felle  Zorfl, 
van  ’t  leeven  worden  beroofd. 

Hoe  waar  Moeten  derhalven  , in  een  Pot  gefield , ’s  Winters 
te  nee-  binnens  huys  worden  gebragt  op  een  luchtige  plaats 
raen'  zonder  vuur  ; droog  gehouden  zijnde,  en  dus  wel  be- 
waard. In  het  laatlle  van  Maert  brengt  men  ze  weer 
buyten  , en  men  wacht  ze  zorgvuldig  voor  te  veel 
nattigheyd } defgelijks  voor  koude  nachten , en  hayri- 
ge  winden. 

Aanwin-  Konnen  ook  niet,  gelijk  de  gemelde  andere  foorten , 
ninS-  aangnvonnen  worden  door  hare  jonge  Scheuren,  maar 
alleen  door  Zaad,  dp  de  genoemde  tijd  en  Maan  de  aar- 
de aanbevolen. 

KRACHTEN. 


Galen.  lib. 
Simp.Med. 
6. 

Fuchf.  hifi. 
J‘l.  c.  II. 
Dod.  I.  4. 
f.aj. 


Diofc.  I.  z. 
c.  15-;. 
JZgin.  I.  7. 
f.3. 


Serap.  lib. 
de  Temp. 
Simp.  cap. 
113. 


7 7 Eegbree  , of  Plantago  , is  verdroogende  en 
\ V/  verkoelende  van  aart  , tot  in  den  tweeden 
W graad. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of  het 
uytgeparflte  Zap  met  Wijn  ingenomen,  öf  Ars  Blade- 
ren zelfs  in  fpijs  gegeeten  , dild  de  roode-  en  andere 
Buykloop , de  Bloedfpouwing,  en  ’t  Bloedpijfen.  Doed 
ophouden  het  Braken.  Is  goed  teegens  den  loop  der 
Zinkingen,  dcPefi,  allerley  inwendige  brand:  voorde 
ujtteerende  Alenfchen ; de  bleyncn  des  Alonds  ; de  bee- 
ten  der  dolle  Honden,  de  heete  z. weeringen  van  Alond  en 
Keel ; het  bloeden  van  ’t  Tandvleefch  ; en  de  zwelling 
van  de  Nieren  en  de  Blaas. 

Het  Zap  in  de  Ooren  en  Oogen  gedaan  , neemt’et 
de  pijn  en  brand  van  wech.  Verkoeld  ook  de  ver- 
brandheyd,  en  dood  de  Wormen ; ’s  morgens  nuchtcrcn 
een  Leepel  vol  daar  van  ingenomen.  In  onzuyvere  en 
heete  Zeeren  en  Zweeren,  oude  en  varffche  Wonden  , 
lopende  Gaten,  en  op  de  Schurft  heyd  gedaan,  of  de  gc- 
dotene  Bladeren  daar  opgelcgt,doed  veel  goeds  ontrent 
deeze  qualcn. 

Het  Zaad,  zijnde  fijn  van  deelen,  gefloten,  en  met 
eenigNat,  of  Rhijnfche  Wijn  ingenomen,  verdrijft  de 
fmerten  van  de  Leever  en  Nieren. 


CCCLXXXIX  HOOFDSTUK. 

LAGE 


in  een  Pot,  ’tzij  gezayd,  ’tzij  geplant  geworden,  in  de 
Winter  op  een  goede  warme  plaats  binnens  huys  gezet 
zijn  j digt  bij  den  Oven,  of  ook  verre  daar  van  dadn  : 
van  boven  met  matig  Reegenwater  begooten  : daar  na 
in  ’t  laatfle  van  Alacrt,  of  ’t  begin  van  Zpril,  na  gelee- 
gentheyd  dat  het  Weer  zich  aanfteld,  met  een  goede 
Lucht  en  aangename  Reegen  weer  buyten  gebragt. 

Kan  niet  alleen  aangewonnen  worden  door  haarZ*M^,  Aanwin- 
’twelk  met  een  wadende  Maan  van  Alaert  of Zprit,  niet  ninS- 
diep  gelegt , de  aarde  moet  aanbevolen  zijn ; maar  ook 
door  aangewadene  jonge  Mortelen  , welke  men  op  de 
zelve  tijd  van  de  oude  afneemt,  en  verplant.  Zie  hier 
bij  na  het  Hoofdftukyzn  de  Witzen,  of  Wikken. 

Deeze  Plant  fchiet  vroeg  in  ieder  Zoorjaar  uyt  hare  Wortel, 
teedere,  ronde,  bruyn^verwige , met  zommige  Knop - 
jens  voorziene,  en  de  aarde  doorborende  Worteltjens  ; 
ontrent  vier  vingerenbreedte  hooge , en  als  driehoekig 
gedrayde  kluchtige  Steelt  jens,  om  harer  teederheyds  wil  Kluchtige 
niet  opflaande,  maar  gemeenelijk  neerwaarts  leggende : Steclrjens. 
uyt  welker  beyde  zijden,  tudchcn  twee  kleyne  , voor 
fpits-toegaande  Bladert  jens , op  de  wijze  der  gemeene 
Peulen , of  Poelen,  daar  na  Steelt  jens  voortkomen,  voor 
ook  met  eenige  wëynige  omflingerende  draadjens  voor- 
zien : aan  welke  de  Bladeren  digt  op  den  anderen  , en  Bladeren, 
niét  regt  teegens  over  malkander  zitten.  Deeze  zijn 
Ovaals-wijze  rond  ; de  grootfle  nauwelijks  een  vinger- 
lid lang ; en  de  kleynfle  vinger  breed  : hard  , flijf- 
flaande,  dik  van  fubdantie,  donker-groen  van  verwe, 
flegt  aan  de  randen  , cn  in  ’t  midden  met  een  dunne 
regt-doorgaand eZder  begaaft;  waar  Uyt  veele  zeer  tee- 
dere andere,  opwaarts  tot  aan  de  kanten  uytfchietende, 
voortvloeyen. 

Tuffchen  deeze  Bladeren  fpruyten Steelt jensnyt , niet  Bloemen, 
veel  in  getal,  voor  aan  voorzien  met  zes,  zeeven,  agt, 
of  meer  digt  bij  elkander  gevoegde  Bloemen;  achter 
rond  en  fmal ; tamelijk  lang;  voor  open  flaande,  en 
aangenaam-paarfch  van  verwe  ; welke  lang  duren ; en 
daar  na  afgevallen  zijnde,  achter  laten  ronde  Peultjens, 
een  lid  van  een  vinger  lang,  van  binnen  vervuld  met 
rondachtigc  bruyn-verwige  Erwetjens. 

KRACHTEN. 

LZge  Zee-erweten  , of  Pifa  Alarina  , zijn  matig  Gebruykt 
vocht  van  aart,  en  koud  in  den  eerden  graad. 

In  Water  gekookt,  en  met  Melk,  of  Vleefch-  deczer 
nat  gegeeten,  zijn  ze  aangenaam  voor  de  Alaag.  Gee-  Ham. 
ven  ook  aan  het  Ligchaam  goed  vocdzel,  en  reynigen 
de  Borft. 

Gefloten,  en  met  Garflcnmecl  vermengt,  verzach- 
ten ze  de  fmerten  van  allerley  Gezwellen. 


CCCXC  HOOFDSTUK. 


ZEE-ERWETEN- 


P O L I U M. 


Namen.  ^ aarc^'?’  klcyn,  cn  op  der  aarden  leg- 

mfx  gend  Gewas  voerd  deczen  naam  in  ’t 

Neederlandfch.  Word  in  ’t  Latijn  ge- 
I hecten  Pistm  Makinum  angulo- 

SUM  perpetuum:  in  ’t  Franfch  Pois 
de  r.A  Mer  ; en  in  ’t  Italiaanjch  Biso, 
of  PisELLi  Di  Mare. 

Grond.  Bemind  cen  goede  , gemeene , zandige  aarde  , met 
twec-jarige  Paerdemifl  matig  voorzien  : cen  warme  , 
luchtige , welgeleegenc  plaats ; en  tamelijk  veel  Wa- 
ter. Blijft  lange  jaren  in  ’t  leeven  ; bloeyd  ieder  Zo- 
mer zeer  fchoon  , en  geeft  in  alles  volkomen  rijp 
Zaad. 

Hoe  waar  Kan,  buyten  gezet  zijnde,  niet  meer  dan  cen,  of 
men^"  °P  c hoogde  twee  jaren , de  felle  koude  der  Winter  ver- 
dragen ; vermits  ze  daar  door  al  quijnende  verderft. 
Moet  derhalven  , met  een  wadende  Maan  van  Alacrt 


■Yns  wcetens  in  het  Neederlandfch  en  Namen. 

Latijn  met  geenen  anderen  als  dee- 
zen  naam  genoemd,  na  het  Griekfche 
woord  riczuov;  ’t  welk  beteekend  een 
witte  wolligheyd , met  welke  deeze 
Plant  is  bekleed  : de  Italianen  zeg- 
gen Polio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  7,cs  on- 
eenige  aardige,  bezienswaardige  veranderlijke  foorten;  derfchcy- 
namentlijk : W 

I.  POLIUM  Montanum  minus  flore  alro,  of 
kleyn  Berg-Polium  met  een  witte  Bloem.  II.  Monta- 
num majus  flore  aleo,  o f groot  Berg-Polium  met 
een  witte  Bloem.  III.  Montanum  majus  Candi- 
dum  flore  luteo  , of  groot  wit  Berg-Polium  met  een 
geele 'Bloem.  IV.  Montanum  Rosmarini  folio, 
of  Berg-Polium  met  Bladeren  van  Rofmarijn.  V.  Re- 


Sij"  P o L ï U Ml  K. 

PENS  tenuifolium  , of  kruypend  Po  Hum  met  teedere 
Bladeren.  VI.  Polium  Gnaphaloides  tomento- 
SUM  , of  Polium  met  witte  zeer  wollige  Bladeren  , en 
Bloemen  als  Gnaphalirtm.  Mceft  al  te  zamen  zijn  zie  van 
de  zelve  B omving  en  Waarneeming. 
örond.  Zij  beminnen  uyt  cygener  aart,  een  goede,  zandige, 
gemeene  grond  , met  een  weynig  twee-jarige  kleyn- 
gewreevene  Pacrdemifl,  en  ’t  Mol  der  verrotte  Boom- 
bladeren doormengd : eenopenej  warme,  wel  ter  Zon 
gelcegene  plaats,  en  niet  veel  vochtigheyd.  Vergaan 
niet  haaft,  maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven. 
Bloeyen  ook  zeer  aardig  ieder  Zomer  ; doch  geeven 
in  deeze  Geweften  zelden , ten  zij  bij  drooge  zeer  war- 
Zaad.  me  jaren  , volkomen  rijp  Zaad.  Konncn  ook  de  on- 
gematigde Hcrfftreegcncn  en  de  Winter-kpude  niet  wel 
verdragen; 

Hoe  in  de  Word  derhalven  zeer  goed  bevonden,  dat  men 
Winter  haar,  met  een  waflende  Maan  van  April  in  Potten , niet 
neemen.  boven  een  ftroobreed  diep,  gezayd,  of  ook  geplant 
zijnde , in  ’t  begin  van  Otlobcr  droog  binnens  huys 
brengt,  op  een  luchtige  bcquamc  plaats,  waarin  gantfeh 
niet  j of  alleenlijk  bij  felle  Forft  word  gevuurd.  Ge- 
durende deeze  tijd  mag  men  ze  niet  meer  als  een,  of 
ten  hoogften  tweemaal  van  boven  begieten  met  flegrs 
een  weynig  lauw  Rcegenwater;  wijl  ze  anders  lichtelijk 
zouden  verrotten  ; en  niet  voor  in  ’t  laatfte  van  Maert , 
of  ’t  begin  van  April , na  gcleegentheyd  van  de  be- 
quaamheyd  of  onbequaamheyd  des  tijds  , met  een 
zoete  Lucht  en  aangename  Rcegen  weer  buyten  Hel- 
len. 

Aanwin-  Zij  geeven,  gelijk  alreeds  gezegt  is,  in  onze  Landen 
ning'  zelden  eenig  Zaad.  Konncn  ccvenvtc]  aangewonnen  wor- 
den door  hare  aangewalTene  jonge  Scheutjens,  welke  men 
in  de  aarde  legt ; of  met  een  Penncmesin  April  ten  hal- 
ven,  gelijkmen d c Angelieren  doed,  voorzichtig  infnijd, 
cn  met  aarde  dekt  : daar  na  , Wortelen  bekomen  heb- 
bende, van  de  oude  afneemt,  en  met  een  waflende  Maan 
der  genoemde  Maand  in  Potten  verplant. 

Polium  Het  Polium  Gnaphaloides  tomentosum,  of 
mee  witte  Polium  met  witte  zeer  wollige  Bladeren , en  Bloemen  als 
Bladeren  Gnaphalium , bemind  een  goede,  luchtige,  holle  aar- 
en  Bloc-  voorzien  met  het  grootftc  deel  Zee-zand  , cn  een 
men  als  weynig  twee-jarige  Pacrdemifl  ; een  opene  , warme  , 
Hum>ha"  wc  ter  Zongeleegene  plaats, cn  niet  veel  Water.  Bloeyd 
wel  ieder  jaar,  doch  geeft  bij  ons  noyt  eenig  volkomen 
rijp  Zaad. 

0rtge.  Is  teeder  van  aart;  van  een  fchoone  aanfehouwing  , 
wo'onlijk  vercierd  met  zeer  aardige , ruyge,  voor  fpits  toegaande, 
gertekle  Qp  een  aangehamc  en  wonderlijke  wijze  gefielde  Bla- 
a eien‘  dertjens.  De  zelve  ruften  op  geen  Steelt jens , maar 
zijn  zoo  digt  om  en  aan  hare  van  naturen  kromgeboge- 
ne  , en  houtachtige  Steel  geplaatft , dat  men  de  zelve 
niet  kan  zien.  Zijn  daar  alderbreedft , en  voor  fpifs 
toegaande.  In  ’t  aanraken  zacht ; geheellijk  bekleed 
met  een  ruyge  witte  wolligheyd  ; bitter  en  fcharp  van 
frtlaak;  aan  de  kanten  zacntjens  ingezaagd-,  en  in  her 
midden  met  geen  zichtbare  Adert  jens,  maar  wel  meteen 
kleyn  Ruggetje  voorzien. 

Bloemen.  Tuflchen  welke  vcrfcheydenc  ronde,  regt-opftaande 
witte  Steelt  jens , een  halve  hand  ; wat  min  of  meer 
lang,  opfehieten  ; voorzien  met  veèle  Bladert  jens  , en 
in  ’t  bovenfte  met  gcelvcrwige,  langdurende  Bloemt- 
jens , beftaande  uyt  veele  Draadjens , en  beflooten  in 
klcync  ronde  Knopjens  , op  de  wijze  van  Gnaphalium. 
Waarin  (in  heete  Landen ) tuflchen  eenige  ruygheyd 
Zaad.  het  Zaad  word  gevonden  ; zijnde  zeer  teeder,  week, 
gedachtig  van  verwe  ; en  lichtelijk  van  de  wind  wech 
gedreeven  wordende. 

Hoe  waar  Op  gecnerley  wijze  kan  deeze  foort  verdragen  eenige 
lc  "ce^.en  l'Oude  J-Ierfflrecgenen , of  Forft.  Moet  derhalven  (ee- 
tcr.e  18  ven  8ehjk  de  voorige  ) droog  zijnde  , binnens  hiiys 
worden  gebragt , op  een  zeer  luchtige  plaats  : onder- 
houden met  weynig  vochtigheyd ; nauw  gewagt,  zoo 
wel  voor  ’t  vuur,  als  voor  een  indringende  Forft.  Niet 


rüYSbloeM. 

voor  in  ’t  begin  van  April  mag  men  ze  weef  bui- 
ten ftcllen  , met  een  aangename  Reegen  , en  Lucht; 
dan  noch  wel  bewaren  en  voorzichtig  dekken  voor 
koude  nachten , veel  vochtigheyd , en  hayrige  of  fchrale 
winden. 

Men  kah  haar  öp  geen  andere  wijze,  in  onze  Gewe-  Aanwiri- 
ften  , vernieuwen  en  aanejueekjn  , dan  alleenlijk  door  n‘n£* 
haar  uyt  warme  Landen  bekomen  Zaad:  ’t  welk  met 
een  waflende  Maan  van  May  niet  diep  in  een  Pot  word 
gezayd  : gantfeh  warm  gefield  ; en  niet  veel  begoten 
moet  zijn. 

KRACHTEN. 

POlium  is  verwarmende  in  den  tweeden , verdroo-  l'^ui 
gende  tot  in  ’t  begin  van  den  derden  graad  : ook  Sim ^ e 
openende,  infnijdende,  dunmakendc,  en  afdro- 
gende van  aart. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  ’s  morgens  nuch-  Diofe.  I.  $. 
teren  gedronken , of  ’t  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  c',1f  , „ 
met  Wijngebruykt,  maakt  een  weekj.igchaam ; opend  sy'. 
de  verftoptheyd  des  Ingewands:  is  goed  voor  de  Maan-, 

Geel-,  Milt-  en  Waterzuchtige:  verwekt  der  Vrouwen  Ruell.  I.  j; 
Maandftonden:  doed  gemakkelijk  Wateren : geneeft  de  c-6°- 
fteeken  en  beet  en  der  Slangen  en  Adderen. 

De  groene  Bladeren  gekReuft;  dan  gclegt  op  Monden  Tmrantn 
en  quade  Zeeren , heelen  de  zelve.  /jf  369*”*' 

Op  ’t  vuur  gebrand,  verdrijven  door  de  rooiden  reuk. 
de  Slangen  uyt  een  huys.  Het  zelve  gefchied,  als  men 
Pohum  in  een  kamer  ophangd. 


CCCXCI  HOOFDSTUK. 

KRUYSBLOEM. 

N het  Neederlandfch  dus  geheeten , Namen. 
«gPül  word  in  het  Latijn  genoemd  Flos 

Amberualis  , of  Polygala  : in 
het  Hoogduytfch  Creutzblume  : in 
het  Italiaanfch  Poligalia. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  Agt  on- 
geworden  acht  ondcrfcheydene  foörten ; als:  dcrfchey- 

I.  Polygala  vülgaris  flore  puRpurèö  , °f  ^°°r' 
gemeene  Kruysblocm  van  een  purpure  couleur.  II.  Flo- 
re alro,  of  witte  Kruysblocm.  III.  Flore  cccru- 
leo  , of  blauwe  Kruysblocm.  IV.  Flore  carneo  » 
of  lijf-verwige  Kruysblocm.  V.  Repens  flore  ccc-* 

Ru leo  , of  kruypende  Kruysblocm  van  een  blauwe  ver- 
we. VI.  Valentina  fruticescens  major  Clu- 
sii  , of  groot  ftruvcl  Kruysblocm  van  Palentien , aan- 
teekend  van  den  hoog-geleerden  Heer  Carolus  Clu-  Car.  duf. 
SIUS.  VII.  VALENTINA  FRUTICESCENS  iftlNOR 
of  kleyne  heeft erige  Kruysblocm  van  Falentien  in  Spaan- 
je.  VIII.  Polygala  frutescens  rut  je  folio  , 
of  ftruvel  Kruysblocm  met  Bladeren  van  Wijnruyt. 

Niet  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waars 
neeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  zandige  , gemeene  , Grond: 
zoo  wel  een  flegte,  als  met  een  weynig  twee-jarige  Paer- 
demift  voorziene  grond  : een  vrije  , warme , wel  ter 
Zon  gelcegene  plaats,  en  matige  vochtigheyd.  Ver- 
gaan niet  haaft , maar  blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven. 

Geeven  gemeenelijk  ieder  Zomer  , bijzonderlijk  mcC 
goede  jaars-tijden  , volkomen  rijp  Zaad.  Verdragert 
fterkc  VI' int  er -koude , en  alle  andere  öngeleegenthecden 
des  tijds , zonder  fchade ; doch  verliezen  dan  hard 
Bladeren , behalven  het  Polygala  repens  florb 
cceruleo,  of  kruypende  blauwe  Kruysbloem. 

Het  Polygala  Valentina  major  et  minor  ,■  Groote  erf 
of  groote  en  kleyne  heeft  er- achtige  Kruysbloem  van  Fa- 
lentien  • defgelijks  Frutescens  rüT/E  folio  , of  achtige” 
ftruvellige  Kruysblocm  met  'Bladeren  als  Wijnruyt,  blij-  Kruys- 
ven  altijd  groen , en  verliezen  noyt  al  hare  Bladeren  j blocm>8cc< 

ten 


829  Beschryving  dhr  Kruyden , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  830 


ten  zij  door  ouderdom.  Zijn  teederder  van  aart  dan 
de  andere.  Konncn  , buyten  (bande  , de  Winter- 
koude deezer  Landen  , ook  geen  jlerke  winden  , ver- 
dragen. 

Hoe  in  de  Worden  dcrhalven  , in  Potten  verplant , of  met 
een  wadende  Maan  van  April  daar  in  gezayd  zijnde, 
in  ’t  begin  van  O SI  ober  binnens  huys  gebragt,  op  een 
plaats,  waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word 
gevuurd : met  weynig  lauwgemaakte  Reegenwaterfche 
vochtigheyd  onderhouden;  en  niet  voor  in  den  aan- 
vang van  April,  met  een  donkere  Lucht  en  aangenaam 
Weer  , wederom  buyten  de  Zonncdralen  voorgedeld. 
Dan  noch  tcvcnwel  voorzichtig  gewagt  en  gedekt  voor 
koude  nagten , hayrige  en  fchrale  winden. 

Können  ook  alle  niet  wel  aangewonnen  en  vermeenig- 
vuldigd  worden , als  alleenlijk  door  haar  Zaad ; ’t  welk 
met  een  waffendc  Maan  van  April,  niet  diep  in  een  Pot 
gelegt,  de  aarde  moet  aanbevolen  zijn. 


Winter 
waar  te 
neemen. 


Aanwin- 

«ing. 


KRACHTEN. 

” Ruysbloem  , of  Flos  Amberualis , is  warm  en 
vocht  van  aart,  ook  een  weynig  te  zamentrek- 
kende. 

Diofc.l. 4.  In  Wijn  of  Bier  gekookt,  en  daar  van  gedron- 
e.  '41.  Jjen  j vermeerderd  de  Melkjn  der  Vrouwen  'Borjlen. 


%*»• 1 ■ 7-  T/r  dl 

3 K 

Al-i. 


Namen. 


Agt  gt- 


dige,  be- 
ziens- 
waardige 
foorten. 


CCCXCII  HOOFDSTUK. 

DUYSENDKNOP. 

,Us  genoemd  in  het  Neederlandfch  , 
word  in  ’t  Latijn  geheeten  Polygo- 
num,  of  ook  wel  Proserpina,  om 
dat  het  bij  der  aarden  kruypt.  In  ’t  Ita- 
liaanfch  Poligono,  Correggiola, 
en  Centonodi. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  agt 
noegzaam  genoegzaam  veranderlijke,  aardige,  en  bezienswaardige 
iijke^aar-  foorCen  5 namentlijk. 

I.  Polygonum  vulgare  , of  gemeene  Duyzend- 
k»Op.  II.  MoNTANUM  MINUS  CANDIDUM  rotun- 
difolium , of  kleyne  witte  Berg-Duyz.endknop  , met 
ronde  Bladert jens.  III.  Montanum  minus  candi- 
dum  longifolium  , of  kjeyn  witachtig  Berg-Duy- 
x,cndknop  met  lange  Bladeren.  IV.Marinum  Lusita- 
ni  cuM,of Zee-Dttyzcndknop uyt Portugal.  V. Polyco- 
num  argenteum  latifolium  , o f breed-bladerige 
Duyz.endknop,met  Zilver  e Bladert  jens  rondom  de  Knop  jens 
van  hare  kjeync , en  van  binnen  als  met  geele  Veczeltngen 
vercierde  Bloemt  jens , van  een  zeer  fenoone  aanfehou- 
wing.  VI.  Argenteum  angustifolium,  oifmal- 
gebladerde  Zilvere  Duyzendknop.  VII.  Argenteum 
ROTUNDIfolium,  of  witte  gelijkenis  Zilvere  Duyz.end- 
knop met  ronde  Bladertjens.  VIII.  Polygonum  E- 
legans  argenteum  Montis  Libani,  of  fchoone, 
Zilver-verwige  Duyzendknop  van  den  'Berg  Libanus. 
Niet  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gemee- 
^""bemin  ne’  zanc%e  aarde , met  een  weynig  twee-jarige  Paer- 
nen.Cm  demid  , en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren , door- 
mengt : een  luchtige  , warme  , wel  ter  Zon  geleegene 
plaats , en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijven  zelden 
Welke  langer  dan  cene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven  teegens 
de  Winter  volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  mee; 
te  weeten  , het  Polygonum  Marinum  Lusitani- 
cum  , Portugalfche  Zee-Duyz.endk»op  ; Montanum 
MINUS  CANDÏDO  FLORE  ROTUNDIFOLIUM,  ET  LON- 
ciFOLiu.M,  kleyne  witte  Berg-Duyz.endknop  met  ronde, 
en  ook  met  lan^e  Bladertjens. 

Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar,  met  een  wallende 
Maan  van  Maert , weer  op  nieuws  gezayd  zijn.  Ko- 


Watv 


foorten 
maar  een 
jaar  duren. 1 


Aanwin- 

aing. 


men  anders  ook  dikmaal , door  ’t  uytgevallene  Zaad, 
van  zelfs  genoeg  op : waar  door  ze  dan  rijkelijk  konncn 
ve rmecnigvuldtgd  worden. 

Het  Polygonum  argenteum  latifolium  , of  Brced-bla- 
breed-bladerigc  Zilvere  Duyz.endknop,  waar  van  de  Blo-  der'gc£>l- 
deren  ontrent  een  half  vingerlid  lang,  een  droo  breed  Icndknojj" 
zijn , zonder  eenige  Aderen ; dikachtig  van  fubfbntie, 
voorbreedd;  uyt  den  groenen  blauwachtig  van  ver- 
we,  zittende  aan  hare  meenigvuldige,  ronde,  uyt  een 
witte  Wortel  haren  oorfjarong  neemende,  en  op  de  aar- 
de kruypende  Takjens,  in  ’t  eerfte  teegens  overmalkan- 
der;  daar  na  onordentelijk  gefield : Argenteum  an- 
gustifolium, of  fmal-gebladerde  Zilvere  Duyzcnd-  Smal-ge- 
k»op  ; welkers  Bladeren  wel  zoo  lang , doch  de  helft  bladc,dc- 
fmallerzijn:  Argenteum  rotundifolium,  of  Zil- 
vere Duyz.endh.nop  met  ronde  Bladeren  , zijnde  van  Ronde 
al  de  andere  foorten  de  kleynde  en  kortfte  , doch  ook  b*aderific‘ 
twee  en  twee  teegens  over  malkander  aan  hare  Steelt- 
jens  (bande  : En  Elfgans  argenteum  Montis 
Libani  , of  fchoon-x,ilver-verwige  Duyz.cndknop  van 
den  Berg  Libanus  ; waar  van  de  Bladeren  ook  rond,  Van  deu 
doch  veel  grooter  en  meenigvuldiger,  ook  dichter  bo-  Li’ 
ven  malkander  aan  hare  Steden  gevoegd,  en  daar  onder 
veele  langwerpig,  of  ovaals-wijze  ronde  gezien  worden, 
zijn  veel  teederder  van  aart,  en  konnen  de  Wmterfche 
ongelcegentheeden  niet  wel  uytfban. 

Worden  derhalven  gemeenelijk  met  degemelde  Maan  Hoe  wair 
in  Potten  gezayd:  niet  verplant,  ten  zij  men  ziet,  dat’er  menCe~n 
meer  als  twee  of  drie  in  opgekomen  zijn  : op  een  war-  aanwin- 
mc  plaats  gefield,  of  zouden  geen  volkomen  ZaadYon-  ni,,g- 
nen  voortbrengen : en  ’s  Winters  binnens  huys  gebragt 
op  een  luchtige  plaats;  droog  gehouden,  en  in  April 
weer  buyten  gezet.  Zoo  geeven  ze  in  de  tweede  Zomer 
genoeg  en  zeer  goed  Zaad. 

Het  Polygonum  vulgare,  of  gemeene  Duyz.end-  Gemeene 
knop,  kan , buyten  (bande , de  felle  Winter-kgude  ver-  f)u7zcnd- 
dragen.  Geeft  in  ’t  tweede  jaar  volkomen  rijp  Zaad, 
en  verderft  daar  mee.  Blijft  echter  zomtijds  wel  de  der- 
de Zomer  noch  in  ’t  leeven. 

KRACHTEN. 

HEt  Polygonum  vulgare  , of  gemeene  Dttyzend-  Durantes 
knop , is  koud  en  droog  in  den  tweeden  graad;  ^Jft.  Plant. 
ook  een  weynig  te  zamentrekkende  van  aart.  ^ol'  *6s‘ 

In  roode  Wijn  gekookt , en  ’s  morgens  daar  van  zufit.  1. 4. 
gedronken  ; of  het  daar  uytgepardte  Zap  met  Wijn  enarr. 4. 
ingenomen;  of  ook  een  Drachma  van  het  Poeder  der 
gedroogde  Bladeren  met  roode  Wijn  gebruykt , ver-  ** 

koeld  alle  hitsige  inwendige  deden  des  Ligchaams.  Diofc.  1. 4. 
Doed  ophouden  de  Bloedfpuyging , de  Roodeloop,  cnf-4- 
der  Vrouwen  overvloedige  Maandflonden.  Drijft  de  Meth  ^ 
Steen  en  ’t  Graveel  af.  Dood  de  Wormen.  Geneed Med' 
de  Druppelpis ; de  beeten  en  dccken  der  Slangen ; Galen.  1. 8. 
de  voortkruypende  Zecren ; het  Sprenktvuur ; de 
Roodgrond ; de  Roos ; de  heete  Gezwellen  , en  alle 
varjfche  Wonden.  Eeven  ’t  zelve  verrigten  ook  de  Bla- 
deren, of ’t  Poeder  daar  van  gemaakt;  op  de  verzeering 
gelegt  zijnde. 

Het  Zap  van  deeze  Duyz,endk»op  warm  in  de  Ooren  ^ 
gedaan,  heeld  de  Oor -zoveer ingen.  ’t  Zelve  Zap  ver-p/.r.  18. 
mengt  met  Oly  van  Roozen,  verdrijft  de  pijn  der  Zij- 
de, als  men  de  plaats,  daar  men  de  fmert  gevoeld,  dik- 
maal daar  meê  bedrijkt.  In  de  A/e«.r 'gedaan,  doed  het 
Bloeden  uyt  de  Neusgaten  ophouden : neemt  ook  wech 
de  Z.W  eer  ingen  van  hctTandvleefch. 

Het  geheele  Kruyd  gedidillcert  in  Water,  ofin  Wijn, 
en  dan  dit  Nat  de  Oogen  toegepad,  neemt’er  de  Schellen 
of  Vliez.cn  van  wech.  Maakt  daarenboven  een  klaar  en 
helder  Vel,  daar  meê  gewaffehen  zijnde. 

Het  Zaad  van  Duyz.endknop  gedoten,  dan  daar  van  Fuchfhift. 
drie  Drachmen  met  Wijn  ingenomen,  verwekt  een  open  c.  133-. 
Ligchaam ; doed  ge  makkelijk  Wateren,  en  jaagt  de  Steen 
der  Nieren  uyt. 

CCCXCIII 





«3* 


Salomonszeegel.  Fonteynkruyd.  Ganserich. 


831 


CCCXCIII  HOOFDSTUK. 

SALOMONSZEEGEL. 

An  een  ieder  dus  in  ’t  Needcriandfeh , 
en,  mijns  weetens,  met  geenen  ande- 
ren naam  in  deeze  Taal  genoemd. 
Word  in  ’t  Latijn  geheeten  Polygo- 
NATUM  , of  Ook  SlGILLUM  SALA- 
monis,  ter  oorzaak  van  de  teckenen, 
Zeegels-wijz  in  hare  Wortelen  gedrukt.  In  het  Hoog- 
duytfch  Weiszwurtz:  in  het  Franfch  Sean  de  Sa- 
10MON  , Signet  de  Salomon  , en  Ginuliere  , 
of  Geniculiere  : in  het  Italiaanfch  Poligonato, 
Frassinella  , Ginocchietto  , en  Radice  cosi 
nomata. 

Ses  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  fes  veranderlijke  foor- 

verander-  ten  bekend  geworden  , als : 

lijke  foor-  I.  Polygonatum  vulgare,  of gemcenc  Salomon  s- 
ten-  zegel.  II.  Ellebori  albi  foliis  , of  Salomons- 
zegel met  Bladeren  van  wit  Nieskruyd.  III.  Ramo- 
Salomons-  SUM»  Salomonszegel  met  Takken.  IV.  Flore  ple- 
acegel  met  NO , of  Salomonszegel  met  een  dubbele  Bloem ; van  bin- 
eendubbe-nen  gantfehelijk  met  groenachtige  Bladert jens  gevuld, 
e B oem.  eenzijdig  tcegens  over  de  Bladeren  aan  hare  regr  om 
hoog  ftaande,  rondachtigc,  ook  een  weynig  hoekach- 
tige Steelen;  niet  veelvoudig  bij  malkander,  maar  een 
alleen  afzonderlijk  boven  den  anderen  gefteld,  voort- 
komende ; van  welke  de  onderfte  de  grootfte,  de  bo- 
venfte  de  kleynfte  zijn.  De  Bladeren , gelijk  ook  de 
Wortelen,  zijn  in  grootte  die  van  fegemcenc,  of  der 
andere  foorten  niet  ongelijk,  behalven  dat  ze  wat  fmal- 
Icr  vallen;  voor  wel  zoo  fpits  zijn,  en  geheel  eenzijdig 
twee  en  twee  teegens  malkander  ftijf  opwaarts  ftaan,  ge- 
lijk in  de  bijgaande  Figuur  klaar  genoeg  vertoond 
Virgini-  WOrd.  V.  VlRGINIANUN  FLORE  ALBO  SPICATO  , 
aanlche  of  Zirginiaanfche  Salomonszegel  met  een  witte  geayrde 
Salomons-  Bloem , ruym  een  lid  van  een  vinger  lang ; ook  uyt 
zecge ' vcele  digt  bij  malkander  gefteldc  Bloemt  jens  te  zaam- 
gevoegd ; beftaandc  uyt  zes  fmallc  , geheel  witte,  voor 
ftomp-rond  toegaande  Bladertjens.  Ecnige  dagen  lang 
duren  ze.  Komen  voort  regt  uyt  de  bovenfte  punten 
der  ronde  Steelen  ; de  Bladeren  aan  beyde  de  zijden  der 
zelve  gefteld , doch  niet  regt  tcegens  over  malkander. 
Zijn  twee  vingeren  , ook  wel  een  duym  , breed,  en 
zes  vingeren  lang ; voor  met  breedachtige  fpits  ze  pun- 
ten , en  met  regte  aderen,  loopende  door  ’t  gchcele 
Had  gelijk  als  geftreept.  VI.  Polygonatum  an- 
gustifolium  , of  Salomonszegel  met  [malle  Bla- 
deren. Alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neemtng. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zoo  wel  zandi- 
ge, als  andere,  doch  bcquamelijk  gemeftte  grond:  een 
luchtige,  wel  ter  Zon  gelcegene;  ook  een  fchaduwach- 
tige  plaats,  en  veel  Water.  Bloeyen  vroeg  in  ’t  Zoor- 
jaar  ; en  krijgen  in  ’t  laatfte  van  Julius  volkomen  rijp 
Zaad ; behalven  het  Polygonatum  Virginianum 
plore  ALBO  spicato  , of  Zirginiaanfche  Salomons- 
zegel met  een  witte  geayrde  Bloem:  welke  foort  in  dee- 
zc  onze  Geweften  noyt  zijne  regte  volkomentheyd 
genieten  kan. 

Hard  van  natuur  zijn  ze , zoo  dat  ze  felle  koude, 
en  alle  andere  ongeleegentheedcn  des  tijds  konnen  uyt- 
ftaan  , zonder  veel  fchade.  Dc  aanwinning  en  ver- 
meenigvuldiging  gefchied,  niet  alleenlijk  door  haar 
Zaad , ’t  welk  met  een  wallende  Maan  van  Maert , 
niet  boven  een  ftroobreedte  diep , in  de  aarde  word 
gelcgt  ; maar  ook  door  hare  aangegroeyde  jonge 
Wortelen ; die  men  op  de  zelve  tijd  van  de  oude  af- 
ncemt  en  verplant.  T eegens  de  Winter  laten  ze  al  hare 
Bladeren  vallen. 


Grond. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


KRACHTEN. 

Salomonszegel,  of  Polygonatum,  is  warm  en  droog 
m den  eerften  graad,  ook  afvagende,  en  te  zamen- 
trekkende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  en  ’s  morgens  daar  van  nuchte- 
ren  gedronken  ; of  een  Drachma  van  het  Poeder  der 
gedroogde  Bladeren  met  Wijn  ingenomen,  reynigt  het 
Ligchaam  van  alle  taye  Fluymen  en  / lijmerige  vochtig- 
heeden.  Doed  der  Zrouwcn  Alaandftondcn  voortko- 
men : drijft  het  Water  van  de  Blaas , delgelijks  het 
Graveel  uyt.  Stild  daarenboven  , en  jaagt  wech  het 
geronnene  Bloed  van  de  inwendige  deden  des  Li"- 
chaams. 

De  Wortelen  geconfijt,  en  een  tijd  lang  dagelijks  daar 
van  gegeeten  , doen  ophouden  dc  witte  Zloeden  der 
Vrouws-perfoonen.  Dc  zelve  gefloten , en  dan  gelcgt 
op  de  Wonden,  ook  op  blauw-geftoteneof  gejlagene  plaat- 
zn-,  defgelijks  op  de  Sproet elen  des  Aangedicht s , gence- 
zen  de  zelve,  en  neemenze  wech. 

Zcftien  Zaad-bczën  ingenomen , openen  ’t  Ligchaam 
van  onder  en  boven. 

De  Wortelen  in  Wijn  gediftillccrt,en  daar  mee  gewaf- 
fchen , verftrekt  de  Zrouwcn  voor  een  goed  Blankfet- 
*-el,  want  het  maakt  een  klaar,  ztyver  vel. 


Durantts 
bijl.  riant, 
fol.  193. 
Camer.l.  4. 
c.  6. 


Diofe.  I.  4.' 
c.6. 

Dod.l.  ii. 


Galen.  lil. 
Simp.  8. 


Matth.  1. 4. 

c.f. 


CCCXCIV  HOOFDSTUK. 

FONTEYNKRUYD. 

Eeft  in  het  Needcriandfeh  deezen , en,  Namen. 

§ mijns  weetens,  geenen  anderen  naam. 

Word  in  het  Latijn  geheeten  Pota- 
mogetum,  of  ook  Fontinalis:  in 
het  Hoogduytfch  Samkbaut  : in  het 
Italiaanfch  Potamoceto. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aait  bekend  geworden  Vijfveran- 
vijf  veranderlijke  foorten ; als : «Icrlijke 

I.  POTAMOGETUM  MAJUS  LATIFOLIUM,  of  groot  foortca* 
Fonteynkruyd  met  breede  Bladeren.  II.  Majus  an- 
gustifolium  spiCATUM  , of  groot  geayrd  Fonteyn- 
kruyd met  fmalle  Bladeren.  III.  Majus  vulgare, 
of  gemeen  groot  Fonteynkruyd.  IV.  Minus,  of  kleyn 
Fonteynkruyd.  V.  Potamogetum  ROtundifolium, 
of  Fonteynkruyd  met  ronde  Bladeren.  Al  te  zamenzijnze 
van  ccven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Uyt  eygener  aart  groeyenze  in  ftaande,  ook  in  loo-  Croeyen 
pende  Wateren-,  maar  noyt  buyten  dc  zelve.  Konnen  alleen  in 
derhalven  in  de  Hoven  niet  opgequeekl  worden,  ten  zij  Watcrj  cr» 
men  in  de  zelve  een  Gragt  of  Zijver  deed  delven  , en  I^Hoveï 
met  een  waflende  Maan  van  Zpril  deeze  Planten  daar  te  krijgen, 
in  zetten.  Dan  groeyenze  niet  alleenlijk  voort,  maar 
liaan  ook  met’cr  tijd  van  zelfs  op.  Bloeyen  genoeg- 
zaam , doch  geeven  zelden  volkomen  Zaad.  Verlie- 
zen ook  ’s  Winters  al  hare  plat  op  ’t  Water  neerleg- 
gende Bladeren ; welke  in  dc  volgende  Zomer  weer 
voortkomen. 

KRACHTEN. 

FOnteynkruyd,  of  Potamogetum , is  verkoelende  en  Mgin.l  7. 
te  zamentrekkende  van  aart.  e.y.  7 * 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  , ecnige  dagen  vlin.  1. 16. 
achter  den  anderen,  een  Roemertje  gedronken  , fhldc,8- 
allerley  Buykloop  , ook  zelfs  de  Bloedgang.  Defge- 
lijks het  jeuken  van  de  Huyd,  dc  zelve  daar  mee  ge- 
walTchen  zijnde. 

De  Bladeren  gefloten : met  Honig  en  Edik  gemengt,  Dioft.  1. 4.' 
dan  gelegt  op  heete , voorteetende  zveeren , gcncczen  c-  lol‘ 
de  zelve. 

De  zelve  Bladeren  met  Oly  en  Edik  Zachtjens  in 
een  Pan  gebraden;  zoete  Melk  daar  op  gegoten  , en  fol.'ni. 

Ggg  ZOOj 


f 


o 

833  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  834 


200,  lauw  zijnde,  op  het  pijnlijke  Podagra,  op  de  op- 
druyjligheyd  des  Aangedicht s , op  de  koos , en  andere 
ontjlcekjngen  des  Ligchaams  gclegt,  verzachten  niet  al- 
leenlijk al  deeze  qualen,  maar  doen  ze  ook  dikmaal  ge- 
heel vergaan. 


CCCXCV  HOOFDSTUK. 

GANSERICH. 

Namcn'  Nders  ook  in  'tNeederlandfih  genoemd 

Genserick,  of  Gensryck,  en  van 
veele  Zilverkru yd  , weegens  de  blin- 
kende  verwe  van  dit  Gewas.  Word 
in  het  Latijn  geheeten  Argentina  , 

POTENTILLA,  of  AgRIMONIA  SYL- 
VESTRIS  , in  ’t  Hoogduytfih  GrENSICH,  ofGENSE- 
rich:  in  ’t Franfih  Argentine  , Becq^d’Oye,  of 
ook  Tanesie  s au  vage  : in  het  Italiaanfcb  Argen- 
tina  , gelijk  in  het  Latijn. 

Grond.  Deeze  Plant  bemind  uyt  cygéner  aart,  een  zandi- 
ge, gebouwde,  en  ook  ongebouwde,  vette,  of  ma- 
gere grond  ; liever  veel  Water  , als  matige  vochtig- 
heyd  : immers  zoo  zeer  een  opene,  luchtige,  vrije, 
welgeleegene,  als  een  fchaduwachtige  plaats.  Vergaat 
niet  haaft,  maar  blijft  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft 
Zaad.  meeft  den  tijd  in  den  Herjjl  volkomen  rijp  Zaad.  Kan 
felle  koude , en  alle  andere  ongelecgenthceden  der  Win- 
ter geduldig  uytfhan. 

Aanwin-  W ord  overvloedig  aangewonnen  en  vermeeniqyul- 
ning.  digd,  zoo  door  haar  Zaad , ’t  welk  met  een  wanende 
Maan  van  September  of  Alaert  niet  diep  de  aarde  word 
aanbevolen  , of  ook  van  het  neergevallene  genoeg  van 
zelfs  opflaat;  als  door  hare  kruypende  jong c Scheut  jens, 
welke  men  met  een  waflende  Maan  in  April  van  de  ou- 
de afneemt  en  verplant. 

KRACHTEN. 

Aart.  Anjirich  , Genscerik _,  of  PotentUla , is  koud  in 

I -w-den  eerden,  droog  in  ’t  laatfte  van  den  tweeden 
graad ; en  te  zamentrekkende  van  aart. 

Lonic.I.  ï.  1°  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  doed 
j*9-  het geronnene  Bloed  fcheyden.  Is  goed  voor  de  gcene, 
M%raplant  ^°0r  een  h°°i.en  va^  z'c^  inwendig  of  uytwendig 
fol.'nó.  VCfzeerd  hebben  ; ook  teegens  ’t  Graveel , inwendige 
Matth.l.4.  Wonden’,  de  overvloedige  witte  Vloeden  der  Vrouwen; 
c-37-  voor  perfoonen  , die  ter  Stoel  willen  gaan , doch  niet 
kpnnen:  voor  ’t  Co  lijk,  Rugge-fmcrten ; de  Gefiheurd- 
heyd,  en  de  Blocdfpouwing.  Doed  het  geklonterde  Zog 
ifi  der  Vrouwen  Èorjlen  zich  fcheyden  : zuyverd  de 
Wonden’,  geneed  de  roode  hopende  O ogen ; de  zwel- 
ling van  het  Tandvleefch  ; de  Tandpijn ; en  neemt 
wech  de  Zomcr-fproetelen , daar  mee  gewaffehen  zijn- 
de. Stild  het  Bloed,  en  ook  een  onnatuurlijke  Buykc 
loop. 

Het  uytgepardte  Zap  der  Bladeren  met  Wijn  ver- 
mengt , en  in  allerley  Wonden  ; ook  op  de  zeeren  der 
hcymelijke  Lecden  gedaan , geneed  de  zelve. 

Dod.  1. 20.  Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  op  de  opene  huyd, 
of  ’t  afgewreevene  vel  der  Paerden,  Ojfen,  Ezelen,  en 
andercr  Beeden  gclegt,  doed  de  Wonden  [uyt  en  , en 
nieuw  vel  daar  over  groeyen. 


CCCXCVI  HOOFDSTUK. 

VLOOKRU  YD. 

Namen.  ^^aBteEeft  in  het  Neederlandfch  dien  naam  ge- 
i.'itM  p|  krecgen  , om  dat  het  Zaad  deezer  Plant 
Yi  pJjjS  E de  gelijkenis  eener  Vloo  niet  qualijk  ver- 
toond.  Word  in  het  Latijn  geheeten 


Psyllium  , of  Herba  polucaris  : in  het  Hoog- 
duytfch Psylienkraut  , of  Flohkraut  : in  het 
Franfih  Herbe  des  Pulces  : in  het  Italiaanfcb 

Psillio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee 
bijzondere  foorten  ; te  weeten : bij  zond  era 

I.  Psyllium  annuum  , of  alle  jaar  vergaande  *00rtcn' 
Vlookruyd.  II.  Psyllium  radice  perenni  , of 
alttjd-durend  Vlookruyd ; ’t  welk  zelden  meer  als  an- 
derhalve of  twee  voeten  hoogte  opfehiet ; doch  zeer 
ruyg  van  Bladeren  groeyd.  Zijn  niet  van  eenerley 
Bouwing  en  Waarneeming,  maar  zeer  daar  in  verfchil- 
lende. 

Beminnen  nochtans  beyde  een  goede,  gemeene,  zan-  Grond, 
dige,  varfch  omgefmeetene  , en  met  twee-jarige  Paer- 
demid  matig  voorziene  grond:  een  luchtige,  vrije,  wel 
ter  Zon  geleegene  plaats,  en  tamelijk  veel  vochtigheyd.  Zaad. 
Geeven  ook  ieder  jaar,  inzonderheyd  bij  goede  drooge 
tijden , volkomen  rijp  Zaad. 

Het  Psyllium  annuum,  of  maar  een  jaar  du-  Een  jaar 
rende  Vlookruyd,  vergaat  in  den  Herffl  ; na  dat  het  durend 
haar  Zaad  tot  volmaaktheyd  heeft  gebragt.  Moet  Ylooj 
derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  wallende  Maan  van  rU* 
Alaert , wederom  op  nieuws  , niet  diep,  gezayd  zijn. 

Komt  anders  ook  van  zelfs  genoeg  op  van  ’t  uytgeval- 
lene  : en  hier  door  kan  deeze  foort  overvloedig  aange- 
wonnen worden. 

Het  Psyllium  perenne  heeft  veel  teederder  Bla-  Langdu- 
dertjens,  boven  malkander  voortkomende  in  een  ontel-  rend  vioo- 
bare  meenigte  aan  beyde  de  zijden  van  hare  ronde , kru*d- 
niet  zeer  dikke,  doch  houtachtigc,  mecnigvuldige,  en 
uyt  den  bruynen  grijs-verwige  Steelt  jens-,  welke  ze  on- 
der geheel  omhelzen.  Zijn  een  vingerlid  of  daar  on-  Bladeren, 
trent  lang;  niet  dikker  als  een  draad  van  Stikzijde;  don- 
ker grocn-verwig;  niet  rond,  maar  gelijk  als  driehoe- 
kig; het  platfte  boven  met  veele  ruyge  Hayrtjens  be- 
kleed, en  voor  gantfeh  fpits  toegaande.  Tuflchen  Knopjenj. 
welke,  in  ’t  opperfte  van  de  Takjens , doch  niet  regt 
uyt  ’t  Hert  der  zelve,  voortfehieten  eenige  Knopjens , 
gemeenelijk  zes  digt  bij  malkander  gefteld,  en  teza- 
men ruftende  op  een  dun  Steeltje,  ruym  een  lid  eener 
vinger  lang;  in  welke  Knopjens  kleyne  Bloemt  jens  wor-  Bloemen, 
den  gezien. 

Deeze  foort  blijft  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Is  hard  Hardheyd. 
van  aart , zoo  dat  ze  , ’s  Winters  buyten  blijvende, 
lichtelijk  verdraagd  fterke  Vorft,  en  alle  andere  onge- 
leegentheeden  des  tijds  : doch  tot  ouderdom  gekomen, 
word  ze  door  de  zelve  van  ’t  leeven  beroofd.  Geeft 
ook  zelden,  ten  zij  met  hcete,  drooge  jaren,  volko- 
men rijp  Zaad  ; ’t  welk  een  weynig  langwerpig-rond , 
en  bleek-bruyn  van  verwe  is.  Echter  kan  men’er  goed 
en  in  alles  volkomen  Zaad  van  winnen , wanneer  men  zaacj 
ze , met  een  wallende  Maan  van  April  in  een  Pot  ge- 
plant, ’s  Winters  binnens  huys  brengd;  daar  met  mati- 
ge vochtigheyd  onderhoud  , en  ’s  Zomers  op  een  war- 
me plaats  zet. 

Niet  alleenlijk  door  dit  Zaad,  op  de  gemelde  tijd  ge-  Aanwin- 
zayd  zijnde  , kanz tvermecnigvuldigd,  maar  ook  aan-  ning. 
gewonnen  worden  door  hare  dunne  en  teedere  rijsachtige 
Takjens-,  welke  men  op  de  wijze  der  Angelieren,  voor- 
zichtig met  een  Pennemes  ten  halven  infnijd;  met  aarde 
aanvuld,  of  bedekt,  en  als  ze  Wortelen  hebben  gekree- 
gen , op  de  zelve  genoemde  tijd  van  de  oude  afneemt 
en  verplant. 

KRACHTEN. 

HEt  Zaad  van  Vlookruyd,  of  Pfylltum,  ’t  welk  Galm.  lib. 
van  deeze  Plant  alleenlijk  in  gebruyk  is,  doch  Simp.  8. 
niet  dikmaal  inwendig  mag  ingenomen  worden, 
zonder  groot  gevaar,  is  koud  in  den  tweeden,  en  droog 
in  den  eerften  graad. 

Het  zelve  Zaad  eerft  een  weynig  gebraden , of  ge-  DoJ.  1. 4.' 
droogd,  daar  na  maar  eeven  gekneufd , en  zoo  lang  in  c-  3«* 

Water 


1 


StYapio 

Durantes 
lib.  Her/r. 

Mll9- 


Ra) is  lib. 
Simp.  c.19. 


ïlin.  1. 16. 
t.  8. 

Dtofc.  I.  4. 


Rut II.  I.  3. 
f.  108. 


83?  Vlookruyd.  Keukenkruyd.  Sleutelbloem. 


Water  te  wecken  gelegt,  tot  dat  het  dik^  en  ƒ lijmerig 
is  geworden ; dan  ingenomen , verzacht  allcrley  inwen- 
dige verhitting  c\\  ontflcckmg-,  ook  dc  rauwighcyd  van 
de  Tong.  Matigt  de  brand  der  Koert  ten,  en  de  Dorjl. 
Verdrijft  de  fmerten  des  Ingewands.  Is  goed  teegens 
de  Roodeloop  , en  maakt  een  tachte  Stoelgang ; inzon- 
derheyd  vermengt  zijnde  met  wat  Syroop  van  bleek- 
roode  Roozcn.  Drijft  ook  uyt  de  geele  Cholenque 
vochten. 

Van  deeze  (lijnierigheyd , welke  men  noemd  Muc- 
cag°  1 of  Mucalago , word  in  Apotheeken  gemaakt  een 
Eldluarium , ofSlikking,  zeer  gepreezen  tot  het  uyt- 
drijven  der  Galachtige  vochtigheyd-,  geneezing  van  hee- 
te  Koor t ten , pijn  en  draying  des  Hoofds  : de  verhitting 
van  dc  Leever  ; en  van  de  Geeltucht,  drie,  vier*  of 
vijf  Drachmen  daar  van  ingenomen. 

De  zelve  Muccago  gelegt  op  een  uytpuylende  Navel, 
dc  Breuken  der  Darmen,  allerlcy  verhitting,  ’t  fprenkt 
Tuur,  dc  Roos,  ’t  Flcrefijn,  of  ’t  Podagra,  door  hitte 
veroorzaakt.  Klieren,  tweeringen,  waterige  Gezwellen, 
en  verjluykte  Leeden,  geneert  ze  ; neemt’er  dc  brand  en 
pijn  van  wech. 

Het  uytgeparrtte  Zap  der  Bladeren  in  de  Ooren  ge- 
daan, dood  de  daar  in  zijnde  Vl’ormen. 

Twee  of  drie  druppelen  van  ’t  gediftilleerde  Water 
deezer  Plant  in  de  O ogen  gedaan , neemt  dc  fmtrt  en 
brand  der  zelve  wech. 


83<5 


KRACHTEN. 

KEukenkruyd , of  Pulfatilla , is  heet  en  droog  tot  Durantes 
in  den  derden  graad;  ook  zeer  fcharp  van  fmaak  ; hifi.  naht. 
doorfnijdende,  dunmakende,  verreerende,  zuy-M3Sl- 
verende,  en  doorknagende  van  aart;  derhalven  niet  ge- 
raadzaam is,  ’t  zelve  inwendig  te  gebruyken. 

De  Wortel  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken;  Matth.l.  1. 
of  twee  Drachmen  van  het  Poeder  der  gedroogde  Wor-  c-  172. 
telen  met  Wijn  ingenomen , word  zeer  gepreezen  teegens 
de  Pefi , allerlcy  vergif-,  defteekerrvan  vergiftige  Die- 
ren, en  de  beeten  van  dolle  Honden. 

De  Bladeren  gefloten  , en  van  buyten  opgelegt,  ma-  DoJ.  1. 14. 
ken  op  die  plaats , wecgens  haren  brandenden  aart,  groo-  6. 
te  en  kleyne  Bladeren  , of  Bleynen. 

Het  uytgeparrtte  Zap  der  Bladeren  , op  dc  hol-  Tragusl.u 
gemaakte  M ratten  gedaan,  verteerd  de  zelve  in  een  c-  '37- 
korte  tijd. 

Het  gedirtilleerde  Water  der  Bladeren  en  Bloemen 
word  van  zommige  met  voordeel  geordoneert  en  inge- 
geeven  in  Koortten,  welke  nu  en  dan  ophouden. 


CCCXCVIII  HOOFDSTUK. 

SLEUTELBLOEM. 


CCCXCVII  HOOFDSTUK. 

keukenkruyd. 

Hamen.  En  aardig  Gewas,  dus  in  het  Needer- 

rSBj  landfeh  genoemd , word  in  het  Latijn 

Wfó  geheeten  (ook  in  't  Iraltaanfch)  Pu lsa- 

mSV  Ijgl/ïc’  TirLA’  °°k  Her  ba  venTi,  om 
ijy-.  «■  dat  het  Zaad , rijp  zijnde  , door  de 

« wind  word  wechgenomen ; gintfeh  en 

herwaarts  gedreeven : in  ’t  Hoogduytfch  Kuchenkraut: 
in  ’t  Franfch  Coqitelourdes. 

Drie  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie 
derfchey-  veranderlijke  foorten ; te  weeten  : 
n"Cm!r  L Pulsatilla  flore  siMPLici,  of  Kcukrnkruyd 
meteen  enkele  Bloem.  II.  Pulsatilla  flore  ple- 
no, of  Keukenkruyd  met  een  dubbele  Bloem.  III.  Pul- 
satilla ap  11  folio  , of  Keukenkruyd  met  Bladeren 
van  Petertelie.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwtng  en 
Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  geheel  zandige, 
en  zeer  weynig  of  gantfeh  niet  gemeftte  aarde  ï een 
luchtige  , vrije  , wel  ter  Zon  gcleegene  , niet  min- 
der dan  een  donkere  of  fchaduwachtige  plaats;  en  niet 
veel  Recgen.  Blijven  cenige  jaren  in  ’t  leeven,  en  gee- 
ven,  warm  gcfteld  zijnde,  gemeenelijk  ieder  jaar  vol- 
Zaad.  komen  rijp  Zaad.  Verdragen  felle  koude , en  dier- 
gelijke ongcleegcntheeden  der  Winter,  zonder  groote 
fchade. 

Aanwin-  Konnen  niet  anders  vcrmecnigvuldigd  en  aangewon- 
ning.  nen  worden , als  door  haar  Zaad-,  ’t  welk  met  een  waf- 
fende  Maan  van  Maert , niet  boven  een  ftroobreedte 
diep,  de  aarde  word  aanbevolen;  en  zomtijds  met  Ree- 
genwater  begoten  moet  zijn.  De  hier  uyt  voortko- 
mende jonge  Planten  geeven  in  het  vierde  en  vijfde 
lloemcn.  ïaar  ^aar  na  hare  eerfte  Bloemen ; welke  men  niet  al- 
leen purpur  en  bleek-purpur-verwig , maar  ook  bij 
na  geheel  wit  ziet , onaangezieri  zij  uyt  eeven  ’t  zel- 
ve Zaad  zijn  voortgefprooten.  Zeer  nauw  moet 
men  op  de  inzameling  van  dit  Zaad  letten,  vermits 
het , rijp  geworden  zijnde,  door  de  Wind  fchiclijk 
verftuyfd. 


|Ict  alleen  dus  genoemd  in  het  Nee-  Verfchey- 
* derlandfch,  maar  ook  van  veele  He-  de  namen, 
v melsleutel  , en  Sint  Pieters- 
L kruyd.  Word  in  ’t  Latijn  geheeten 
j Primula  veris  , Herba  Paraly- 

k sis  , of  Paralytica  : in  het  Hoog- 

duytfeh  Schlusselblum  , HimmelschLussel  , en 
Sanct  Peterskraut:  in  ’t  Franfch  Cocu,  Prayes 
de  Cocu,  en  Primevere:  in  \ Italiaan fch  Herba 
Parausi,  en  Fior  di  Primavera. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  Meer  dan 
meer  dan  tfeftig  fchoone , beziénswaardigc,  verander- tfcftig 
lijke  foorten  van  verwen  , binnen  weynige  jaren  , uyt <irhoone 
Zaad,  door  vlijtige  oeffening  van  mij  aangeteeld  ’ wel-  J^anjer“v 
ker  getal  in  verfcheydentheyd  noch  dagelijks  vermeer-  ten'  °°r" 
derd  : zijnde  voorzien  niet  alleen  met  enkele  , maar 
ook  met  dubbele,  en  twee-voudigc  Bloemen,  of  Bloem 
uyt  Bloem.  Al  de  zelve  onderfcheydene  foorten  hier 
te  willen  verhalen,  acht  ik  onnodig,  en  zou  re  lan^  val- 
len. Houde  genoeg  te  zijn  eenige  daar  van  den  Leetet 
hier  voor  te  ftellen ; namentlijk : 

I.  Primula  veris  flore  pleno  sulphureo  , aan(re 
of  geele  dubbele  Sleutelbloem.  II.  Flore  luteo  tccldj 
PLENO  um  bell  ato  , of  met  een  geele  dubbele,  Kroons- 
wijte  veele  op  cene  Steel  bij  malkander  gevoegde  Bloem. 

III.  Flore  gemino  toto  albo  magno  , of  met 
een  groote  fpier-witte  Bloem  uyt  Bloem.  IV.  Flore 
gemino  MAGNO  roseo  grato  , of  met  een  groote 
z,eer  aangename  Roos-verwige  Bloem  uyt  Bloem.  V. 
Purpureo  , of  van  eeven  zoodanige  , met  een  pur- 
pure  couleur  voordien.  VI.  Rubro,  o froode.  VIL 
Luteo,  of  geele.  VIII.  Obsoleto,  o f met  een  gelijk 
als  verouderde  gecoleurde  Bloem.  IX.  Ferrugineo,  van  welke 
ot  met  een  Bloem,  van  tul^  een  verwe  gelijk  de  hierveer- 
roefl  aan  het  Tter.  X.  Flore  variegato/o  F met  een  tiendcr,cy 
bonte  Bloem  uyt  Bloem.  XI.  Ca  ule  folioso  , of  met  een  ^oïe- 
gebladcr de  Steel,  c irc.  XII.  Primula  veris  alpina  ftdd. 
folio  rotundo,  o f Berg-Sleutelbloem  met  een  rond 
Blad-,  ook  genoemd  Sanicula  alpina  , Verras- 
culum  ALPiNUM,  en  Paralytica  alpina,  Berg- 
Sani'kel.  XIII.  Primula  veris  alpina  folio  ob- 
longo,  of  Berg-Sleutelbloem  met  langwerpige  Blade- 
ren. XIV.  Primula  veris  alpina  flore  proli- 
fero,  of  Berg-Sleutelbloem  met  Bloem  uyt  Bloem , ge- 
mcenelijk  drie  , of  twee  , boven  een  uyt  malkander 
voortkomende  ; en  dan  noch  veel  meer  andere  , tot 
Ggg  * ~ (gelijk 


HHH 


837  Beschryving  der  Kruyden , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 838 


(gelijk  wij  alreeds  gczegt  hebben  ) boven  de  tfejlig 
ft)  getal.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bou- 
wing  en  Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede  gemeene  , meer  zandige 
als  andere , doch  welgemcfhe  grond , uyt  een  na- 
tuurlijke eygenfehap.  Hebben  liever  een  donkere  of 
fchaduwachtige,  alseenopene,  luchtige,  wel  ter  Zon 
gel ecgene  plaats ; en  begeeren  veel  Water.  Vergaan  niet 
haaft  , maar  blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Konnen 
felle  koude  en  alle  andere  ongeleegentheeden  der  W int  er 
geduldig  uytftaan. 

Zaad.  Bloeyen  ieder  Voorjaar , in  de  Maanden  van  -April 
en  May.  Geeven  ook  in  het  laatfte  van  Junius  en 
den  aanvang  van  Julius  volkomen  rijp  Zaad.  Het 
welk  , wanneer  de  Zaadknop  een  weynig  bleek  ge- 
worden is , en  zich  aan  haar  eerfte  punt  maar  eeven 
geopend  heeft , fchielijk  daar  uyt  op  de  aarde  neer- 
Hoe  het  valt.  Is  bruyn-verwig  , en  platachtig-rond.  Om  de 
zelve  te  verhaalde  oorzaak  des  uytvallcns  moet  men  wel  nauw 
daar  op  letten  , indien  men  ’t  begeerd  in  te  zamelen. 
Ten  dien  eynde  plukt  men  de  Knoppen  , als  ze  rijp 
zijn  geworden,  in  ’t  geheel  af,  en  men  laat’er  ’t  Zaad, 
zoo  veel  doenlijk  is,  in  blijven.  Dan  bewaard  men  ze 
op  een  bequame , doch  geen  droogc  plaats , tot  in  Au- 
tezayen,  guflus  of  September : ter  welker  tijd  men  'xZaaduytAt 
Knoppen  doed  , ’t  zelve  wel  zuyverd;  daar  na  met  een 
volle  Maan  , of  een  weynig  te  vooren  , zayd  op  een 
donkere  of  fchaduwachtige  plaats,  in  zoodanig  een  aar- 
de, als  hier  boven  befchreeven  is ; teweeten,  een  goe- 
de , gemeene , zandige ; genoegzaam  voorzien  met 
twee-jarige  Koeyemift , zulker-wijze , dat  het  ruym 
een  vinger  breedte  diep  daar  onder  kome  verborgen 
te  leggen. 

en  voorts  Als  men  het  nu  de  aarde  dus  heeft  aanbevolen  , 
waar  te  ziet  men  het  niet  eerder  als  in  Alay  , of  ten  vroeg- 
Saat*160  ^en  ’n  'C  ^aat^e  van  -dpr'L te  voorfenijn  komen.  Bij 
droog  Weêr  moet  men  ’t , zoo  wel  terwijl  ’t  noch 
onder  de  aarde  legt,  als  wanneer  ’t  zich  begind  te  ver- 
tonen , dikmaal  met  Water  begieten  , zoo  zullen  de 
Planten  niet  alleen  dies  te  eerder  uytfchietcn  , maar 
ook,  uytgefchoten  zijnde,  te  beeter  voortgroeyen. 
Verplan-  ’t  Zij  datze  te  digt  bij  malkander  liaan,  of  niet, 
*>ng-  in  Juli its,  een  weynig  voor  of  met  de  volle  Maan  ver- 
plant men  ze  in  een  varfch-omgefmeetene  en  welge- 
meftte  grond,  op  een  fchaduwachtige  plaats:  want  hier 
door  worden  ze  fterk  ; en  krijgen , voor  een  groot  ge- 
deelte, in  ’t  volgende  Voorjaar  hare  eerfte  Bloem:  wel- 
ke niet  alleen  in  grootte  , enkel-  of  dubbelheyd  der 
Zjclve  , maar  ook  in  fchoonheyd  der  -veelvoudige  cou- 
leuren  zoo  aangenaam  en  veranderlijk  is,  datze  op  een 
zonderlinge  wijze  deOogen  en  ’t  Hert  der  curieufe  aan- 
fchouwers  verluftigt , met  een  vermaaklijke  inwendige 
beweeging. 

Middel  OndertufTchen  ziet  men  gemeenelijk,  dat  de  grond, 
teegens  daarze  gezayd  worden,  ter  oorzaak  van  hare  donker- 
Sle'kkcn" ' heyd,  met  een  groot  deel  Wormen  is  vervuld;  welke  de 
en  dierge-  jonge  opkomende  Plan  jens  niet  alleen  zeer  hinder- 
lijke ongc-  lijk  zijn  in  haren  greey,  maar  ook  wel  de  zelve  gant- 
diert.  fchelijk  onder  de  aarde  na  haar  trekken.  Krachtelijk 
en  fpoedig  kan  men  dit  quaad  voorkomen , door  alleen- 
lijk Jlof  van  oprechte  Vtrgintaanfchc  Tabaks  op  de  aar- 
de te  ftroyen.  Want  ’t  zelve  is  voor  deeze  Dtert- 
jens  zoo  ksachtig  en  onverdraaglijk  , dat  ze  , zoo  ze 
maar  eens  daar  aan  komen  te  geraken , terftond  moeten 
fterven.  Dt  Slekjen , en  ander  diergelijk  Ongediert,  in- 
dien ze  daar  over  niet  ftraks  ’t  leeven  verliezen , worden 
echter  hier  door  opgeblazen,  en  gelijk  als  Waterzuch- 
tig; zoo  datze  van  deeze  plaats  wech  vlieden,  en  noyt 
weer  komen.  Hier  bij  ftaat  te  weeten , dat  dit  Tabaks 
Jlof  als ’t  twee  of  driemaal  bereegend,  of  met  Water  over- 
goten is,  krachteloos  word  gemaakt  tot  afweering  van 
het  gedachte  fchadelijk  gefpuys ; en  moet  derhalven, 
zoo  dikmaal  als  men  ’t  nodig  oordeeld , weer  vernieuwt 
worden.  Te  meer,  wijl  dit  Poeder,  door  de  Rcegen  in 


de  aarde  dringende , de  Wortelen  der  Planten  tot  een 
zonderlinge  voedzaamheyd  verftrekt.  ® 

Alle  oude  Planten  van  Primula  veris,  of  Sleet-  Aanwin- 
telbloem,  luchtig  geplant  ftaande,  verliezen  in  ’t  mid-  ninE- 
den  van  de  Zomer  hare  Bladeren-,  zoo  datze  t’eene- 
maal  verdord  fchijnen  te  zijn  : doch  in  den  Hcrfjt 
fchietenze  weer  nieuwe  uyt.  De  geene,  welke  fcha- 
duw  , of  donkerheyd  genieten , verliezen’er  en  behoud 
den’cr  gemeenelijk  eenige.  Komen  ook'met  haar  nieuw 
geboren  Loof  eerder  weer  te  voorfchijn  als  de  andere  die 
in  opener  lucht  ftaan. 

Het  Primula  veris  alpina  , of  Sanicula  al-  Bcrg-SIeu- 
PINA  , Berg-Sleutelbloem  , of  Berg-Sanikel , word  in  telblocm , 
een  Pot  gezayd  ; op  de  zelve  hier  boven  gemelde  ^ 
wijze  aangequeekt;  op  een  donkere  plaats  gefield ; ge- 
durig vochtig  gehouden , en  ’s  Winters  binnens  huys 
bewaard  op  een  luchtige,  geenzins  warme  geleegent- 
heyd  , doch  zonder  bevrooren  te  worden.  Vermits 
deeze  foort  tcederder  van  aart  is,  als  de  andere,  zoo 
vriefdze  in  zommige  M'inters  wel  geheel  dood,  als 
men  ze  buy ten  ' laat  blijven.  Moet  derhalven  in  de 
aarde  gezet  zijn  op  een  warmer  en  luchtiger  plaats  , 
als  de  andere  , bevrijd  voor  koude  Oofie-  en  Noorde- 
winden.  Is  ook  geraadzaam , gedurig  een  of  twee  van 
dit  ftag  in  Potten  te  planten  , om  in  de  Winter  binnens 
huys  gebragt , en  daar  voor  een  quade  floot  verzeekerd 
te  konnen  worden. 

Het  Zaad  deezer  foort  is  zeer  klcyn , en  bij  na  ge-  Zaad. 
lijk  als  ftof.  Als  ’t  rijp  geworden  is  (’t  welk  niet  ge- 
beurd als  in  goede  jaren)  vergaand  e Bladert  jens-,  ook 
wel  eerder  ; en  daar  blijft  niets  overig,  als  een  kleyn  , 
groen  geftreept,  en  rond  Knopje  ; ’t  welk  dikmaal  met 
zijn  Mor  telt  jens  uyt  de  aarde  oprij  ft,  en  alzoo  verdroogt.  Opmer- 
Staat  derhalven  voorzichtig  daar  op  te  letten  , dat  het  kin^‘ 
zelve  weer  in  de  aarde  gebragt , en  tot  in  den  Hcrfjt 
met  matige  vochtigheyd  onderhouden  worde;  op  dat 
men  niet  plotzelijk  zich  te  eencmaal  van  deeze  focrrt 
mogt  beroofd  bevinden , ’t  welk  dikmaal  gebeurd  door 
onbedachtheyd  en  verzuym. 

De  jonge  Planten,  van  Zaad  voortgekomen,  gee- Aanwin- 
ven , gelijk  die  van  de  andere  foorten,  in  ’t  tweede  Voor-  ning* 
jaar  hare  eerfte  Bloemen-,  daar  na  vervolgens  ieder  jaar. 

W orden  niet  alleen  vermeenigvuldigd  door  haar  Zaad , 
maar  ook  door  hare  aangewaffene  jongen : welke  men 
met  een  wafTende  Maan , ’t  zij  van  Augujlus  of  Maert, 
van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

SLetetelbloem , of  Primula  veris , is  verdrogende  tot  Aart. 
in  het  laatfte  van  den  tweeden  graad ; ook  een  wey- 
nig afvagende  van  aart. 

In  een  Salade,  Koeken,  Warmmoes,  of 


diftilleert;  of  ook  het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren 
en  Bloemen  met  Wijn  ingenomen  , helpt  wonderlijk  * -Column, 
de  geene,  welke  beevende  Leeden  hebben;  Lam,  g^”*‘ 

Beroerd  zijn.  Verfterkt  daarenboven  het  Hert , de  Trapt,  ƒ.4. 
Harjfenen  , de  Zeenuwen  ; en  het  geheele  Ligchaam.  c.  p. 
Heelt  de  Jlecken  der  Scorpioenen  en  Spinnen:  is  goed 
voor  de  ontjleeking  des  Bloeds : geneeft  allerley  uyt-  en 
inwendige  wonden  of  andere  verz,eeringen.  Beven  het 
zelve  verrigten  de  Bladeren , wel  gefloten,  en  daar  op- 
gelegt  zijnde.  Dan  noch  opend  At  Sleutelbloem  de  Tuchf.  hifi. 
verjloptheyd  der  Nieren  en  Blaas.  Drijft  het  Graveel  Fl-t-i1^: 
af.  Is  goed  voor  de  geene,  die  uytwcndig  of  inwen- 
dig Gebroken  , Gefcheurd  zijn  , of  verjluykte  Leeden 
hebben.  Ook  voor  die  van  het  Flerejijn  worden 
geplaagd. 

De  Bloemen  alleen,  of  met  de  Wortelen  van  Salo-  Duranttt 
monsz-eegel , of  Fraxinella , eerft  eene  nagt  in  Wijn  ge-  hifi,  plarl. 
weykt,  daar  na  gediftillcert , dan  zich  daar  mee  ’s  mor-  4/.  33 S- 
gens  en  ’s  avonds  gewaflehen , neemt  wech  de  rim- 
pelen 


andere  manier  in  fpijzen  gebruykt;  of  ook 
Plant  met  Zelf  en  Majoraan  in  Wijn  gezoc 


Op  eenige  Rentalm. 
e geheele  hJft-  Fl*nt- 
n.  rfpeT"-",8-. 


$39 


Longekruyd.  Wilde  Dragon.  Bertram. 


pelen  en  fronjfclen  des  Aangedicht s : maakt  een  duyver 
en  blinkend  Pel. 

TabmJ.t ■ De  Wijn,  waarin  alleen  de  Bloemen  zijn  gediftilleert, 

*•  '4'  gedronken  van  dwangere  Vrouwen,  verfterkt  haar  zeer 
merkelijk , verquikt  de  Vrucht , en  is  goed  voor  alle 
dwakke  perfoonen. 


CCCXCIX  HOOFDSTUK. 

LONGEKRUYD. 

Namen.  ^ ^et  Neederlandfch  niet  alleen  dus, 

5 maar  ook  van  veele  Onzer  Vrou- 
i wen  Melkkruyd  genoemd  , ver- 
mits de  Bladeren  deezer  Plant  met 
; witte  plekken  gelijk  als  Adelk,  zijn 
' voorzien.  Word  in  ’t  Latijn  gehee- 
ten  PULMONARIA  , of  ook  SlMPHTTUM  MACUCO- 
sum  : in  het  Hoogduytfch  Lungenkraut  : in  het 
Franfch  Herba  aux  Poulmons  : in  het -ItaUaanfch 

PoLMONARIA. 

Vier  ver-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vier 
foorten^  vcran(^er^J^e  forten ; te  weeten  : 

I.  Pulmonaria  flore  purpureo,  of  Longekruyd 
met  een  purpure  Bloem.  II.  Flore  albo  , of  met 
een  witte  Bloem.  III.  Maculosa  maxima,  of^eer 
groot  Longekruyd , met  fchoone.  wit-geplekte  Bladeren. 
IV.  Pulmonaria  macuiosa  Gallorum,  of  Lon- 
genkruyd  der  Franfche  , met  aardige  bonte  Bladeren. 
Al  te  zamen  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwmg  en 
Waarneemtng. 

Grond.  Zij  beminnen  een  gemeene  , zoo  wel  zandige  als 
andere , doch  welgemcftte  grond : een  opene , vrije, 
bequaam  ter  Zon  geleegene , en  ook  een  fchaduw- 
achtige  plaats  ; met  veel  Water.  Blijven  eenige  ja- 
rcn  lang  in  ’t  leeven.  Verdragen  felle  koude , en  al- 
lerley  andere  ongelcegentheeden  der  Winter , zonder 
fchade.  * 

Zaad.  Gceven  ook  ieder  Zomer  volkomen  rijp  Zaad;  ’t  welk 

met  een  wallende  JVlaan  van  Maert  of  April,  niet  bo- 
ven een  ftroobreedtc  diep  gelegt , de  aarde  moet  aan- 
bevolen zijn.  Niet  alleen  hier  door  worden  ze  vermee- 
nigvuldigd,  maar  ook  aangewonnen  door  hare  aangewaf- 
fene  jongen;  welke  men  met  de  gemelde  Maan  in  April 
Aanwin-  van  0H^e  afneemt,  en  verplant.  Als  ze  een  tijd  lang 
ning.  op  eene  plaats  hebben  ftil  geftaan  , zijn  ze  zeer  be- 
geerig,  om  verzet  te  worden  in  een  op  nieuws  om- 
gefmeetene  en  welgemcftte  grond.  Zonder  daytng 
komen  ze  ook  wel  van  zelfs  genoeg  voort  uyt  het 
neergevallene  Zaad  ter  plaats  daar  ze  eens  geplant  zijn. 
Groot  Het  deer  groot  Longekruyd,  voorgefteld  onder  Num. 
Longe-  Tir. , of  PULMONARIA  MACULOSA  MAXIMA,  heeft 

^ruy  me  zcer  fchoone , wit  geplekte,  ouk  lichten  donker-groen 
fchoone  bonte  Bladeren;  zijnde,  gelijk  die  van  de  andere  ibor- 
wit-ge-  ten,  fcharp  en  rafiw  ; een  geheele  voet,  wat  min  of 
deren6  B'a"  meerc^er  > ^an§  > voor  drie  vingeren  breed , en  daar  in 
een  fpits  punt  eyndigende;  doch  hoe  lager  , onder  na 
de  Wortel  toelopende,  hoe  fmaller,  en  gelijk  als  plat  op 
de  aarde  neerlcggende.  Ook  veel  grooter,  en  blauwer; 
daarenboven  wel  geheel  bleek-roode  onder  de  blauwe 
vermengde,  hier  en  daar  aan  de  Stoelen  in  April zwAIay 
voortkomende  Bloemen. 

Ruyg  Het  Pulmonaria  maculosa  hispida,  of  Ma- 
Longc-  ^ culosa  Gallorum,  ruyg  L‘ n^ekruyd , of  Longo- 
Longe-  0t  h:Hy^  der  Frantpoifen , heeft  aardig-bonte  Bladeren,  uyt 
kruyd  der  een  veelvoudige,  dunne,  flegte,  teedere  , regt  in  de 
Franjoi-  aarde  necrfchietende  , van  binnen  witte  , van  buyten 
fen-  bruyn-  of  bleek-zwart-verwige  Wortel , ieder  Voorjaar 
in  ’t  laatftc  van  May  zoo  meenigvuldig  en  digt  op  mal- 
• kander  gefteld , datze  de  eene  de  ander  fchijnen  als 
Gedaante  voort  te  ftoten  , te  voorfchijn  komende.  Van  een 
der  Bladc- kluchtige  en  bevallijke  aanfehouwing  zijn  ze;  bekleed 
rcn’  met  een  ruyge  witte  wolhgheyd ; zoo  zeer,  datze,  als  ze 


84Ö 


uyt  de  aarde  voortkomen , eerft  als  gantfehelijk  wit-ruyg 
worden  gezien;  doch  daar  na  in  grootte  toencemende, 
verminderd  dceze  ruygheyd.  De  grootte  deezer  Blade ■* 
ren  is  ongelijk;  en  de  grootfte  zijn  een  vinger  lang,  een 
lid  van  een  vinger,  wat  meer  of  minder,  breed:  in  ’t 
midden  op  het  breedfte;  van  daar  allenxen  fmaller  wor- 
dende, en  voor  in  een  fpits  punt  eyndigende  ; doch 
daar  niet  zoo  veel  als  na  beneeden : aan  beyde  de  zijden 
fpits,  niet  diep  , getand:  niet  dik  van  fubftantie:  bo* 
ven  bleek-groen  van  verwe,  en  aldaar  wonderlijk  ver- 
cierd  met  zeer  veele  uyt  den  geelen  bruyne , of  zwart- 
groene plekken  en  ftreepen  : onder  uyt  den  groenen 
eenverwig-blauw  : ruftende  op  langachtige  ruyge 
Steelt jens : altijd  regt  omhoog  ftaande,  en  in  ’t  mid- 
den begaaft  met  een  regt-doorlopende  groote  Ader ; 
waar  uyt  verfcheydene  kleyne  opwaarts  ter  zijden  voort- 
fpruyten. 

Uyt  der  zelver  middenftc  Hert  worden  voortgebragt  Geilalte 
eénige  ronde  , bleek-groene  , ontrent  een  maatvoet  der  Blo*, 
hoog  opfehietende  teedere  Steden,  boven  gemeenelijk  mei1, 
in  twee  of  drie  deelen  gefcheyden  : waar  op  in  ’t  laatfte 
van  May  de  Bloemen  zich  vertoonen;  tamelijk-groot , 
fchoon-geel  van  verwe,  zonder  eenige  reuk.  Beftaan 
uyt  veele  langwerpig-fmalle , en  alleenlijk  boven  een 
weynig  ingefneedene  Bladert  jens,  in  ’t  ronde  gefteld; 
van  binnen  voorzien  met  veele  Veedeltjens.  Vijf,  zes 
of  zeeven  dagen  lang  blijven  ze  goed.  In  grootte,  ge- 
daante, en  ftelling  zijn  ze  die  van  het  Hieracium  fuave 
rubente  flore  Fabii  Columna,  of  Havikjkruyd  met  een 
liefltjk^roode  Bloem  des  Heeren  Fabii  Columns  , 
niet  ongelijk.  Eyndelijk  vergaan  ze  in  haar  zelven,  en  Zaad. 
bewaren  in  een  ruyge  wolachtigheyd  een  zwart,  dun 
en  langwerpig  Zaad , als  ’t  rijp  is  geworden. 

KRACHTEN. 

LOngekruyd , of  Pulmonaria  , is  verdroogendc  , nurmtti 
te  zamentrekkende,  en  afvagende  van  aart.  bijl.  vianu 
In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  morgens  nuch--^’  37‘* 
teren  een  Roemer  met  Zuyker  gedronken,  of  het  uyt- 
geparftte  Zap  met  Zuyker  en  Wijn  ingenomen , of  ook  DoJ.  l.y. 
het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  of  ander  c-  ‘6- 
Nat  gebruykt,  verfterkt  het  Hert;  geneeft  de gebree- 
ken  en  verftopthejd  der  Longe:  ook  de  Wonden,  vuyle  iobtl.  I.  1. 
gedwcllcn,  en  de  dweerende  Navelen  : ’t  welk  ook  dcf°l-  693. 

laderen  verrichten,  gefloten  en  daar  op  gelegt.  De  ge- 
melde drank_  is  zeer  goed  voor  de  geene  die  de  Teering 
hebben , en  ftilt  het  Bloedfpouwen. 


CCCC  HOOFDSTUK. 

WILDE  DRAGON. 

Iet  alleen  dus  in  het  Neederlandfch , Namen, 
maar  ook  van  zommige  wilde  Bi  r- 
tham  , en  wild  Tandkruyd  ge- 
noemd : in  het  Latijn  Pr  AR  mica 

^ VIM  GARIS,  PyRETHKUM  SYLVESTRE, 

S en  Dra  co  sylvestris  : in  ’t  Hoog- 
duytfch  wilder  Bertram  : in  het  Franfch'  Pyre- 
thre  SAUVAGE  : in  ’t  ItaUaanfch  sternutllla,  en 
Ptarmica. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie  Drie  on- 
ondcrfcheydene  foorten ; namentlijk  : derfchey- 

I.  Ptarmica  vulgaris  folio  crënato  , of  foor4 
wilde  Dragon  , met  gekartelde  Bladeren.  II.  Folio 
non  crenato  , of  met  flegte  Bladeren.  III.  Ptar- 
mica flore  plt  NO  , of  wilde  Dragon  met  dubbele 
Bloemen  , van  een  bevallijke  aanfehouwing.  Al  te  za- 
men zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede  gemeene,  zoo  wel  fteenigc  als  Grond, 
zandige,  doch  welgemcftte  grond  ; een  fchaduwachti- 
ge,  ook  een  opene,  vrije  plaats,  en  veel  Water. 

G g g 5 Gccvcn 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Galen.  lib. 
MeJ.Simf. 
ï. 


Durantes 
hifi.  Plant, 
fol.  380. 


Dod.  I.  24. 
t.  18. 
Diofc.  l.i, 
c.  192. 


Namen. 


Grond. 


Zud. 


Hoe  in  de 
Winter 
waar  te 
neemen. 


841  Beschryving  der.  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  841 


Geeven  ieder  jaar  volkomen  rijp  Zaad , inzonder- 
héyd  met  een  drogen  Herffl  ; behalven  die  met  fchoo- 
ne  dubbele  'Bloemen ; welke  in  deeze  Landen  ( mijns 
weetens) noyt eenigZaad hebben voortgebragt.  Konnen 
felle  Fbrfi , en  meer  andere  ongeleegentheeden  der  Win- 
ter, zonder  fchade  uytftaan.  Blijven  niet  altijd  groen; 
maar  hare  Steden  en  Bladeren  vergaan  door  de  koude. 
Schieten  echter  in  ’t  Voorjaar  bij  de  Wortel , op  nieuws 
weer  uyt.  Konnen  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd 
worden,  niet  alleen  door  ’t  gemelde  haar  Zaad , ’twelk 
met  een  wafTende  Maan  van  Maert,  niet  diep,  in  de 
aarde  word  gelcgt;  maar  ook  door  hare  aangegroeyde, 
de  grond  door-lopende , en  van  zelfs  W'ortel-fchietendc 
jonge  Looten  ; welke  men  op  de  zelve  tijd , en  met  de 
genoemde  Maan  , van  de  oude  afneemt  en  verplant. 

KRACHTEN. 

Wilde  Dragon  , of  Pt  ar  mica  vulgaris,  is  warm 
in  den  tweeden  en  droog  in  den  derden  graad; 
ook  openende,  verdcelende,  vcrtcerendc,  dun- 
makende,  en  doorfnijdende  van  aart. 

De  Bloemen  en  Bladeren  groen  gefloten , en  gelcgt 
op  blauw-gejagene  , gevallene  , of  geftotene  plaatzen 
des  Ligchaams , ook  op  Buylen  en  Blutsen , fchey- 
den  het  daar  in  zijnde  geronnene  Bloed ; doen  ze  ver- 
gaan , en  geneezen  ze. 

YitWortel  in  de  Mond  geknauwd,  verdrijft  deTand- 
pijn  , en  trekt  de  Jlijmerigheyd  uyt  het  Hoofd  wech. 
Word  derhalven  zeer  gepreezen  teegens  de  Zinkingen  , 
en  de  vallende  Ziekte. 

De  Bladeren  worden  ook  voor  opregte  Dragon  in  alle 
Saladen  gebruykt.  De  zelve  gedroogd  , en  ’t  Poeder 
daar  van  in  de  Neus  opgetrokken , doed  Niez.cn. 


CCCCI  HOOFDSTUK. 

PYRETHRUM. 

tAn  de  Neederlanders  dus  genoemd  ; 
I defgelijks  van  de  Hoogduytfchers  ; 
| doch  bij  deeze  voerd  ze  ook  de  naam 
i van  Geyferwurtz  ; zoo  veel  als Ze- 
’ verwortel.  Word  in  ’t  Latijn  gchee- 
1 ten  Pyrethrum  , of  Pes  Alexan- 
drinus  : in  het  Franfch  Pied  d’Alexandre:  in  ’t 
Italiaanfch  Piretro,  of  ook  Bertram. 

Is  een  aardig  Gewas.  Bemind  uyt  eygener  aart  een 
goede,  gemeene,  zandige,  met  een  weynig  twee-jari- 
ge  Paerdemift  , en  ’t  Mol  der  verrotte  Boombladeren 
doormengde  grond  : een  opene,  warme,  wel  ter  Zon 
geleegenc  plaats,  en  matige  vochtigheyd. 

Geeft  gcmccnelijk,  inzonderheyd  bij  drooge  Naja- 
ren, volkomen  rijp  Zaad.  Kan  op  geenerley  wijze  de 
ongeleegentheeden  der  Winter , of  veele  Herfflreege- 
nen  uytftaan,  buy ten  blijvende.  Moet  derhalven , met 
een  wafTende  Maan  van  April  in  een  Pot  geplant  zijn- 
de , voor  veele  vochtigheyd  zorgvuldig  gewacht , en 
’s  Winters  binnens  huys,  op  een  zeer  luchtige  plaats  ge- 
bragt  worden,  waar  in  niet  als  bij  vriezend  Weer  word 
gevuurd.  Doch  noch  beeter  is  ’t , zoo  ’t  eenigzins 
gefchieden  kan , buytcn  gevaar  van  bevriezing , haar 
geen  vuur  te  laten  genieten.  Ook  moet  men  haar,  ge- 
durende de  Winter  , onderhouden  met  zeer  weynig  , 
bij  na  geen  vochtigheyd , wijl  ze  door  de  zelve  zeer 
lichtelijk  vergaat.  Niet  voor  in  ’t  laatfte  van  Maert , 
of  ’t  begin  van  April , na  geleegentheyd  van  de  be- 
quaamheyd  des  tijds,  mag  men  ze  weer  buyten  ftellcn, 
met  een  zoete  Lucht , en  aangename  Reegen.  Dan 
noch  eevcnwel  haar  wel  nauw  wachten , en  voorzichtig 
dekken  vopr  veel  Water,  koude nagt en,  hayrige of fchrale 
Oojle-  en  Noordewinden. 

Zij  blijft  van  naturen  altijd  groen ; doch  zelden 


langer  dan  drie  jaren  in  ’t  leeven.  Kan  ook  niet  anders  Aanwia- 
aangewonnen  of  vermeenigvuldigd  worden  , dan  door  nmg. 
haar  Zaad ; ’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van  May 
in  een  Pot , niet  boven  een  ftroobreed  diep , hol  en  luch- 
tig gezayd  moet  zijn. 

KRACHTEN. 

DE  Wortel  van  Bertram,  of  Pyrethrum,  is  ver - Tem.  1.6. 
warmende  en  verdrogende  van  aart,  tot  in  den 
derden  graad.  Uei' 

De  zelve  gedroogd  , gepulverifeert , met  Honig  Diofc.  1. 3. 
vermengt,  en  zoo  ingenomen , doed  zweet  en . brengt  f-8<s- 
weer  te  regt  alle  verkpude  en  lamme  Leeden  , en  dc  f°/j  ' U’ 
beeving  der  Zeen  uwen.  Verftcrkt  de  koude  Harjfe- 
nen,  en  verloft  de  zelve  van  alle  overvloedige  fltjme- 
righeyd. 

De  Wortel  gedroogd,  en  aan  de  killende  Tanden  ge-  Lufit.  l.f. 
legt,  of  geknauwt , neemt’cr  de  pijn  van  wech.  c.  83. 

De  zelve  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken, 

’s  morgens  nuchteren,  een  Roemertje  vol , drijft  uyt, 
zoo  door  de  Blaas,  als  Stoelgang,  alle  grove , taye  cujlij- 
merige  vochten. 


CCCCII  HOOFDSTUK. 

ZEEPKRUYD. 


...  net  J\ecacriandjch  genoemd  , Namen, en 

Vv  om  dat  het  Zap  van  deeze  Plant,  ee-  waarom, 
ven  gelijk  de  Zeep,  allerley  Vleien 
y wech  neemt,  fchoon  en  zuyver  maakt. 

Word  in  het  Latijn  geheeten  Sapo- 
naria  : in  het  Hoogduytfch  Wesch- 
KRaüT,  of  ook  Sl:  YFFENKRAUT,  en 

Speychelwurtzel:  in  ’t  Franfch  Herbe  au  fou- 
T.ON  , of  l’Herbe  savoniere  : in  het  Italiaanfch 
Radicette  , Herba  lanaria  , en  Herba  da 
tintore. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  bij- 
bijzondere  foorten ; namentlijk:  zonderc 

I.  Saponaria  vulgaris  , of  gemeen  Zeepkruyd.  foorten‘ 
II.  Saponaria  ginuina,  of  opregt  Zeepkruyd;  van 
zommige  genoemd  Struthium  antiquorum  , 
dat  is , Struthium  , of  opregt  Zeepkruyd  der  Oude. 

Beyde  zijn  ze  in  hare  Bouwmg  en  Waarnecmino  zeer  ver- 
fchillende. 


De  Saponaria  vulgaris,  of  ’t  gemeen  Zeepkruyd,  Gemeen 
bemind  een  goede,  zandige  , liever  gemeftte  als  onge-  ZeeP- 
meftte  grond:  een  vrije,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  kruyd’ 
en  veel  Water.  Blijft  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Bloeyd 
ieder  Zomer  zeer  vcrmakclijk  ; doch  geeft  in  deeze  on- 
ze Geweften  noyt  eenig  volkomen  rijp  Zaad.  Ver- 
draagd  felle  kpudc,  en  alle  andere  ongeleegentheeden  der 
Winter,  zonder  eenige  fchade.  Onaangezien  zij  hier  Aanwin-' 
geen  Zaad  geeft,  zoo  kan  men  ze  echter  aanwmncn , ning. 
en  overvloedig  vermeenigvuldigen , door  hare  bij  de 
Wortel  uytfchietende  , en  de  aarde  zeer  doorloopende 
jonge  Scheuten.  Welke  men  , van  zelfs  Wortelen  ver- 
kreegen  hebbende  , met  een  wafTende  Maan  in  Maert 
of  April  van  de  oude  afneemt  en  verplant. 

Men  bevind  dit  gemeen  Zeepkruyd  te  zijn  van  dee-  Zeldzame 
ze  zeldzame  en  aardige  eygenfehap,  dat  het,  nieuwe-  eygen- 
lijks  opgenomen  en  verzet  zijnde  , niet  anders  als  t’ee-  fchaP  dce* 
nemaal  e nkele  Bloemen  te  voorfchijn  brengt;  doch  nu  zerPlant‘ 
een  jaar,  of  noch  langer,  geftaan  hebbende,  worden  ze 
gelijk  als  kleyne  Roosjens;  veele  te  zamen  groeyende,aI 
te  zamen  weer  geheel  dubbel;  ’t  welk  een  bevallijk  aan- 
gename aanfehouwing  geeft. 

Het  Saponaria  genuina,  of  opregte  Zeepkruyd ; Opregt 
anders  Struthium  antiquorum,  of  groot  Zeep  krtyd7jee'P' 
der  Oude,  is  van  een  veel  teederder  aart.  Bemind  een  oüdc.  ^ 
goede  zandige  aarde  , met  een  weynig  twee-jarige 

Paerde- 


Zeepkruyd.  Roozewortel.  Radys. 

en  het  Mol  der  van  binnen  verdorveng 


Wortel. 

Steden. 


Bloem- 
knoppen 
maar  ope- 
nen zich 
noyt  in 
onze  Ge- 
wclten. 


Hoedanig 
inde  Win- 


843 

Paerdemift 

Boomcn , of  anders  voor  dit , verrotte  Boombladeren 
doormengt : een  warme  luchtige  , wel  ter  Zon  gelce- 
gene  plaats , en  matige  vochtigheyd.  Word  van  na- 
turen zeer  oud.  Schiet  ieder  jaar  uyt  hare  tamelijk- 
dikke,  ronde,  voor  ftompachtig-fpits  toegaande,  en 
afchgrauw-verwige  Wortel  eenige  Stee le»,  een,  en  ook 
anderhalve  voet  hoog;  rond,  blcek-groen  van  couleur, 
in  veele  Zijde-takjens  verdeeld  ; altijd  voortkomende 
uyt  het  midden  van  twee  regt  tcegens  over  malkander 
zittende,  fmalle,  voor  fpirs-toegaande,  en  de  Steel  on- 
der gantfeh  omvattende  Bladert jens : uyt  welke  ook  in 
’ het  alderbovenfte  der  Steden  gezien  worden  , om  te 
blocyen , veele  bij  malkander  gevoegde  ronde  Knopjens , 
de  een  hooger  als  de  andere  op  teedcre  en  korte  Steelt- 
jens  uytfchietende , inzonderheyd  bij  hecte  Zomen  : 
doch  openen  zich  noyt  in  deeze  onze  koude  Gewe- 
ften.  Indien  ze  tot  hare  volmaaktheyd  konden  ge- 
raken , zoo  zouden  de  Bloemen  zich  geel-verwig  ver- 
tonen, want  hare  toegeflotene  Knoppen  ziet  men  van 
buyten  altijd  geel. 

Deeze  foort  verheft  niet,  gelijk  de  voorige,  in  de 
Winter  al  hare  Bladeren  ; maar  behoud  altijd  eenige 
groene  bij  de  Wortel;  waar  uyt  in  de  volgende  Zomer 
weer  nieuwe  Steden  te  voorfchijn  komen.  Deeze  Bla- 
deren zijn  donker-grocn-verwig  , veele  bij  malkander  in 
een  Top  te  zamen-gevoegd  ; gemeenelijk  neerwaarts 
hangende ; niet  zeer  lang ; ftnal ; met  geen  zichtba- 
re Aderen  begaaft , maar  in  ’t  midden  voorzien  met 
een  Rugge. 

Zij  kan  op  geenerley  wijze  veel  koude  Herfftree- 
genen  , fterke  V/inden,  Sneeuw,  of  eenige  Korft  ver- 
dragen. Word  derhalven,  met  een  wadende  Maan  van 
April  door  Zaad,  uyt  hcete  Landen  herwaarts  gezon- 
den , opgekomen  zijnde,  in  een  Pot  geplant  in  ’t  be- 
gin van  OElober ; de  aarde  droog  geworden , binnens 
huys  gebragt , op  een  bcquame  plaats ; luchtig  , cn 
waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word  ge- 
vuurd. Gedurende  de  Wintertijd  moet  ze  alleen  met 
zeer  weynig  lauwgemaakt  Reegenwatcr  van  boven  be- 
goten , cn  niet  weer  buyten  gezet  worden  voor  in  het 
begin  , of  ten  halven  van  April , met  een  aangename 
Lucht  cn  zoete  Reegen.  Dan  noch  wel  gedekt  en  voor- 
zichtig gewacht  voor  koude  nachten,  Sneeuwige  voch- 
tigheid, en  ftchrale  Ooftewindcn. 

KRACHTEN. 

ZEepkruyd,  of  Saponaria  , is  warm  cn  droog  van 
aart,  tot  in  den  derden  graad. 

De  Wortel  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van 
gedronken  , maakt  een  week  Ligchaam  : opend  de 
verjfoptheyd  van  de  Leever ; doed  gemakkelijk  W'ater 
lojfen ; zuyverd  der  Vrouwen  Moeder;  en  is  goed  voor 
de  Geelzucht. 

Diofc.l.i.  Met  Wijn  en  Garftenmeel  gekookt ; dan  op  koude 
Gezwellen  gelcgt,  doed  de  zelve  verteeren. 

De  Wortel  gedroogd  , gcpulverifeert,  en  daar  van 
twee  Drachmen , met  Honig  vermengt,  ingenomen, 
is  goed  voor  de  Hoeft,  en  een  benauwde  Borft. 

De  zelve  met  Honig  in  de  Neusgaten  geftoken  , 
trekt  al  de  Fluymcn  van  de  Harfteneu  wech , en  doed 
Niez.cn.  Het  zelve  Poeder  met  Edik  en  Garftenmeel 
vermengd ; dan  plaafters-wijze  op  de  Schurftheyd , 
en  andere  onzuyverheeden  der  Huyd  gelegt,  doed  de 
zelve  verdwijnen. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  "Bladeren  reynigd  de  Wol, 
de  Lakenen;  cn  maakt  zuyvere  Handen , de  zelve  daar 
mee  gewaffehen  zijnde. 


834 


Tlin.  I.  24. 
(.II. 


Galen.  I-  8. 
Simp.  fa 


CCCCIII  HOOFDSTUK. 

ROOZEWORTEL. 

An  een  ieder  dus  in  ’t  Needcrlandfch  Namcn.cn 
genoemd  , om  dat  de  zelve,  met  de  waarom* 
Handen  gewreeven  zijnde,  een  aange- 
name Roozcrcukym  zich  geeft.  Word 
ook  eeven  daarom  in’t  Lat /j'wgeheeten 
Radix  Rosea  ; dan  noch  Rhodia 
radix:  in  het  Ho ogduytfch  Rosenwurtzel  : in  het 
Franftch  Racine  sentant  les  Roses  : in  het  Ita- 
liaanftch Rhodia  Radice. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  ver- 
veranderlijke  foorten ; teweeten:  anderlijke 

I.  Rosea  radix  elatior  , of  hoogft-opfehietende  ^00rten- 
Roozewortel.  II.  Rosea  radix  crispiori  folio 
humilior  , of  lager  Roozewortel , met  gekruider  of 
ft  erker  getandde  Bladeren.  Bcyde  zijn  ze  van  eeven  de 
zelve  Bouwing  en  Waarnccming. 

Zij  beminnen  een  goede  , gemeene  , zandige , cn  Grond, 
matig-gemeftte  grond  : een  luchtige  , wel  ter  Zon  ge- 
lcegene  plaats,  en  niet  al  te  veel  vochtigheyd.  Blocyen 
wel  ieder  Zomer , doch  geeven  in  deeze  onze  Geweftcn 
noyt  eenig  rijp  Zaad. 

Worden  echter  genoegzaam  aangewonnen  en  ver-  Aanwin- 
meenigvuldigd  door  hare  aangegroeyde  jonge  Wortelen;  nin2* 
welke  men  met  een  wadende  Maan  van  Alaert  of 
April  van  de  oude  affnijd,  of  af  breekt;  cn  niet  haaft 
vergaan  , maar  veele  jaren  lang  in  ’t  leeven  konnen 
blijven. 

KRACHTEN. 

ROozewortel , of  Rhodia  Radix  , is  koud  cn  Matth.  I4'. 
droog  van  aart ; ’t  Hoofd  zeer  verfterkende  , c’  4,‘ 
door  de  zeer  aangename  Rooze-geur,  welke  ze 
van  zich  geeft. 

Gedroogd,  of  groen  geftoten,  en  met  Roozewater  Dioft.  1. 4. 
vermengt , Verdrijft  allerley  Hoofdpijn  , veroorzaakt  c-  er- 
door hitte.  Daar  tcegens , vermengt  met  het  gediftil- 
leerde  Water  van  Majoraan  ( of  Mariolein ) is  goed 
voor  de  Hoofdfmerten  , welke  haren  oorfprong  uyt 
koude  hebben. 


CCCCIV  HOOFDSTUK. 


R A D Y 


En  Gewas , aan  elk  genoeg  bekend  , Namen, 
en  van  veele  zeer  begeerd  , weegens 
de  daar  in  zijnde  aangename  cn  ver- 
fridchende  fcharpheyd,  word  in  het 
Neederlandfch  dus  genoemd : in  het 
Latijn  Radicula,  of  ook  Rapha- 
nus  : in  het  Hoogdnytfch  Rettich:  in  het  Franftch 
Raifort  : in  het  Italiaanftch  Raphano,  Ravano  , 
radice,  en  Radiccio. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vier  Vier'on- 
onderfcheydene  foorten ; te  weeten : derfchey- 

ttj  _ rit  dene  loor- 

I.  Radicula  sativa  minor,  ot  kjeyne,  tamme,  tcn> 

gemeene  Radijs.  II.  Major  sativa  nigra,  of groo- 
te  zwarte  tamme  Radijs.  III.  Major  sativa  alba, 
of  groot e tamme  witte  Radijs ; van  welke  foort  zom- 
migc  met  lange,  andere  met  ronde  Wortelen  worden  ge- 
zien; van  veele  geheeten  Rommulatzen  , of  volgens  Rommu- 
de  gemeene  uytfpraak  Ramelatzen;  in  ’t  Italiaanftch  ,atzcn* 
Remolazzo.  IV.  Radicula  sylvestris,  afwil- 
de Radijs.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en 
Wdarneeming. 

Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede,  gemee-  Grond, 
ne,  zandige,  en  flegts  met  weynig  twee-jarige  Paerde- 

mift. 


845  BnscHRYviNC  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek  , 846 


Aanmer- 

king. 


Groote 
tamme 
Radiji , 
zoo  witte  “ 


mift  voorziene  grond ; want  te  veel  is  voor  haar  quaad; 
vermits  ze,  de  vochtigheyd  niet  wel  verdragen  konnen- 
dc,  daar  door  lichtelijk  wormfteekig  worden.  Voorts, 
een  luchtige  , vrije  , welgeleegene  plaats,  en  tamelijk 
veel  vochtigheyd. 

Kleyne  De  Radicula  sativa  minor,  of  klcyne  gemee- 
Radij» nC  ne  ^a^'Js  3 word  gezayd  en  de  aarde  aanbevolen  ieder 
Voorjaar , met  een  wallende  Maan  van  Maert , niet 
diep  in  de  aarde  gelegt.  Anders  gefchied,  om  deeze 
Vrucht  vroeg  te  mogen  hebben  , de  Zaying  ook  wel 
in  Februarius , te  gelijk  met  de  Lat  t uw,  of  Lattouw - 
Salade,  in  ’t  Latijn  Lallttca.  Haaftig  fchiet  deeze  Plant 
op, en  geeft  in  den Herffl  volkomen  rijp  Zaad : ’twelk, 
gelijk  ook  alle  andere  foorten  van  Zaden , met  droog 
Weer  moet  gewonnen  zijn.  Hier  meê  vergaat  ze ; en 
moet  derhalven  in  ieder  Voorjaar  door  haar  Zaad  weer 
aangewonnen  worden. 

Hier  bij  ftaat  weer  aan  te  merken  , ’t  geen  alreeds 
voor  deczen  is  gezegt,  teweeten,  dat  alles,  wat  zijn 
Vrucht  in  de  aardt  geeft,  als  Mortelen , Knollen , Ra- 
dijs, &c.  met  een  afgaande  Maan  de  aarde  moet  aanbe- 
volen zijn.  Echter  heeft  deezen  Reegel  zomtijds  een 
uytneeming,  gelijk  wij  ftraks  zullen  aanwijzen. 

De  Radicula  major  sativa,  of  groote  tamme 
Radijs,  zoo  wel  de  witte  als  zwarte  foort , kan  men 
e ook  op  de  voorgenoemde  tijd  en  met  de  gemelde  Maan 
als  zwarte  zayen  ; doch  dan  fchietenzc  zeer  haaftig  op,  en  wor- 
foon;  den  ftokftig,  of  voos , onbequaam  om  te  nuttigen.  Is 
derhalven  veel  gevoegl ijker,  dat  men  haar  zayd  met  een 
walkende  Maan  van  Julius , niet  eerder.  Want  dan 
fchietenzc  niet  voor  de  Winter.  Blijven  ook  zeer 
goed,  om  gegeeten  te  worden;  niet  alleen  in  ’t  overi- 
jl" opmer-  ge  van  de  Zomer , maar  ook  zelfs  door  de  geheele  Win- 
tréift  de  Vrtijd,  wanneer  men  met  een  volle  Maan  van  OElobcr 
bouwing  of  November  ( na  geleegentheyd  dat  de  tijd  zich  aan- 
dcr  zelve,  fteld)  eenige  der  zelve  opneemt,  en  dan  in  droog  zand 
legt,  ’t  zij  in  een  kelder,  of  in  eenige  andere  plaats, 
daar  de  Vorfl  niet  kan  indringen.  Daarenboven  is  dit 
middel  dienftig  ter  aanwinning.  Want  buyten  blijven- 
de, worden  ze  dikmaal  door  een  fterke  Vorft  gantfehe- 
lijk  van  ’t  leeven  beroofd.  Doch  deezer  wijze  bewaard 
wordende , kan  men  ze  daar  na  met  een  volle  Maan 
in  Maert  weer  op  een  goede  warme  plaats  in  de  aarde 
zetten.  Dus  zullen  ze  in  Af  ril  fpoedig  voortgroeyen , 
en  in  de  Maand  Auguftus  volkomen  rijp  Zaad  gee- 
ven  ; 't  welk  men  , op  de  gemelde  tijd  , de  aarde 
weer  aanbeveeld , niet  boven  een  ftroobreedte  diep 
gelegt. 

d*0 b IftCn  mCn  zomtijds  mct  de  voet  een  wcyn'g  treed  op 

aan  dc  blodere»  deezer  foorten  , zoo  worden  hare  Worte- 
bladeren  h"  dikker  als  anders.  Ook  kan  men  de  befte  kennen 
kan  ken-  aan  de  gedachte  hare  Bladeren:  want  hoe  zachter  men 
ncn-  de  zelve  bevind  in  ’t  handelen,  hoe  lieflijker  de  Wor- 
tel in  ’t  eeten.  Hoe  ook  de  Schel  van  de  Radijs  dun- 
ner word  gezien , hoe  de  zelve  aangenamer  van  fmaak 
valt. 


Wilde  Ra- 
dijs. 


De  Radicula  sylvestris,  of  wilde  Radijs , valt 
van  naturen  zeer  fcharp  te  gebruyken.  Om  noch  ge- 
geeten te  worden  , is  ze  in  de  Maert  alderbequaamft. 
Vergaat  niet  haaft,  maar  blijft  veelc  jaren  in  ’t  leeven. 
Word,  gelijk  de  andere  foorten,  door  haar  Zaad  aan- 
gewonnen en  vermeenigvuldtgd. 

KRACHTEN. 

RAdijs,  of  Radicula , is  verwarmende  in  den  der- 
den, en  verdrogende  in  den  tweeden  graad;  ook 
openende  en  dunmakende  van  aart:  welke  ey- 
genfehap  voornamentlijk  beftaat  in  de  uytwendige 
o SchorJJe , of  Boft:  anders  is  ’t  inwendige  Pit  meer  ver- 

koelende als  verwarmende. 

Lufit.  1. 1.  De  Radijs  matig  gebruykt , is  aangenaam.  Maakt 
enarr.  107.  een  graage  Maag,  maar  ook  Winden.  Doed  de  ande- 
re  fptjzen  wel  vsrtecren ; bijzonderlijk  na  de  Maaltijd 


Galen.  I. 
Simp.  fat 


a gegeeten  met  geboterd  Brood  en  wat  Zout;  alhoewel 
ze  aan  ’t  Ligchaam  wcynig  voedzel  geeft.  Voor  den  caltn.U. 
eeten  genuttigt  ( ten  ware  voor  een  hitsige  Maag ) , of  de  Mim.  ’ 
ook  te  veel  daar  van  gegeeten,  ftrekkenze  de  Maag  tot  f*c‘ 
bezwaring ; want  zijn  zeer  qualijk  te  vertecren;  ver- 
wekken veele  Winden-,  veroorzaken  walging  en  oprif- 
pmg  ; ook  een  ft  inkende  Maag.  Doen  Luizen  groet-  Diofc.  I.  ». 
jen-,  de  zwangere  Vrouwen  een  Misval  krijgen  ; de c'  *37- 
menfehen  mager  worden,  en  zijn  fchadelijk  voorde 

O ogen. 

Radijs  in  Wijn  gekookt,  of  gcdiftillcert , en  daar  Dod.  l.iS. 
van ’s  morgens  nuchtcrcn  gedronken,  doed  gemakke- c' 
lijk  en  veel  Water  lojfen-,  de  Fluymen  , op  de  Borft  leg- 
gende,  rijp  worden,  en  uytwerpen.  Is  goed  voor  een  AUd. 
verouderde  Hoeft-,  voor  de  beet  en  en  fteéken  der  giftige 
Dieren  ; ’t  Graveel ; de  Waterzucht ; de  verft  op  theyd 
van  Leever  en  Milt-,  de  pijn  der  Lendenen-,  ’t  Colijkj, 

Vergif-,  de  Koudepis,  en  andere  gebreeken.  Verwekt  ?l,n'  l‘  10‘ 
een  heldere  ftem  ; de  Maandftonden  der  Vrouwen  ; *' 
veel  Melks  in  de  Borften  der  zoogende  : fcherpt  het 
verft  and ; ook  ’t  Gezicht , de  Oogcn  daar  meê  ge- 
waflehen. 

Radijs  kleyn  gehakt , met  Wijn  befprengt,  in  een  MatthA.x. 
Pan  warm  gemaakt , en  dan  boven  de  fchamelhcyd  ge-f*  *°ó' 
bonden,  doed  de  geene,  welke  haar  Water  niet  konnen 
maken,  ’t  zelve  gemakkelijk  lofTen. 

Nuchteren  Radijs  gegeeten,  is  een  bewaarmiddel  tec- 
gens  Vergif. 

Het  Zaad  van  Radijs,  zijnde  veel  krachtiger  als  de  Th.  Doft. 
Bladeren  of  Wortelen,  met  Honig  en  Edik  's  morgens  W' Plant' 
nuchteren  ingenomen,  dood  en  jaagt  uyt  de  Wormen.  14f' 
Twee  Drachmen  daar  van  ’s  morgens  rauw  uyt  de 
hand  gegeeten  , drie  dagen  achter  malkander,  en  t 'ei- 
kens, een  half  uur  daar  na,  een  weynig  Brandewijn  , 
op  zwarte  Aelbezien  gezet,  gedronken  , is  een  heerlijk 
middel  teegens  ’t  Graveel. 

Het  zelve  Zaad  in  Wijn  gezoden,  dan  gczeygd,  en  Tmrantts 
gedronken,  is  goed  teegens  de  Peft,  gelijk  men  dikmaal  hM'PJant‘ 
heeft  ondervonden.  Met  Edik  ingenomen,  verminderd^  '3  4' 
een  groote  Mtlt. 


CCCCV  HOOFDSTUK. 

PEEPERWORTEL. 

P het  Neederlandfch  ( weegens  hare  Verfchcy- 
ijp?  fcharpe  en  bijtende  fmaak)  niet  alleen-  de  namcn* 
i lijk  dus,  maar  ook  Peeperkruyd, 
en  Meerradys  genoemd,  word  in’c 
Latijn  geheeten  Radicula  magna, 
ssS  Raphanus  rusticanus  , en  Ra- 
phanus  MACNus;  in  het  Hoogdujtfch  Meerrettig 
(waar  van  bij  ons  gekomen  is  het  verbafterde  Mier- 
Edik)  en  Krajen:  in  ’t  Franfch  Grand  RAFAiN,of 
Grand  Raifort;  en  in  ’t  Jtaliaanfch  Rafano,  Ra- 
dice,  en  Ravanello. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  on- 
onderfcheydene  foorten;  teweeten:  derfchey- 

I.  De  gemelde  Raphanus  rusticanus,  of  ge-  *°or‘ 
meene  Pecperwortel.  II.  Raphanus  aqjjaticusof- 
ficinarum,  of  Water-Peeperwortel , in  de  Winkelen 
der  Apotheekers  gebruyklijki  Beyde  zijn  ze  van  ontrent 
eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

De  Raphanus  magnus,  of  groote  Peepcrwortcl , Groote 
bemind  een  goede,  zandige,  of  veel  meer  een  Keyftee-  Pecper- 
nige,  gemeene  aarde,  met  twee-jarige  Paarde-  en  Koe- 
mift  genoegzaam  voorzien.  Heeft  liever  een  vrije,  ron  ' 
wel  ter  Zon  geleegenc,  als  een  fchaduwachtige  plaats ; 
en  eyfcht  veel  Water. 

Geeft  in  deeze  onze  Landen  zelden  Bloemen ; veel  Hoe  deeze 
min  eenig  Zaad.  Heeft  echter  in  ’t  jaar  1^73 . in  ’t  *°ort  gc~ 
laatfte  van  May,  voor  de  eerftcmaal  bij  mij  hier  binnen 
Groeningen  gebloeyd : zijnde  boven  op  zijne  ronderee/, 

drie 


g4? 


pEËPERWORTEL.  R APE.  'Z  ONNEÖAUW» 


Aanwin- 

ning. 


ert  wat 
daar  bij  in 
agt  te  nee- 
men  ltaat. 


Water- 

Pccpcr- 

worcel. 


Aanwin- 

ning. 


Xgin.  1. 1- 
c.y 


c-M3- 


Ruell.  1. 1. 
47- 

Camerar. 
l.i.c.ix. 
Trag.  I.  l. 
r.6j. 

Lobel-lib.  i, 
/»'■  393- 


Water  te 
bereyden 
zeer  tref- 
felijk 


teegens  de 
Scheur- 
buyk,  of 
Blauw- 
lchuyt. 


drie  of  vierdehal  ve  voet  hoog,  verdeeld  in  veele  kley- 
nc  Zijdetakjens ; aan  welke  veele  Bloemen  wierden  ge- 
zien , Ayrs-wijt,c  bij  malkander  gefield ; de  eene  na  de 
andere  open  gaande.  Zijn  niet  groot , en  fpier-wit. 
Beflaan  uyt  vier  voor  rond  toelopende  B lader  tj  en  s , 
kruys-wijze  gefchikt;  houdende  van  binnen  inwendig 
zes  klcyne  geele  Knopjens.  Als  ze  eenige  dagen  lang 
open  geflaan  hadden  , vielen  ze  af ; nalatende  eenige 
langwerpige  kleyne  Knopjens , doch  zonder  eénig  Zaad 
daar  in. 

Deeze  foort  blijft  veele  jaren  in  ’t  leeven.  Verdraagd 
felle  koude  , en  andere  ongeleegenthceden  der  Winter, 
zonder  fchadc.  Word  ook  genoegzaam  aangewonnen 
en  vermeenigvuldigd  door  hare  Wortel ; welke  men  in’t 
Najaar,  in  de  Maand  September  , of  in  ’t  Koorjaar , 
in  de  Maand  Maert , met  een  volle  Maan  afbreekt , 
en  de  dunfle  Wortelen  , in  een  welgemeflte  fleenige 
aarde  j overdwars,  of  in  de  lengte,  niet  regt  neerwaarts, 
een  weynig  meer  als  twee  vingeren  breedte  diep  verplant. 
Dus  genieten  ze  meerder  warmte  van  de  Zon ; wórden 
dies  te  eerder  dik  , en  veel  bequamer  ten  gebruyk. 
Krijgen  dan  ook  haafliger  Loof*  en  groeyen  fpoediger 
voort ; ’t  zij  hoe  kleynen  flukje  men  mogt  ingelegt 
hebben. 

De  Raphanus  aqjjaticus  , of  Water-Peeper- 
tvortel , bemind  de  zelve  aarde  en  plaats.  Wil  ook 
veel  Water;  ’twelk  men  haar  moet  gceven,  wanneer’er 
geen  reegen  valt.  Bloeyd  gemeenelijk  ieder  Zomer-,  doch 
geeft  geen  volkomen  rijp  Zaad , ten  zij  met  een  goede, 
bequamc  jaarstijd.  Vergaat  niet  haafl,  maar  blijft  lan- 
ge jaren  in  ’t  leeven.  Word  niet  alleen  aangnüonnen 
en  vernieenigvuldtgd  door  ’t  gedachte  haar  Zaad,  het 
welke  men  met  een  wafTende  Maan  van  Maert  op  een 
donkere  en  vochtige  plaats,  of  in  een  Pot , altijd  nat 
gehouden  , moet  zayen ; maar  ook  door  hare  aange- 
groeyd c jonge  Looien , die  men  op  de  genoemde  tijd  van 
dc  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

PEeperwortel , of  Raphanus  Rufticanus,  is  warm  en 
droog  in  den  derden  graad  ; ook  fcharp  van 
fmaak. 

De  Bladeren  in  Wijn  gekookt,  daar  na  vermengd 
met  Oly  , en  dan  Paps-wijze  gelegt  op  een  verhardde 
of  geaavolltne  Milt , ook  Leever , verzachten  de  zelve, 
en  brengen  ze  weer  te  regt.  Op  het  Gemagt  gedaan  , 
word  de  Koudepis  daar  door  verdreeven. 

Dc  Wortelen  gefneeden,  en  in  Wijn  gekookt,  of  ge- 
diflillcert , en  daar  van  ’s  morgens  nuchtcren  gedron- 
ken; of  de  gewreevene  Mortelen  met  Edik  tot  Spijzen 
, gegceten  , drijft  het  Water  van  de  Blaas  uyt,  en  het 
Graveel  af  : verwekt  der  Vrouwen  Maandjlonden  : 

neemt  wech  dc  verfioptheyd  der  Leever,  Milt , Longe , 
en  Nteren ; ook  van  ’t  gehcele  Ingewand,  veroorzaakt 
door  koude  en  {lijmerige  vochtighccden ; defgelijks  de 
vlekken  van  het  Kei,  of  de  Huyd ; de  fchcllen  der  O ogen-, 
daar  meê  gewaflehen  wordende.  Is  zeer  goed  teegens 
de  Scheurbuykj,  of  Blauw fchuyt ; inzonderheyd ’s  mor- 
gens nuchteren  een  Roemertje  gedronken  van  een  Wa- 
ter, op  de  volgende  wijze  bereyd  en  gediflillcert. 

yg.  Raphani  Rujlicani  acerrimi  lib.  iiij» 
i Polypodii  Ouercini.  ^jfi. 

Cortic.  Rad.  Capparor . ^f» 

Semin.  Fceniculi.  £j. 

Cardamomi.  |ij. 

Cr  oei  Oriënt.  5j. 

Giet  hier  op  feflien  ponden  Rhijnfche  Wijn  : laat 
het  dus  agt  dagen  lang  ftaan  ; doch  ieder  dag 
een  of  tweemaal  omgefchud  wordende ; doe  dan 
noch  daar  bij: 

Succi  Cochlearia. 

Becabunga. 

Najlurtii  Aquatici.  ma.  lib.  t . O4  Scrnt 


Chamad.  Kerst. 

Syrupi  Fumar.  APajoris.  ana.  I.  1 . 

Seri  Laüis  Caprmi.  lilr.  1 . (j-  Sem. 
biftillentur  una  in  Balnao  Maria  igne  lentO'. 

£>e  Schors  dcezer  Mortel  gefloten , of  kleyn  gefnee-  DoJ.  üji 
den  ; in  Honig-  Azijn,  of  Oxymel,  drie  dagen  lang  ( . 
laten  wcyken , en  dan  ingenomen : of  de  zelve  Schors,  Mtth! 
in  Edik  geweykt  zijnde  , met  Honig  gegceten  , en  Mtd. 
daar  op  een  weynig  lauw  water  gedronken  ; of  een 
Lood  van  het  Zaad  gefloten , en  met  Mccde,  of  Gar- 
flenwatcr  ingedronken , doed  uytwerpen  veele  Jlijmeri- 
ge  en  Galachtige  vochtighccden , door  braking,  ’c  Welk 
dan  ook  van  zoodanig  een  uytwcrking  is,  dat  dikmaal 
door  dit  middel  dc  vierdedaagfche  Koortsen  worden 
wechgenomcn. 

De  Mortelen  gefloten,  en  in  Wijn  gedaan  , doen  dè 
zelve  haaflelijk  in  Edik  veranderen. 

Voorts  vermag  deeze  M ortel  alles  wat  van  de  Radijs 
is  gezegt.  Moet  ook  van  hitzigc  lieden  niet  anders  als 
matig  worden- gebruykti 


CCCCVI  H O O F D S T U Ki 

RAPÉ. 

00  zeer  bij  iedet  bekend , als  van  veele  tTarbeü.' 

1 begeerd,  om  te  gebruyken  tot  een  aan- 
gename fpijs ; word  in  het  Needer - 

\ landfeh  niet  alleen  dus , maar  ook  gc- 
meenelijk  Knol  , van  zommige  ook 
Ruive  genoemd:  in  ’t  Latijn  Rapa , 
of  Rapum  : in  ’t  Hoogduytfch  Ruben  : in  ’t  Franfch 
Naveau  : en  in  het  Itahaanfch  Rapa  , Rapo  , en 
Rava. 

Hier  van  zijn  tnij  in  haren  aart  bekend  geworden,  v;er 
onder  meer  andere  ( onnödig  hier  alle  te  verhalen}  vier  anderlijké 
voorname  foorten;  namentlijk  : foorten. 

I.  Rapum  rotundum,  of  ronde  Rapé  , zoowel 
witte  als  geele.  II.  Rapa  oblonga,  of  lange  Rapé. 

III.  Napus,  of  fleek^Rape-,  welke  ook  Paryssche, 
of  Fransche  Rapé  word  gcheeten  ; zijnde  kleyn  , 
langwerpig  , drooger  en  zoeter  dan  al  de  andere.  IV. 

Napus  sylvestius,  of  Rapum  sylvestre,  dat  is, 
wilde  Rapei  Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing 
en  M’aarneeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  varfch-omgefmeetene,  Croruk 
zandige,  welgemeflte,  vochtige,  of  ook  {lijmerige  , 
kleyige  aarde : een  opene , vrije , bequaam  ter  Zon  ge* 
leegene,  geenzins  fchaduwachtige  plaats,  alwaar  fchoort 
dc  grond  noch  zoo  goed  ; en  veel  Reegen.  Blijven 
niet  langer  dan  twee  jaren  in  ’t  leeven.  Konncn  ’s  Win- 
ters gcenefley  Vórjl  verdragen.  Geeven  in  de  tweede  Zaad. 
Zomer  volkomen  rijp  Zaad , ’t  welk  twee  jaren  lang 
goed  blijft. 

Het  zelve  word  niet  alleen  met  een  afgaande  Maan  Aanwirt- 
van  Maert-,  maar  ook,  en  veel  bequamer,  met  dc  zei-  ning. 
ve  Maan  in  Junius  of  Juliiu , de  grond  vochtig  zijn- 
de, gezayd  ; doch  niet  digt;  anders  worden  ze  lang- 
werpig  , en  blijven  kleyn  : maar  indien  ’t  Zaad  hol  en 
luchtig  word  gelegt,  zoo  worden  ze  rond,  en  veel  eroo- 
ter.  OndertufTchcn , zoo  ze  op  zommige  plaatzen  wat  Verplait- 
te  digt  mögten  voortkomen  , zoo  mag  men  haar  (een  tmg  del 
vinger  dik  geworden  zijnde)  teegens  een  volle  Maan  te  dlRr 

• r , A 11  1 ltaamicj 

in  een  nieuwelijks-gemeitte  grond  verplanten;  zoo  zul- 
lenze naderhand  veel  heerlijker  en  grooter  worden  ge- 
zien, doch  als  men  ze  deezer  wijze  handeld,  moeten  zc 
gantfehelijk  met  aarde  bedekt,  en  ’t  Loof  een  weynig 
met  de  voet  getreeden  zijn  ; want  dan  trekt  dies  tc 
meerder  kracht  in  de  Wortel  of  Knol-,  vermits  de  Bla- 
deren door  de  kneuzing  verzwakken , en  dcrhalven  te 
minder  voedzel  van  nooden  hebben.  Moeten  ook  wel 
gewied,  en  van  allerley  ruygt,  of  onkruyd,  zuyver 
gehouden  worden. 

Hhh  Zij 


Wanneer 

belt. 


Hoe  in  de 
Winter  te 
bewaren: 


en  weer  in 
te  zetten. 


Wilde 

Knol. 

Raapzaad. 

Raapoly. 


Camertir. 

1.1  C.  2b'. 


Lufit.l.i. 
tnarr.  ioj. 
Gal.  lib.  6. 
Simp.Mti. 


Tuchf.hifi. 

ïl.c.y,. 


Diofc.  I.  a. 
€.  I34. 


hurantes 
hifi.  Plant, 
fat.  38Ó. 


Tragus  l.i. 
e . 61. 


Naraen.en 
oorfprong 
uyt  een 
zonderlin- 
ge zeld- 
zaamheyd. 


849  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 850 

in  'x.  Italiaan fch 


Zij  krijgen  hare  lieflijkheyd  en  aangename  zoetig- 
heyd  teegens  de  Winter , wanneer  het  koud  word  ; 
want  de  vochtigheyd  verlaat  dan  de  Bladeren,  en  be- 
geeft zich  na  de  Wortel. 

Het  befte  Zaad  word  gewonnen  van  de  aldergroot- 
fte,  en  van  de  geenc  die  verplant  zijn  geworden.  Eer 
men  ’t  zelve  zayd,  moet  men  ’t  drie  dagen  te  vooren 
in  Soetemelkjzxen  weyken;  want  dan  word  de  Vrucht, 
of  Knol , dies  te  beeter.  Met  een  volle  Maan  van  No- 
vember moet  men  ze  uyt  de  aarde  opneemen,  en  (om 
de  gcheele  Winter  door  te  konnen  gebruyken  ) in  een 
kelder  leggen , om  voor  de  Korft  bewaard  te  zijn.  Dus 
blijven  ze  dies  te  langer  goed. 

Ook  moet  men  de  geene , van  welke  men  Zaad 
meent  te  winnen  , met  een  volle  Maan  van  Maert 
weer  in  de  aarde  zetten;  in  zulk  een  grond,  als  hierbo- 
ven aangeweezen  is. 

De  Napus  sylvestris,  of  Rapum  sylvestre, 
wilde  Knol,  is  gantfeh  niet  dienftig  om  ter  fpijze  ge- 
bruykt  te  worden.  Word  derhalvcn  met  de  ge- 
melde Maertfche  Maan  gezayd  , enkelijk  om  haar 
Zaad 5 wil , genoemd  Raapzaad-,  waar  van  de  Raap- 
oly  word  gemaakt  ; en  waar  toe  zij  genoeg  be- 
quaam  is. 

KRACHTEN. 

RZpen,  Knollen , of  in  ’t  Latijn  Rapa,  zijn  vocht 
in  den  eerften  graad,  en  droog  in  den  tweeden; 
ook  afvagende  van  aart. 

Op  allerley  wijzen,  gekookt,  of  gezoden,  zijn  ze 
aangenaam  voor  de  Maag.  Geeven  aan  ’t  Ligchaam 
een  matig  en  goed  Vocdzel.  Vermeerderen  het  Zog 
in  der  Vrouwen  Borfien : defgelijks  het  Zaad.  Verwek- 
ken goed  Bloed , en  een  helder  Gedicht.  Zijn  goed  voor 
de  Borft,  de  Keel,  en  teegens.  den  Hocjl.  Verzachten 
alle  inwendige  deden  des  Ligchaams;  maar  veroorzaken 
ook  Vinden. 

De  jonge  Bladeren  van  Knollen , of  Rapen , in  Wijn 
gekookt,  en  zoo  gegeeten,  ook  van  decze  Wijn  ge- 
dronken, drijft  het  Mater  uyt  de  Blaas  voort , en  is 
dienftig  voor  de  geene  die  van  het  Graveel  gequeld 
worden. 

De  Rapen  zelfs , gezoden  of  gebraden  zijnde;  dan 
gclegt  op  vemeerde , vemworene , of  verkonde  Kak- 
hielen , brengen  de  zelve  weer  te  regt.  Gebraden,  cn 
heet  gedaan  op  de  qualijk^geheclde  Zeereu ; de  al  te 
haajl  toelopende  vuyle  Wonden,  en  opene gaten,  openen 
de  zelve  weer. 

Een  halve  Drachma  Knol-  of  Raapzaad , met  Wijn 
of  ander  Nat  ingenomen,  doed  de  Makelen  en  Kin- 
derpokjens  uytflaan.  ’t  Zelve  Zaad  is  droog  en  warm 
van  aart;  ook  afvagende  door  zijne  bitterheyd,  ope- 
nende, verteerende,  en  verweekende. 

Met  Meede  gcbruykt,  doed  veel  goeds  den  gee- 
nen, die  vergif  in ’t  Ligchaam  heeft  gekreegen.  De 
Oly  van  Rapen,  rauw,  of  ongezoden  zijnde,  de  kin- 
deren ’s  morgens  nuchtercn  ingegeeven , dood  en  jaagt 
uyt  de  Wormen. 


CCCCVII  HOOFDSTUK. 

ZONNEDAUW. 

En  kleyn , aardig,  en  wonderlijk  Ge- 
was, hebbende  in  de  Zomer,  bij  het 
aldcrhelderfte  en  heetfte  Weer  op  den 
dag , de  meefte  Dauw  of  vochtigheyd 
op  hare  Bladeren  , zoo  datze  daar 
van  blinkende  worden  gezien ; en  heeft 
ter  dier  oorzaak  in  het  Neederlandfch  dien  naam  beko- 
Word  in  ’t  Latijn  geheeten  Rossolis  , Ro- 
, en  Drosium  recentiorum:  in  het  Hoog- 


men. 

RELLA 


duytfch  Sonnentaw,  ook  Sindauw  : 

Rugiada  del  Sole. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie  Drie  on- 
veranderlijke foorten ; te  weeten : derfchey- 

I.  Rossolis  folio  oblongo,  of  Zonnedauw  met 
een  langwerpig  'Blad.  II.  Folio  longissimo  , of 
met  een  geheel  lang  Blad.  III.  Rossolis  folio  ro- 
tundo  , of  Zonnedauw  met  een  gantfeh  rond  Blad. 

Alle  zijn  ze  van  ecven  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  gemeene,  zan-  Grond, 
dige  , zoo  wel  met  twcc-jarigc  Paerdcmift  voorziene  , 
als  ongemeftte,  doch  luchtige  en  vochtige  grond : een 
opene,  vrije,  wel  ter  Zon  gcleegene  plaats,  genoeg- 
zaam van  alle  onkruyd  gezuy  verd ; en  veel  Water.  Blij- 
ven gemeenelijk  drie  jaren , en  niet  langer , in  ’t  ke- 
ven. Verdragen  geduldig  felle  Vorfi , en  alle  andere  Zaad< 
ongeleegentheeden  der  Winter.  Geeven  in  den  Herfft 
volkomen  rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  waflende  Maan 
van  April  in  een  Pot,  niet  diep,  hol  en  luchtig  gezayd, 
ook  van  een  gedurige  vochtigheyd  verzorgt  moet  zijn.  Aanwin- 
Alleenlijk  hier  door  konnen  ze  aangewonnen  en  ver  mee-  nin£* 
nigvuldijfd  worden. 

Als  men  decze  Planten  uyt  het  wilde  halen , en  eerft  Doe  wilde 
in  de  Hoven  opqueeken  wil,  zoo  moet  men  de  zelve  |?la"lcn  in 
uytfteeken  met  een  ronde  klomp  aarde  daar  aan  zit-  0p  t°vcn 
tende  , op  dat  de  M’ortel  niet  gerept,  haar  Loof  niet  quccken. 
befchadigd  worden  mogt.  Dan  moet  men  ze  voorts 
voorzichtig  planten  in  een  Pot , gevuld  met  de  voor- 
genoemde grond ; ook  wel  met  Water  onderhou- 
den : zoo  zullen  ze  eenige  jaren  lang  goed  blijven;  ech- 
ter niet  altijd. 

K RACHTEN. 

Onnedauw , of  in  ’t  Latijn  Rojfolis , is  heet  en  Vuranus 
droog  in  den  derden  graad  ; ook  fcharp  ; een  Flanu 
weynig  te  zamentrekkende,  rijpmakende,  ver- foL’*ou 
dunnende,  vcrdeelende,  en  afvagende  van  aart. 

In  Wijn  gekookt , of  gediftilkert  , en  daar  van  Lobel.  1. 1. 
gedronken , neemt  wech  de  verfloptheyd,  de  Fluymen,  f°l'  9 8* 
cn  andere  gebrccken  der  Longe.  Jaagt  uyt  alle  taye , 
fchadelijke  vochten , en  verquikt  de  Geejten  der  Oude 
Lieden. 

De  Bladeren  gefloten  , met  wat  Zout  vermengt , d0J.  ƒ.  fy. 
en  zoo  op  de  Huyd  gelegt  , verzeeren  de  zelve,  en  c-'7- 
doen’er,  door  hare  brandende  fcharpheyd,  Bladeren  en 
Bleynen  op  komen. 


ZC 

i 


CCCCVm  HOOFDSTUK. 

WONDERBOOM. 

■$3^Ê?Us  in  het  Neederlandfch , maar  ook  Namen. 
van  veele  Mollekruyd  genoemd  , 
om  dat  deeze  fchoone,  bezienswaar-  Vcrdigt- 
dige  Plant  de  Mollen  zou  konnen  ver-  zeI‘ 
drijven  ; doch  de  daaglijkfe  ervarend- 
heyd  leerd  ons  regt  het  teegendeel ; 
zoo  dat  dit  voorgeeven  voor  een  ver- 
digtzel  moet  gehouden  worden.  Word  in  ’t  Latijn  gehee- 
ten Ricinus,  PalmaChristi,Cataputia  major, cn 
Pentadactylon:  in  ’t  Hoogduytfch  Wunderbaum, 
of  ook  Creutzbaum  : in  het  Franfch  Palme  de 
Christ  : in  het  Italiaan fch  Ricino  , Mirasole 
Girasole;  cn  Catapoccia  maggiore. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vijf  ver 
vijf  veranderlijke  foorten ; te  weeten : anderlijke 

I.  Ricinus  major  Americanus  cceRULEus , foorten- 
of  groote  Americaanfche  Wonderboom  met  een  bleek- 
blauwe Stam  en  Steden.  II.  Ricinus  Americanus 
major  RUBICUNDUS,  of  groote  Wonderboom  uyt  A- 
merica  met  een  neer  fchoone  Bloed-roode  Stam  en  Stee- 

len'. 


8ji 

len.  UI.  Ricinus  Americanus  minor  cceru- 
leus  , of  kleync  Vlinderboom  uyt  America  met  blau- 
we Steelen.  IV.  Ricinus  Americanus  minor  ru- 
bicundus,  of  kleync  Americaanfche  Bloedroode  Won- 
derboom, van  een  zeer  bevallijke  aanfehouwing.  V.  Ri- 
cinus Americanus  minimus,  of  alderkleynjle  Won- 
derboom uyt  America.  Al  re  zamen  zijn  ze  van  eeven  de 
zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Grond.  zij  beminnen  een  gemeene,  zandige,  luchtige  aar- 
de , met  een  gedeelte  twee-jarige  Paerdemift  , een 
weynig  een-jarige  Hoendcrdrck , en  het  Mol  der  ver- 
rotte Boombladeren  doormengd  : een  vrije , war- 
me, wel  ter  Zon  geleegenc  plaats,  voor  alle  koude 
Oojle-  en  Noordewmden  befenut  ; en  tamelijk  veel 
vochtigheyd. 

Hoe  op  te  Zijn  teeder  van  aart.  Konnen  de  koude,  en  kou- 
quccken.  de  Herfftreegenen  deezer  Landen , veel  min  eenigc  Torjl 
verdragen.  Moeten  derhalven  met  een  waflende  Maan 
van  April  in  Potten  gezayd ; gantfehelijk  niet  ver- 
plant , ook  niet  meer  dan  een  alleen  in  elke  Pot  gelaten 
worden,  vermits  de  veelhcyd  en  grootheyd  harer  Wor- 
telen. Dus  gehandeld  , geeven  ze  , inzonderheyd  de 
Minor,  of  kleyne,  laat  in  den  Herffi,  doch  de  Ma- 
jor, of grootc,  zelden,  in  onze  Landen  volkomen  rijp 
Zaad , en  verderven  dan  al  langzaam:  alhoewel  ze  in 
America  en  andere  heetc  Landen , van  naturen  eenige 
Wkfd  jaren  *an8  ‘n  ’c  lceven  blijven.  Ook  heb  ik  eens  (in  't 
om  dc  * ïaar  I<J5 9-)  eene  (zijnde  een  kleyne  foort)  binnens  huys 
•Winter  tamelijk  droog,  en  op  een  matig-warme  plaats,  waar 
over  tc  in  niet  als  bij  vriezend  Weer  word  gevuurd,  de  gehee- 
en  daar  ’ *c  ^ mtcr  over  bewaard,  en  welgefteld  overgehouden; 
vati  Zaad  geeyende  in  ’t  midden  van  de  volgende  Zomer  een  goed 
bekomen,  en  in  alles  volmaakt  rijp  Zaad:  ’t  welk  op  dc  genoem- 
de tijd  de  aarde  aanbevolen  zijnde,  wederom  voor  de 
Winter  zijn  volle  volkomentheyd  verkreeg:  en  van  dit 
quam  weer  ander,  eenige  jaren  vervolgens  achter  mal- 
kander, zijnde  nu  wel  half  of  meer  den  aart  onzer  Lan- 
den en  Lucht  alreeds  gewoon  geworden. 

Groote  Het  Ricinus  Americanus  major  rubicun- 
b^m^u”  t DUS  , lroote  Wonderboom  uyt  America,  met  een 
en  Steelen , is  een  zeer  fchoon  Gewas. 
met  bleek-  blijft,  in  onze  koude  Neederlanden  in  een  Pot  geplant 
roode  zijnde,  niet  meer  als  twee  jaren  lang  in  ’t  leeven;  doch 
Steden!  IanSer  in  America  , als  ’t  natuurlijk  Gcboorte-gewcft 
van  ’t  zelve.  Krijgt  uyt  een  teedere , veelvoudige  , 
bleek-wit-vcrwige  Teezelwortcl  een  eenige  Steel-,  vijf, 
zes , zeeven  , en  ook  meerder  voeten  ( na  geleegent- 
heyd  van  dc  warmte  der  jaarstijd ) in  eene  Zomer  op- 
Stcclcn.  fchictcndc.  Is  een  duym  , en  ook  meerder  , dik  ; 
in  ’t  ronde  bij  ieder  voet  van  de  Steel  des  Blads  als 
met  een  dunne , doch  verheevene  Ring  omvangen  ; 
vercicrd  met  een  zeer  fchoonc,  Bloedroode,  en  hel- 
der-blinkendc  verwe  ; van  binnen  hol , en  daar  Lids- 
wijz.e  voorzien  met  eenige  digte  affebeydingen , tee- 
gens  welke  ieder  Blad  uytwcndig  heeft  gezeeten,  op 
zulk  een  wijze  als  in  ’t  Riet  word  gezien. 

Befchrij-  Aan  welke  in  ’t  ronde,  twee,  drie,  vier,  en  ook 
vmg  wel  meer  vingeren  breedte  boven  malkander,  beziens- 
waardige Bladeren  groeyen , ruftende  op  zeer  lange , 
tamelijk  dikke,  van  binnen  holle,  van  buyten  fchoon- 
rood-verwigc-SVeriff»;  van  boven  begaaft  met  vier  kley- 
ne , Navels -wijze  geftclde  Knopjens  ; eene  der  zelve 
van  dc  ge- digt  bij  de  voornaamftc  Stam  zittende;  de  tweede 
ftalte  der  een  weynig  daar  van  daan  ; en  dc  twee  andere  digt 
a eren.  p,jj  malkander  onder  het  Blad  te  zaamgevoegd ; zijn- 
de in  ’t  ronde  zeer  groot,  boven  donkcr-goen  van  ver- 
we, een  weynig  blinkende;  van  onder  wat  bleekcr, 
of  lichter-groen  : aan  de  kanten  Zaags-wij^e , zeer 
net,  doch  oneffen,  Getand;  gemeenelijk  in  neegen  dee- 
len  tamelijk  diep  ingefneeden ; van  welke  in  ’t  mid- 
den de  bovenfte  dc  grootfte , de  onderfte  naaft  aan 
dc  Steel  dc  kleynfte  vallen.  Ieder  deel  heeft  een 
dikke  rood-verwige  Ader , onder  veel  zichtbaarder  als 
boven;  uyt  welke  andere  klcyner  voortfchicten , aan 


851 

dc  randen  uytlopende  : zeer  vlak  of  plat  en  fl’jf  uyt- 
gefpannen  , op  de  wijze  van  een  hand  opwaarts  ge- 
keerd leggende  ; of  ter  zijden  , ook  van  vooren  en 
achteren  afhangende:  niet  hard,  maar  zacht  van  aart, 
en  zwaar  van  reuk. 

TufTchen  welke  dikmaal  een  of  twee  Zijdetakjens 
in  t bovenfte  gedeelte  voortfehieten  : uyt  wiens  inwen- 
dige Hert  zoo  wel , als  uyt  ’t  bovenfte  van  de  voor- 
naamfte  Hertfieel , een  hand  lang  zijnde,  en  een  vin- 
gcr-dikke  rood-verwige  Steel  in  de  Maand  Augufius  of 
September  word  voortgebragt ; aan  welke  in  ’t  onder- 
fte Tros-wijze  digt  aan  malkander  eenige  Knoppen  han-  DerKnop- 
gen  aan  korte  Steelt jens  , beftaande  uyt  vijf  roode  en  Pen- 
voor  fpits-toegaande  Bladert  jens  : houdende  inwendig 
zeer  veele , hoog  in  ’t  ronde  uytfteekende , digt  te 
zamengevoegde,  uyt  den  geelen  bleek-verwige  Mofch- 
achtige  Knopjens : welke  , na  drie  dagen  in  hare  kracht 
opengeftaan  te  hebben  , haaftelijk  in  haar  zelvcn  ver- 
gaan , en  op  dc  aarde  neervallen  : boven  haar  latende 
een  Druyfs-wijze  te  zaaragevoegde,  en  boven  fpits  op- 
gaande Tros , houdende  in  ’t  ronde  veele  zeer  fchoon - 
hoogrrood-verwige,  gemeenelijk  drie  bij  een  geftelde.  Der  BIop,- 
regt  om  hoog  gekeerde,  en  als  uyt  een  wolachtige  ftof  racn* 
beftaande  Teezeltjens , of  Staart  jens , de  Blecmen  uyt- 
beeldende.  Welke  niet  afvallen  , maar  op  de  Zaad- 
knoppen  blijven  zitten,  en  daar  met  de  Knoppen  groorer 
worden;  tot  dat  dc  zelve  cyndelijk  (een  duym  dik  • 
geworden , driehockig-rond  , neerwaarts  gekeerd  han- 
gende , blcek-blauw-vcrwig  , en  met  veel  Staart  jens  Zaad. 
rondom  kluchtig  voorzien ) hare  volkomcnc  grootte 
verkreegen  hebben:  elk  van  haar  in  zich  bevattende  drie 
groote,  langwerpige,  pIatachtig-rondcZ,mfc»,  vaneen 
zwarte  verwe,  en  gcfpnkkeld  met  veele  blceke Jhppelen , 
Marmers-wijze. 

KRACHTEN. 

WOnderboom , of  Ricinus,  is  warm  en  droog,  in  Durant. 

’t  laatfte  van  den  tweeden  graad.  bijl.  riant. 

Dc  groene  Bladeren  op  der  Trouwen  Borflen  fö’  W 
gelegt,  doen  het  Zog  in  de  zelve  vermeerderen : maar 
in  tccgendeel , op  de  Schouderen  gebonden , ’t  zelve 
verminderen. 

De  zelve  Bladeren  gefloten  , of  ’t  Poeder  der  ge-  Hoi.  1.  ia.' 
droogde  Bladeren  met  Meel  van  Garftenmout  ver-4,11* 
mengt , en  op  de  gezwollene  Borjlen  gedaan , verbeete- 
ren  die  weer,  en  brengen  ze  te  regt.  Verteeren  ook  de 
brand  der  Oogen. 

Dc  Bladeren  alleen,  of  ook  met  Edik,  van  buyten 
gelegt  op  ’t  ld  'ildvuur , de  Roos , en  diergelijke  gebree- 
ken , verteeren , en  geneezen  ze. 

Zeeven  korlen  van  ’t  Zaad  met  Anijs  gefloten  , en  Gal.  1.7. 
met  Wijn  ingenomen,  beroeren  ’t  Ligchaam,  en  doen 
t purgeer  en  , ook  zomtijds  braken  ; met  uytdrijving  '2‘ 

van  dc  Galachtige  en  waterige  vochten.  Is  derhalven 
dienftig  voor  alle  Geel-  en  Waterzuchtige. 

DcO/y,  uyt  dit  Zaad  gepar ft , is  zeer  afvagende  en  Mntth.l.^. 
drogende  van  aart.  Doed  ter  dier  oorzaak  de  hdteeke-  c-  ij8. 
nen  vergaan : geneed  de  zeerenen  fihurftheyddesHoofds ; 
ook  de  verhitting  des  Aerdsdarms. 


CCCCIX  HOOFDSTUK. 

RHAPONTICUM. 

aardig  en  fraey  Gewas , zoo  wel  Namen, 
het  Nccderlandfch  als  Latijn  dus 
ïoemd  , maar  ook  van  zommige 
iNTicA  Radix,  en  Rhabarba- 
rM  ( alhoewel  het  de  regte  Rhabar- 
r niet  is , volgens  ’t  geen  wij  hier 
vooren  hebben  aangeweczen) , na  de  Rivier  Rha,  aan 
welke  kant  dc  zelve  overvloedig  veel  grocyd  , gelijk 
H h h z Am- 


Wonderboom.  Rhaponticum.  Muysdoorn. 


fouten6  bijzondere  foorten;  namentlijk  : 

I.  Rhaponticum  majus  roLto  Helenïi  , of 
groot  Rhaponticum  met  'Bladeren  van  Alantwortel. 
II.  Rhaponticum  Helenii  folio  minus,  of  klejn 
Rhaponticum,  met  Bladeren  van  Alantswortel.  Beyde 
zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneemmg. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde; 
doormengd  met  een  weynig  twee-jarige  Pacrdemift , 
cen-jarigc  Hoenderdrek,  en  ’t  Mol  van  verrotte  Boom- 
bladeren : een  vrije  , warrite , wel  ter  Zon  geleegenc 
plaats  ; en  matige  vochtigheyd.  Blijven  lange  jaren 
in  ’t  leeven.  Gcevcn  in  deeze  Gewcften  ieder  Zomer 
Zaying.  Bloemen,  maar  noyt  eenig  volkomen  Zaad.  ’t  Welk 
men , als  men  ’t  uyt  hectc  Landen  heeft  bekomen  , in 
een  Pot,  gevuld  met  de  gemelde  aarde,  met  een  waf- 
fende  Maan  van  de  Maand  April , een  halve  vinger- 
breedte diep,  moet  leggen.  Daar  na  opgekomen  zij n- 
• de,  brengen  ze  niet  voor  ’t  derde  jaar  daar  na  voor  de 
cerfte  maal  hare  Bloemen  te  voorfchijn. 

Hoe  in  dc  Ongceme  verdragen  ze  veel  koude  Herfftreegenen  , 
Winter  0f  ftcrkc  yorft , buyten  blijvende.  Moeten  derhal- 
neernen.  ven  °P  genoemde  tijd,  en  met  dc  gemelde  Maan  , 
in  Potten  geplant  zijnde,  in  Ottobcr  binnens  huys  wor- 
den gebragt , op  eén  luchtige  bequame  plaats,  waar 
in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word  gevuurd  : 
gedurende  de  gehecle  Winter  met  flegts  een  weynig 
lauw  Rccgcnwater  van  boven  begoten  : en  niet  voor 
in  ’t  laatfle  van  Macrt , of  ’t  begin  van  April,  na  ge- 
leegcntheyd  van  de  bequaamhcyd  of  onbequaamheyd 
des  tijds , met  een  aangename  Lucht  en  zoete  Reegen 
weer  buyten  gefteld ; dan  noch  genoegzaam  voor  kou- 
de nachten , en  veel  vochtigheyd , bewaard  of  gedekt 
zijn. 


KRACHTEN. 


R' 


Haponticum  is  verwarmende,  te  zamentrekkende, 
en  dikmakende  van  aart. 

Mat  tb.  /.j.  ■*"  Twee  Drachmen  van  deeze  gedroogde  Wortel 

c.  i.  met  Wijn  of  ander  Nat  ingenomen  , flopt  het  Lig- 
b'wfc.  1. 3.  chaam.  Verflcrkt  echter  de  Maag:  verbeeterd  de  gc- 
f'  x‘  breeken  der  Leever,  Milt  en  Borft.  Is  goed  teegens’t 
Colijk.,  de  fmerten  der  Nieren  en  der  Blaas:  voor  de 
Kortadcmhcyd , fpanning  des  Herten , Heupenpijn,  Op- 
Bur artes  ftijging  der  Moeder ; de  Bloedfpouwing  : de  Roode-  en 
alle  andere  Buykloop  : dc  inwendige  Breuken  of  Ouet- 
Lobel.  1. 1 . zeuren ; gekr  ompent  en  gefpannene  Zcenuwen ; de  beet  en 
foi.  iss-  en  ft  teken  der  Slangen,  Adderen,  en  anderer giftige  Die- 
ren. 

Gal  lib.  8.  De  zelve  Wortel  gefloten,  met  Edik  vermengt,  en 
Simp.Med.  dan  gelcgt  op  blauw-geflagene  of  gevallene  plaatsen  , 
quade  Schurftheyd,  en  de  fproetelen  der  Huyd , verdrijft 
en  geneeft  de  zelve. 


CCCCX  HOOFDSTUK. 

MUYSDOORN. 

Alt  kleyn,  flceds  groen-blijvend  Gewas 
l)  word  in  het  Necdcrlandfch  niet  al- 
[ leen  dus,  maar  ook  van  vcelc  Stee- 
» kende  Palm  genoemd.  In  het  La- 
? lijn  geheeten  Ruscus  , Bruscus  , 
? Myrtacanta,  en  Spina  Murina: 


in  het  Hoogduytfch  Mausdorn  , Mueszdorn  , en 
BruoscH:  in  het  Franfch  Brusc:  in  het  Italiaanfch 
Rusco,  Brusco,  Mirto  salvatico,  en  Pongi- 


853  Beschryving  der  Kruyden, Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  854 

Amm'ian.  Ammianus  MarCellinus  getuygd  in  ’t  twaalfde 
ii.trcell.  Boek_z,ijner  Hifioricn.  Dc  gemelde  Rivier  Rha  vlocyd 
lib. bijl. iz.  van  Noordfche  Gebergten,  welke  dc  naam  van  Mon- 
tes  Hyperborei  voeren  , door  Sarmatien  tot  in  de 
Cafpifche , of  Hyrcanifche  Zee,  van  zommige  gehee- 
ten de  Turkfchc.  De  Italianen  zeggen  in  plaats  van 
Rhaponticum  , Rheupontico  , of  ook  Rhapon- 

ÏTCO. 

Twee  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 


Deeze  Plant  bemind  een  goede,  gemeene,  zoo  wel Gron<*- 
zandige  als  andere,  doch  wel  gemcfltc  grond : een  war- 
me, vrije,  bcquaam  ter  Zon  gcleegene  plaats ; en  vee- 
le  vochtigheyd.  Geeft  in  deeze  onze  Gewcften  noyt 
Bloemen,  veel  minder  eenige  Vrucht.  Is  hard  van  na- 
tuur. Kan  geduldig  en  zonder  eenige  fchade  verdra- 
gen fterke  Vorjl,  en  alle  andere  ongcleegcntheeden  der 
Winter.  Blijft  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Word  ook  Aanwin* 
hier  alleenlijk  aangewonnen  en  zoberlijk  vermeenigvul-  niag. 
digd  door  hare  langzaam  aanwaflende  Wortelen:  welke 
men  in  April  van  de  oude  affnijd,  en  met  een  wafTcndc 
Maan  verplant. 

KRACHTEN. 

DE  Wortelen  van  Muysdoorn  , of  Rufcus,  welke  Aart. 
meeft  worden  gebruykt,  zijn  droog  in  den  eer- 
ften , warm  in  den  tweeden  graad  ; fijn  van  ftof, 
en  dun  van  deelen. 

In  Wijn  gezoden,  en  daarvan  ’s  morgens  nuchte-  Biofc.l.  4.' 
ren  een  Roemer  gedronken  , verdrijft  de  Geelzucht ; £ V^5,  l 
opend  de  verftoptheyd  van  het  Ingewand , en  aller  in-  c'[^7.  * 4’ 
wendige  deden:  jaagt  ’t  Water  van  de  Blaas  uyt;  ook  Bod.  'l.  16. 
de  Steen,  en  ’t  Graveel  der  Nieren  t is  goed  teegens  de 
Koudepis , en  de  Hoofdpijn.  Doed  de  taye  Fluymen  , 
en  Slijm , op  de  Borft  en  Longe  hangende,  rijp  wor- 
den , en  voortkomen.  Verwekt  ook  der  Vrouwen 
Alaandftonden. 

Eeven  ’t  zelve  vermogen  ook  de  Bladeren , en  de 
Zaadbezièn , gcpulverizccrt,  en  met  Wijn  ingenomen; 
doch  werken  zoo  krachtig  niet. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  neemt  wech  de 
ftanl^ cn  dc  onzuyverheyd  van  de  Mond,  daar  meê  ge- 
fpoeld  zijnde:  geneeft  ook  dcAfond-wonden  en  verzee- 
ringen.  Het  zelve  Zap  met  Melk  gemengt  en  aan 
de  O ogen  geftreeken  , maakt  een  klaar  Gedicht : jaagt 
ook  uyt  dc  Oogcn  wech  allerley  bij  geval  daar  in  geko- 
mene  onrtynigheyd.  Eeven  dit  Zap  met  wat  Zuyker  in- 
genomen , doed  het  Bloedfpouwen  ophouden. 

Het  Poeder  deezer  gedroogde  Wortelen  gclegt  op  ou- 
de Wonden,  in  welke  vujl  vleefch  groeyd,  verteert  het 
zelve , cn  geneeft  de  verzeering. 

De  taye  Takken  van  dit  Gewas  gebruykt  men  in  Ita-  Bod.  1. 26. 
Hen,  om  'Beczemen  van  te  maken.  Zommige  han-  '‘•  4-  <’>  ai- 
gen  ze  aan  ’t  gezouten  gerookt  vleefch , om , weegensde 
ftcekende  Bladeren, Muyzen,  Ratten,  cn  inzonderheyd 
de  Vlcermuyzen  daar  van  te  weeren. 


CCCCXr  HOOFDSTUK. 


R U 


E. 


Y een  ieder  genoeg  bekend  ; cn  van  Namen, 
veele  in  ’t  Neederlandfch  ook  Wyn- 
Ruyt  genoemd.  Word  in  het  La- 
tijn en  Italiaanfch  geheeten  Ruta  : 
in  ’t  Hoogduytfch  Raute,  of  Wein- 
raute  : in  het  Franfch  Rhue  ofRuE 

de  Jardin. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drieb rieoh- 
ondcrfcheydene  foorten ; te  weeten : derfchey- 

I.  Ruta  vulgaris,  of  gemeene  Ruyte.  II.  Mon-  °°r* 
tana  Lusitanica,  of  Bcrg-Ruyte  uyt  Portugal.  III. 

Ruta  Montana  tenuifolia  , of  Berg-Rnyte  met 
teedere  Bladeren.  Niet  alle  zijn  ze  van  eenerley  Bouwing 
en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  on-Gr°n(k 
gemeftte , doch  met  een  weynig  Mol  van  verrotte 
Boombladeren  doormengde  grond:  een  vrije,  warme, 

luch- 


I 


85  j Rüyte.  Harmala  üyt  Syrien.  Serpentstong. 


Gemccnc 

Ruyt. 

Grootcn 
ouder- 
dom , en 
hoog- op 
wailing. 


r-fipu-7. 


Aanwiti- 

ning. 


Portugal- 
fche  berg- 
Ruytc. 


Hoe  waar 
te  nee- 
nien. 


luchtige  , wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  niet  te  veel 
vochtigheyd. 

De  Ruta  vulgaris  , of  gemeene  Ruyte , blijft 
veele  jaren  in  ’t  leeven  : ja  word  eyndelijk  zoo  oud , 
dat  ze  in  warme  Landen  de  hoogte  van  een  gemcenc 
Boom  bekomt.  De  vermaarde  Joodfche  Gefehiedfchrij- 
ver  Flavius  Joshphus  verhaald  in ’t  tweeentwintig- 
Jie  Hoofdjluk_  zijns  zeevenden  'Soeks  van  de  Joodfche 
Oorlogen  en  de  verwoefiing  der  Stad  Jerufalem , dat  in  ’t 
Kaftcel  van  de  Stad  Macherus  een  Rttyten-plant  heeft 
gegroeyd,  zoo  hoog  en  dik,  dat  geenen  Vijgenboom  de 
zelve  daarin  overtrof;  of  anders,  zoo  groot  als  onze  ge- 
meene  Karffeboomen  zijn.  Koning  Hcrodes  had  ze  hier 
in  den  aanvang  zijner  Regeering  geplant.  Als  hij  nu 
daar  over  de  tfeventig  jaren  lang  had  geftaan , en  noch 
in  een  krachtige  wclftand  zich  bevond,  hebben  de  Joo- 
den,  bij  de  verwoefting  deezer  Plaats,  dit  treflijk  Gewas 
afgehouwen. 

Deeze  gemeene  Ruyt  geeft  ieder  Zomer  volkomen 
rijp  Zaad.  Verdraagt  fterke  koude , en  allerley  ande- 
re ongeleegenthecdcn  des  tijds.  Word  ook  alleenlijk 
vermeenigvuldtgd  door  ’t  gemeldde  Zaad ; ’t  welk  met 
een  wallende  Maan  van  Oftober  in  een  Pot ; of  met 
een  waflende  Maertfche  Maan  in  de  grond  des  Hofs, 
ruym  een  ftroobreed  diep , hol  en  luchtig  word  ge- 
zayd. 

De  Ruta  Montana  LusiTANtcA , of  Portttgal- 
fche  Berg- Ruyte , is  van  een  teederen  aart ; zeer  krach- 
tig of  zwaar  van  reuk.  Kan  in  deeze  onze  Geweften  , 
buyten  blijvende,  de  koude  der  W'inter  op  geenerley 
wijze  verdragen.  Moetderhalven,  in  een  Pot  geplant 
zijnde,  gewagt  worden  voor  veele  zoo  wel  Zomerfche, 
als  koude  Herfjlreegenen : in  ’t  begin  van  Oftober  bin- 
nens  huys  gebragt  zijn , op  een  luchtige  plaats,  zonder 
eenig  Vuur,  doch  ook  zonder  tochten  en  luchtzuygin- 
gen  : maar  alleen  eenmaal  met  zeer  weynig  Water  van 
onder  voorzien ; en  niet  voor  in  ’t  laatftc  van  Maert , 
of  veel  beeter  in  ’t  begin  van  April  , met  een  aan- 
gename Lucht  en  zoete  Recgen  , weer  buyten  ge- 
field : dan  noch  wel  gedekt  en  bewaard  worden  voor 
Sneeuwige  vochtigheyd  , koude  nagten  , bayrige  en 
febrale  winden. 

De  Ruta  Montana  tenuifolia,  of  Berg-Ruy- 
te met  fmalle  dunne  Bladeren  , is  zeer  tceder  van  na- 
tuur. Kan  in  deeze  Geweften  ’s  Winters  noyt  over- 
gchouden  worden,  wat  voor  mocyte  men  ook  daar  toe 
aanwend.  Dan  noch  niet  weer  vernieuwd  of  aangr.von- 
nen  zijn,  als  alleenlijk  door  haar  Zaad , uyt  heetc 
Landen  herwaarts  overgezonden : ’t  welk  met  een  waf- 
fende  Maan  van  udpril,  niet  boven  een  ftroobreedte 
diep , in  een  Pot  moet  worden  geZayd , en  niet  ver- 
plant. 

KRACHTEN. 

DE  gemeene  Hof-Ruyte  , of  Ruta  vulgaris  , is 
heet  en  droog  tot  in  den  derden  graad;  dun  en 
fijn  van  deelen  : daarenboven  doorfnijdendc  , 
fcheydcnde,  verteerende  en  verdrijvende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken;  de  groe- 
ne Bladeren  gegéeten  ; of  het  uytgeparftte  Zap  met 
Wijn  ingenomen,  drijft  uyt  de  Winden ; doed  ge- 
makkelijk Wateren  , en  der  Vrouwen  Maandflonden 
voortkomen  *.  ftopt  daar  teegens  de  Buykloop : is  goed 
voor  de  pijn  der  ’Sorjl  en  Buyk _,  veroorzaakt  door 
koude.  Dcfgelijks  voor  de  Hoeft,  de  Kortademigheyd; 
de  fmerten  van  het  Flerezijn  ; de  verftoptheyd  Van  de 
Milt  en  Longe ; de  Opjlijging  van  de  Adoeder , en  de 
eerft  beginnende  Waterzucht.  Dood  de  Wormen fcherpt 
cn  verfterkt  het  Gezicht ; drijft  uyt  de  Nageboorte,  cri 
Diofc.  1. 3.  de  doode  Vrucht.  Strijd  teegens  de  Beft  en  allerley  ver- 
*•  P*  gif:  ook  teegens  de  beet  en  en  fieeken  der  giftige  Dieren. 
’t  Zelve  verrichten  de  Bladeren , ’s  morgens  nuchtcren 
gegeeten  met  Okkernooten  cn  Vijgen. 


M 


Berg-Ruy- 

fmalle 
dunne  Bla- 


Gal.  lib.  8. 
Simp.Med. 


Matth.  I.  3. 
c-  4E- 


Tim.  1. 10, 

#.13. 


. Mcth. 

Mtd. 


Deeze  Bladeren  met  Honig  en  Edik  , of  met  Var- 
kens-reuzcl  vermengt,  cn  allerley  Schurft heyd,  ofKrau- 
wagte,  daar  mcê  beftreeken  j geneeftze. 

Ruyte , of  Wijnruyt , dagelijks,  of  dikmaal,  ge-  Femel.  U, 
bruykt , verdroogd  het  Zaad , maakt  de  Mannen  ' on - ’ 

vruchtbaar:  verdroogd  dcfgelijks  de  Adelzin  der  Vrou- 
wen borjlen.  Zwangere  Vrouwen  daar  van  ectende , 
zouden  hare  Vrucht  doen  üerven. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  alleen,  of  met  Seraphlibi 
Vrouwen  Melk,  of  Honig  vermengt,  in  de  hoeken  Sr,nP- 
der  O ogen  gedaan,  verdrijft  de  fchecmenng  cn  donker-  caf‘ 
Wder  zelve.  ‘JLl.aj,. 

I wee  oneen  van  t zelve  Zap  met  Wijn  ingenömen,  Plant.  cup. 
is  goed  voor  de  beeten  der  dolle  Honden.  Met  Ceruys,  S9‘ 

Edik,  cn  Oly  van  Roozen  gelcgt  op  ’t  Sprcnktvuur  , 
de  Roos ; alle  andere  voort  hopende  vuurtgheyd  en  Zee-  /o/.  403. 
ren  , verteerd  de  zelve.  Met  Oly  van  Roozen  ver- 
mengt, en  in  de  Ooren  gedaan,  verdrijft  de  hardhoo - 
rendheyd. 

Het  Zaad  van  Ruyte  gefloten,  en  met  Wijn  in- 
genomen , is  goed  teegens  alle  doode/ijl ^ vergif:  droogc 
en  reynigt  de  Moeder , de  zelve  hcrftellcnde  in  een  • 
goede  ftaat. 

Een  Drachma,  of  ook  wel  twee,  na  gelcegenthcyd 
van  de  perfoon,  van  ’t  zelve  Zaad  zeeven  dagen  na  mal- 
kander gebruyktj  helpt  de  geene,  welke  haar  Hater  met 
kpnnen  maken , er.  doed  haar  ’t  zelve  loffen. 

Oly  van  Wijnruyt  met  Wijn  gedronken  , verdrijft  Trag.l.l. 
het  Colijkj  de  pijn  en  Krimping  der  Darmen:  verzacht  r 2l\  , 
ook  de  hardigheyd  der  Milt. 

De  Bladeren  van  Wijnruyt  gc legt  in  een  Bedftcede,  ‘ 1 
of  Leedekanten  verdrijven  uyt  de  zelve  de  Vlooyen  cn 
Wandluyzen. 

Ruyte  gelegt  bij  ’t  eeten  der  Vogelt jens  in  hare  Kou- 
wen,  verquikt  en  genceft  haar,  alsze  treurig,  of  ziek, 
of  in  ’t  rUyen  zijn. 


ccccxii  hoofdstuk. 

R M A L A 
SYRIEN. 

iYns  weetens  met  geenen  anderen  als  Namert; 
dcezen  naam  in  ’t  Neederlandfch  be- 
kend. Word  in  ’t  Latijn  met  de  zel- 
ve beteekening  geheeten  Harmala 
Syriaca.  Schijnd  een  meedefbort  van 
de  Wynruyt  te  zijn. 

Bemind  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde,  voor-  Grond.' 
2icn  met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemift : een  ope- 
nc,  warme,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats  , cn  matige 
vochtigheyd.  Vergaat  niet  haaft,  maar  blijft  lange  ja- 
ren in  ’t  leeven. 

Geeft  in  deeze  Itoude  Landen  bij  goede  Zomers  Blee.  Hoedanig 
men  , maar  geen  volkomen  rijp  Zaad.  Is  teedcr  van  indeWin- 
aart.  Kan  op  geenerley  wijze  veel  koude  Hcrfftrecoencn  ter  waar 
of  vriezend  Wcèr  verdragen.  Moet  derhalven  , met te 
een  waffende  Maan  van  Zpril  in  een  Pot  ’t  zij  gezayd, 

’t  zij  geplant  zijnde,  in  ’t  begin  van  OEiobcr linnens 
huys  gebragt;  op  een  luchtige,  geheel-  of  ook  matig- 
warme  plaats  gezet;  gedurende  de  Winter  met  een  wcy- 
nig  lauw-gemaakt  Recgen  water  van  onder  in  een  Pan 
voorzien  ; en  niet  voor  in  den  aanvang  van  Zpril , met 
een  aangename  Lucht  en  zoete  Recgen,  weer  buyten  ge- 
field ; dan  noch  voor  veel  vochtigheyd  bewaard,  cn  voor 
koude  nachten  Wel  gedekt  worden. 


H 


K R A C EI  T E N. 

‘-Armala  uyt  Syrien  , in  het  Latijn  Harmala  DlJ  n - 
Syriaca ; is  verdroogendc  cn  verteerende  van  ‘ 'r' 
aart. 

Hhh  j In 


857  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 858 


In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of  het 
uytgcparftte  Zap  met  Wijn  ingenomen,  doed  gemakke- 
lijk -water  lojfen  ; alle  taje  vochtigheeden  fcheyden  : 
drijft  uyt  de  Winden  , en  verwekt  der  Vrouwen 
Maandftonden. 

Camtrar.  Het  Zaad  is  warm  in  den  derden  graad , en  fijn 
j )ioTc*t  Van  ^ee^en*  ’t  Zelve  kleyn  gewreeven  , en  met  Ho- 
c.j}.'  5 n*S>  Wijn,  Saffraan,  ’t  Zap  van  Venkel,  en  Gal  van 
een  Hoen  vermengt ; dan  in  de  Oogen  gedaan , neemt’er 
de  duyfterheyd  van  wcch,  en  verhelderd  het  Gezicht. 


Namen. 


Twee  ver- 
anderlijke 
löorten. 


Hoe  men 
ze  in  de 
Hoven  kan 
aanquec- 

ken. 


Gcbruyk 


tot  genees- 
middelen. 


CCCCXIII  HOOFDSTUK. 

SERPENTSTONG. 

het  Ncederlandfch  dus  , en  ook 
7 cl  van  zommige  Slangetong  gc- 
oemd  , om  dat  de  Bladeren  niet  on- 
ygentlijk  vertoonen  de  gedaante  van 
e Tong  eencr  Slang.  In  het  La- 
jn  gehecten  Sagitta,  Sagittalis, 
Lingua  Serpentis,  en  Serpentaria  aquatica: 
in  ’t  Hoogduytfch  PfeilkrAut  : in  't  Franfch  Queve 
d’Arondelle. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
veranderlijke  foorcen ; te  weeten : 

I.  Sagitta  major  aquatica,  oï groote  Serpents- 
tong. II.  Sagitta  aquatica  minor  , of  kleyne 
Serpentstong.  Beyde  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwtng  en 
Waarneeming. 

Zij  groeyen  van  Naturen  in  lopende  of  ftilftaande 
Wateren ; gantfehelijk  niet  op  eenige  andere,  of  droo- 
ge  plaatzen.  Konnen  derhalvcn  zeer  bezwaarlijk  in  de 
Hoven  worden  aangcyuccky ; ten  ware  men  in  de  zel- 
ve een  Gracht  of  Sloot  groeve.  Dan  kan  men  ze  met 
een  waffende  Maan  van  Zpril  of  May  in  de  grond 
planten  , en  de  Groef  met  Water  vullen.  Dus  ge- 
handeld, waflenze  dikmaal  voort  tot  boven ’t  Water, 
en  krijgen  hare  volle  volkomentheyd.  Worden  ook 
door  fterke  Korft  niet  lichtelijk  befchadigd.  Verliezen 
teegens  de  Winter  hare  Bladeren ; welke  in’t  laatflc  van 
May  weer  te  voorfchijn  komen. 

KRACHTEN. 

SErpentstong , of  in  het  Latijn  Sagitta  acjuatica , is 
koud  en  vocht  van  aart , ook  te  zamentrekken- 
de. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  , of  de  gefto- 
tene Bladeren  zelfs,  gclcgt  op  de  Roos,  ’t  Sprenktvuur, 
alle  andere  vtturigheyd  of  luizige  zweer  en,  verkoeld  en 
verteerd  de  zelve. 


CCCCXIV  HOOFDSTUK. 

S E L F. 

Namen.  j^/M^^^Eder  genoeg  bekend , en  van  bijna 
a"e  rnen^c^cn  begcerig  gebruykt;  word 
Tg^aSjj  in  het  Ncederlandfch  niet  alleen  dus, 

maar  ook  van  vecle  Savie  , Salie  , 
j cn  Selve  genoemd.  In  het  Latijn 
en  in  het  Italiaanfch  Salvia  : in  het 
Hoogduytfch  Salbey:  in  het  Franfch  Sauge. 

Verfchey-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
deneaar-  verfchcydene  aardige,  veranderlijke  foorten ; nament- 

verander-  ^jk  : 

lijke  foor-  I.  SALVIA  LAT1FOLI A MAXIMA  FLORE  PURPU- 
tcn>  ' REO  , of  slldcrgrootfte  Self  met  hreede  Bladeren  , cn 
een  purpure  Bloem.  II.  Angustifolia  auricu- 
lata,  of  fmalgebladerdeSclf,  met  O oren.  III.  An- 
GUSTIFOUA  NOÜILIS  FLORE  ALBO,  of  Sedelc  ft»al- 


gebladerde  Self  met  een  witte  Bloem.  IV.  Maculo- 
sa  major,  of  groot  e Self  met  rood,  wit , en  groen- 
bonte  'Bladeren.  V.  Maculosa  minor  , five  Al- 
bis  punctis  VARIEGATA,  of  geflipte  kleyne  bonte  Self 
met  wit  en  groen  zeer  fchoon  gemarmerde  of  geftippelde 
Bladeren  : .welke  witheyd  ieder  jaar , in  ’t  laatflc  van 
Junius  , of  het  begin  van  Julius , vergaat ; doch  in 
A-laert  des  volgenden  jaars  zich  telkens  weer  op  nieuws 
vertoond.  VI.  Altera  minor  maculosa,  of  twee-  tot  dertien 
de  kleyne  foort  van  Self , met  bonte  Bladeren.  VII.  in  Setl1 
Marmorea  , of  met  zuyver  wit , als  fijn  gemarmer-  gè([c|j°°r' 
de  Bladeren.  VIII.  Marmorea  altera,  oï twee- 
de foort  van  Self  met  fpierwitte  grof-gemarmerde  Bla- 
deren. IX.  Lutea  VARIEGATA  , of  Self  met  fichoo - 
ne  geele  als  goud  vercierde  pielden.  X.  Salvia  Cre- 
tica,  of  Self  uyt  Candien.  XI.  Salvia  minor  an- 
gustifolia Cretica  , of  kleyne  Self  uyt  Candien  , 
met  zeer  fmalle  en  teedere  Bladeren.  XII.  Salvia 
major  ARBORESCENS  , of  groote  Boom-ftlf  XIII. 

Salvia  Agrestis  , of  wilde  Self ; en  dan  meer  an- 
dere. Meert  al  te  zamen  zijn  ze  van  de  zelve  Botswing 
en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  ook  al  te  zamen  een  goede,  gemeetic,  Grond, 
zandige  aarde,  met  oude  Koeyc-  cn  Paerdemift  genoeg- 
zaam voorzien : een  vrije,  wel  ter  Zon  gcleegene  plaats; 
cn  liever  veel  Water  als  eenige  droogte;  welke  ze  echter, 
als  de  tijd  zoo  valt , ook  konnen  verdragen : defgelijks 
geduldig  uytftaan  felle  Korft,  en  allerley  andere  ongclee- 
gentheeden  der  M 'int er. 

Bloeyen  ieder  Zomer > en  geeven  meert  den  tijd  vol-  Zaad. 
komen  rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  waffende  Maan  van 
April  niet  diep , maar  hol  cn  luchtig , in  de  aarde  word 
gclcgt.  Hier  door  kan  men  ze  genoegzaam  aanwinnen 
en  ve rmeenigvuldigen.  En  dan  ook  noch  door  hare 
diep  ingezette , of  in  de  grond  gebogene , en  haaftig 
Wortel  fchietende  Takjens.  Welke  men  ook,  met  een  Aanwin- 
volle  Maan  van  ylpril  of  May  , eer  ze  noch  aan  H<XP 
Bloemfchieten  geraken  , kan  affnijden  ; op  een  fcha-  denc  ma- 
duwachtige  plaats  inftecken  , en  dikmaal  met  Water  nieren, 
begieten  , op  dat  ze  dies  te  bcquamcr  Wortel  vatten 
mochten.  Met  een  waffende  Maan  in  Aiaert  (niet  in 
May;  gelijk  veele  doen)  worden  ze  opgenomen  en  ver- 
plant. Dan  zullen  ze  gewifTelijk  beklijven.  Anders 
vergaan  ze  dikmaal,  door  de  gewoonc  droogte  der  May- 
maand;  gelijk  de  dagclijkfche  ervarentheyd  ons  genoeg- 
zaam heeft  geleerd. 

De  Salvia  angustifolia  nobilis  flore  al-  Eedele 
co  , of  eedele  fmal-gebladerde  Self , met  een  witte  f'raa|  ge- 
Bloem  , valt  teederdcr  van  aart  dan  de  andere  foorten;  sdh  ^ 
waarom  ze  dan  ook  lichtelijk  door  de  Korft  word 
wcchgcnomen.  Is  derhalven  goed  , dat  men  van  de 
zelve  eenige  Planten  ontrent  den  Herfft  in  een  Pot  zette, 
cn  ’s  Winters  binnens  huys  beware ; daar  men  haar  met 
matige  vochtigheyd  moet  voorzien. 

Daarenboven  is  noch  ongeraadzaam  noch  ongerijmd,  wijnruyt 
dat  men  ontrent  de  Self  een  Plant  of  twee  Wijnruyte  bÜ  de  Self 
zette  , om  dat  de  Padden  en  andere  giftige  Dieren  de  tc  P*antcni 
krachtige  reuk  der  Ruytc  niet  wel  konnen  verdragen  : ]ycnftjg, 
welke  anders  zich  geerne  laten  vinden,  hare  verblijf  cn 
fchuylplaats  neemen  op  de  onbebouwde  plaatzen  daar 
if/fwaft;die  hier  door  een  fchadclijkequaadaardighcyd 
aan  zich  neemen  , ja  zomtijds  t’ecncmaal  vergiftigd 
worden : waar  door  men  dan , deeze  5W/ gebruy kende, 
zou  vallen  in  ’t  grootfte  gevaar  van  ’t  leeven  te  verlie- 
zen : waar  van  de  Gefchiedboekcn  ons  verfcheydene  cn 
zeer  aanmerkelijke  voorbeelden  leevcren. 

De  Salvia  minor  angustifolia,  of  kleyne  fmal-  Kleyne 
gebladerde  Self,  krijgd  uyt  een  teedere,  bruyn-vcrwi-  fma|-gc' 
ge  en  veelvoudige  ld  brtel  veele  ronde  en  korte  Steden,  5^£erd9 
aan  welke  groeyen  vecle  digt  bij,  en  digt  boven  malkan- 
der gcftelde  Bladert jens,  altijd  twee  en  twee  regt  tee-  Bladeren, 
gens  over  den  anderen  zittende.  Zijn  bleek-groen  van 
verwe ; een , en  ook  anderhalf  vinger-lid  lang ; ruften- 
de op  lange  en  dunne  Steelt  jens ; makende  te  zamen 


(tc 


r «ti 


o 


S E L F.  S A N I K Ê L. 


RïïKNEKt, 


SiJa 


(te  weetcn,  dc  grootde  der  zelve,  met  haar  Steeltje) 
de  lengte  van  een  vinger,  of  daar  ontrent , uyt.  De 
grootde  dcezer  Bladeren  zijn  ontrent  anderhalve  droo, 
gemeenelijk  maar  een  droo  breed.  Eyndigen  voor  in 
een  fpits  punt.  Zijn  gewoonlijk  half  rond,  of  Geuts- 
wijze  gefield:  aan  dc  randen  gelijk  als  gefronft , of  om- 
gekrieuweld , wat  dikachtig  van  aart ; bleek-groen  van 
verwe ; zeer  welriekend ; van  binnen  voorzien  met  veclc 
kleync  Nopjens  , en  verfcheydene  Adcrtjens  ; onder 
1 meer  als  boven  zichtbaar , voortkomende  uyt  een  groo- 
te  in  ’t  midden. 

Bloemen.  Tuflehen  welke,  uyt  het  bovenflc  der  Stee/en,  de 
Bloemen  worden  voortgebragt , op  de  wijze  der  andere 
foorten  van  Self;  de  zelve  ook  in  gedaante  zeer  ge- 
lijk , doch  veel  klcyner , en  bleek-blauw-verwig. 
Als  ze  eenige  dagen  open  gedaan  hebben,  vergaan  ze 
in  haar  zelven  , of  vallen  op  dc  aarde  neer ; nala- 
Zaad.  tende  een  kleyn,  rond,  uyt  den  bruynen-zwartach- 
tig  Zaadje. 

Groote  De  Salvia  major  arborescens,  of  groot  eBoom- 
oom-  c krijgd  tamelijk  groote , dikachtige , ontrent  o- 

vaals-wijze , of  langwerpig-ronde  Bladeren  aan  een 
Stam , welke  opfehiet  tot  de  hoogte  van  drie,  of  ook 
vier  voeten.  Dc  Bloemen  van  deeze  foort  zijn  zeer 
groot,  en  blauw-verwig. 

Hoe  tot  Om  deeze  Boom-felf  tot  een  Boomtje  te  doen  op- 
jien  . groeyen,  moet  men  de  zelve  van  jongs  af  opfnoeyen, 
te  doen  en  ontblooten  van  alle  andere  Takken  , uyt  of  boven 
opgroei-  dc  Wortel  voortfehietende.  Maar  ook  op  deeze  wijze 
jem  handelende,  kan  men  al  dc  andere  foorten  van  Self  tot 
Boomt jens  opqueeken. 


KRACHTEN. 


Gal.  Ui. 
Simp.Mtd. 


SElf,  Salie,  Savie,  of  in ’t  Latijn  Salvia , is  ver- 
warmende en  verdroogende  tot  in  den  derden 
graad , ook  een  weynig  te  zamentrekkendc  van 


aart. 

Temcl. 1. 4.  In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ’s  morgens  nuch- 

Jtfe/A.  teren  een  Roemertje  gedronken;  of  het  uytgeparflte 
Manh.L}.  ^aP  van  Self  met  Wijn  gebruykt;  of  ook  het  Poe- 
t- 34.  der  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  ingenomen,  is 
een  zeer  goed  middel , ter  verflcrking  van  het  Hert , 
de  Harffenen,  en  de  Zeenuwen . Vermeerderd  de  na- 
tuurlijke warmte  des  Ligchaams.  Is  dienflig  voor  ’t 
Graveel ; de  Bloedfpotewtng ; teegens  vergif  in  het  Lig- 
chaam  gekreegen  : de  koude  gebreeken  en  Zinkingen 
T 'n.  .iö.  jes  u00^£is  . de  vallende  Ziekte  ; Beroerdheid , Lam- 
migheid , Slaapziekte  , en  allerley  koude  ongeleegent- 
heeden  der  Borjl.  Voor  beevende  Leeden : dc  beet  en  en 
ftceken  der  giftige  Dieren , en  ’t  Pleuris,  of  Zijde-wee. 
Neemt  wech  de  Hoofdpijn  ; maakt  een  goeden  adem  ; 
zuyverd  het  Tandvleefch ; geneed  de  verjlopping  der 
Lecver  ; de  Hoeft , het  Fiere  zijn  , en  dc  Honden. 
Drijft  de  doode  Vrucht  der  Vrouwen  af:  veroorzaakt 
A pulej.  tetemluft ; doed  de  inwendige  Apoftematien  doorbree- 
hifi.jlmt.  ken;  dild  het  Bloed:  reynigd  en  heeld  allerley  v^le  en 
Ruell.  1. 3.  hitzige  Zeeren.  Neemt  wech  het  Jeukzel  aan  de  he]- 
c.  18.  melijke  Leeden.  Diend  tot  vruchtbaar  makftig  der  Vrou- 
jEtms  1. 1.  wen.  j)an  noch  daarenboven , als  ze  ontfangen  hebben, 
Strm.  1.  om  wei  te  jocn  beklijven ; in  ’t  leeven  te 

behouden , te  verderken , en  voorfpoedig  te  doen  aan- 
groeyen.  Ter  dier  oorzaak  behoorden  zoodanige 
Vrouwsperfoonen , welke  lichtelijk  een  mifval  krij- 
gen , dikmaal  ’s  morgens  eenige  Bladeren  Self,  of  an- 
ders iets  van  de  Conferve  der  Bloemen , te  nuttigen 
1. 3.  Boven  dit  alles  dopt  de  Self  de  Bloedgang-,  drijft  het 
Water  der  Blaas  uyt,  en  doed  der  Vrouwen  ALaand- 
ftonden  voortkomen. 

De  Bladeren  van  Self  in  Melk  gekookt , en  daar 
meê  gegorgeld,  geneed  de  gebreeken  van  de  Keel. 


CCCCXV  HOOFDSTUK, 

S A N I K E L. 

het  Neederlandfch  dus  genoemd  , Namen, 
lllflll  wor£^  °P  kct  Latijn  geheeten  Sanicu- 
pgpS?  la,  of  ook  Diapensia  : in  ’t  Hoog- 
r/rtji/c/jdcfgelijksSANiKEL:  in  't  Franje  h 
iïpnpP  Sanicle  : in  ’t  Italiaanfch  Sannicu- 

la  , Diapensia  , of  ook  Cinqpe 
FOGLIO  MAGGIORE. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  o n- 
ondcrfcheydene  foorten ; te  weetcn  : derfchey- 

i.  Sanicula  officinarüm  , of  Samkel , gebru y-  ten. 
kclijt  in  de  Apothceken.  II.  Sanicula  guttata  , 
of gcfprenkelde  S artikel , rond  van  Bladeren,  en  die  altijd 
groen  blijft.  Beyde  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing 
en  Waarnecming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemcene,  zandige  aarde,  Grond, 
met  twee-jarige  Paerdcmid  genoegzaam  voorzien : meer 
een  donkere  of  fchaduwachtige,  als  een  opene,  vrije 
plaats ; en  veel  Water»  Vergaan  niet  haad,  maar  blij- 
ven lange  jaren  in  ’t  leeven. 

Geeven,  bij  goede  Zomers,  volkomen  rijp  Zaad.?- aad. 
Konnen,  buyten  daande , felle  koude,  cn  alle  ande- 
re ongelecgcnthceden  der  Winter  , zonder  fchade  ver- 
dragen. 

Worden  aangewonnen  en  vcrmcenigvuldigd , niet  Aanwin* 
alleenlijk  door  haar  Zaad,  ’t  welk  met  een  waffende  nlnS* 
Maan  van  April  in  een  donkere  plaats,  of  in  een  Pot , 
dikmaal  met  Water  begoten  , niet  boven  een  droo- 
breedte  diep  in  dc  aarde  moet  gezayd  zijn;  maar  ook 
door  hare  aangewaflene  jonge  Loot  en,  gcmccnelijk  van 
zelfs  Wortelen  bekomende  : die  men  op  dc  genoemde 
tijd  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

SAnikel , of  in  het  Latijn  Sanicula,  is  verwar -DoJon.l.f'. 
mende  en  verdroogende  in  den  tweeden  graad : ook  c' 
verderkende,  zuy verende,  en  te  zamentrekkendc 
van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of  het  TraS- 1-  '• 
uytgeparflte  Zap  met  Wijn  ingenomen;  of  van  buy-  c"  ‘7J‘ 
ten,  gelijk  ook  het  Boeder  der  gedroogde  "Bladeren, 
opgelegt,  geneed  allerley  in-  en  uitwendige  Wonden, 

Breuken,  en  andere  verzeeringen : defgelijks  1 tufte  zwee- 
ren  , en  koude  zwellingen.  Stopt  dc  Roodeloop : dild  f'u-.vnes 
de  Bloed-opwerping:  helpt  de  zweerende  Nieren-,  dejje-  A * 
quetfte  Longe  ,het  vervuilde  of  verzworene  Tandvleefch , 
en  de  zwelling  der  Keel,  daar  meê  gewaffehen  en  ge- 
gorgeld zijnde. 


CCCCXVI  HOOFDSTUK. 

K U N N E K E. 

^ korter  gezegt  Kun,  word  in  het  Namen. 

Neederlandfch  niet  alleen  dus , maar 
§3  immlÈ  °°k  van  veele  Saturey  , en  Kr.u- 
le  genoemd  : in  het  Latijn  Satu- 
REIa,  en  Cunila  : in  ’t  Hoogduitfch 
Garten  Issop  , Zwibel-hissoi», 

Kuneli,  en  Saturey:  in  het  Franfch  Savorie:  in 
het  Italiaanfch  Coniella,  Satureia,  Savoreggia 
en  Pevereli.a. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  Drie  on- 
drie  onderfchcydenc  foorten;  namentlijk:  derfchey- 

T c : ure  dene  Ioor" 

1.  SATUREIA  HORTENSIS  ANNUA,  Hoj,  Oi  gemeen 

Kunneke  , ieder  jaar  vergaande.  II.  Satureia  pe- 
REnnïS  , of  eenige  jaren  overblijvende  Saturei;  wel- 
ke foort  ook  word  geheeten  Thymbra  legitima, 

of 


Grond. 


Gcmccne 

Kunneke. 


Langdu- 
rende Sa- 
turey,  of 
Kun. 


ning. 


Berg-Satu- 
rey  uyt 
Portugal. 


Aanwin- 

ning. 


JEgm.Lj'. 
‘ -3' 


Tnchf.  hifi . 
Ham.  cffp- 
1 14. 

Duranits 
hifi.  h'^ant. 
fit.  41  f. 


Dio/c.  I.  J. 
f.4X. 

Terntl.  I.  6. 

Mcth. 

Med. 


%6i  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  Ui 


of  opregte  Tuijmbra.  III.  Satureia  , Jive  Thym- 
bra  Montana  Lusitanica,  of  Ponugalfch  Berg- 
Kunneke.  Niet  alle  zijnze  van  ecncrley  Bouwing  en 
JVaarneeming, 

Zij  beminnen  een  goede  , gemccne  , doch  liever 
een  zandige  grond  , het  zij  voorzien  met  een  weynig 
twee-jarigc  Paerdcmift ; ’t  zij  zonder  eenige  vcttigheyd: 
een  openc,  warme,  wel  ter  Zon  gelcegcne  plaats ; veel 
Water,  en  ook  matige  vochtigheyd. 

De  Satureia  annua,  of gemeene  Kunneke,  blijft 
de  Winter  niet  over.  Geeft  in  den  Herfft  volkomen 
rijp  Zaad , en  verfterft  daar  mee.  Moet  dcrhalven 
ieder  Tborjaar , met  een  wadende  Maan  van  April 
of  Maert,  niet  boven  een  ftroobreedte  diep,  weer  op 
nieuws  gezaayd,  en  alzoo  door  het  gedagte  haar  Zaad 
aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden.  Anders  ook 
komt  het  dikmaal  van  zelfs  genoeg  te  voorfchijn  ter 
plaats  daar  deeze  foort  eens  geftaan  heeft. 

De  Satureia  perennis,  of  langdurende  Saturey, 
anders  genoemtTHYMBRA  legitima,  oiopregte  Kun- 
neke,  geeft  in  deeze  onzeGeweftcn  zelden  eenig  Zaad , 
ten  zij  met  zeer  warme  en  drooge  Zomers.  Blijft 
altijd  groen.  Kan  fterke  koude  en  andere  ongelee- 
gentheeden  der  Winter  zonder  fchade  uytftaan.  Word, 
om  het  derde  jaar,  met  een  wafTende  Maan  van  Maert, 
opgenomen , en  tot  aan  de  Toppen  toe  in  nieuwlijks- 
omgefmeetene  en  varfch-gemeftte  aarde  gezet.  Dan 
fchieten  al  de  Takjens  Wortelen  : welke  men  daar  na 
afneemt , op  de  genoemde  tijd.  Dcczer  wijs  kan 
deeze  foort  aangewonnen , en  zeer  vermeenigvuldigd 
worden. 

De  Satureia  Montana  Lusitanica,  of Berg- 
Saturcy  uyt  Portugal , vergaat  ook  niet  haaft  , maar 
blijft  lange  jaren  in  ’t  Icevcn.  Vrieft , wcegens  hare 
teederheyd  , in  koude  tijden  dikmaal  dood , buyten 
ftaande.  Men  moet  derhalven  , om  van  dceze  foort 
niet  onverwacht  gantfeh  beroofd  te  worden,  altijd  ee- 
nige Planten  der  zelve  , in  een  Pot  gezet,  ’s  Winters 
binnens  huys  brengen;  met  niet  veel  vochtigheyd  voor- 
zien ; ook  niet  voor  in  ’t  begin  van  April,  met  een 
zachte  Reegen  , weer  buyten  ftellcn ; dan  noch  haar 
wagten  voor  koude  nagten , en  hayrige  Winden. 

Geeft  in  onze  Landen  noyt  rijp  Zaad.  Word  ech- 
ter aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  door  harcTakjcns, 
behandeld  op  de  hier  boven  aangcwcczene  wijze. 

KRACHTEN. 

KZJn,  Kunneke , Kcule , in  ’t  Latijn  Satureia , is 
warm  en  droog  in  den  derden  graad  ; ook 
doorfnijdende  , zuyvcrende  , en  dunmakende 
van  aart. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken  , of  groen 
in  fpijzen  gcbruykt , of  ook  het  Poeder  der  gedroogde 
Bladeren  met  Wijn  ingenomen  , geeft  niet  alleen  een 
aangename  geur  aan  't  ceten,  maar  verfterkt  ook  de 
Jliaagi  verwekt  eetenslufl ; doed  de  fpijs  wel  ver  teer  en: 
drijft  uyt  de  Winden , en  ’t  Water  van  dé  Blaas : ver- 
warmd al  de  inwendige  deelen  des  Ligchaams.  Gcneeft 
de  Opftijging  der  Aloeder , veroorzaakt  door  koude  ; 
de  gebreeken  der  Borft-  de  verjloppmg  van  de  Blaas  en 
Longe.  Doed  der  Vrouwen  Maandftonden  voortko- 
men. Jaagt  uyt  de  Nageboorte , en  de  doode  Trucht. 
Maakt  een  beider  Aangezicht : verdund  en  verteerd 
alle  dikke  en  taye  vochtigheeden  : verdrijft  de  pijn  in  de 
z,ijde  , met  Tarwemeel  vermengd,  en  daar  op  gclegt. 
Is  daarenboven  goed  voor  de  gcene , welke  met  de 
Jlaapziekjc  zijn  gequeld : dood  de  Wormen , en  verwekt 
heft  tot  bet  echte  Werk. 


CCCCXVII  HOOFDSTUK. 

STEENBREEK. 

genoemd  in  het  Needcrlandfch , Namen 
word  in  het  Latijn  geheeten  Saxt- 
imm  FRAGiA  ; in  het  Hoogduytfch  Stein- 
a»  I brech:  in  het  Franjcb  Saxifrage  , 
en  in  het  Italiaanfch  Sassifragia. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be-  Drie  ver- 
kend drie  veranderlijke  foorten ; namentlijk : anderlijk* 

I.  Saxifragia  alba , of  witte  Steenbreek.  II.  Sa- foorten* 
xifragia  aurea  , of  goude  Steenbreek.  III.  Sa- 
xifragia antiquorum  , of  Steenbreck^  der  Ou - 
de.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede , ge-  Grond, 
meene , zandige  , zoo  wel  gemeftte  als  ongemeftte , 
en  met  een  goed  deel  kleyngeklopte  roode  Steen  door- 
mengde aarde  : een  opene  , vrije  Lucht,  cn  ook  een 
fchaduwachtige  plaats.  Willen  veel  Water. 

Geeven  dikmaal , bij  goede  jaren  , volkomen  rijp  Zaad. 
Zaad-,  inzonderheyd  het  Saxifragia  aurea,  of 
goude  Steenbreek.  Verdragen  allcrlcy  ongeleegenthee- 
den  der  Winter  zonder  fchade.  Worden  ook  bequa-  Aamvia- 
mclijk  aangnvonnen  en  vermeenigvuldgd , niet  alleen  ning* 
door  haar  Zaad , ’t  welk  met  een  waflcnde  Maan  van 
Maert  op  een  fchaduwachtige  plaats,  niet  diep  gclegt , 
de  aarde  moet  aanbevolen  zijn  ; maar  ook  door  hare 
aangegroeyde  jonge  Wortelt jens ; welke  men  op  de  zelve 
tijd  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 

Het  Saxifragia  antiquorum,  of  Steenbr eender  Steen- 
Oudc  , fchiet  uyt  een  dikachtig,  houtig,  bruyn-ver- brcck dcr 
wig  Worteltje  veelc  dunne,  zeer  fmalle,  en  voor  fpits  °u<k' 
toegaande  Bladert  jens,  reederder  als  het  gemeene  kleyn 
Gras ; donkergroen  van  verwe  ; fteevig  ftaande  , en 
nauwlijks  een  kleyne  vinger  lang.  Uyt  welker  Hert  Bladeren, 
een  goed  deel  zeer  dunne,  ronde,  drie,  of  ook  vier 
vingeren  breedte  hoog  opfehietende  Steelt  jens  te  voor- 
fchijn komen  ; voorzien  met  vcele  tcederc,  noch  geen 
lid  van  een  vinger  lang  zijnde  Bladert  jens  ; altijd  twee 
en  twee  regt  teegens  over  malkander  zittende.  Tuffchen 
welke  lange  , kaale  , andere  Steelt  jens  voortfehieten  : 
op  welker  bovenfte  punten  uyt  langwerpige  Knop  jens 
de  Bloemt  jens  zich  laten  zien  ; zijnde  geelachtig  groen  Bloemen, 
van  verwe  ; in  gedaante  gelijk  die  van  de  Lychnis  fjl- 
veftris  jexta  Caroli  Clufii,  of  zeefde  foort  van  wilde  Je- 
nette  des  Heeren  Caroli  Clusii.  Beftaan  uyt  vijf 
kleync  Bladert  jens,  zijnde  boven  ’t  breedft;  in  ’t  mid- 
den met  een  klcyne  Kerf  gefneeden.  Als  ze  vergaan 
zijn,  laten  ze  na  een  kleyn  bruynachtig  Zaad. 

Deeze  foort  is  teeder  van  aart;  zoo  dat  ze  in  deeze  Hoe> wee* 
koude  Gewcften  ’s  M int  er  s niet,  of  zeer  zelden  over  gci\s  hare 
blijft.  Moet  dcrhalven,  met  een  waffende  Maan  van  hTyd.waar 
April  in  een  Pot,  niet  boven  een  ftroobreedte  diep,  ge-  te  nee. 
zayd  zijnde , in  de  Zomer  met  matige  vochtigheyd  inCD‘ 
voorzien;  op  een  vrije  , luchtige,  wclgcleegcne  plaats 
geftcld;  voor  koude Herfftreegencn  wel gewagt, in  Otlo- 
ber  binnens  huys  in  een  luchtig  doch  geen  warm  Ver- 
trek gezet ; flegts  met  een  weynig  Reegenwaterfche 
lauwgemaakte  vochtigheyd  ( gedurende  deeze  tijd  ) 
onderhouden  , en  niet  voor  in  Maert , met  een  aan- 
gename Lucht  en  Rcegen  , weer  buyten  gebragt  ; 
dan  noch  cevenwel  voorzichtig  gewagt  en  gedekt  wor- 
den voor  veel  vochtigheyd , 'koude  nachten , cn  hajri- 
ge Winden. 

Vergaat  niet  haaft:  blijft  altijd  groen,  cn  eenige  ja-  2 aad. 
ren  lang  in  ’t  leeven.  Geeft,  bij  heet e Zomers,  vol- 
komen rijp  Zaad-,  ’t  welk  op  de  gemelde  tijd  de  aarde 
moet  aanbevolen  zijn.  Alleenlijk  hier  door  konnenze 
aangewonnen  cn  vermeerderd  worden. 


KRACH- 


8<?3  Steenbreek.  Scabiose. 

krachten. 


Duyvelsbeet. 


8<4 


DoJ.  1.10.  ^ 


^ Teenbreekj  of  in  ‘t  Latijn  Saxifragia , is  verwarmcn- 
b dc  en  verdrogende  in  den  tweeden  graad. 

Deczc  Plant , met  de  Wortelen  en  ’t  Zaad , in 
Lufi't  l W*ïn  gekookt;  dan  daar  van  ’s  morgens  nuchtcren  een 
*narr.  1*7.  Roemertje  gedronken,  breekt  en  jaagt  uyt  de  Nieren- 
luchf.hifi.Jleen , ook  de  jlcen  der  Blaat.  Doed  wel  water  lojfen. 
tl.  c.  a8o.  Geneert:  de  Koudepis  ; de  pijn  der  Lendenen.  Drijft  af 
dc  Nageboorte ; de  doode  Vrucht , en  verwekt  der  Vrou- 
wen Maandjlonden. 


Veele 
fchoone 
verander- 
lijke foor- 
ten , 


CCCCXVIII  HOOFDSTUK. 

SCABIOSE. 

6 Et  geenen  anderen  naam  als  deezen  , 
mijns  weetens , in  ’t  Necderlandfcb 
bekend.  Vocrd  in  ’t  Latijn  en  Ita- 
1 liaanfeh  ook  de  benaaming  van  Sca- 
, mosA  : in  het  Franfch  delgelijks. 

< Van  dc  F)uytfchers  word  decze  Plant 
geheeten  Apostenkraut  ; Grindkraut  , alsook 
meede  Scabiose. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vee- 
le fchoone  veranderlijke  foorten ; te  wccten : 

I.  Scabiosa  major  vuLGARis,  of gcrneene groote 
Scabiofe.  II.  Major  Hispanica  , of  groote  Spaan- 
fche  Scabiofe.  III.  Centauroides  maxima  , of 
aldergrootjle  Scabiofe  , met  zwart  achtige  , dikke  , en 
langleevende  Wortelen , die  van  het  Centaur  turn  ma  jus 
folio  Cinara , of  groot  Sant or ie  met  Bladeren  van  Ar- 
ticiokjyen,  niet  ongelijk.  IV.  Hircina,  of  Bok^fca- 
biofe.  V.  Alpina,  of  Berg-fcabiofe.  VI.  Petrea 
Ten u IFOLIA , of  fmal-gebladcrde  Scabiofe  , groeyende 
op  berg-  en  Jleenachtige  plaatz.cn.  VII.  Petrea  Lu- 
sitanica  , of  Portugalfche  Scabiofe  , op  feenachtige 
plaatzen  voortkomende.  VIII.  Globosa  foliis  in- 
tegris  , of  Scabiofe  met  ongefneedene  Bladeren , en 
rond-gekriopte  Bloemen.  IX.  Indica  flore  pur- 
Pureo  , of  Indiaanfche  Scabiofe  met  een  purpure 
van  welke  Bloem.  X.  Indica  flore  purpureo  et  albo  va- 
tien ZC^"  RIEGATO  > °f  Indiaanfche  Scabiofe  met  een  purpur- 
den voor-  en  wd-bonte  Bloem.  XI.  Indica  flore  rubro,  of 
Indiaanfche  Scabiofe  met  een  roode  Bloem.  XII.  Indi- 
ca flore  RUBRO  et  albo  VARIEGATO , of  Indiaan- 
fche Scabiofe  met  een  rood-  en  wit-bonte  Bloem.  XIII. 
Indica  proliffra  , of  Indiaanfche  Scabiofe  met  Bloem 
uyt  Bloem.  XIV.  Indica  prolifera  in  flore 
prolifero,  of  Indiaanfche  Scabioji  met  een  dubbele 
Bloem  uyt  Bloem  ; te  wccten,  uyt  de  cerfte,  zijnde  de 
grootfte  Bloem,  in  ’t  ronde  ter  zijden  vier,  vijf,  en 
ook  zomtijds  zes  Bloemen,  kleyner  dan  de  zelve  voort- 
komende; uyt  welke  ieder  affonderlijk  weer  twee,  en 
ook  drie,  noch  kleyner  voortfpruy ten ; ’t  welk  een  zeer 
fchoone  aanfehouwing  geeft , doch  niet  ieder  jaar  ee- 
ven  gelijk  worden  gezien.  XV.  Angustifolia  pra- 
tensis hirsuta  , of  Scabiofe  met  fmallc  ruyge  Bla- 
deren, groeyende  op  grazige  Velden.  XVI.  Indica 
arborescens  , of  Indiaanfche  Scabioji  , opfehietende 
tot  een  Boomt ye.  Niet  alle  zijn  ze  van  dc  zelve  Botswing 
en  W'aarneeming. 

Zij  beminnen  nochtans  al  tc  zamen  een  goede , 
gemeene  zandige  aarde,  met  twee-jarige  Pacrdemift  ma- 
tig voorzien : een  vrije,  warme  , wel  ter  Zon  geleege- 
ne  plaats,  en  tamelijk  veel  Water.  Zommige  blijven 
eenige  jaren  lang,  andere  niet  zoo  lang  in  ’t  leeven.  Van 
de  cerft-gcmelde  foort  zijn : 

Groote  Dc  Scabiosa  major  vulgaris,  o f groote  gemee- 
me  Scabiofe  , en  Petrea  tenuifolia  , of  Scabiofe 
gebladerde  met  finalle  Bladeren  , groeyende  op  fteenachtige  Oor- 
Scabiofc.  den.  Deeze  verdragen  de  fterke  koude  der  Winter; 


gcfteld. 


Grond. 


veel  Recgen  , en  geeven  meert  den  tijd  volkomen 
Zaad : ’t  welk  men  met  een  wallende  Maan  van  A-. 
pril  dc  aarde,  niet  diep,  moet  aanbeveelcn.  Alleen- 
lijk hier  door  konnenze  aangewonnen  en  vermeenigvul- 
digd  worden. 

De  Scabiosa  alpina,  of  Eer g-rcabiofe;  Hirci-  Andere 
na,  of  Bol^Scabiofe  ; Globosa  foliis  jntegris  , ^üortcn' 
of  Scabiofe  met  ongefneedene  Bladeren  en  ronde  Bloemen; 
Ancustifolia  pratensis  hirsuta  , of  Scabiofe 
met  fmalle  ruyge  Bladeren , voortkomende  op  Grasvel- 
den, en  Scabiosa  Indica,  of  Indiaanfche  Scabiofe  , 
met  al  hare  meede-foorten  , blijven  niet  langer  dan 
twee  Zomers  in  ’t  leeven.  Zijn  tceder  van  aart.  Kon- 
nen  noch  veel  koude  Herfflreegencn  , noch  felle  Vorji 
verdragen. 

Moeten  derhalven  , met  een  waffendc  Maan  van  A-  Hoe  in  de 
pril  of  May  in  Potten  gezayd  of  geplant  zijnde,  in  ’t  Winter 
begin  of  laatfte  van  Oiïober,  na  gclcegcnthcyd  van  de  waar  M 
bequaamheyd  of  onbcquaamheyd  destijds, binnenshuys  necmcn' 
gebragt  zijn  , op  een  luchtige  plaats,  daar,  indien  ’t 
gcfchieden  kan  , niet , of  immers  alleen  met  vriezend 
Weer,  en  ook  niet  lang,  word  gevuurd,  vermitsze 
de  vuur-warmte  minder  als  de  Vorji  verdragen  kon- 
nen.  Voorts  moet  men  ze  onderhouden  met  zeer  wey- 
nig  vochtigheyd  ; bij  tijds  weer  de  Lucht  laten  ge- 
nieten ; ook  zomtijds , bij  goed  Weer , haar  over 
dag  na  buytcn  , ’s  nagts  weer  binnen  brengen  ; doch 
in  ’t  begin  van  April  geheel  buytcn  laten  blijven:  ech- 
ter haar  genoegzaam  wachten  en  dekken  voor  koude 
nagten , hayrige  en  fchrale  winden. 

Geeven  dan  de  tweede  Zomer  rijp  Zaad:  ’t  welk  zaaj. 
zomtijds  van  het  Indiaanfch  Scabiofe,  vroeg  opgeko- 
men zijnde,  wel  in  dc  eerfte  Zomer  tcegens  of  in  den 
Herfjl  gefchied.  Hier  na  verfterven  ze.  Wil  iemand 
van  de  Indiaanfche  Scabiofe  met  Bloem  uyt  Bloem  jaar- 
lijks weer  de  zelve  zien  , die.  winne  ’t  Zaad  van  de 
zelve  afzonderlijk;  en  zaye  het  op  de  voorheenen  aan- 
geweezen  wijze  ; zoo  zal  hij  uyt  dit  Zaad  op  nieuws 
zoodanige  bekomen. 

Dc  Scabiosa  Indica  prolifera  , et  dupli-  indiaan: 
citer  prolifera  , of  Scabiofe  met  een  dubbele , of  frhe  Sca- 
enkclc  Bloem  uyt  Bloem  , krijgt  uyt  een  witte,  van  £lolemet 
fmaak  bittere  Wortel  aardige  Bladeren  ; ontrent  een  Bloem. ^ 
kleyne  hand  lang  ; voor  een  vinger  of  duym  breed  , 
achter  zeer  fmal  gefneeden  in  verfcheydenc  deden  van  Elajercn 
een  ongelijkc grootte;  de  onderfte  dc  kleynftc,  dc  voor-  * 
aanftaande  dc  grootfte,  en  gemeenclijk  voor  rond  toe- 
lopende. Zijn  een  weynig  ruyg  van  aart;  aan  de  ran- 
den wat  rondachtig  ingefneeden  ; voorzien  met  eenige 
Aderen,  uyt  cene  in  ’t  midden  voortkomende.  In  de 
Mond  geknauwd  wordende,  zijn  ze  bitter  fmaak;  ook 
lijmachtig  van  natuur. 

Uyt  welker  Hert  een  of  twee  ronde,  bleck-groen  steden.' 
verwigc,  doch  na  de  Zon  gekeerd  bruyn-achtige  , een 
weynig  blinkende,  wat  ruygachtigc  Steelen  opfehieten, 
doorgaans  twee  , derdehalve  , of  ook  wel  drie  voeten 
hoog  : aan  welke  Bladeren  groeyen,  hoe  hooger  hoe 
fmaller  en  teederder,  altijd  twee  en  twee  teegens  over 
malkander  gcfteld,  en  onder  dc  Steelen  gelijk  als  om- 
helzende ; zich  ook  verdeelende  in  veele  Zijdetak •- 
jens. 

Uyt  der  zclver  voorfte  punten  komen  te  voorfchijn  Gedaante 
dc  Bloemen,  op  lange,  dunne,  ronde,  zeer  taye  Steelt-  der  Bloe- 
jens  , niet  ligt  te  brecken.  Ecrft  beftaanze  uyt  veele  mcn* 
in  t rond  bij  malkander  geftclde  Knopjens.  Als  decze 
de  cene  na  de  andere  geopend  worden  , vertoonen  zich 
de  vijf-gebladcrde  Bloemt  jens  , van  de  voorheenen  ge- 
noemde verfcheydenc  fchoone  coulcurcn;  van  welkede 
uytwendigfte  de  grootfte,  dc  inwendigftc  dc  klcynfte, 
echter  al  te  zamen  uyt  vijf  Bladert  jen)  tocgeftcld  zijn. 

Waar  van  men  de  twee  onderfte  dc  kleynftc  , dc  twee 
middelfte  wat  grooter,  en  de  eene  voorfte  in  ’t  midden 
de  aldergrootftc  ziet  ; doch  alle  langwerpig,  en  voor 
ftomp-rond  toegaande;  hebbende  van  binnen  vier  tee- 
I i i dere 


S<5j  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  8 66 


Zaadhuys- 

jens. 


Aanmer- 

kelijk- 

he/d. 


Groote 
Spaan  fche, 
cn  Portu- 
gal fche 
Scabiofe. 


DoJ.  /,ƒ, 


Trag.l.i. 


Lufit.  I.  4. 
enarr.  13. 


Ttrn.  I.  f. 

Mrth. 

Med. 


Durantes 
hifi.  Plant, 
f'l-  4'7- 


dere  opftaande  Draadjens  , waar  op  langwerpige , wit- 
achtige Knopjens  groeyen.  Al  deeze  Bloemen  , 't  zij 
ook  van  wat  voor  een  verwe,  veroorzaken  een  bevallij- 
ke  aanfehouwing.  Als  ze  eenige  dagen  hebben  open  ge- 
ftaan , vergaan  ze  in  haar  zelven ; nalatende  eenige  dik- 
ke, langwerpige,  boven  ftomp-rond  toegaande,  kluch- 
tige Zaadhuysjens ; van  welke  ieder  zich  vertoond  met 
een  ronde  witte  kroeze  rand  van  buyten  : in  zich  hou- 
dende een  groen  Knopje , voorzien  met  vijf  bruynachtige, 
lange,  hayrige,  fteevig-ftaande  Draadjens.  Als  ze  nu 
in  den  Herfjl  hare  volkomentheyd  hebben  verkreegen , 
worden  ze  bleek,  of  vaal  van  couleur,  cn  bewaren  van 
binnen  een  kleyn  langwerpig,  doch  dikachtig,  blcek- 
verwig  Zaadje. 

Het  is  aan  merkenswaardig,  dat  deeze  Bloemen,  waar 
uyt  andere  voortwaflen,  niet  altijd  hare  fchoonhcyden 
eerftc  gedaante  behouden ; maar  dikmaal  zoodanig  ver- 
anderen, datze  uyt  niet  anders,  als  uyt  geheel  groen- 
verwige  , fpits  toegaande  bladerige  Bloemen  , zonder 
eenige  bevallijkheyd  beftaan  : gelijk  men  zien  kan  in 
de  klcynftc  hier  bij  gedane  Figuur  , na  ’t  leeven  afge- 
téekend. 

De  Scabiosa  major  Hispanica  , of  groote 
Spaanfche  Scabiofe , en  Petrea  Lusitanica,  of  Por- 
tugal fche  Scabiofe , wallende  op  Jlecnacbtige  plaatz.cn, 
worden  niet  zoo  oud,  maar  blijven  alleenlijk  eene  Zo- 
mer in  ’t  keven.  Met  de  voorheenen  gemelde  Maan 
worden  ze  in  Potten  gezayd;  en  niet  meer  als  twee  of 
drie  Planten  in  ieder  Pot  gelaten.  Geevcn  niet  als  bij 
goede  jaren  voor  de  aankomft  van  de  M 'inter  rijp  Zaad 
in  deeze  Gewcften  ; cn  vergaan  van  zelfs.  Eeven  wel 
heb  ik  de  groote  Spaanfche  Scabiofe,  laat  opgekomen 
zijnde,  meer  maal  de  H'inter  over  behouden  ; bin- 
nens  huys  altijd  luchtig  gefield,  cn  zoo  wel  voorde 
warmte  dest/««rj,als  voor  de  Vorft  voorzichtig  gewagt 
zijnde. 

KRACHTEN. 

DE  groote  gemeenc  Scabiofe , in  het  Latijn  Sca- 
biofa  major  vulgaris,  is  warm  en  droog  in  den 
tweeden  graad;  ook  fijn  van  deden;  alle  taye, 
dikke  vochten  doorfnijdende , dunmakende , en  ver- 
teerende. 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  gedronken  , is  goed 
voor  inwendige  verzweeringen , of  Zpoftematien : Hoeft , 
Pleuris,  benauwde  Hdemhaling  , Engborftigheyd,  pijn 
in  de  Zijde  : de  beeten  en  ft  teken  der  giftige  Dieren  : 
Peftilentiale  en  heetcKoortz.cn:  Wónden-,  Schurftheyd, 
en  het  Sprenktvuur : ’t  welk  ook  vermag  het  uyt- 
geparflte  Zap  der  Bladeren , daar  op  geftrccken  zijn- 
de. 

Drie  of  vier  oneen  van  ’t  zelve  Zap,  met  twee  Scru- 
pelen  Theriac,  in  Wijn  ingenomen  , is  goed  voor  de 
geene , die  vergif  in  ’t  Ligchaam  hebben  gekreegen  ; 
ook  voor  die  van  peftilentiale  Koortzen  worden  aan- 
getafl.  Reynigd  daarenboven  de  Longe. 

Een  Confcrf  \ an  deeze  'Bloemen  gemaakt,  en  daar 
van  dagelijks,  ’s  morgens  nuchteren,  een  wcynig,  op 
’t  punt  van  een  Mes  gedaan,  gebruykt,  geneeft  ook  al 
de  gebreeken  van  de  Longe  en  Eorji. 


CCCCXIX  HOOFDSTUK. 

DUYVELSBEET. 

&En  meede-foort  van  de  boven  ge- 
knielde Scabiose , word  in  het  Nce- 
, derlandfch  met  deezen,  en,  mijns  wee- 
. tens,  geenen  anderen  naam  genoemd: 
| in  het  Latijn  Morsus  Diaboli  , 
ofSucciSA  : in  ’t  Hoogduytfch  Teuf- 
fklsabbeisj  in ’t  Franfch  Mors  db  Diable:  in  het 


Italiaanfch  Morso  di  Diavolo  ; alle  van  de  zelve 
beteekening. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  ver- 
veranderlijkc  foorten;  teweeten:  anderlijke 

I.  Morsus  Diaboli  flore  albo  , of  Duyvels-^°°rUn' 
beet  met  een  witte  Bloem.  II.  Succisa  flore  ccc- 
RULEO,  of  Duyvelsbeet  met  een  blauwe  Bloem.  Beyde 
zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Wdarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede , gemeene , zandige  , zoo  Grond, 
wel  gemeftte  als  ongemeftte  grond:  een  vrije,  bcquaam 
ter  Zon  geleegene  plaats,  en  matige  vochtigheyd.  Ver- 
dragen felle  koude  , en  alle  andere  ongcleegentheeden 
der  Winter  zonder  fchade. 

Blijven  zelden  langer  dan  vier  jaren  in  ’t  leeven;  en  Ziad. 
geeven  dikmaal  in  den  Herfft  volkomen  rijp  Zaad : 

’twelk  met  een  wafiende  Maan  van  Maert  of  Zpril  (na 
gcleegenthcyd  van  de  bcquaamhcyd  of  onbequaamhcyd 
des  tijds)  niet  diep  in  de  aarde  word  gclegt.  Komt  ook, 
door  ’t  uytgevallene , genoeg  van  zelfs  voort ; en  geeft 
de  tweede  Zomer  haar  eerfte  Bloem.  Alleen  hier  door  Aanwin- 
konnen  ze  vcrmcenigvuldigd  worden.  n‘Qg- 

KRACHTEN. 

Duyvelsbeet , in  ’t  Latijn  Morfus  Diaboli,  is  warm  Aart- 
en  droog  tot  in  ’t  begin  van  den  derden  graad : 
ook  verdeelendc  en  vertcerende  van  aart. 

Met  de  Wortel  in  Wijn  gekookt  , en  daar  van  ge-  DoJon.l.f. 
dronken  , ook  daar  mee  gegorgeld  , geneeft 'de  Stjui - cj*fh  . 
nantie,  of ’t  Keel-gezwel-  de  ontftokene  en  gezwollene  c_  “"ft 
Zmandelen  ; de  beeten  en  fteeken  der  giftige  Dieren  : Trag.  l.u 
verdrijft  de  Winden-,  verzacht  de  fmerten,  en  de  op-  f-8u 
ftijging  van  de  Aloë  der:  ftrijd  teegens  ’t  vergif:  fcheyd 
het  geronnene  Bloed  : is  goed  voor  de  Peft : geneeft 
de  Schurftheyd  en  diergelijke  gebreeken,  daar  mee  ge- 
waflehen  zijnde  ; of  het  uytgeparftte  Zap  daar  opge- 
ftreeken.  Vermag  voorts  ook  al  ’t  geene  van  de  Sca- 
biofe is  gezegt. 

Deeze  Plant  met  zijne  Wortel  en  Bloemen  groen  ge-  Tuchf.hift. 
floten , maakt  rijp,  en  heeld  de  peftilentiale  Gezwellen , 

Klieren  en  Carbonkelen , daar  op  gelcgt  zijnde. 

De  Wortel  gedroogd,  gcpulverifccrt,  en ’s  morgens 
nuchteren,  drie  of  vier  dagen  na  malkander,  met  Spaan- 
fche Wijn  ingenomen,  doed  de  Wormen  fterven. 


CCCCXX  HOOFDSTUK. 

NAALDEKERVEL. 

Us  in  het  Needcrlandfch  genoemd  , Namen. 
fj  word  op  ’t  Latijn  geheeten  Scandix  , 
jfj  of  ook  Pecten  veneris,  ter  oorzaak 
van  hare  aardige  teedere  Bladeren : in 
het  Hoogduytfch  wilde  Mooren:  in 
het  Italiaanfch,  volgens  ’t  Latijn , Pet- 

TINE  Dl  VENERE,  of  ScANDICE. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  twee  onderfcheydenc  Twee  on- 
foorten  bekend  geworden ; te  weeten : derfchey- 

I.  SCANDIX  MAJOR,  ftve  PECTEN  VENERIS,  0fdcnelOOr- 
groote  Naaldekervel-,  anders  Venus-kam.  II.  Scandix  te"’ 
minor  , of  kleyne  Naaldekervel , welke  ook  genoemd 
word  Perchepier  Anglorum,  of  Perchepier  van  de 
Engelfche.  Deeze  beyde  zijn  niet  van  eeven  de  zelve 
Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  meer  Grond, 
een  gemeftte  als  ongemeftte  grond  : een  vrije  , wel- 
gelegene plaats,  en  veel  Water.  Geeven  volkomen 
rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  mcè;  de  eene  foort  echter 
vroeger  dan  de  andere. 

Het  Scandix  major,  of  groote  Naaldekervel , an- Aanwin- 
ders  ook  gezegt  Pecten  Veneris,  of  Henuskam  , ning  der 
blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Moet^r00tc 
derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  waflènde  Maan  van 

Matrt  j 


8<?7  NaALDEKERVEL.  ScORPIOENStAART  &C.  AdDERSKRUYD.  8(?g 


Macrt,  weer  , niet  diep  in  de  aarden  worden  gczayd. 
Want  alleen  hier  door  kan  dceze  foort  aangewonnen  en 
vermeenigvuldigd  worden.  Komt  anders  ook  van  zelfs 
genoeg  op  uyt  ’t  neergevallene  Zaad. 
en  der  Het  Scandix  minor,  of  kleyne  Naaldckervel , 
Naaide-  brengt  voort  een  kleyn  Zaad,  ’t  welk  dat  van  ’t  ander 
kervel.  gantfchelijk  niet  gelijk  is.  Deeze  foort  vergaat  niet  zoo 
haalt.  Kan  felle  koude,  en  alle  andere  ongelecgenrhee- 
den  der  W’inter  uytdaan.  Bloeyd  in  de  tweede  Zo- 
mer. Geeft  volkomen  rijp  Zaad  , en  verderft  daar 
meê.  Word  door  dit  haar  Zaad  aangewonnen.  Doch 
komt,  ter  plaats  daar  het  eens  gedaan  heeft,  zoo  over- 
vloedig door  ’t  uytgevallene  voort,  dat  de  moeyte  der 
zaying  gantfeh  onnodig  zou  zijn. 

KRACHTEN. 

Gal.  lib.  Rooie  Naaldckervel,  in  ’t  Latijn  Scandix  major. 

Simp.  8.  I -j-is  verdrogende  en  verwarmende  in  den  tweeden 
graad;  ook  fcharp  en  bitter  op  de  Tong. 

Diofc.  l.t.  Word  veder  weegen  van  veele  voor  een  Moeskruyd 
e.  16S.  in  fpijzen  gebruykt.  In  Wijn  gezoden,  en  daar  van 
gedronken,  is  aangenaam  voor  de  Maag,  en  alle  ande- 
re inwendige  deden  des  Ligchaams.  Opend  daarenbo- 
ven dc  ve rfioptheyd  van  Leever , Blaas  en  Nieren. 
Diirant.  De  'Bladeren,  Bloemen  en  Wortelen  van  Naaldeker- 
hift.  Plant.  met  Boter,  Wijn,  en  eenige  Peeterzclie-bladcren, 
]•>  ■ 3Ï1-  een  wcynig  in  een  Pan  gebraden , en  ,zoo  gelegt  op  ’t 
Gemagt  der  kinderen  , welke  haar  waier  met  kpnnen 
maken,  doed  haar  ’t  zelve  lojfen. 

Het  Scandix  minor,  of  kleyne  Naaldckervel, 
rauw  in  een  Salade  genuttigt,  of  anders  ook,  in  pee- 
kei ingelegt  zijnde,  zoogegeeten,  doed  fier  kei ijswa- 
ter lojfen.  Opend  daarenboven  de  verjloptheyd  der  in- 
wendige Ligchaams  deelen. 


CCCCXXI  HOOFDSTUK. 

SCORPIOENST  AART 

met  Bladeren  van 

HAAZE-OOREN. 

Namen.  Ord  *n  liet  Neederlandfch  dus  , en  , 

mijns  wcetens , met  gcenen  anderen 
naam  genoerncl;  den  zelven  bekomen 
hebbende  na  dc  gedaante  haars  krom- 
gebogenen  Zaads  , niet  qualijk  een 
5 Scorptonsftaart  gelijkende.  Word  in 
het  Latijn  geheeten  Scorpioides,  en  in  ’t  Italiaanfch 
Scorpioide. 

Zes  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  zes 

foorten-  bijzondere  foorten ; namentlijk: 

I.  Scorpioides  Bupleuri  polio,  o f Htaze-oo- 
r en  met  Bladeren  van  Bitpleurum.  II.  Altera  Bu- 
pleuri folio,  of  tweede  foort  van  Haaze-ooren , of 
Scorpioideskruyd  , met  Bladeren  van  Buplcurum.  III. 
PortulaCjE  folio  , of  Hiazcn-oorcn  met  Bladeren 
van  Porcellain.  IV.  Leguminosa  , of  Scorpioides- 
kruyd , anders  Haazen-ooren  met  Peultjens.  V.  Le- 
guminosa Lusitanica,  of  Haazen-ooren  met  Peult- 
je ns  uyt  Portugal.  VI.  Scorpioides  Leguminosa 
secunda  Lusitanica,  of  tweede  Scorpioideskruyd , 
met  z,eer  teedere  , dunne , in  ’t  ronde  inwaarts  gedrayde 
Peultjens  uyt  Portugal.  AI  te  zamen  zijn  ze  van  eeven 
de  zelve  Bouwing  en  Maarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  gemeene,  zandige,  goede  aarde  , 
met  twee-jarige  Paerdemid  matig  voorzien  : een  opene, 
warme,  vrije,  wel  ter  Zon  gelecgene  plaats;  en  niet  te 
veel  vochtigheyd.  Blijven  niet  ianger  dan  cene  Zomer 
in  ’t  leeven.  Geeven  teegens  de  Winter  volkomen  rijp 
Zaad,  en  verderven  daar  mee. 


Moeten  derhalven  itiet  een  wafTende  Maan  van  Maert  Aanwia- 
of  April  in  ieder  Zoor  jaar  weer  op  nieuws  gezayd  zijn  : mn£‘ 
want  alleen  hier  door  konnenze  vernieuwd  en  vermeer- 
derd worden. 

Dc  foorten  Van  Scorpioides  Lfouminosa  , of  Scorpioen- 
Scorpioideskruyd  met  Peultjens  , zijn  de  teedqrde  van  ^aart  mee 
alle;  en  geraken  derhalven  niet  ieder  jaar  tot  hare  vol-  Peu*0cns' 
komentheyd.  Moeten  ter  dier  oorzaak  in  Potten  ge- 
zayd , niet  verplant , en  op  een  zeer  warme  plaats 
gefield  worden  ; zoo  krijgen  ze  dies  te  bcetcr  rijp  en 
goed  Zaad, 

KRACHTEN. 


SCorpioenfraart , in  ’t  Latijn  Scorpioides  , is  verdro-  Gal.  1.8. 
gende  in  den  tweeden  , en  verwarmende  in  den  Med.simp: 
derden  graad. 

De  Bladeren  gefloten , en  op  de  bteten  of fleeken  der 
Scorpionen  gelegt,  geneezen  de  zelve.  Dcfgelijks  ook 
andere  varffche  Wonden. 

Indien  een  Scorpioen  met  dit  Kruyd  word  aangeraakt,  Durantts 
zoo  valt  hij  tcrflond  in  onmagt.  fel-  4**» 


CCCCXXII  HOOFDSTUK. 

ADDERSKRUYD. 


B^-P  het  Neederlandfch  met  deezen,  en,  Naroemen 
Cj?  mijns  wcetens,  gcenen  anderen  naam  ooifproog. 
i bekend.  In  het  Latijn  en  Itahaanfch 
geheeten  Scor zonera  : in  ’t  Hoog- 
duytfch  meedc  Scorzonere,  of  ook 
2^  Schlangen-mörd.  De  Franfcht 
noemen  ’t,  gelijk  dc  Latijnen  en  Italianen , Scorzone- 
ra  , na  ’t  woord  Scurzo,  ’t  welk  in  de  Spaanfcht 
taal  een  Adder  bctcekend , vermits  deeze  Plant  zeer 
haaflig  geneed  de  geenc,  welke  van  Adderen,  Slangen, 
of  anderer giftige  Dieren  gebeeten  zijn  geworden. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  bijzondere  foor-  Drie  ver- 
ten bekend  geworden ; namentlijk.  anderlijke 

I.  SCORZONERA  MAJOR  LATIFOLIA  FLORE  LU- r°0rtCn’ 
TEO,  of  groot  brecd-bladerig  Adderskruyd,  anders  Scor - 
contra,  met geele  Bloemen.  II.  Minor  angustifo- 
lia  FLORE  luteo  , of  kleyn  Adderskruyd  met  geele 
Bloemen.  III.  Scorzonera  flore  rubro,  of  Ad- 
derskruyd met  een  roodeBlocm.  Alle  zijn  ze  van  eenerley 
Bouwing  cn  M 'aarneemmg. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  goede  zandige  aarde  , Grond, 
wel  voorzien  met  twee-jarige  Paerdemifl  : een  vrije , 
wel  gelecgene  plaats;  en  tamelijk  veel  vochtigheyd. 

Blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Konnen  in  deeze 
Gewcdcn  felle  koude,  en  alle  andere  ongelcegenthcedcn 
der  Wmter  uytdaan.  Bloeyen  niet  alleen  , maar  krij- 
gen ook  dikmaal , inzonderheyd  bij  drooge  Zomers, 
volkomen  rijp  Zaad : ’t  welk  met  een  wadende  Maan 
van  April , niet  diep,  in  de  aarde  word  gelegt.  Al-  Aanwiti* 
leenlijk  hier  door  kan  men  ze  aanwinnen  en  vermee-  nin2- 
nigvuldigen. 

Dceze  uyt  ’t  Zaad  voortgekomene  jonge  Planten  Bloeying, 
bloeyen  zelden  voor  in  ’t  volgende,  ook  wel  eerd  in  ’t  ** 
derde  jaar.  Ten  minden  een  voet  wijdte  moeten  ze  van 
malkander  gedeld  worden. 


KRACHTEN. 

ADderskruyd , of  Scorzonera,  met  de  Wortel  in  LoltL  l.i. 
Wijn,  of  Edik  gekookt,  en  daar  van  ieder  iaor-^‘^11’ 
gen  nuchtcren  een  Roemertje  gedronken;  of  het 
uytgepardte  Zap  met  Wijn  ingenomen  ; of  ook  dc 
Wortelen  geconfijt , en  daar  van  ’s  morgens  wat  gegee- 
ten,  drijd  zeer  krachtig  teegens  ’t  vergif',  dc  fleeken 
van  giftige  Dieren,  cn  de  beeten  der  dolle  Honden:  in 
zonderheyd  ook  teegens  de  Poft,  Ja,  indien  iemand  fJi.jiC, 
lii  z dc 


Söp  Beschryving  der.  KruYden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 8yo 


Mat  tb.  I.  1. 
c.  «37. 


de  peftilentiale  Ziekte  of  Koorts  alreeds  op  ‘t  lijf  had, 
of  de  zelve  gevoelde  , en  dan  van  deczen  Edik  twee 
oneen , of  van  de  Wijn  vier  oneen , anders  een  Roemer 
vol , innam  , en  daar  op  terflond  ging  leggen  zwee- 
ten , zoo  zou  hij  binnen  weynige  dagen  zich  geneezen 
bevinden.  Is  daarenboven  ook  goed  voor  de  geene  ; 
welke  gequeld  zijn  mee  draying  of  zwijmeling  des 
Hoofds ; beeving  en  klopping  van  ’t  Hert ; de  vallende 
Ziekte,  en  diergelijke  gebreeken.  Verfterkt  defgelijks 
de  flauwmoedige  menfehen ; maakt  een  vrohjl^Hert , en 
verdrijft  alle  zwaar  moedtgheyd. 

Het  Zap  uyt  de  Wortelen  van  Adder skruyd  geparft, 
en  in  de  Oogen  gedaan  , veroorzaakt  een  helder  en 
fcharp  Gezicht. 


Vcrfchey- 
dene  btf- 
ziens- 
waardigc 
foorten, 


groot 

Speen- 

kruyd. 


Water- 

fpeen- 
kruyd,  en 
Ooftcn- 
rijkfeh 
groot 
Speen- 
kruyd. 


CCCCXXIII  HOOFDSTUK. 

GROOT 
SPEEN  KRUYD. 

N het  Neederlandfch  dus  genoemd , 
word  in  Latijn  geheeten  Scrophu- 
laria  : in  het  Hoogduytfch  Braun- 
wurtz,  ofook  Knotenkraut.  in ’t 
Franfch  Scropéiulaire;  en  in  ’t  Ita- 
haanfeh  Scrofolaria. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
eenigc  bezienswaardige  veranderlijke  foorten  3 nament- 

lijk  : 

I.  Scrophularia  vulgaris  major  , of  gemeen 
groot  Speenkrttyd.  II.  Aquatica  , of  Waier-groot 
Speenkruyd.  III.  Sambuci  folia  fi.ore  purpureo 
majori,  of  groot  Speenkrnyd  met  Bladeren  van  Klier, 
en  een  groot e purpure  Bloem.  IV.  Pannonica  flo- 
RE  luteo  , of  Oofienrijkfch  groot  Speenkrttyd , met 
een  geele  Bloem.  V.  ./Estiva  minor  urtic^e  fo- 
lio , of  Zomer  groot  Speenkrnyd  met  Bladeren  van 
FTectelen  VI.  Scordianje  folio  Lusitanica,  of 
Portugalfch  groot  Speenkrttyd  met  Bladeren  van  Scor- 
dittm,  oï  Waterloop  VII.  Tenuifolia  rutve  ca- 
NINA  DICTA  , of  groot  Speenkruyd  met  teedcre  Blade- 
ren , genoemd  Hondsruyte.  VIII.  Scrophula- 
ria ruta  canina  dicta  Lusitanica  , of  groot 
Speenkyruyd  tiyt  Portugal , Hondsruyte  geheeten.  IX. 
Scrophularia  (of  Scrofularia)  hiksuta  Mons- 
PELIENSIUM  J of  groot  Speenkruyd  van  Mompclliers 
met  ruy ge  Bladeren-,  anders  ook  wel  van  zommige  Her- 
ba  vENTi  geheeten.  Niet  alle  zijn  ze  ym  eenerlcy  Bou- 
wing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede  , gemee- 
re,  zoo  wel  zandige  als  andere,  doch  luchtige,  voch- 
tige, en  welgemeflte  grond:  immers  zoo  zeer  een  be- 
quaam  ter  Zon  gelcegenc , als  een  fchaduwachtige  plaats; 
cn  veel  Water.  Konncn  tamelijk  wel  de  koude  en  an- 
dere ongeleegentheedcn  der  Winter  uytflaan. 

De  Scrofularia  vulgaris  major,  of  gemeen 
groot  Speenkruyd,  blijft  veele  jaren  lang  in  ’t  leeven. 
Geeft  ieder  Zomer  volkomen  rijp  Zaad : ’t  welk  met 
een  wallende  Maan  van  April  in  de  aarde  moet  gelegt 
zijn.  Hier  door  word  ze  genoeg  vermeenigvuldigd : en 
dan  ook  noch  aangewonnen,  door  aangewaflëne  jonge 
Wortehjens,  welke  men  op  de  genoemde  tijd  vandeo/r- 
de  afneemt  en  verplant. 

De  Scrofularia  aquatica  , of  Water  groot 
.Speenkruyd  , en  Scrofularia  Pannonica  flore 
luteo  , of  Oofienrijkfch  groot  Speenkruyd  met  geele 
Bloemen  , blijven  zelden  langer  dan  twee  jaren  in  ’t  lee- 
ven. Verdragen  de  koude  der  Winter.  Geeven  de  twee- 
de Zomer  volkomen  rijp  Zaad-,  ’t  welk  op  de  hierboven 
verhaalde  wijze  moet  gezayd  zijn ; en  hier  door  konnen 
ze  genoegzaam  vermeenigvuldigd  worden.  Komen  ook 
wel  in  veelheyd  op  van  zelfs,  door  'tuytgevallencZ.W. 


De  Scrofularia  sambuci  folia . flore  pur- Groot 
pureo  majori,  o f groot  Speenkruyd  met  'Bladerenvan  Speen- 
Klier,  en  een groote purpure  Bloem,  van  Prosper  al-  kru)'d  mc* 
pinus  lib.  de  Plantts  Exoticis  fol.  203.  genoemd  Si-  Vlier 
DERiTis  Sambuci  folio  , of  Tzerkruyd  met.  Blade-  Portu- 
ren  van  Klier:  defgelijks  de  Scrofularia  ruta  ca- gal(ch 
NiNA  Lusitanica,  of  Portugalfch  groot  Speenkruyd,^001 
genoemd  Hondsruyte,  blijven  ook  zelden  boven  de  twee  kruydj 
jaren  in  ’t  leeven.  Worden,  buyten  flaande,  door  de  anders’ 
koude  der  VI  int  er  wechgerukt.  Moeten  derhalvcn  in  Honds- 
Potten  gezayd,  teegens  de  aankomft  van  de  Korfi  bin--  ruytc' 
nens  huys  op  een  luchtige  plaats , waar  in  men  geen 
vuur  flookt  als  bij  vriezend  Weer  , gefield;  met  mati- 
ge vochtigheyd  voorzien  , cn  niet  voor  in  April  met 
een  zoete  Lucht  en  R eegen  , weer  buyten  gebragt  ; 
dan  noch  voor  koude  nachten  en  hayrige  winden  voor- 
zichtig gewagt  worden.  Krijgen  de  tweede  Zomer  rijp 
Zaad ; en  vergaan  dan.  Zelden  blijven  ze  langer  in 
fland. 

Het  gemelde  Scrofularia  ruta  Canina  Lufitanïca  , Hoe  waar 
Of  Portugalfch  groot  Speenkruyd , anders  Hondsruyte  tc  nce* 
geheeten  , heeft  aan  hare  Steel  ontrent  ten  halvcn  men' 
gantfeh  fmallc  , daar  na  rondachtige  Bladeren-,  ruym 
een  halve  vinger  lang,  ook  een  vinger  breed  : ontrent 
donkcr-groen  van  verwe;  aan  de  randen  een  wcynigjrr- 
kerfd,  cn  van  binnen  voorzien  met  verfchcydcne  teedc- 
re Adertjcns , opwaarts  lopende. 

De  Scrofularia  jestiva  minor  urticte  fo-  Bladcrerf. 
tl  o , of  kleyn  Speenkruyd  met  Bladeren  van  Neete- 
len-,  en  Scrofularia  Scordi  an./e  folio  Lusita- 
nica , of  Portugalfch  groot  Speenkruyd  met  Bladeren 
van  Waterloop,  blijven  niet  langer  dan  een  jaar  in  ’t 
leeven.  Geeven  niet  alleen  Bloemen  , maar  ook  goed 
Zaad,  en  veriterven  daar  mee.  Moeten  derhalvcn 
ieder  Koor  jaar , met  een  wallende  Maan  van  Alaert , 
de  ecrll-genoemde  in  de  aarde  ( welke  ook  wel  genoeg 
van  zelfs  opflaat) , de  andere  in  een  Pot,  niet  diep,  op 
nieuws  gezayd  zijn. 

Dit  Portugalfch  groot  Speenkruyd  met  Bladeren  van  KJeyo 
Wattrlookj,  heeft  de  zelve  van  vier  vingerenbreedte,  en  sPeen- 
ook  meerder,  lang.  Ontrent  of  ruym  half  zoo  breed 
zijn  ze  ; aan  de  kanten  aardig  getand  ; donker-grocn-  van  Nee- 
verwig,  van  binnen  voorzien  met  flerke  omhoog  ge-  «En  ; cn 
kcerd  flaandc  Aderen.  Rullen  op  tamelijk  dikke  cn  Po.rï'?_ 
langachtige  Steelt jens  ; onder  de  Steel  omhelzende  ; ILdercn^ 
aan  wclkeze  regt  teegens  over  malkander  twee  cn  twee  vanWater- 
voortkomen.  l°°k- 

De  Scrofularia  tenuifolia  ruta  canina  Bladeren 
dicta  , of  groot  'Speenkrttyd  met  teedere  Bladeren  , clcr  laat)’1- 
ook  Hondsruyte  geheeten,  krijgd  uyt  een  kleync,  niet  ^°cmiio 
zeer  dikke,  regt-neerfchietendc  , bleek-bruyne  , en  in 
veele  Kcezelen  verdeelde  Wortel , verfchcydcne  Scheu- 
ten, anderhalve  of  twee  voeten  hoog;  gemeenelijk  on- 
der bruyn-rood  , of  uyt  den  purpuren  blinkende  ; 
maar  daar  boven  bleck-groen ; rond  ',  doch  met  ccnige 
uy  tfleekende  ribbetjens , of  verhoogende  fireeptjens  voor- 
zien ; waar  door  ze  zich  op  zommige  plaatzen  gelijk  als 
vierkant  vertoonen. 

Aan  de  zelve  groeyen  fchoone,  in  veele  deelen  ge-  Groot 
fneedene,  teedere  Bladertjens.  De  onderfle  zijn  veel  sPecn- 
breeder  als  de  bovenflc ; tamelijk-hoog  boven  den  an- 
deren  gefield;  altijd  twee  en  twee  regt  teegens  malkan-  dere  Bla- 
der over  zittende,  en  de  Steel  in  ’t  midden  gelijk  als  deren,  ook 
omhelzende;  de  grootfle  een  kleyne  vinger,  wat  meer  ^°"gS’e 
of  minder , lang  ; een  vingerlid  breed ; onder  in  ver-  noemf. 
fcheydene  teedere  deelen,  hol  gefield , gefneeden ; doch 
boven  breeder  blijvende  ; en  alle  rondom  aardig  ge-  Steelen. 
zaagd : van  verwe  Gras-groen , blinkende ; de  mecfle  B|adcrcn 
regt-opflaande ; zacht  van  aart,  cn  een  weynig  dikach-  van  wat 
tig  : in  ’r  midden  van  elk  deel  vercicrd  met  een  regt-  voor  ccn 
doorlopend  Adertje-,  waar  uyt  voortkomen  veel  andere  gedaante, 
klcyncr,  opwaarts -gaande.  In  de  Mond  geknauwd 
wordende,  zijn  ze  bitter  van  fmaak. 

Tuflchen  welke,  in  ‘t  bovenfle  der  Steelen,  vijftien,  Geftalte 
twintig. 


Jt 


■ 


e 

- ••  •• 


. ■.  . u ï . co 

i - te 


' 


• i**  •* 


mamm 


der  Bloe- 
men. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Dodon.  l.l. 


Mal  tb.  1. 4. 
f.90. 


Duritntes 
fol.  413. 


Namen. 


Zes  ver- 
anderlijke 
foorten. 


Grond. 


871  Groot  Speenkruyd.  Bylkenskruyd.  Boterbloem.  871 


twintig,  vijfentwintig  , of  ook  wel  meerder,  korte 
Takje»! , Ayrs-wijze,  doch  hol  en  luchtig  boven  mal- 
.kandcr,  te  voorfchijn  komen.  Aan  de  zelve  ziet  men 
de  Bloemtjcns,  neerwaarts  hangende.  Dcczc  zijn  kleyn ; 
die  van  de  Scr  of  alarm  va /gans  major,  of  gemeen  groot 
Speenkruyd , in  gedaante  en  grootte  niet  zeer  origclijk  , 
doch  een  wcynig  kleyner,  zonder  eenige  reuk.  Bcftaan 
uyt  vijf  voor  rond  toegaande  Bladertjem ; waar  van  ’t 
onderfte  , alleen  gefteld  , en  de  twee  bovenfte  zwart- 
rood,  de  twee  middenfte  uyt  den  purpuren  aangenaam- 
rood  gezien  worden.  Houdende  in  ’t  midden  vier  wit- 
achtige, uythangende  ronde  Draadje»! , vooraan  met 
klcyne  gcelc  ronde  Knopje ns  begaaft.  Als  ze  eenige  da- 
gen lang  hebben  open  geftaan,  vallenze  op  de  aarde 
neer;  nalatende  eenige  ronde,  harde;  bruyn-verwige , 
boven  met  een  Jpitsje  voorziene,  ook  gemeenelijk  haar 
in  ’tmidden  van  malkander fcheydende Knopjem,  gevuld 
met  een  kleyn , rond , en  zwart  Zaadje. 

Het  zelve  Zaad  gceftze  ieder  jaar  door  de  geheele 
Zomer.  Met  een  wallende  Maan  van  Ataert  moet  men  ’t 
in  de  aarde  leggen,  en  dikmaal  met  Water  begieten , zoo 
zal  ’t  dies  te  bccter  voortkomen.  Tloeyd  in  ’t  tweede 
jaar,  en  geeft  nieuw  Zaad.  Alleenlijk  door  ’t  zelve  kan 
deeze  foort  vermeenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

GRoot  Speenkruyd , of  in  het  Latijn  Scrophula- 
ria  major , is  warm  en  droog  in  den  eerften 
graad. 

De  Wortelen  en  Bladeren  in  Wijn  gekookt , en  daar 
van  morgens  nuchtcrcn  een  Roemer  gedronken  ; of 
’t  uytgcparftte  Zap  der  zelve  met  Wijn  ingenomen  , 
en  ook  ’t  Zap  met  Honig  tot  een  pap  of  falfje  gekookt ; 
dan  daar  mcê  beftreeken  de  varjfebe  wonde»,  vuyle  in- 
eet ende  zecren  en  zoveer  en,  Adelaanheyd,  harde  gezwel- 
len , Klieren , Kropzweeren , en  de  ■'■peenen  of  Talken 
aan  het  Fondament,  verdrijft  en  geneed  dezelve.  Doed 
ook  ophouden  het  bloeden  uyt  de  New;  ’t  Bloedfpou- 
wen,  de  Buykjoop  , en  de  overvloedige  roodc  Adaand- 
ftonden  der  Vrouwen. 

Twee  Drachmen  van  het  pulver  der  gedroogde  Wor- 
telen met  Wijn  , Zuyker , of  Honig  drie  dagen  na 
malkanders  ’s  morgens  nuchteren  ingenomen  , dood 
de  Wormen. 


CCCCXXIV  HOOFDSTUK. 

BYLKENSKRUYD. 

zeer  aardig  en  geen  groot  Gewas, 
>rd  in  ’t  Needcrlandfb  dus  genoemd, 
het  Latijn  Securidaca  : in  het 
diaanfeh  ceven  alzoo  : in  ’t  Hoog- 
)tfih  Beylkraut. 

Hiervan  zijn  mij  in  haren  aart  ceni- 
ge  veranderlijke  foorten  bekend;  te  wecten : 

I.  Securidaca  major  , of  groot  Bijlkenskruyd. 
II.  Minor,  of  kjeyn  Bijlkenskruyd.  III.  Flore  pur- 
pureo  , of  met  een  purpure  Bloem.  IV.  Peregri- 
na  flore  purpurascente  , of  vreemd  Bijlkens- 
kruyd , met  een  bleek-purpure  Bloem  , en  wonderlijk ■_ 
lang,  aan  beyde  de  zijden  getand  Zaad.  V.  Perennis 
Clusii  flore  rubello,  of  altijd-bhjvend  Bijlkens- 
kruyd met  een  Roodachtige  Bloem , van  Carolus  Clu- 
sius  befchreeven.  VI.  Securidaca  vesicaria,  of 
Btjlkemkruyd  met  Blaasjens.  Al  te  zamen  zijn  ze  van 
de  zelve  Touwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde; 
met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemift , en  ’t  Mol  van 
verrotte  Boombladeren  doormengd : een  opene , luch- 
tige, warme,  vrije,  wel  ter  Zon  geleegcnc  plaats,  en 
matige  vochtigheyd. 


Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Zuds 
Gecven  ook  in  deeze  onze  Gewcflen  niet  anders  als  met 
goede  jaren  volkomen  en  rijp  Zaad.  Moeten  derhalven 
ieder  Voorjaar,  bij  tijds , met  een  wadende  Maan  van 
Adaert , niet  boven  een  ftroobreedte  diep  , in  Potten  Aanwin- 
gezayd;  droog  gehouden;  voor  koude  bewaard  ; niet  n‘n£' 
verplant,  ook  niet  meer  van  elke  foort  als  twee  in  eene 
Pot  gelaten  zijn. 

Dus  behandeld,  en  warm  gezet,  zullen  ze  wel  zom-  Gecven 
tijds  volkomen  rijp  Zaad  bekomen  ; en  dan  daar  mee  niet  altijd 
vergaan.  Echrcr  blijft  het  Securidaca  purpurea,  z,aad- 
of  Bijlkenskruyd  met  een  purpure  Bloem  , nu  en  dan 
wel  de  Winter  over. 

Konncn  op  geen  andere  wijze,  als  alleen  door  ’t  ge- 
melde Zaad,  aangewonnen  en  vermeerderd  worden. 

KRACHTEN. 

v 

BTlkemkruyd , in  ‘t  Latijn  Securidaca  , is  verwar- 
mende  en  verdrogende  in  den  eerften  graad : daar- 
enboven afvagendc  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  fcn  daar  van  ’s  morgens  gedron-  Dumntes 
ken;  of  het  Zaad  gedroogd,  geftoten,  dan  met  Wijn  Planr- 
en  een  weynig  Saffraan , of  ook  in  wat  Honig  gcbruykt,  j, 

zuyverd  de  Borjl  van  alle  taye  en  / lijmerige  vochtigheyd:  c.  66. 
dood  de  Af  'armen  : is  goed  voor  de  beet  en  en  fteekerf  Gal-  h *>■ 
der giftige  Dieren : drijft  der  Vrouwen  A/aandJlondcnafi  ^ 
is  boven  dien  aangenaam  voor  de  Maag : opend  de  ver-  c.  146. 
fioptheyd  der  Lcever,  Alilt,  en  van  ’t  geheele  Ingewand. 

Doch  op  dien  dag,  dat  men  ’t  gebruykt,  zou  het  een 
vrouw  beletten  , zwanger  te  worden. 


CCCCXXV  HOOFDSTUK. 

BOTERBLOEM. 

Ord  in  het  Neederlandfch  niet  alleeil  Namen.' 
dus , maar  ook  van  veelc  Hanevoet 
genoemd.  In  ’t  Latijn  geheeten  Ra- 
nunculus  : in  het  Hoogduytfch 
Schmaltzbi.um  ; ook  Hahnenfusz: 
in  het  Franfch  Gobelet,  Bassinet, 

Bacinet  , en  GrenoIlle  : in  het  Italiaanfch  Ra- 
noncolo,  pie  Corvino,  pie  Di  Gallo,  Herba 
Scelerata,  Tazza,  en  Bacinella. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vee-  Veele 
lc  bijzondere  en  aardige  foorten,  onnodig  hier  al  te  za-  foorten: 
men  genoemd  te  zijn.  Doch  vermits  hare  Bouwing  en 
Waarneeming  niet  cencrlcy  is,  zoo  zullen  wij  eenige  der 
voornaamftc  de  liefhebbers  voor  oogen  ftellcn ; tc  wee- 
ten  : 

Ranunculüs  Asiaticus  ; of  Boterbloem  uyt  A-  doch  .1!- 
zien ; ook  genoemd  Ranunculus  Turcicus  gru-  l«nlijk 
MOSA  radice,  of  Turkfcbe  Hanevoet  met  een  Knob-  cenlScder 
beiachtige  Wortel : waar  van  mij  deeze  veranderlijke  naamfte 
foorten  in  hare  onvergelijkelijke  fchoonhcyd  bewuft 
zijn. 

I.  Ranunculus  Asiaticus  Aleppo  dtctus  , en  ver- 
of  Boterbloem  uyt  Azia,  Alcppo  geheeten,  zijnde  van  wondc' 
een  zeer  donkere  bruyn-roode  couleur.  II.  Aleppo  ^"^aar* 
trassee,  of  bonte  Aleppo.  III.  Merveule  de  Pa- 
ris , of  het  H onder  van  Parijs ; zijnde  geel  en  rood 
gevlamd ; anders  ook  Aleppo  gevlamd  genoemd.  IV. 
Monstrum,  of  het  Aionfler-,  groot  Alonjler , met 
geel  en  rood  gevlamd.  V.  Grande  Merveilleu- 
se  , of  groot e Vcrwondercmwaardige.  VI.  Grande 
Merveilleuse  panache,  of  groot  Wonder,  met 
geel  en  rood  gevlamd.  VII.  Grand  Tulpant,  of 
de  groote  Turkfcbe  Tulleband  , of  A-futs , gevlamde 
vanHoute.  VIII.  SpHjERicus,  met  een  geheel  ronde  j,;er  voor- 
Bloem.  IX.  Sphtericus  trassee,  of  met  geel  e»  gefteld. 
rood  gevlamd.  Klejne  Oranje.  Groote  Oranje.  OJfc- 
bloed  geheeten.  X.  Romanus,  geel  en  rood  gevlamd. 

I i i 5 XI.  Se- 


873  BescHRyving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 874 


XI.  Seraphiqüe  , met  een  bonte  Bloem.  XII.  Een 
wit  en  rood  gevlamde,  welke  ik  zelfs  heb  aangetecld , 
waarom  hij  ook  van  veele  word  genoemd  de  gevlam- 
de van  Munting  : en  dan  nöch  meer  andere ; al  re 
zamen  van  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming , zoo  wel 
als  van  eenerley  teedere  Natuur.  Moeten  derhalven  op 
de  volgende  wijze  zijn  behandeld. 

Hoedanig  Neem  een  Bedde  van  uwen  Hof,  zeer  warm  , voor 
ken.UCe  a^c  koude  Noor  de-  en  Oojlewinden  genoeg  befchut,  en 
zonder  eenige  verhindering  vlak  voor  de  Zon  open  leg- 
ende. Maak’er  een  Zonnebal^af;  teweeten:  befchiét 
et  rondom  met  houte  Deden , zoo  dat  het  achter  on- 
trent twee  voeten,  voor  ten  naaften  bij  een  halve  voet, 
Bercyding  wat  meer  of  minder  , hoog  word  gezien.  Maak  daar 
Zonncbak.  twcc  dr'e  koute  Lufken  of  Fenfleren , na  gelee- 
gentheyd  van  de  lengte  gepaft:  welke  men  voor Reegen 
; - en  Forfi  toe  doen,  doch  bij  goed  Weer,  en  als  de  Zon 
fchijnd > weer  open  Zetten  kan.  Graaf  hier  na  het 
diep  uyt;  en  doe  daar  onder  in,  ter  hoogte  van 
twee  voeten  , varfTche  , warme  Paerdemift  , cTigt  op 
malkander  getreeden , of  geftampt , zonder  dat’er  ceni- 
hoe  ° toe  £e  aarde  onder  geraakt.  Neem  dan  twee  deden  Veen- 
tc  rigten.  aardc  ; twee  deden  Mol  van  verrotte  Boombladeren  ; 
twee  deden  gemeene  grond  , waar  op  in  't  voorgaande 
jaar  niets  met  allen  heeft  geftaan ; zes  deden  grof  zand; 
vier  deden  twee-jarige  kleyn-gewreevene  Koeyemift ; 
twee  deden  twee-jarige  en  tot  aarde  gewreevene  Paerde- 
mift, cn  drie  deden  een-  of  twee-jarige  Hoenderdrek; 
al  te  zamen  genoegzaam  en  kleyn  door  malkander  ge- 
wreeven,  of  gemengd. 

Hoedanig  Leg  van  decze  dus  bercyde  grond  (welke  men  een 
lenfla»'"  ^ *anS  tC  vooren  moet  doen  gerccd  maaken , ook  nu 
en  dan  eens  laten  omfmijten)  over  de  gemelde  Paerde- 
mift heenen,  ruym  een  halve  voet  hoog : daar  op  weer 
een  ftroobreed  hoogte  Zand , daar  geen  zoutigheyd  bij 
is  j of  half  zand,  cn  half  flegte  magere  grond  onder  een 
gemengd.  Zet’er  de  Bolletjens  van  decze  foorten  op, 
wel  droog,  en  niet  cerft  in  eenige  vochtigheyd  geweeft 
hebbende ; in  de  Maand  September,  in  ’t  laatft  van 
OElober  , of  't  begin  van  November , ftraks  na  volle 
Maan,  een  halve  voet  van  malkander;  ook  wel  in  Fe- 
bruarius , of  in  Maert , na  geleegentheyd  van  de  tijd, 
om  tweemaal  ’s  jaars  te  hebben;  alhoewel  ’t  zoo  goed 
niet  is  als  in  den  Herfjl;  vermits  ze  dan  niet  zoo^ veel 
afz.etz.els  , of  jongen  , aan  hare  Wortel  voortbrengen  ; 
ondertulTchen  eevenwel  ook  in  een  ander  opzicht  zoo 
veel  te  beeter,  wijl’er  dan  minder  gevaar  van  felle  Forft 
of  Sneeuw  te  verwachten  ftaat. 

lcEEin  ”-  Str°y  dan  cen  duym  breed  hoog  van  ’t  zelve  zand, 
g ng  ofdegcdachte  flegte  gemengde  zandaarde,  daarover  hee- 
nen : daar  op  al  weer  een  duymbreed  hoogte  van  de 
gemelde  goede  grond,  doch  niet  meer.  VVant  dieper 
mogen  ze  niet  leggen,  op  datze  niet  quamen  te  verrot- 
ten. Zouden  dan  ook  zomtijds  dies  te  minder  Bloemen 
geeven : maar  twee  duym  diep  geftcld  zijnde,  krijgen  ze 
veel  afzetters,  of  jongen. 

der  Bollet-  De  Bollen  dan  dus  in  de  aarde  gebragt  zijnde,  wor- 
jem,  den  om  njet  te  veej  \yatcr  te  ontfangen,  met 

de  gemelde  houte  Fenflcrs  overdekt;  niet  alleen  in  dee- 
zetijd,  maar  ook  vroeg  in  ’t  Hoor jaar , vermits  ze  de 
nattigheyd  ongcerne  verdragen.  Échter  niet  digt  toe, 
maar  ten  halven,  of  wat  meer,  open  ; met  houtjens 
ohderfchoord zijnde,  op  datze  de  Lucht  en  Zon,  wel- 
ke haar  en  de  aarde  zeer  dienftig  is,  genieten  mogen. 
OndertulTchen  eevenwel,  als  ze  cerft  varfch  gezet  zijn, 
konnenze  voor  de  eerftemaal  wel  een  wcynig  van  bo- 
ven neervallend  Reegcnwater  lijden : doch  daar  na  niet 
der  la  VCN  mccr‘  dc  ^aand  Maert  mag  men  de  Fenfleren  ge- 
queeking  keel  open  ftcllen , of  gantfchelijk  wcchneemen ; inzon- 
derheyd  als  ’t  niet  veel  meer  rijpt,  of  dat’er  geen  fterke 
winden  wayen.  Want  als  ze  in  Knoppen,  of  geheel  open 
ftaan,  konnenze  de  zelve  niet  wel,  maar  dan  wel  veel 
Reegen  verdragen. 

deczer  Als  nu  in  de  Winter  de  Forfi  fterk  aankomt,  doed 


men  dc  r.HJkrc»  weer  voorzichtig  toe;  cn  mefi  bc-  treffelijk, 
legt  ze  boven,  defgelijks  rondom  j met  warme  Paerdc-  Bloemen, 
midi  cn  daar  over  heenen  dik  met  ftroo,  opdat  de 
s""m “ i0°  "’cyn'S  als  mogelijlc  is  door  mogt  komen 
te  dringen.  Om  ‘c  welk  noch  meer  te  Verhinderen  , 
zeer  dienftig  is,  dat  men  eerft  cen  liaira  Uud  onderde 
Fenfieren  legt. 

Deeze  zeer  fchoone  Bloem  vergaan,  de  Bladeren  Tijd  der 
geel  geworden  , en  verwelkt  zijnde , neemt  men  de  °Pnee- 
Bolletjens  uyt  dc  aarde  op , zonder  die  langer  te  1*  min& 
ten  leggen;  anders  zouden  ze  verrotten;  en  men  bé- 
waard  ze  op  een  droogc  plaats , ter  tijd  toe , dat  ze 
weer  ingezet  zullen  worden.  Hier  op  moet  men  wel 
nauw  en  zonder  eenig  verzuym  letten. 

..J^dicn  liet  gebeurd,  dat  eenige  Bladeren,  buyten  Vcrder- 
ujds,  geel  beginnen  te  worden,  zulks  is  een  tce-  vin£te 
ken  van  verderving;  inzonderheyd  als  ze,  wanneer  men  ™°rko* 
maar  zachtjens  daar  aan  trekt , terftond  volgen,  lh  " 
zulk  een  geleegentheyd  neemt  men  de  Bollen  op  ; 
men  zuyvcrd  haar  van  de  verrotting,  cn  men  legt  ze 
in  droog  zand,  tot  datze  dc  aarde  weer  bevolen  zul- 
len worden. 

Onder  deeze  foorten  van  Bloemen  worden  ook  en-  Enkele 
hele  een-verwige , zoo  wel  als  bonte,  gevoriden  , wel-  ecn-vcr- 
kc  alleenlijk  in  onze  Gewcftcn  Zaad  te  voorfchijn  TIRC'- 
brengen;  echter  zelden  volkomen  rijp.  Worden  der-  ningT1"’ 
halven  aangewonnen  cn  vcrmeenigvuldigd  enkelijk  door 
hare  aangewaflene  jonge  Bolletjens,  welke  men  bij  dc 
opneeming  van  dc  oude  afdoed,  cn  te  zijner  tijd  weer 
in  de  aarde  legt. 

Indien  iemaiid  ongencegen  was,  de  moeyte  te  doen.  Andere,™ 
van  de  gemelde  Zonnebal^  te  laten  maken;  of  zoo  veel  bequamcr 
Bolletjens  niet  had,  dat  het  zoo  veel  omflag  waardig  wijze 
ware,  kan  dezelve  met  of  ftraks  na  volle  Maan  van 
Novetnbcr  of  Februarists  zetten  op  een  goede  luch- 
tige plaats , of  Bedde  ; in  een  goede  zandige  , ook 
met  een-  of  twee-jarige  Koeyemift;  of  verteerde,  uyt- 
gedroogde  Menfchendrek  welgcmcftte  grond  ( vermits 
ze  van  naturen  een  vette  aarde  begeeren)  buyten  in 
de  opene  vrije  Lucht , cen  duym  of  twee  vingeren 
breedte  diep.  Hier  ontrent  moet  men  zich  dragen  na 
tijds  geleegentheyd,  cn  wanneer  men  beft  in  de  aar- 
de kan  komen.  Over  de  ingezettede  heeft  men  flegts  omdeBoI- 
vt&tjlroo  te  dekken,  en  daar  over  weer  een  Flafchmat ,cn  te 
gebonden,  om  daar  door  af  te  kceren  ’t  Sneeuw-wa-  plantcn* 
ter,  ’t  welk  haar  zeer  hinderlijk  is,  en  verderft : waar 
teegens  de  Vorft , hoe  fterk  die  ook  zijn  mogt,  de  Bol- 
letjens  niet  kan  befchadigen.  Of  ook,  men  behoeft 
alleenlijk  Run  uyt  de  kuypen  der  Schoenmakers , ter 
hoogte  van  twee  of  drie  vinger  breedte,  daar  over  te 
fmijten,  wanneer  ’t  begind  te  vriezen  ; cn  dan  dezelve 
dus  ongerept  te  laten  ftaan , tot  in  de  Maert,  wanneer 
’t  goed  Weer  begind  te  worden. 

Op  decze  wijze  behandeld,  zullen  ze  veel  meerder,  en  veel 
ook  hcerlijkcr  cn  grootcr  Bloemen  voortbrengen,  als  hecrliJker 
dc  geene,  welke  in  Potten , houte  Faatjens , of  ook^T*1 
zelfs  in  een  Zonnebal ^ geplant  zijn  ; en  afz,etters  ge-  dragen*! 
noeg  bekomen  : inzonderheyd  als  men  de  Run  daar 
op  laat  leggen  tot  dat  ze  uytgcbloeyd  hebben : vermits 
de  zelve  dc  grond  vochtig  houd  ; ’t  welk  deeze  Ra- 
nunculi,  of  Boterbloemen,  zeer  aangenaam  is.  Want 
bij  een  droog  Foor  jaar  geeven  ze  wcynige  , cn  ook 
kleyne  Bloemen.  Mogen  derhalven  wel  in  zoodanige 
drooge  tijden  dagelijks  met  Water  worden  begoten, 

’t  welk  haar  op  geenerlèy  wijze  kan  fchadelijk  vallen. 

Doch  als  de  Run  daar  op  blijft,  kan  dc  grond  niet  ligt 
uytdroogcn. 

De  Ranunculüs  arvensis  echtnatus,  o?Jlee-  Steckende 
kende  Boterbloem  , voortkomende  op  Grasachtige  Boterbloe- 
plaatz.cn,  blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’tlee-men’, 
ven.  Geeft,  op  een  bcquamc  plaats  geftcld  zijnde,  mc°ndcóp 
cn  zomtijds  met  Water  voorzien,  in  den  Flerffl  vol-  Grazige  P 
komen  rijp  Zaad ; ’t  welk  ieder  Foor  jaar,  met  een  plaat«n. 
waflcnde  Maan  van  Maert,  weer  op  nieuws  de  aarde 

moet 


«75 

moet  aanbevolen  zijn.  Komt  ook  wel  van  zelfs  ge- 
noeg op  door  het  uytgevallene  Zaad.  Alleenlijk  hier 
door  konnen  ze  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  wor- 
den. 

Verfchey-  y\]  <jc  andere  foorten,  als  Ranunculus  autum- 
foortenre  NALIS  Lüsitanicus  , of  Portngalfche  Herfjl-Boter- 
van  Boter-  bloem  , zoo  wel  met  een  enkele  als  dubbele  Bloem  : 
bloemen.  roLio  Plantaginis  , of  tnet  Bladeren  van  Weegbree: 
Dulcis  Tragi  , of  wéte  Boterbloem  van  Hiero- 
nvmus  Tragus  : Bulbosis,  of  met  een  Bolwortel: 
Aponinus  Bifolius  , of  Italiaanfche  twec-gebla- 
derde  Boterbloem  van  de  Berg  Apennm  : Flammeus 
major  et  minor,  of  groote  en  kleyne  brandende  Bo- 
terbloem: Nivnus  Anglicus,  of  Sneeuw-witte  En- 
gelfche  Boterbloem  : Radice  Grumosa  fof.io  ru- 
Tte  , of  tnet  een  knobbelige  Wortel  en  Bladeren  van  Rny- 
te  : LanUGINOSUS  ANGUSTÏFOfiIUS  GRUMOSA  RA- 

dice,  of  meteen  knobbelige  Wortel , en  lange , fmalle, 
wolachtige  Bladeren  : Globosus  , met  een  fchoone  , 

feele , ronde  Bloem  : Septentrionalis  , of  Boter- 
loem  uyt  de  Noorder-gewejlen ; en  dan  noch  veel  meer 
Grond.  andere,  blijven  lange  jaren  in ’t  leeven  : geeven  zelden 
volkomen  rijp  Zaad  : verdragen,  buyten  ftaande , de 
Wrinter-koude  zonder  fchade  , ook  veele  vochtigheyd. 
Beminnen  een  goede,  gcmcene  , zandige  aarde,  met 
twec-jarigc  Koeyc-  en  Paerdemift  genoegzaam  door- 
Aanwin-  mengt:  ook  een  vrije,  welgeleegene  plaats.  Verliezen 
nlng'  ’s  W inters  haar  Loof:  ’t  welk  in  de  Maert  weert e voor- 
schijn komt.  Worden  alleenlijk  aangewonnen  en  ver- 
meenigvuldigd  door  hare  aangegroeyde  Wortelen:  welke 
men  met  een  waflënde  Maan  van  Maert  of  April  van  de 
oude  afneemt,  en  verplant. 

Italiaan-  De  Ranunculus  Aponinus  bifolius  , of  Ita- 
btoem°van  ^,aanfi^e  Boterbloem  van  de  Berg  Apennin , geeft  uyt 
de  Berg  cen  cevcndrachtig-lange,  dikke,  bleek-bruyn-verwige, 
Apennin.  van  binnen  witte,  de  aarde  doorlopende,  en  met  Ster- 
ke veezolen  voorziene  Wortel,  een  cenige , tamclijk- 
Stee?61'  , bleck-groene , zes  vingeren  breed  hoog  op- 

fchictcnde  Steel : op  wiens  bovenftc  twee  Bladeren  , 
met  hare  Steden  onder  te  zamen  gevoegd  , gelijklijk 
voortkomen,  zijnde  ieder  vijf  vingeren  breedte  hoog, 
Bladeren,  en  zeevén  vingeren  breedte  lang,  doch  rondachtig  van 
“rdggZel’  gefokc : in  vijf,  doch  meeft  in  zeeven , groote  en  bree- 
daantc.  de  deden  gefneeden ; boven,  of  voor,  op  ’t  breedfte, 
en  daar  weer  gedeeld  in  tweeën  , doch  niet  diep  ; 
voor  wat  fpits;  ook  hier  en  gintfeh  een  weynig  ge- 
tand: donkcr-groen  van  verwe  , doch  lichtelijk  ver- 
anderende in  een  bleeke  plekkighcyd ; en  onder  bleek: 
in ’t  midden  voorzien  met  zeeven  fchoone,  dikke 
deren  , in  ieder  deel  met  Takfen  oplopende.  Ruften 
op  teederc  , ronde  , bleek-grocn-vcrwige  , twee  vin- 
ger-lccdcn  lange  Stecltjens:  tuflehen  welke  regt  in  het 
midden  cen  kort  Steeltje , een  eenige  vinger  lang,  op- 
KnoP-  fchiet : waar  op  alleenlijk  een  dikachtige  Knop  ruft  , 
onder  breedft  ; boven  ftomp-fpits  toegaande.  Welke 
haar  in  het  laarftc  van  April  en  begin  van  May  opend. 
Bloem.  Dan  word  gezien  een  bleek-  of  geheel- witte  Bloem , 
ruym  een  halve  Schelling  in  ’t  ronde  groot,  ook  hol 
gefteld,  gelijk  een  kleyn  knopje:  gemeenelijk  beftaan- 
dc  uyt  zes  rondachtig-toegaandc  Bladeren  ; meeft  al- 
Zonder  tijd  in  ’t  midden  met  cen  deukje.  Ook  in  ’t  mid- 
onze  Lan- dcn  voorzicn  met  ccnigc  langwerpige  gedachtige  we- 
den. z-eltjens.  Als  ze  eenige  dagen  hebben  open  geftaan , 
vergaan  ze  in  haar  zclven , zonder  in  onze  Landen  eenig 
Zaad  te  geeven. 

Engelfche  De  Ranunculus  nïveus  Anglicus,  of  Sneeuw- 
witte 'bÖ-  'w,tte  Engelfche  Boterbloem  , verdeeld  zich  uyt  een 
tcrbloem.  bleek-bruyn  Fècz.elworteltje  in  veele  Takjens , meer  als 
een  voet  hoogte  opfchictendc.  Aan  de  zelve  groeyen 
tamelijk-groote,  donker-grocnc,  in  vijf  en  meerder  dee- 
len  gefneedene , zeer  fterk  en  diep-geaderde,  ook  aan 
Bladeren.  Je  ran(Jcn  genoegzaam  getandde  Bladeren.  Uyt  dc 
punten  neemen  veele  Bloemen  t’cffcns  haren  oorfprong, 
ontrent  zoo  groot  als  een  ftuyver  $ geheel  dubbel  j 


8 76 

beftaandc  uyt  veele  voor  rond-toegaande  Blader tjens, 
van  een  aangename  aanfehouwing.  Lang  dueren  ze , Bloemen, 
doch  vallen  eyndelijk  op  de  aarde  neer,  zonder  in  onze 
Geweften  eenig  Zaad  na  te  laten. 

De  foorten  der  Boterbloemen  met  Knobbeli-  Boter- 
ge  Wortelen,  konnen  ook,  ec ven  gelijk  de  Bloemen 
ufche , wanneer  hare  Bladeren  vergaan  zijn  , opgenö- 
men,  en  in  een  varflche,  nieuwlijks-omgefmeetene,  en  wortelen 
op  de  hier  boven  verhaalde  wijze  welgemeftte  grond, 
ieder  jaar,  met  een  volle  Maan'  van  September  of  Ode- 
der,  weer  ingezet  worden. 

KRACHTEN. 

ZOo  wel  de  Bladeren  als  Wortelen  van  Boter-  Durantes 
bloem,  in ’t  Latijn  Ranunculus,  zijn  brandende 
van  aart,  en  heet  tot  in  den  vierden  graad ; der -züfit.  l.  1 
halvcn  ondienftig,  ja  gevaarlijk,  om  inwendig  gcbruykt  enatr.  171. 
te  worden  j want  zouden  de  menfehen  al  lagchende  doen  Sallufihu. 
fierven. 

De  gemelde  Bladeren  gefloten  , en  dan  gelegt  op  Apu/ej.Ub. 
Klieren,  Krepzaveeren , Bloedvinnen , en  allerley  andere 
^weeringen, doen  dc  zelve  doorbreeken.  Verteerenook,  c, ï0. 
en  neemen  wech  de  Wratten. 

Het  Zaad  van  Bloemen  in  Spijs  of  Drank  ingeno- 
men , doed  dc  Vrouwen  veel  Aielk,  hare  Borjlcn 
krijgen. 


CCCCXXVI  HOOFDSTUK. 

KRUYSWORTEL. 

STet  alleen  in  het  Ncederlandfch  dus  , Namen, 
maar  ook  van  veele  Kruyskruyd  , 
en  Grinokruyd  genoemd.  Word 
in  het  Latijn  geheeten  Senecio  , en 
Er  i ger  um  : in  ’t  Hoogduytfch  Cr  e utz- 
wur’i z , Creutskraut,  en  Bald- 
greisz:  in ’t  Franfch  Senesson  , of  Du  Senezon: 
in  ’t  IiaUaanfch  Senetio,  Cardoncello,  Spellic- 
ciosa  , en  Senetione. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vier  Vier  bïj- 
bijzondere  foorten ; namentlijk:  zondere 

I.  Senecio  vulgaris  major  , of  ge, meen  groot  foorlC11, 
Kruyskruyd.  II. Vulgaris  minor,  of  kleyn  gemeen 
Kruyskruyd.  III.  Senecio  major  tomentosa,  of 
groot  Kruyskruyd  met  ruyge  , wollige  Bladeren.  IV. 

Senecio  flore  ooorato  , of  Kruyskruyd  met  een 
riekende  Bloem.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  de  zelve  Bou- 
wing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  allerley  Slag  van  grond  , ’t  zij  ge-  Grond, 
meftte  of  ongemeftte.  Hebben  zoo  lief  cen  opene, 
vrije,  luchtige,  warme,  of  wel  ter  Zon  gelecgene, 
als  een  vochtige , donkere  of  fchaduwachtigc  plaats. 

Konnen  veel  Water  verdragen  , en  vergenoegen  zich 
ook  met  weynig. 

Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Zaad. 
Geeven  teegens  de  W'intcr  volkomen  rijp  Zaad,  en 
verderven  daar  meé.  Moeten  derhalven  met  een  waf- 
fende  Maan  van  Maert  of  April  in  ieder  Voorjaar  weer 
op  nieuws,  niet  diep,  worden  gezayd.  Komen  ook, 
door  de  geheele  Zomer , van  zelfs  genoeg  voort  van  't 
uytgevallene.  Doch  deeze,  welke  dan  geen  Zaad  be- 
komen, konnen  in  de  Winter  onbefchadigd  overblrjven; 
en  geraken  in  't  tweede  jaar  tot  hare  volkomcnthcyd. 

Alleenlijk  hier  door  konnenze  aangewonnen  en  vermce-  Aanwin- 
mgvuldigd  worden.  n‘ng- 

KRACHTEN. 

KRuyswortel , in  het  Latijn  Senecio,  of  Erigerum , j£gin.  1. 7. 
heeft  een  gemengde  kracht  ; zijnde  niet  alleen  #.  j. 


Boterbloem.  Kruyswortel.  Wilde  Thymus. 


877  Beschryving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek, 


Apulej. 
hifi.  Mant. 


Uiirantes 
hifi.  riant, 
fel-  429- 


verkoelende , maar  ook  fcheydende , re  zamentrekken- 
de,  en  rijpmakende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken;  of  in  Wa- 
ter gekookt,  cn  gegeeten;  of  het  uytgcparftte  Zap ; of 
ook  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  inge- 
nomen, verdrijft  de  fmerten  van  de  Maag , veroorzaakt 
Dtofc.l.  4.  door  Galachtige  vocht igheeden,  en  de  pijn  der  Lendenen: 
*•97-  is  goed  voor  de  geene  die  met  de  Gal  zijn  gequeld;  en 
verwekt  der  Vrouwen  Maandftonden. 

De  Bladeren  en  Bloemen  alleen  met  een  wcynig  Wijn 
gefloten , of  in  Water  gekookt,  of  ook  gediftilleert,  cn 
gelegt  op  wonden , verkeringen,  Ac  gezwellen  der  hcy- 
mcltjke  leeden , Bloedvinnen , de  Roos,  en  meer  andere 
foorten  van  vuungheyd , verdrijft  en  geneert  de  zelve. 

De  zelve  Bladeren  met  Schapevet  vermengt,  of  met 
Zout  gefloten,  neemen  wcchdc  pijn  der  Zeenuwen , cn’t 
Flerezijn ; ook  d c Voetjigt. 

• De  witte  of  grijze  hayrcn  der  Bloemen  , met  een 
weynig  Saffraan  en  koud  Water  gewreeven  , geneert 
de  zeere , loopendc  Oogen  , daar  op  geftreeken.  De 
zelve  hayren  varfch  met  eenig  nat  ingenomen  , doen  de 
menfehen  verflikken. 


CCCCXXVII  HOOFDSTUK. 

WILDE  THYMUS. 

N het  Neederlandfch  niet  alleen  dus, 
maar  ook  van  zommige  Quendel 
genoemd;  word  in  ’t  Latijn  gehee- 
ten  Serpyllum:  in  het  Hoogduytfch 
ook  Quendel,  en  Hunerkohl  : in 

r het  Franfch  Pilloret  , of  Serpo- 

let:  in  ’t  Italiaanfch  Serpillo,  Serpiglio  , ser- 

POLLO  of  SeRPOLINO. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  drie  onder- 
fcheydene  foorten ; namemlijk : 

I- Serpyllum  vu LGARE  majus,  of gemeene  gr 00- 
te  wilde  Thymtts.  II.  Vui.gare  minus,  of  kjeyne 
gemeene  Quendel.  III.  Serpyllum  citratum  , of 
Quendel  met  een  geur  van  Citroen.  Alle  zijn  ze  van  ee- 
ven  de  zelve  Bottwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  goede,  gemeene,  zan- 
dige, zoo  wel  gemeftte  als  ongemeftte  aarde:  een  ope- 
ne,  luchtige,  vrije,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  en 
matige  vochtigheyd ; ook  veel  Water. 

Vergaan  niet  haart,  maar  blijven  eenige  jaren  in  ’t 
leeven.  Verdragen  felle  koude  ; en  alle  andere  onge- 
Icegentheedcn  der  Winter,  zonder  groote  fchade.  Bloeycn 
de  mcefte  tijd  der  Zomer  , en  gceven  bij  goede  jaren 
zomtijds  volkomen  rijp  Zaad : ’t  welk  met  een  waf- 
fende  Maan  van  April  of  May  niet  diep  in  de  aarde 
moet  gelegt  zijn.  Hier  door  worden  ze  aangewonnen 
en  vermeenigvuldigd : maar  dan  ook  noch  door  ha- 
re jonge . Takjens  ; die  men  door  meert  de  gehcele 
Zomer  in  de  aarde  buygen  , en  geworteld  zijnde 
(’t  welk  haaflig  gefchied)  van  de  oude  afneemen  en  ver- 
planten kan. 

Waar  bij  echter  in  acht  ftaat  te  neemen  , dat  de 
laatrte  verplanting  voor  den  Herffi , en  niet  later,  mag 
gefchieden  ; op  dat  ze  voor  de  Winter  noch  jonge 
Wortelen  mogten  fchieten  : anders  zouden  ze  lichte- 
lijk konnen  verfloven;  gelijk  ook  dikmaal  gebeurd; 
inzonderheyd  door  een  fterke  Vorft-,  twee  of  drie  ja- 
ren ftil  geftaan  hebbende;  boven  welke  tijd  zij  niet  wel 
mogen  geraken. 

KRACHTEN. 

DoJ. lib. 9.  | \E  wilde  Thymus , in  ’t  Latijn  Serpyllum,  is  ver- 
tap.  9-  I J warmende  cn  verdrogende  tot  in  den  derden 
graad  ; ook  doorfnijdende , dunmakende  van 
aart,  en  fcharp  op  de  Tong. 


Ö7Ö 


Drie  ver- 
anderlijke 
foorten. 


Aanwin- 

ning. 


Wair- 

fchou- 

yving. 


In  Wijn  gekookt,  tot  dat’er  op’tderdendecl  van  ver-  Diofe.  l.f. 
zoden  is,  of  in  fpijzen  gebruykt,  verfterkt  de  Maag  , *-4<s. 
cn  t Hoofd.  Doed  ophouden  de  Buykloop , de  Hik.  H 
maar  bevorderd  de  Waterloffmg.  Drijft  uyt  het  Gra-  ui 
veel 5 en  de  Winden.  Neemt  wech  de  Buykfrimping  ; Gal.l.6. 
is  goed  voor  de  heetc  gezwellen  der  Leever ; voor  een  s,mhMeti- 
beginnende  rafernij  of  ontfieltenis  der  Harjfenen:  voor 
dc  Doofheyd , de  beeten  of  fteeken  der  Slangen  , en 
andcrer  giftige  Dieren.  Helpt  de  verjlopping  der  Oo- 
ren  : verwekt  eetenslufl , en  der  Vrouwen  Maand- 
Jtonden.  Maakt  een  kjaar  Gezicht , de  oogen  daar  meê 
gewafichen  zijnde. 

De  Bladeren  gedroogt,  gepulverifeert,  en  met  Zoet- 
hout, Anijs  en  Wijn  vermengt , geneezen  een  dr oogen 
Hoeft.  s 

Op  kolen  gelegt,  verdrijven  door  haren  reuk  en  rook  Fuchf.cap. 
alle  giftige  Gedierten.  91- 

In  Edik  gezoden  , cn  daar  meê  dc  Rapen 
Hoofds , ook  het  voorhoofd  beftreeken , neemt  de 
Hoofdpijn  wech. 


CCCCXXVIII  HOOFDSTUK. 

s E S A M U M. 

,Oerd  deezen  naam  zoo  wel  in  het  Namen. 
Neederlandfch  als  in  het  Latijn.  Word 
in  het  Hoogduytfth  geheeten  Leindot- 
ter  , of  gemeenelijker  Flachszdot- 
ter  : in  het  Franfch  du  Sisame  , 

Jujoline,  of  Jugioline  : inliet 
Italiaanfch  Sesamo  , of  Sisamo  , en  Giuciole- 

NA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee  Twee  on- 
onderfcheydene  foorten;  namentlijk;  derfchey- 

I.  SESAMUM  OFFICINARUM  VERUM  , of  Oprente  dene  fo0r‘ 

Sefamum  ; en  II.  Sesamum  Americanum  flore  tCn' 
LUTEO  MAGNO,  of  Sefamum  uyt  America,  met  een 
groote  , fchoon-geele , ronde  , ongedeelde  Bloem  , ook 
veel  breeder  en  grooter  van  Bladeren  als  de  voorge- 
melde foort;  anders  van  eenerley  gedaante  en  ftel- 
ling.  Beyde  zijn  ze  van  eeven  dc  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene  , goede,  zoo  wel  zandi-  Grond, 
ge  als  andere,  doch  met  twee-jarige  Pacrdemift  genoeg- 
zaam voorziene  grond:  een  vrije,  luchtige,  wclgelce- 
ne  plaats,  en  veel  Water. 

Blijven  niet  langer  als  twee  jaren  in  ’t  leeven.  Ver-  Bloemen  ; 
dragen  in  deeze  onze  Geweften  rterke  Vorft , en  alle  an-  en  zeld- 
dere  ongelecgentheeden  des  tijds  zonder  eenige  fchade.  ^m,he)'d 
In  de  tweede  Zomer  bloeyenze  zeer  fchoon.  Gemeene-  zelve.6 
lijk  openen  de  Bloemen  zich  teegens  den  avond ; en  blij- 
ven de  gehcele  nagt  in  dien  ftand.  Doch  ’s  morgens, 
als  de  Zon  opkomt,  fluytenze  zich  weer,  en  verder- 
ven. Worden  echter  ieder  dag  weer  vernieuwd.  Gee- 
ven  ook  volkomen  rijp  Zaad:  't  welk  ieder  Voorjaar,  Zaad. 
met  een  waffendc  Maan  van  Maert  of  April,  de  aar- 
de, niet  diep  gelegt,  weer  aanbevolen  moet  zijn.  Ko-  Aanwin- 
men  ook,  door  ’t  neergevallene,  genoeg  van  zelfs  op:  ning. 
en  hier  door  konnen  ze  overvloedig  vermeenigvuldigd 
worden. 

KRACHTEN. 

SEfamum  is  warm  in  den  tweeden , en  vocht  in  den  Serapit  ld. 
eerften  graad.  Simp.  c.86. 

De  Bladeren  in  Wijn  gekookt,  en  daar  van  Gs^'b' 8' 


— - yy guvuuRi , cn  uaar  van 

gedronken,  ofookmctdeWijn  gewafTchen , of degezo- 
dene  Bladeren  op  de  Oogen  gelegt , neemen  wech  de 
verhitting  en  roodigheyd  der  zelve.  Is  goed  voor  de 
geene  die  van  het  Pleuris  worden  aangetaft ; of  ge- 
queld zijn  van  d cLongezucht,  de  Hoeft , een  benauwden 
Adem ; en  onznyverheyd  der  Httyd. 

Het 





Dio/c.  1. 1, 
C.  121. 
Durantes 
kift.  Plant 
fol'  434- 


P.  Alpin. 
Je  Plant. 
JEg.c.1,1. 
Rajis  de 

Simp.c.xo 


Kamen. 


Twee 

foortcn: 


Grond. 


Zaad. 


Waarnee- 
mingin  de 
Winter. 


Krachten 

onbekend. 


Namen. 


Verfchey- 


879  Sesamum.  Sesamoides. 

Het  Zaad  van  Sefimum  is  vet  van  aart,  en  flopt 
de  zweetgaten;  derhalven,  om  inwendig  gcbruykt  te 
, worden , voor  de  Adaag  en  ’t  geheele  Ligchaam  on- 
dienftig.  ’t  Zelve  gedroogd,  gefloten,  en  met  Rooze- 
watcr  vermengt,  verdrijft  de  harde , dikke  gezwellen-, 
allerley  verhitting , gebrandheyd ; leedenpijn , cpuetzuren 
der  O ogen-,  de  beeten  en  fieeken  der  Slangen , daar  op- 
gelegt ; en  met  Oly  van  Roozen  gemengt , verzagt 
de  Hoofdpijn , veroorzaakt  door  groote  hitte.  Het 
zelve  vermogen  de  Bladeren , in  Water  gezoden , en 
daar  op  gedaan. 

De  Oly  , uyt  dit  Zaad  geparft , en  met  Wijn 
ingenomen  , maakt  de  Menfchen  vet ; doch  doed 
ook  de  Maag  walgen.  Verdrijft  de  jeukerigheyd,  ook 
de  ruydigheyd  van  de  Huyd ; de  fmerten  der  Adoedcr 
' van  de  Vrouwen  ; en  van  de  Darmen.  Helpt  de 
Engborjtigheyd. 


CCCCXXIX  HOOFDSTUK. 

SESAMOIDES. 

Et  deezen  , en,  mijns  wcetens,  gee- 
nen anderen  naam  in  ’t  Neederlandfch , 
Latijn , of  ccnige  andere  Taal  bekend, 
of  genoemd. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart 
twee  veranderlijke  foortcn  bekend  ge- 
worden ; te  weeten : 

I.  Sesamoides  Salamanticense  majus.  II.  Mi- 
nus ; dat  is , groot  en  kleyn  Sefamoides  van  Sala- 
manca.  Beyde  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing 
en  Waarneming. 

Zij  beminnen  een  zandige,  goede,  gemeene  grond, 
met  een  weynig  twee-jarige  Paerdcmift  voorzien  : een 
luchtige,  warme  , genoeg  ter  Zon  gelecgene  plaats;  en 
matige;  voor  al  niet  te  veel  vochtigheyd.  Blijven  drie, 
of  ook  vier  jaren  in  ’t  leeven. 

Geeven  in  deeze  onze  Geweftcn  zelden  , ten  zij 
met  goede,  warme,  drooge  Zomers , volkomen  rijp 
Zaad.  Konnen  op  geenerley  wijze  veel  koude  Herffl- 
reegenen ,of  eenigc  Korf  verdragen.  Moeten  derhalven, 
met  een  waffendeMaan  van  April  in  Potten  zoo  gezayd 
als  geplant  zijnde,  in  ’t  begin,  of  ren  halven  van  Oïlo- 
ber  , na  gelecgentheyd  van  de  bequaamheyd  of  onbe- 
quaamheyddes  tijds,  binnenshuys  worden  gebragt;  ge- 
zet op  een  plaats  daar  ze  lang  de  Lucht  konnen  genie- 
ten; en  waarin  of  gantfeh  geen,  of  immers  zeer  weynig 
vuur  word  geftookt ; vermits  ze  door  deeze  voor  haar 
onnatuurlijke  warmte  haaftig  zouden  verderven.  Ge- 
durende de  geheele  IVinter  moet  men  ze  met  flegts  een 
weynig  Reegenwater  voorzien  : ook  niet  voor  in  het 
begin  van  April,  met  een  aangename  Lucht  en  Ree- 
gen , weer  buyten  ftellen  : dan  noch  voorzichtig  wach- 
ten en  wel  dekken  voor  koude  nagten , veel  vochtigheyd, 
en  hayrige  Winden. 

KRACHTEN. 

DE  krachten  van  deeze  twee  aardige  Gewajfen , 
groot  en  kleyn  Sefamoides,  zijn  tot  noch  toe  on- 
bekend ; derhalven  wij  ook  geen  gelecgentheyd 
hebben , om  iet  verder  daar  van  te  fchrijven. 


CCCCXXX  HOOFDSTUK. 

S E S E L I. 

En  aangenaam  Gewas , van  een  ieder  dus, 
en,  mijns  weetens,  in  geene  taal  anders  ge- 
noemd. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend 


Seseli.  ZüykerworteL.  88a 

geworden  èenige  bezienswaardige , veranderlijke  foor-  deug  bg- 
ten;  namentlijk:  ziens- 

I.  Seseli  pratense,  of  Sefili,  groeyende  op  Gras-  vaardige  * 
velden.  II.  Palustre  lactescens  , of  Water-  ïijk^foor* 
Sefelt , met  een  Melkachtig  Zap.  III.  Creticum,  öf  ten ; tor 
Sefeli  uyt  Candien  j anders  ook  Tordilium  gehee- Se- 
ten.  IV.  Creticum  minus  , of  kleyn  Sefeli  van  *a00t!" 
Candien.  V.  Montis  Libani,  of  van  den  Berg  Li-  fteld. 
banus.  VI.  Massiliense  , of  Sefeli , groeyende  on- 
trent Marfilten.  VIL  Peloponnense  majus  ci- 
CUT/E  folio,  of  groot  Sefeli  van  Peloponnefus , met 
Bladeren  van  dulle  Kervel.  VIII.  Peloponnense 
MINUS  CICUT.E  folio,  of  kjeyn  Sefeli  van  Pelb- 
ponnefu  met  Bladeren  van  dulle  Kervel.  IX.  Pe- 
loponnense Lusitanicum  , of  Portugalfch-Pelo- 
ponnefus  Sefeli.  X.  ./Ethiopicum  herba,  of  Se- 
felikruyd  uyt  Moorcnland.  XT.  Seseli  yEthiopi- 
cum  frutex  , of  boomachtig  Sefeli  uyt  Adooren - 
land.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve  Bouwing  en  Waar- 
neem ing. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede , ge- Groni** 
meenc,  zandige  aarde,  vermengt  met  een  weynig  twee- 
jarige Paerdemift : een  luchtige,  warme,  wél  ter  Zon 
geleegene  plaats  , en  niet  te  veel  vochtigheyd.  Gee- 
ven ook  niet  alle  in  deeze  onze  koude  Geweftcn  volko- 
men rijp  Zaad. 

Het  Seseli  pratense,  of  Sefili  , groeyende  op  Ecnige 
Grasachtige  plaatsen  : Palustre  lactescens;  of ^aai,8ce_ 
voortkomende  in  vochtige  Oorden  , met  een  melkachtig  éweejaren 
Zap-.  Creticum  majus,  & minus,  groot  en  kleyn  leevende 
Sefeli  van  Candien , zijn  tamelijk  hard  van  aart.  Kon-  foortcn' 
ncn  felle  koude,  en  alle  andere  ongcleegenthceden  der 
l'l  inter , geduldig  uytftaan.  Bloeyen  in  ’t  tweede  jaar ; 
geeven  volkomen  rijp  Zaad,  en  verfterven  daar  mee. 

Moeten  derhalven  ieder  Koor  jaar , of  om  ’t  tweede  * 
met  een  wallende  Maan  van  Adacrt , op  nieuws,  niet 
diep  , weer  gezayd  zijn.  Komen  ook  uyt  het  neer* 
gevallene  van  zelfs  genoeg  op.  Hier  door  alleenlijk 
konnen  ze  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden. 

Het  Seseli  Montis  Libani  , of  Sefeli  van  de  Se& l'van 
Berg  Libanus,  word  met  de  gemelde  Maan  van  April  BerS 
in  een  Pot  gezayd,  en  warm  gezet.  Blijft  niet  langer  ’ anU*' 
dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Bloeyd  in  den  Herffi , 
en  geeft  in  onze  Geweftcn  ter  nauwer  nood  bij  goe- 
de Zomers  volkomen  rijp  Zaad.  Daar  mee  ver* 
fterft  ze. 

Het  Seseli  Massiliense,  of  Sefeli  van  Adarfi^^ng^c- 
lien -.  Peloponnense  Lusitanicum,  of  Sefeli  uyt  X,en°e 
Portugal , een  weynig  gelijkheyd  hebbende  met  de  Se-  van^Sefcli. 
feli  van  Peloponnefus-,  en  Seseli  jEthiopicum  fru-  ' 
tex  , of  heef  er  ig  Sefeli  uyt  Adoorenland,  vergaan  niet 
haaft,  maar  blijven  veclc  jaren  in ’t  leeven.  Konnen  op 
geenerley  wijze  veel  Water,  of  Herfflreegen^,  veel  min- 
der, eenige  Winterkoude  verdragen.-  Moeten  derhalven, 
m Potten  gezet  zijnde  , in  ‘t  begin  van  OElobcr  bin- 
nens  huys  worden  gebragt , op  een  goede  , luchtige 
plaats;  waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word 
gevuurd;  onderhouden  met  een  weynig  lauwgemaakt 
Reegenwater  ; en  niet  weer  buyten  gefteld  voor  in  ’t 
begin  of  ten  halven  van  April , dan  noch  wel  gewagt 
en  gedekt  voor  koude  nachten  en  fchrale  winden. 

Jn  deeze  onze  Geweften  krijgen  ze  zelden,  anders  als  Zelden 
met  gantfeh  warme  en  drooge  Zomers , volkomen  rijp  Zaat*- 
Zaad.  ’t  W elk  met  een  wadende  Maan  van  April  in 
Potten  gezayd  moet  zijn.  Hier  door  konnen  ze  be- 
quamelijk  , gelijk  ook  het  Seseli  vEthiopicum 
frutex,  of  heef  er  ach  tig  Sefeli  uyt  zAïthtopien  , door 
de  bij  of  boven  de  Wortel  uytgeloopene  jonge  Loot  en, 
aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden.  Welke  ge-  Aanwin- 
dacht  e jonge  Looien  men  met  een  volle  Maan  van  April  nin2- 
ten  halven  , gelijk  de  Angelieren,  infnijd  ; in  de  aard- 
de buygd  ; of  met  aarde  bedekt  : daar  na  , Mortel 
gekreegen  hebbende , van  de  oude  afneemt,  en  ver- 
plant. 


Kkk 


Dc 


SS i Beschryvinc  der  Krutoen,  Bollen  en  Bloemen, III  Boek  , SSt 

fionden  , en  drijft  de  doode  Vrucht  af.  Doch  dc 
zwangere  mogen  het  geenzins  gebruyken. 


Sefeli-  De  Seseli  jEthiopicum  herra,  of  Scjilikruyd 
Uyl  M°orcnl.ind  , blijft  ook  lange  jaren  in  het  leeven. 
laad  Word  ’s  Winters  binnens  huys  bewaard,  vermits  dee- 
ze  Plant,  buytcn  blijvende,  door  de  Vorft  van  ’t leeven 
word  beroofd.  Geeft  een  volkomen  rijp  Zaad , het 
welk  met  de  genoemde  Maan  van  Ottobcr  ( wijl  het 
lang,  ja  dikmaal  een  geheel  jaar,  in  de  aarde  blijft  leg- 
gen, eer  het  opkomt)  of  Maert , in  een  Pot  moet  ge- 
legt  zijn,  niet  dieper  als  een  halve  vinger. 

Wortel.  Deeze  foort  krijgd  uyt  een  korte,  dikke,  van  buy- 
ten  bruyn-verwige,  van  binnen  fpier-witte,  krachtige, 
welriekende,  en  in  de  Mond  geknauwd  wordende  bit- 
tere M brt el , op  de  wijze  van  Tbapfa,  veele  Bladeren , 
ruftende  op  teedere , platachtige , ronde,  een  kleyne 
hand  hooge,  bleek -groene , en  van  naturen  fponsach- 
Stecltjens.  tjgC  Steeltjens.  Zijn  van  gcftaltc  die  van  het  Ange- 
hea  lucida , of  blinkende  Angelica,  niet  zeer  ongelijk, 
doch  rechter  en  hooger  opwaflende,  van  aart;  zijnde  ge- 
deeld in  drie,  cn  ook  in  vijf  deelen  ; van  welke detwee 
regt  teegens  malkander  voortkomende  onderfte  de 
grootfte;  de  andere  veel  kleyner  zijn,  en  eene  regt  in  ’t 
Gedaante  midden  als  in  een  punt  eyndigende  : aan  welke  de  Bla- 
der Blade-  deren  , altijd  twee  en  twee  regt  teegens  den  anderen 
over , doch  voor  in  een  uytlopende  , uytfpruyten  : 
waar  van  de  onderfte  gemcenelijk  dc  grootfte;  ook  in 
zommige  de  voorfte  puntbladeren  de  alderlangfte  en 
breedfte  worden  gezien: doch  doorgaans  een  goede  vin- 
gerbreed, en  ruym  een  vingerlid  lang;  aan  de  randen 
rondachtig  getand,  donker-groen-verwig;  weynig,  of 
niet  blinkende;  onder  veel  bleeker:  in  ’t  midden  voor- 
zien met  een  regt-doorgaande  groote  Ader  , waar  uyt 
veele  kleyne  ter  zijden  , en  door  ’t  gehecle  Blad  lopen- 
de, voortkomen  : boven  zacht,  onder  een  weynigfeharp 
in  ’t  aanraken : ook  welriekende,  krachtig,  en  zeer  bit- 
ter van  fmaak. 

Uyt  welker  onderfte  Hert  een  , of  ook  wel  meer 
Steden  , na  dat  de  Plant  oud  en  groot  is  , voor  den 
dag  komen  ; zijnde  rond,  twee  Maatvoeten  hoog  op- 
fchietende : en  in  ’t  bovenfte  der  zelve  veele  wit-verwi- 
ge,  Wayers-wijx*  in  ’t  ronde,  op  de  wijze  van  Tbapjia 
gefteldc  Bloemt jens  , in  de  Maand  van  Juliut  uytgee- 
vende.  Deeze  beftaan  uyt  vijfkleyne , fpier-witte , Herts- 
wij^e  gevormde,  boven  met  een  indruk  begaafd  zijnde 
Bladert  jens ; houdende  van  binnen  vier  en  vijf  witte 
Zaad.  Knopjens.  Als  ze  tien,  twaalf,  of  ook  meerder  dagen, 
hebben  opengedaan,  vergaan  ze  eyndelijk  in  haar  zcl- 
ven,  en  laten  in  den  Hcrfji  achter  een  langwerpig,  ge- 
vleugeld , bleek-bruyn-vcrwig  en  breedachtig  Zaad , 
dat  van  het  Tbapjia  zeer  gelijk. 

Groot  cn  Het  Seseli  Peloponnense  majus  et  minus 
kleyn  Pc-  cicut.e  POLIO  , of  groote  en  kleyne  Peloponnejifcbe 
illch'se-  SefeIi » WORkn  beyde  van  naturen  zeer  oud.  Vcrdra- 
feli.  gen  felle  Vórfi , en  alle  andere  ongelcegenthceden  der 
Winter.  Geeven  meeft  ieder  jaar  volkomen  rijp  Zaad; 

’t  welk  met  een  wadende  Maan  van  Ottobcr  of  Macrt 
in  een  Pot  de  aarde  moet  aanbevolen  worden.  Ko- 
men ook  wel  zomtijds  uyt  ’t  neergevallene  van  zelfs 
op.  Hier  door  konnen  ze  aangewonnen  en  vermcenig- 


Geftalte 
der  Bloe- 
men. 


KRACHTEN. 

jEgin.  1. 7.  T’  TLt  Zaad  en  de  Mortelen  van  Sefeli,  welke  meeft 
c-3-  I I worden  gcbruykt,  zijn  verwarmende  en  verdro- 
gendc  in  den  tweeden  graad,  ook  dun  van  dee- 
lcn , en  fijn  van  ftof. 

eden.  lil.  In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  gedronken  , of  ’t 
K Zaad , of  ook  de  Mortel  gedroogd  , gepulverifeert , 
t.60.'  3 en  mct  Wijn  ingenomen,  geneeft  de  Koudepis , de 
FcnieU.f.  Engborjligbeyd , een  verouderde  Hoejl ; de  opflijging  en 
Blcth.  andere  gebreeken  der  Moeder  : alle  rauwigheyd  van  de 
M,d‘  liorfl  cn  het  Ligcbaam.  Verdrijft  de  Winden , en  de 
‘Buykjrimping  , veroorzaakt  door  koude.  Doed  de 
Vrouwen  gcmaljdijk.  baren  ; verwekt  hare  Maand-  j 


COCCXXXI  HOOFDSTUK. 

ZUYKER  WORTEL. 

Us  genoemd  in  het  NcederUndfcb ; Namen, 
‘‘iwcegens  hare  lieflijke  fmaak  en  aan- 
gename  geur  van  veele  zeer  begeerd. . 

Word  in  het  Latijn  geheeten  Sisek  , 
SlSARUM,  StRVILLUM,  cn  SacCHA- 
RF.iE  radicula;  : in  het  Hoogduytjch 
Gierlein,  en  Zuckerwurtzel  : 
in  ’tFranfcb  Chervy;  en  in ’t  Jtahaanfch  Sisaro. 

Zij  bemind  een  goede,  gemeene , zoo  wel  zandige  Grond, 
als  andere,  doch  luchtige,  welgemcftte  grond,  enveel 
Water:  een  vrije,  bequaam  ter  Zon  gclecgcne;  of  ook 
een  fchaduwachtigc  plaars.  Bloeyd  niet  ieder  jaar  , 
maar  alleen  zomtijds , verzet  wordende.  Geeft  in 
deeze  Landen  noyt  volkomen  rijp  Zaad.  Vcrdraagd 
felle  koude,  cn  alle  andere  ongelccgcntheeden  der  Win- 
ter, zonder  fchade. 

Maar  fchoon  w ij  van  deeze  Plant  geen  Zaad  kon-  Aanwin- 
nen bekomen,  echter  kan  men  ze  aanwinnen  door  hare  n‘ng- 
aangegroeyde  jonge  Wortelen;  welke  men  in  ieder  Voor- 
jaar , indien  men  wil  (of  anders  ook  om  ’t  tw'ecdc) 
teegens  de  volle  Maan  van  Maert  of  April  opneemt; 
de  dikjle  daar  van  afzonderd,  om  ter  fpijs  te  gebruy- 
ken ; de  dnnjle  weer  inzet,  om  daar  van  andere  aan 
te  winnen. 

Ontrent  de  gemelde  tijd  des’jaars  (in  welke  ze  aldcr-  Ter  fpijs 
bequaam  ft  zijn  om  gcgecten  te  worden)  pleeg  voortijds  gebru),«* 
Kcyzer  Tiberius  deeze  Mortelen  jaarlijks  uyt  Dnytfch- 
land  na  Romen  te  doen  brengen,  wijl  hij  een  groot  be- 
hagen vond  in  haar  aangename  fmaak. 

Wil  iemand  hier  van  een  delicate  Salade  toeberey-  Hoe  daar 
den  , die  bedekke  dc  nieuwe  uytloopcnde  Scheut  jens  van  ccn 
in  ’t  Voorjaar  , ter  hoogte  van  drie  of  vier  vingeren  , Saiad^L 
met  zeer  zandige  aarde  ; zoo  fchieten  zc  door  de  zelve  bcrc/dcn. 
licencn.  Daar  na  neeme  hij  deeze  aarde  weer  wcch;  cn 
hij  zal  bevinden  , dat  de  Scheuten  en  Bladeren  , zoo 
hoog  als  de  aarde  geleegcn  heeft , geel  geworden  zullen 
zijn.  Deeze  afgefneeden , en  tot  een  Salade  gebruykt, 
zal  men  ongemeen  lekker  bevinden. 

KRACHTEN. 

ZVykerwortel , of  Sifarttm , is  droog  en  warm  Gd.  lil  8. 
in  den  tweeden , ook  vochtig  in  den  eerften  MeJ.simp. 
graad. 

De  Mortelen  in  Water  gekookt , of  op  allerlcy  an-  Luft.Hl  1. 
derc  wijzen  gegeeten,  zijn  van  een  lieflijke  fmaak , en  tnarr-  loS* 
de  Maag  zeer  aangenaam.  Geeven  goed  Voedzcl  aan  L *’ 
’t  Ligchaam  : maken  ectenslufl  ; en  defgelijks  begeerte 
tot  het  echte  werk.  Drijven  het  Water  van  de  Blaas 
voort.  Verfterken  zwakke,  teedere  Lieden;  uyt  een 
zware  ziekte  eerft  weer  opgeftaan ; en  zijn  derhalven  de 
zelve  zeer  dienftig. 

Het  uytgeparftte  Zap  der  Bladeren  met  Schapemelk  maant. 
gedronken  , ftopt  dc  Buykloop.  bifl.  Plant, 

Het  Zaad  gedroogd  , gefloten  , en  met  Wijn  in--^'w‘ 
genomen  , is  goed  teegens  den  Hik.  ; dc  krimping 
der  Darmen;  de  loop  des  Ligchaams , en  de  Nit- 
ren-Jlecn. 


CCCCXXX II 


CCCCXXXII  HOOFDSTUK. 

SISYRINCHIUM. 

Kamen.  aardig  'Bol- gewas  word , mijns  wee- 

KÏSSSJ®  tens,  van  niemand  anders,  dan  metdee- 
^ zen  naam,  genoemd.  De  Italianen  zeg- 

Grond.  Bemind,  uyt  eygener  aart,  een  zeer 

zandige,  goede  aarde,  met  een  weynig 
twee-jarige  Paerdemift,  en  ’t  Mol  van  verrotte  Boom- 
bladeren doormengt ; een  warme,  vrije,  wel  ter  Zon 
geleegenc  plaats;  en  weynig  water. 

Waarnee-  Lijd  , buyten  ftaande  , ongeerne  de  felle  koude  dee- 

SEde  Kr  Landen'  Moet  d=rhal™n  , in  een  Pot  gezet,  ’s Win- 
ters binnens  huys  worden  bewaard  op  eentamelijk-war- 
me  plaats , zonder  eenige  vochtighcyd : ook  niet  weer 
buyten  zijn  gezet  voor  in  ’t  laatfte  van  Maert,  met  een 
zachte  aangename  Reegen. 

Clocmcn.  In  ’t  eerfte,  en  ook  in  ’t  tweede  jaar  , na  dat  deeze 
Plant  uyt  Spaanje  of  andere  hcete  Landen  nieuwlijks 
in  onze  Gewcftcn  gezonden  of  overgebragt  is,  geeft  ze 
een  Bloem.  Daar  na  flegts  om  het  tweede  jaar;  en 
eyndelijk  gantfeh  niet  meer,  vermitsze  de  onaange- 
name Lucht  onzer  Weercldftreek  qualijk  kan  ver- 
dragen. 

Opnee-  Word  ieder  jaar,  gelijk  de  andere  Bollen,  in  ’t  begin 

ming.  van  JHiiM  opgenomen  ; en  dan  in  September  met  een 
volle  Maan  weer  ingezet,  nadat  men  de  aarde  vervarfcht 
en  weer  gemeft  heeft. 


gemelde  Maan  in  ^4pril  van  de  oude  afgenomen  , en 
verplant  worden. 

KRACHTEN. 

T^4ter-eppc,of  Sittm,  is  verwarmende  en  verdro-  Aart. 
gende  in  den  eerften  graad. 

Het  Krujd  op  allerlcy  manieren  gebruykt,  Lufit.  I.  i. 
of  de  Bladeren  in  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedron-  tnaTr-'io- 
ken , is  aangenaam  voor  de  Maag ; goed  voor  de  Geel - 2°’ 

en  Waterzucht  •,  voor  de  Gejchcurdheyd ; de  Steen , en  Diofc.  1. 1. 
t Graveel.  Maakt  een  helder , fcharp  Gezicht:  opend  c-  H4- 
de  verjloptheyd  van  de  Milt : verwekt  der  Vrouwen  sh»p.2.‘*‘ 
Maandjlonden  , en  doed  haar  gemakkelijk,  verlojfen  in 
Barensnood.  Jaagt  uyt  de  doodc  Vrucht-,  de  Nageboor- 
te , en  bevorderd  een  lichte  watermakjng.  Helpt  daar- 
enboven de  geene,  welke  met  de  Bloedgang  en  Buykloop 
zijn  gequeld. 

Met  de  zelve  Wijn , of  met  het  gediftilleerde  Water  tuchf.  hifi. 
deezer  Plant , gewaflehen,  neemt  van  het  Aangezicht  Pl,c'  171‘ 
wech  de  Zomer-Jproetelen , en  alle  andere  onzuyver- 
heyd  der  Huyd. 

De  Bladeren  in  Edik  met  wat  Boter  gezooden , zijn  Duranm 
zeer  goed  voor  ’t  Sprenktvuur , de  Roos,t n andere  hee - pla,’t. 

te  Gezwellen:  defgelijks  voor  de  Schurftheyd  der  Poer- 4J4' 
den , warm  daar  op  gelegt  wordende. 


CCCCXXXIV  HOOFDSTUK. 

GELIDTKRUYD. 


KRACHTEN. 

In  Spaanje  'tf  \E  Bol-wortcltjens  van  Sijyrinchium  worden  in 
en  ander-  I 1 spaanje  , Portugal , en  andere  warme  Landen 
tcripijze  gehouden  voor  een  aangename  fpijs,  en  gegee- 

gebruykt.  ten  in  plaats  van  Cajlanien.  Gecven  echter  aan  ’t  Lig- 
chaam  weynig  vocdzcl. 

In  deeze  onze  Neederlandcn  worden  ze  noch  ter  lpij- 
ze  genuttigt,  noch  in  dc  GeneeskonJ } gebruykt. 


CCCCXXXIII  HOOFDSTUK. 

W A T E R-E  P P E. 


Namen. 


Twee  bij- 
zondere 
foorten. 


Grond. 


Aanwin- 
ning door 
Zaad, 


en  door 

jonge 

Scheuten. 


■Y  de  Neederlanders  dus  genoemd , 
word  in  het  Latijn  geheeten  Sium, 
Laver,  Pastinaca  aquatica  : in 
het  Hoogduytfch  Wasser  eppich  , 
Wasser  marck,  en  Brunnen  Pe- 
terlein:  in  ’t  Franfch  Berle  : in ’t 
Italiaanfch  Sio,  of  Gorgolestro. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
bijzondere  foorten,;  te  weeten : 

I.  Sium  majus  verum,  of  groote  opregte  IVater- 
eppe.  II.  Sium  minus  alterum,  of  tweede  kleyne 
Water-eppe.  Beyde  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bonwing 
en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  gemeene,  zan- 
dige, vochtige,  of  watcrachtige  aarde ; meer  een  don- 
kere of  fchaduwachtige , als  een  vrije,  opene  plaats; 
cn  veel  Reegen.  Blijven  eenige  jaren  in  ’t  leeven. 
Verdragen  felle  Vorfi  , cn  andere  ongcleegentheeden 
der  Winter.  Bloeyen  ieder  Zomer , en  geeven  dikmaal 
volkomen  rijp  Zaad  : ’t  welk  met  een  walTende  Maan 
van  Maert , niet  diep  gelegt,  de  aarde  moet  aanbevo- 
len , en  dan  meenigmaal  met  Water  begoten  zijn.  Hier 
door  worden  ze  genoegzaam  vcrmeenigvuldigd. 

Boven  dien  kan  men  ze  aanwinnen  door  hare  aange- 
waffene  en  bij  de  aarde  kruypendc  jonge  Scheut jens , 
welke  van  zelfs  Wortelen  bekomen  hebbende,  met  de 


SIjjP  het  Ncederlandfch  dus  van  veele  ge-  Namen. 
f hceten  , word  in  het  Latijn  genoemd 
i*  Sideritis.  De  Italianen  zeggen  Sx- 

^ Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be-  Eenige 
* kend  geworden  eenige  veranderlijke  aar-  .v.?Jan‘ler‘ 
dige  foorten  ; te  weeten : loor* 

I.  Sideritis  flore  albo,  of  Gelidkruyd  met  ten 
witte  Bloem.  II.  Montana  Lusitanica,  of  Berg- 
Gelidkruyd  uyt  Portugal.  III.  Heraclea  Fabii  Co- 
lumn je  , of  Gelidkruyd  van  Heraclea , door  de  Ge- 
leerdeHcer  Fabius  Columna  zoo  genoemd.  IV.  An- 
GUSTIFOLIA  HisPANICA,  of  Spaanjch  Gelidkruyd  met 
fmalle  Bladeren.  V.  Montana  Gallica  flore  AL-t°tneegen 
BO  ponctato  , of  Berg-Gelidkruyd  uyt  Frankrijkjmet  in  8et" 
een  witte  Bloem  en  purpure  Jhppelen.  VI.  Montana  ïcïeid°0r' 
FLORE  PURPUREO  magno  , of  Berg-Gelidkruyd  met 
een  groote  purpure  Bloem.  VII.  Arvensis  , of  Ge- 
lidkruyd, voortkomende  op  Grasvelden.  VIII.  Cre- 
tica  odorata  , of  welriekend  Gelidkruyd  van  Can - 
dien.  IX.  Sideritis  fcgtida  spicata  flore  lu- 
TEO,of  jlinkend  Gelidkruyd  met  een gcele geayrde Bloem- 
van  zommige  ook  geheeten  Hysopus  fcctidus  , of 
fiinkende  Tfop.  Niet  alle  zijn  ze  van  dc  zelve  Bouwing 
en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gemee-  Grond, 
ne,  zandige  aarde,  met  matige,  twee-jarige  Paerdemift 
vermengt ; een  warme  , wel  ter  Zon  geleegene  plaats; 
en  niet  al  te  veel  vochtighcyd. 

Het  Sideritis  flore  albo,  of  Gelidkruyd  met  Gclid- 
een  witte  Bloem  , en  Sideritis  Montana  flore  kruyd«n« 
purpureo  magno,  of  Berg-Gelidkruyd  met  een  groo-y£y^^^^n 
te  purpure  Bloem,  blijven  niet  meer  als  eene  Zomer  in  Bcrg-Go- 
’t  leeven.  Worden  dcrhalven  ieder  Voorjaar , met  een  üdkruyd 
walTende  Maan  van  Jlpril , weer  op  nieuws  gezayd  , mct  ecn 
doch  ’t  Zaad  niet  diep  in  de  aarde  gelegt.  Komen  pu°pu% 
ook  van  ’t  neergevallene  dikmaal  van  zelfs  genoeg  op;  Bloem, 
en  konnen  hier  door  genoegzaam  vcrmeenigvuldigd  wor- 
den; vermits  de  Plant  niet  eer  verdord  of  vergaat,  voor 
dat  het  Zaad  in  den  Herfjl  zijne  volkomentheyd 
heeft  verkreegen. 

Het  Sideritis  Montana  Lusitanica,  of  Por-  portu. 
Kkk  i tugalfch 


885  Beschryving  der  Krutden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek  , 826 


Spaanfch 

fmal-ge- 

bladerd 

Gelid- 

kruyd. 


Franfch 

Berg-Ge- 

lidkruyd, 


galfch  tugalfch  Gclidkruyd : Heraclea  Fabii  Columns, 
B^-Gc-  0f  Gclidkruyd , befchreeven  van  de  Heer  Fabius  Co- 
GcM-  lumna,  groeyende  niet  verre  van  de  Stad  Heraclea , en 
kruyd,  bij  SlDERITtS  ANGUSTÏFOLIA  HlSPANICA  > of  Spaanfch 
Heraclea  fmal-gebladerd  Gclidkruyd , blijven  gemeenelijk  in  dec- 
groeyen-  ze  Gewcften  tvvec  jaren  lang  in  ’t  leeven.  Verdragen 
ongeerne  veel  koude  Herfftreegenen  , of  fterkc  Zorfl. 
Moeten  dcrhalvcn  , met  een  wallende  Maan  in  April 
in  Potten  hol  en  luchtig  gezayd  zijnde,  in  ’t  begin  van 
Oclobcr  binnens  huys  worden  gebragt;  op  een  luchti- 
ge plaats  gezet,  daar  niet  als  bij  vriezend  Weer  in  ge- 
vuurd word;  gedurende  de  geheclc  Winter  onderhou- 
den met  flegts  een  weynig  Recgenwater ; wijl  ze  an- 
ders de  verrotting  haaftelijk  onderworpen  zouden  zijn  ; 
en  niet  voor  in  ’t  begin  van  April , met  een  zoete  Lucht 
en  aangename  Reegen,  weer  buyten  gefteld;  dan  noch 
eevenwel  voorzichtig  gewagt,  en  wel  gedekt  voor  kou- 
de nachten  , veel  VI  'ater  , fchrale  of  hayrigc  Winden. 
Zij  bloeyen  in  de  tweed t Zomer;  ook  wel  zomtijds  in 
de  eerfte,  laat  in  den  Herfft ; doch  geeven  in  decze  on- 
ze koude  Geweften  noyt  cenig  volkomen  rijp  Zaad ; 
maar  verfterven  zonder  ’t  zelve  na  te  laten. 

Het  Sideritis  Montana  Gallica  flore  al- 
BO  punctato  , of  Franfch  Berg-Gclidkruyd  met  een 
andere  witte  gefiippelde  Bloem;  Arvensis  , of  op  Grasvelden 
foor  ten.  voortkomende;  Cretica  odorata,  of  riekend  Gclid- 
kruyd van  Candien;  en  Sideritis  fcctida  spicata 
flore  luteo , of  Jlinkend  Gclidkruyd  met  een  gecle 
geayrde  Bloem , blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven. 
Geeven  ieder  Zomer  volkomen  rijp  Zaad;  verdragen 
felle  kpudc  en  allerley  andere  ongclcegentheedcn  der 
Winter , zonder  fchade.  Worden  ook  alleenlijk  aange- 
wonnen en  vermecnigvuldigd  door  ’t  gedagte  haar  Zaad; 
’t  welk  op  de  genoemde  tijd  , niet  boven  een  ftroo- 
breedte  diep , in  de  aarde  word  gelegt. 

Doch  het  Sideritis  Cretica  odorata  , of  rie- 
kend Gclidkruyd  van  Candien  , niet  zoo  hard  van  na- 
tuur zijnde,  word  wel  zomtijds,  door  een  fterke  Vorjl , 
gantfehelijk  van  ’t  leeven  beroofd.  Moet  dcrhalven, 
in  een  Pot  gezet , ’s  Winters  binnens  huys  worden  ge- 
bragt op  een  luchtige  , cn  in  koude  dagen  op  een  mati- 
ge ; noch  feller  , op  een  geheel  warme  plaats ; onder- 
houden met  weynige  vochtigheyd ; cn  in  ’t  laatfte  van 
Aïacrt  of  begin  van  April , nagelcegentheyd  van  de  be- 
quaamheyd  of  onbequaamhcyd  des  tijds , met  een  rec- 
genige  Lucht  weer  buyten  gefteld. 

Zij  bloeyd  de  tweede  Zomer  ( na  dat  ze  voortge- 
komen is  uyt  Zaad , in  ’t  voorigc  jaar  met  een  waflen- 
de  Maan  van  April  in  de  aarde  gelegt) , van  de  Maand 
Augujlus  af  tot  in  de  Maert , de  geheele  Winter  door; 
met  zulk  een  kluchtige  vcclvoudigheyd  van  Bloemen  , 
dat  men  ze  zou  meenen  te  zijn  een  Plant  zonder  Loof,  cn 
enkelijk  beftaande  uyt  'Bloemen  van  een  witte  couleur. 
Nauwelijks  is  de  cene  vergaan , of  men  ziet,  met  zon- 
derling vermaak , de  andere  alreeds  weer  voortgeko- 
men. Zoo  dat  men  aan  dit  Gclidkruyd  te  eener  tijd  en 
uurc  kan  aanfehouwen  geheel  rijp , noch  onrijp,  en  eerfl 
ontjlaan  Zaad;  dan  noch  geheel  opene  Bloemen : welke 
Plant  met  hare  groene,  veelvoudige  kleyne  Steden  rot 
een  weynig  boven  de  grond  afgefneeden  wordende, 
zoo  ziet  men  de  Wortel  weer  op  nieuws  uytloopcn. 
In  alle  dcelen  (alleen  de  gemelde  Wortel  uytgezondcrd) 
is  ze  krachtig,  fterk,  niet  onaangenaam  van  reuk;  on- 
trent een  Maatvoet  hoog;  met  een  blecke  groenheyd 
vercierd  , en,  als  ze  word  aangeraakt,  klccvcndc  van 
aart.  Heeft  kleyne,  veelvoudige,  digt  boven,  doch 
niet  regt  teegens  malkander  over  gcftelde,  ovaals-wij- 
ze  ronde,  en  met  eenige  witte  ruygheyd  bekleedde  Bla- 
dertjens. 

Het  Sideritis  spicata  fcctida,  of Jlinkend  Gc- 
lidkruyd, met  een gcele  geayrde  Bloem,  groeyd  van  na- 
turen ftruvelachtig  op.  Krijgd  uyt  een  teedere,  gecl- 
verwige  Zecz.elwortel  een , twee , of  meerder  Scheuten , 


Riekend 
Gclid- 
kruyd van 
Candien. 


Wonder- 
lijken ver 
maaklijk 
Blocyzel. 


Zaad. 


Stinkend 

Gclid- 

kruyd. 


Wortel. 


Scheuten,  twee  voeten  , wat  meer  of  minder,  hoog  opfehietende. 


in  deeze  Geweften.  Als  ze  den  ouderdom  van  twee 
cn  meer  jaren  hebben  bereykt  , worden  ze  tamelijk 
dik,  grauwachtig  of  blcek-verwig,  en  gantfeh  rond. 

Uyt  welke  in  ieder  Zoorjaar  nieuwe  Scheuten  voort- 
komen ; geheel  groen  , doch  beneeden  gemeenelijk 
wat  bruynachtig,  bekleed  met  een  witte  wolligheyd , 
en  van  een  vierkante  geftalte. 

Aan  de  zelve  groeyen  de  Bladertjens , op  de  wijze  Bladeren; 
van  Tfop;  twee  cn  twee  regt  teegens  malkander  over-  en  derzcI' 
gefteld,  cn  boven  den  anderen.  De  bovenfte  zijn  de 
kleynftc,  de  onderfte  de  grootftc;  een  vingerlid,  wat 
meer  of  minder  lang;  twee  ftroobreedten  breed , doch 
onder  fmal  toelopende , en  voor  eyndigende  in  een 
breed,  ftomp-rond  punt:  aan  de  randen  effen  en  flegt; 
doch  na  vooren  aan  elke  zijde  begaaft  met  een  of 
twee  kleyne  Zaadjens.  Donker  groen-verwig  zijn  ze, 
niet  blinkende;  ruyg  van  aart,  cn  in  ’t  midden  voor- 
zien met  een  rcgt-doorlopend  Adertje  , waar  uyt 
eenige  andere  kleyner  ter  zijden  opwaarts  voortvloei- 
den. 

Uyt  de  bovenfte  punten  ziep  men  opfehieten  rond-  Bloem- 
achtige Ayren,  anderhalf,  of  ook  twee  vinger-leeden  ayrcn- 
lang;  beftaande  uyt  veelc  digt  bij  en  boven  malkander 
gevoegde,  bleck-groenc , ruyge,  en  zoo  wel  in ’t  mid- 
den als  aan  beyde  de  zijden  met  eenige  lange  bleek-wit- 
te,  en  fcharpe  doornachtige  punten  voorzien  zijnde  Bla- 
dert jens:  tuflehen  welke  uyt  langwerpige,  ronde,  ruy- 
ge , en  voor  met  vijf  fcharpe  fpitzen  begaaft  zijnde 
hnopjens  de  Bloemt jens  voortkomen.  Deeze  zijn  bleek-  Knopjens. 
geel  van  couleur,  uyt  vier  Bladertjens,  ongelijk  van  Bloeraei1, 
gedaante,  beftaande;  waar  van  ’t  onderfte  het  breedfte 
cn  grootftc,  het  bovenfte  voor  ingefneeden  wat  fmal- 
ler , en  de  twee  middenftc  de  kleynfte  zijn.  Als  ze 
eenige  weynige  dagen  hebben  opengeftaan , vergaan  ze 
in  haar  zelvcn  , en  vallen  op  de  aarde  neer ; in  den 
Flerfjl  achterlatende  een  kleyn,  zwart,  langwerpig  en 
driehoekig  Zaadje,  dat  van  het  Marrubium , of  Mal- 
rovc , zeer  gelijk. 

KRACHTEN. 

GElidkruyd,  of  Sideritis,  is  verdrogende,  zuyve-  UoJ.  1.4. 
rende,  cn  te  zamenrrekkende  van  aart.  c.8. 

In  Wijn  gekookt,  cn  daar  van  gedronken;  of 
’t  uytgcparfttc  Zap,  of  ook  de  Bladeren  zelfs  gekneufd,  Diof.l. 4. 
en  dan  gelegt  op  heete  Bloed^wceren  en  varjfche  Won - c.  3 
den  , geneezen  de  zelve  , cn  doen  ’t  bloeden  terftond  plin- l% 
ophouden  ; defgelijks  de  witte  Zlocdcn  der  Vrouwen.  c' 

Helpt  en  brengt  weer  te  regt  de  verjluykte  en  weer  in- 
gezette, ook  de  vermoeyde  Leeden . Hceld  de  gefcheurd- 
hcyd,  of  Darm-breuken. 

De  Bladeren  in  Water  gezoden  , terwijl  ze  noch  cluf.  bijt. 
groen  zijn , en  daar  meê  de  beenen  gewaflfchen , neemt’cr  Plant.  V 4. 
de  Roos  van  wech.  C'H- 


CCCCXXXV  HOOFDSTUK. 

N N E P. 

•En  gantfeh  wel  bekend , zeer  noodig;  Namen, e» 
en  ondertuffehen  voor  vcele  een  al  te  boertey. 
krachtig,  onaangenaam,  bitter,  en  te 
dier  gekogt  Gewas ; vermits  het  fchie- 
lijk  van  ’t  leeven  beroofd  de  gcenc  , 
welke,  ten  affchrik  van  andere,  ver- 
oordeeld worden  van  de  hooge  Ovcrhcyd,  om  een  glad 
gedrayde  koorde  aan  haren  Hals  te  ontfangen ; welkers 
toenijpping  aan  de  Keel  haar  den  Adem  beneemt.  Word 
in  ’t  Neederlandfch  niet  alleen  dus,  maar  ook  Kennep 
of  Kemp;  cn  in  plaats  van  Hennep  bij  veele  Hennih 
genoemd  : in  ’t  Latijn  Cannabis:  in  ’t  Hoogduytfch 
Hanff:  in  ’t  Franfch  du  Chanvre  : in  ’t  Italiaanfch 
Canapa,  of  Canapé. 

Hier 


887  Hennep.  Sermontein. 

Vier  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vier 
derfchcy-  onderfcheydene  foorten  j namentlijk: 
dene  foor-  Cannabis  sativa  mas,  of  tamme  Hennep  man- 
netje. II.  Sativa  fccmina,  of  tamme  Hennep  ‘wijf- 
je. III.  Sporia  fccmina  flore  majori  , of 
baflard-Hcnncp  wijfje,  met  een  grootc  Bloem.  IV. 
Cannabis  erratica,  five  spuria  fccmina  flore 
au  nor  e , of  wilde  , anders  Baflard-Hennep  met  een 
kleyne  Bloem.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  eeven  de  zelve 
Bouwing  en  M 'aarneemmg. 

Grond.  Zij  beminnen  uyt  eygener  aait  zoo  wel  een  kleyi- 
ge,  als  zandige  , doch  varfch  omgefmcctenc  en  vetge- 
meftte  grond , inzonderheyd  de  twee  eerft-genoemde 
tamme  foorten-,  veel  Water;  een  openc,  vrije,  en  wel 
ter  Zon  geleegene  plaats.  Blijven  niet  langer  dan  een 
Zaad.  jaar  in  ’t  leeven.  Gceven  in  de  Zomer  Bloemen-,  en 
Aanwin-  *n  de  Hrfft  een  volkomen  rijp  Zaad.  ’t  Welk  ieder 
ning.  Voorjaar , met  een  wadende  Maan  van  April,  de  aarde, 
niet  diep  gelegt,  op  nieuws  word  aanbevolen. 

Tamme  Doch  het  Cannabis  sativa  fccmina,  of  tamme 
Wijfje ^ H‘nncp  wijfje,  geeft  wel  van  naturen  jaarlijks  kleyne, 
vier  en  vijf  gebladerde , groene , vccle  Tros-wijze  bij 
malkander  gevoegde  Bloemtjens  , welke  lichtelijk  van 
zelfs  afvallen , of  door  de  Wind  wcch-gedreevcn  wor- 
den , en  in  ftof  veranderen ; maar  noyt  eenig  , ’t  zij 
volkomen  , ’t  zij  onvolkomen  Zaad ; onaangezien 
decze  foort  is'woortgekomen  door  ’t  vruchtbare  Zaad 
van  ’t  Mannetje. 

Mannetje.  Hier  teegens  ziet  men  aan  het  Cannabis  sativa 
m as  , of  tamme  Hennep  mannetje , noyt  eenige  Bloemen-, 
en  brengt  echter  genoegzaam  Zaad  voort, 
foorten"  Bcyde  de  gemelde  baftard-foorten,  afwilde  Hennep, 
oor  cn'  komen  jaarlijks  van  zelfs  overvloedig  genoeg  voort  door 
’t  uytgevallene  Zaad. 

KRACHTEN. 

Matth.l 3. \E  Bladeren  van  Hennep,  in  ’t  Latijn  Cannabis, 
e.  148.  I 1 in  Wijn  gekookt,  of  een  weynig  van  het  uyt- 
geparftte  Zap  met  Wijn  ingenomen,  doodde 
Wormen  in  de  Ligchamen  beyde  van  oude  en  jonge  per- 
sonen : daarenboven  de  Wandlnyz.cn  cn  Vlooyen  , wan- 
neer men  de  plaatzen,  daar  ze  zich  verfchuylcn  , met 
dit  nat  befprengd.  Eeven  ’t  zelve  kan  men  ook  verrig- 
ten  , door  een  Tal^  met  zijne  Bladeren  in  ’t  ftroo  der 
Bedfteede  te  leggen. 

™ ’t  Zaad  van  Hennep  (warm  cn  droog  tot  in  den  der- 
c.  zó!  '7'  ^en  8raad)  word  tot  veele  dingen  gebruykt.  Heeft 
eevenwel  van  naturen  eenige  quaadaardigheyd  aan  zich; 
derhalvcn  men  gewaarfchouwd  moet  zijn , daar  van  niet 
te  veel,  noch  te  dikmaal  te  neemen.  Verwekt  ook 
eenige  walging  in  de  Maag. 

Rafs  hi.  Gekneufd  , en  zoo  in  Wijn  gekookt ; of  met  een 
SJEgm.  l°y.  weyni8  Saffraan  vierentwintig  uuren  lang  laten  weyken, 

«.3.  en  daar  van  dagelijks  nu  cn  dan  een  weynig  gedronken, 
jaagt  uyt  de  winden,  en  de  overvloedige  vochtigheeden 
des  Ligchaams  : verwekt  Jlaap  , en  verdrijft  de  Geel- 
zucht, gefproten  uyt  eenige  verftopping,  inzonderheyd 
als’er  geen  Koorts  bij  vernomen  word. 
iomc.  ƒ.2.  >t  Zelve  Zaad  in  Water  gediftillccrt , en  daarmee 
f'  gewaflchcn  geneert  alle  gezwellen  des  Hoofds  , en 

yuaadaardigc  z weeringen  van  ’t  zelve.  Is  ook  zeer 
goed  teegens  de  fmerten  van  het  Podagra , of  Voet- 
euvel. 

Taleml.2.  £)e  Uyt  j|t  ^aad  geparft,  is  zeer  dienftig  voor 
allerley  harde  gezwellen-,  voor  de  zweenngen  en  ’t  loo- 
pen  der  Ooren ; warm  daar  in  gedaan. 

Lufit.l .3.  ’t  Zelve  Zaad  dikmaal  van  Ploendercn  en  Duyven  ge- 

enarr.  162.  geeten  wordende,  doed  haar  in  de  koude  Winter Eyeren 
3 ^ggen>  en  binnen  een  korte  tijd  vet  worden. 

Diofc.  1. 3.  De  Wortel  in  Water  gezoden,  en  zomtijds  daar  mee 
c.166.  de  opgekrompene  Zecmrwen  beftreeken,  brengt  de  zelve 
weer  te  regt. 

Uyt  dc  Baf  van  dit  Gewas  maakt  men  allerley 


Steekende  Winde.  888 

flag  van  Touwen,  tot  een  grooten  dien  ft  ert  zonder- 
ling gerief  voor  alle  menfehen.  Maar  dan  ook  firop - 
pen  voor  de  quaaddoeners. 


CCCCXXXVI  HOOFDSTUK. 

SERMONTEIN. 

■ Ord  in  ’t  Neederlandfcb , mijns  wee-»  Namen, 
tens,  met  geenen  anderen  dan  deezen 
naam  genoemd : in  ’t  Latijn  geheeten 
Silf.r  Montanum:  of  ook  Ligu- 
strum  verum  Dodontei  : in  het 
Franfch  Sermontatne. 

Bemind  een  goede,  gemeene,  zandige  aarde,  met  Grond, 
twee-jarige  Pacrdemift  genoegzaam  voorzien  : eèn  war* 
me,  vrije,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats;  en  veel  Wa- 
ter. Kan,  buyten  ftaande,  tamelijk  wel  de  koude  en 
meer  andere  ongeleegcntheedcn  der  Winter  verdragen. 

Krijgt  zomtijds  in  deeze  Gcweften , bij  goede  Zomers, 

Bloemen,  maar  noyt  eenig  rijp  Zaad. 

Doch  in  een  Pot  gezet,  en  ’s  Winters  binnens  huys  Zaad. 
bewaard,  bloeydze,  als  ze  eenige  jaren  oud  geworden 
is , ieder  Zomer , en  brengt  een  in  alles  volkomen 
Zaad  voort , ’t  welk  men  met  een  wadende  Maart 
van  OEI  ober,  of  Maert,  de  aarde  cens  Pots,  een  hal- 
ve vinger-breedte  diep  gelegt , hol  en  luchtig  moet 
aanbeveelen. 

Niet  alleenlijk  hier  door  word  ze  vermeenigvuldi^d , Aanwio- 
maar  ook  door  hare  aangegroeyde  jonge  Loot  en-,  wel- ning* 
ke  men  met  dc  genoemde  Maan  in  Zpril  van  de  oude 
afneemt,  cn  verplant. 

KRACHTEN. 

HEt  Zaad  van  Sermontcin , in  het  Latijn  Si  Ier  Tuchf.lnft. 
Afontanum,  is  verwarmende  en  verdrogende  in  Plant.  eap. 
den  tweeden  graad ; ook  vertcerende  van  aart.  3°4- 
Een  Drachma  van  dit  geftorene  Zaad,  of  anderhalf  Muh'.  * 
Drachma  van  ’t  Poeder  der  geftotene  Wortelen  met  Wijn  Mtd. 
ingenomen,  verwarmd  de  Af  aagt  doed  de  fpijs  vertee-  Diofc-  1 3* 
ren : verdrijft  de  winden  .*  is  goed  voor  dc  beet  en  en  Cid'lii  7 
fieeken  der  giftige  Dieren-,  voor  inwendige  gezwellen',  Simp.td*d, 
de  krimping  der  Darmen ; de  Steen  der  Nieren ; een  be- 
nauwde Borfl : doed  gemakkelijk  wateren-,  en  verwekt 
der  Vrouwen  Maandflonden. 

Het  Kruyd  zelfs  in  Wijn  of  Water  gediftilleert,  en 
daar  mee  gcwadchen,  verdrijft  de  Puyflen  en  andere  on- 
zuyverheeden  van  ’t  Vel.  Daar  van  gedronken , cn  daar  Durantet 
mee  gegorgeld,  is  goed  teegens  het  Pleuris , de  Zijde-  hifi.  riant, 
fleekten;  en  geneert  dc  Squinantie,  of  ’t  Kcel-gez.wcl , foL  lJ7* 
en  andere  ongeleegcntheedcn  der  Keel. 

De  JTöivr/f»  gefloten , en  op  de  beet  en  der  dolle  Hon - 
den  gelegt,  geneezen  dc  zelve. 


CCCCXXXVII  HOOFDSTUK. 

STEEKENDE  WINDE. 

P het  Neederlandfcb  dus  genoemd  , Verfdiey- 
word  in  het  Latijn  geheeten  Smilax  de  namen. 
S bÈ'  aspera  > Convolvulus  ACUTUS  ; 

Zarza  parilla,  en  Salsa  paril- 
LA  PERuviANA  minor  , in  opzicht 
van  de  opregte  Salsa  parilla,  wel- 
ke veel  grooter  van  Bladeren  is,  en  noyt  in  deeze  Lan- 
den bloeyendc  word  gezien ; anders  de  zelve  in  zommi- 
ge  dcelen  zeer  gelijk.  In  het  Hoogduytfch  Stechende 
Winde  : in  het  Franfch  Liset  picquant  : in  het 
in ’t  Italiaanfch  Ruovo  Cervino,  Hedera  spïno- 
SA  , cn  VlLUCCHIO  MAGGIORi. 

Kkk  J Hier 


Vier  ver- 
anderlijke 
foorten. 


Grond. 


Opregte 
Salfa  IJa- 
rille. 


Aanwin- 

ning. 


Is  de  befte 
foort  van 
allen. 


Stee'.en. 


Gedaante 
der  Blade- 
ren. 


889  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III Boek,  890 


Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier  bijzondere  foorten 
bekend  geworden ; namentlijk : 

I.  Smilax  aspera  vuLGARis,  of  gemccne f teken- 
de Winde . II.  Smilax  aspera  folio  maculoso, 
of  fleckende  Winde  met  een  langwerpig  wit  geflippeld 
Loof.  III.  Smilax  major  l^evis  , of  groote  flee- 
kende  Minde  met  gladde  Bladeren.  IV.  Salsa  pa- 

RILLA  VERA  , ol  SMILAX  PeRUVIANA  LEGITIMA  ; 

opregte  Salfa  Parille.  Mecft  al  te  zamen  zijn  ze  van  de 
zelve  Bouw  mg  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemccne,  zandige  aarde, 
met  een  weynig  twee-jarige  Pacrdcmift  en  ’t  Mol  van 
verrotte  Boombladeren  doormengd : een  opene,  luch- 
tige, vrije,  warme  , wel  ter  Zon  gelccgene  plaats , en 
matige  vochtigheyd. 

Zijn  teeder  van  aart,  en  konnen  de  fterke  Vbrft  dee- 
zcr  Landen  niet  verdragen.  Moeten  derhalven  , in 
Potten  gezet  zijnde,  in  Oftober  binnens  huys  gebragt ; 
op  een  matig-warme  plaats  gezet,  gedurende  de  geheele 
W int  er  met  een  weynig  lauwgemaakt  Rcegen  water  on- 
derhouden , en  niet  voor  April  met  een  zachte  Rcegen 
weer  buytcn  , en  de  Zonncftralcn  voorgcfteld  ; dan 
noch  voor  koude  nagten,  fchrale,  hayrige  Winden  wel 
gewagt  worden. 

De  Saisa  Parilla  vera  , of  opregte  Salfa  Paril- 
le > is  wel  zoo  teeder  van  Natuur.  Moet  derhalven 
ter  Wintertijd  in  een  gedurig-warme  plaats,  met  een 
weynig  lauwgemaakt  Recgenwater  van  onder  in  een  Pan 
verzorgd,  en  niet  voor  half  April,  of  wat  later,  weer 
buytcn  gezet  worden. 

Zij  geeven  wel  in  dceze  onze  Geweften  veelc  bij 
malkander  gevoegde,  kleyne,  Stars-wijze  gefielde,  wit- 
achtige Bloemtjens,  maar  nöyt  eenig  Zaad.  Worden 
echter  bequamelijk  aangewonnen  door  hare  bij  de  Wor- 
tel uytfpruytcndc  jonge  Scheutjcns  : welke  men  met 
een  wadende  Maan  van  April  van  de  oude  afneemt,  eens 
vingers  lengte  boven  de  aarde  afgefneeden , en  in  Potten 
verplant.  Want  dan  vatten  ze  dies  te  fpoediger  nieuwe 
Wortelen- ; en  groeyen  te  eerder  voort ; ’t  welk  anders 
langzaam  toegaat. 

Deeze  opregte  Salsa  Parilla  (van  welke  in  A- 
mcrica  vier  bijzondere  foorten  worden  gevonden,  ver- 
mitsze in  de  gedaante  der  Bladeren  de  cene  van  de  an- 
dere verfchillcn)  word  gehouden  voor  de  befte  en  krag- 
tigftc  van  alle.  Waarom  ze  dan  ook  alleen,  of  de  Mor- 
telen daar  van  , na  alle  Landen  en  Stcedcn  van  Europa 
word  vervoerd , weegens  hare  groote  zeer  zonderlinge 
deugden,  bij  alle  Geneeskundige  bekend,  gepreezen, 
en  gebruykt. 

Krijgt  uyt  een  hard  en  dik  Hoofd,  ronde  , zeer  lan- 
ge , flegte  , dunne  , en  ontrent  bruyn-verwige  Morte- 
len: uyt  welke  voortfchicten  verfcheydcne  teedere  Stoe- 
len; haar  uyt  eygener  aart  door  cenige  hier  en  gintfeh 
uytwafTcnde  Pandjens  omwindendc , en  alzoo  de  bij 
haar  gefielde  ftok  of  iet  anders,  wat  het  zijn  mogt, 
omvlcgtende.  Zijn  rond  gevormd : aan  de  Zonne-zijde 
roodachtig;  maar  aan  de  andere  groen-verwig;  bekleed 
met  vcele  korte  Doorntjcns,  onder  dikker  als  boven. 
Men  zict’er  aan  vcele  fchoone , blinkende  Bladeren , 
ruftende  op  korte  Steeltjens,  en  uyt  beyde  de  zijden 
voortkomende,  doch  niet  regt  teegens  malkander  over. 
Twee  vingeren  breedte,  of  daar  ontrent,  zijn  ze  lang 
en  breed;  ook  wel  veel  grooter  : achter  rond,  en  daar 
breedft ; voor  in  een  punt  eyndigende;  zulker  wijze, 
dat  ze  de  gedaante  van  eens  menfehen  Hert , of  die 
van  de  Jndiaanfche  Winde,  niet  qualijk  vertonen.  Aan 
de  randen  vallenze  flegt.  De  vciwe  is  donkcr-groen. 
Inwendig  zijn  ze  voorzien  met  een  regt  doorlopende 
Ader,  waar  uyt  veelc  andere  kleyne  ter  zijden  voort- 
fchcyden  en  uytlopcn.  In  onze  koude  Neederland- 
fche  Geweften  brengt  dceze  foort  noyt  cenige  Bloemen, 
.veel  min  Vrucht  ente.  voorfchijn,gelijkzc  anders  doed  in 
haar  geboorte-land. 


KRACHTEN. 

DE  Bladeren  en  Wortelen  van  fleckende  Minde , Galen.  lib. 
in  ’t  Latijn  Smilax  Afpera,  zijn  warm  en  droog  simP-  7- 
van  aart,  echter  niet  gantfehelijk  zonder  eenige 
vochtigheyd , en  fijn  van  deden. 

De  zelve  in  Wijn  gezoden  , en  daar  van  gedron-  Diofc.  I.  4. 
ken ; of  ’t  Poeder  der  gedroogde  Bladeren,  of  der  Wor-  '44- 
telen,  met  Wijn  ingenomen  , ftrijd  zeer  krachtig  tee-  Doi‘  l‘ 
gens  allerley  vergif;  ook  teegens  de  beet  en  en  fteekendcr  Camerar. 
giftige  Bieren;  zulker  wijs,  dat  iemand,  wanneer  hij  4 r.  140. 
’s  morgens  iets  hier  van  gebruykt,  dien  dag  niet  lichte-  f uranUs 
lijk  van  eenig  vergif  zal  befchadigd  worden.  Doed  daar-  yjf 
cnbovenfwee/en,  en  veel  Water  lojfen.  Vcrfterkt  ook  ’ * 
de  Maag  reynigd  de  Nieren  en  de  Blaas;  en  neemt 
wech  de  fmerten  van  al  de  Leeden  des  menfehelijken 
Ligchaams.  De  Bladeren  op  ’t  Hoofd  pelegt,  verdrij- 
ven de  Hoofdpijn. 

De  Martelen  van  Smilax  Peruviana  legitima,  Opregte 
of  Opregte  Salsa  Parille,  zijn  warm,  en  wat  Sa^a  ^ar‘k 
vochtig  van  aart.  ,c- 

In  Water  , of  in  Wijn  gekookt , en  daar  van  ieder  Rccch.l.  8. 
dag  tweemaal,  te  weeten  , ’s  morgens  en  ’s  avonds,  Rer.Mexi*. 
t’clkens  zes  oneen,  warm,  veertig  dagen  achter  een  ge- 
dronken;  zich  daar  op  wel  toegedekt,  en  gezweet:  of  ^JiTnov. 
anders  twee  Drachmen  van  het  Poeder  der  gedroogde  Orb.c.xi. 
Martelen  met  Wijn  ingenomen  , is  zeer  goed  tot  ge- 
ncezing  van  de  Spaanfche -pokken  , verouderde  kranig 
heeden  ; Koortx.cn , en  trekkjng  der  Zeenuwen.  Daar- 
enboven zeer  dicnftig  voor  allerley  vuyle  xwceringen 
en  gexwellen  ; xinkingen  en  fchadclijke  vochten  : een 
cjuade  Maag  ; winden  in  ’t  Ligchaam  : de  koude  ge- 
brecken  van  der  Vrouwen  Moeder,  der  Harjfencn,  cn 
veel  meer  andere  qualen.  Neemt  ook  wech  de  hardig- 
■heyd  der  Milt , en  doed  wel  xweeten. 


CCCCXXXVIII  HOOFDSTUK. 

ZEEWINDE. 

en  dus  in  het  Neederlandfh , Namcn. 
iok  van  veele  Sodanelle  ge- 
, word  in  het  Latijn  geheeten 
NELLA  , BraSSICA  MaRINA, 
ilis  Marina,  en  Convol- 
Marinus:  in  het  Hoogduyt fch 
Meerwinde:  in  ’t  Franfch  Chou  de  Mer  : in  ’t 
Italiaan  fch  eeven  als  in  ’t  Latijn. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  onderfcheydene  Drie  on- 
foorten  bekend  geworden ; te  weeten : derfchey- 

I.  SoLDANELLA  VULGARIS  FOLIO  ROTUNDO  dcnC  loor 
of  gemeene  Zeewinde  met  een  rond  Blad.  II.  Oblon-  tC“' 
ga  flore  albo  Syriaca  , o f Syrifche  Zenvtnde  met 
een  langwerpig  Blad  en  witte  Bloem : welke  foort,  niet 
zonder  goede  reedenen  , zou  mogen  genoemd  worden 
Volubilis  Marina  Syriaca  folio  cordato,  of 
Zeewinde  uyt  Syrien  met  een  Hert  gelijk, _ zijnde  Blad  , 
weegens  de  gelijk-vormigheyd  der  Bladeren  met  de  gc- 
ftalte  van  eens  menfehen  Hert.  III.  Soldanella  al- 
pina,  of  Berg-Zeewinde.  Niet  alle  zijn  ze  van  de  zelve 

Bouwing  en  Waarneeming. 

Het  VoLumus  Marina  fruticescens  SvttiA-  Smurlta: 

CA  folio  CORDATO,  of Jlruvellige  Zeewinde  uyt  Sy-  Zeewinde 
rien  (in  welk  Landfchap  dceze  foort  natuurlijk  groeyd,  u>'tSyricn- 
niet  verre  van  de  Zee)  met  Bladeren,  eens  menfehen 
Hert  gelijk,  lijnde  ; anders  ook  genoemd  Soldanel- 
la FRUTICESCENS  OBLONGA  FLORE  ALBO  SyRIA- 
CA , of  langwerpig  gebladerde  fruvellige  Zeewinde  uyt 
Syrien  met  een  witte  Bloem,  waft  niet  gelijk  de  andere 
foorten,  maar  flruvels-wijxe,  begaaft  met  veele  hout- 
achtige  Tak  jent;  van  naturen  rond , en  voorzien  met 
een  aangename  blcck-roode-verwe.  Aan  de  zelve  ziet 

men 


891  Zeewmöë.Heydens\Vondkruyd.Hazensalade.Smyrnium&c.  8oi 


Gedaante  men  dc  Bladeren  onordentlijk  gefield  , doch  gemee- 
der  Blade-  nclijk  hangende  zoo  wel  aan  korte  als  lange  Steelt - 
rcn'  jens.  Zijn  een  vingerlid,  of  daar  ontrent,  lang;  een 
klcync  vinger,  wat  meer  of  minder,  breed;  langwer- 
pig; aan  de  Steel  op  ’t  breedfïe;  vooralderfmalft,  niet 
lpits , maar  ftomp  toegaande  ; en  aldaar  in  ’t  midden 
met  een  klcyne  Kerf  vcrcierd.  Bevallijk-groen  van 
couleur  zijn  ze  : ook  voorzien  met  een  regtdoorgaandc 
groote  , bleeke  Ader  , en  eenige  daar  uyt  voortfchic- 
tende  dwars-j4dertjens. 

Geftalte  Tuflchcn  welke  in  het  bovenftc  gedeelte  der  nicu- 
rnen ; en  wclijks-gefchootene  Takjens  de  Bloemt  jens  voortkomen; 
Zaïd-  zijnde  een  weynig  langwerpig  ; niet  zoo  groot  als  die 
knoppen;  van  onze  gemeene  Zeewinde  ; doch  op  de  zelve  wijze 
onze  lLi- VOOr  v^»  en  rond,  openftaande;  wit  van  cou- 

den  zon-  ^cur>  van  binnen  hol,  en  aan  de  randen  een  weynig 
der  Zaad.  gekarteld.  Als  ze  afgevallen  zijn,  komen  te  voorfchijn 
fchoone,  tamelijk  groote,  Pcers-wtjze  gevormde , bo- 
ven dikke,  onder  dunne,  doch  ronde  Knoppen,  boven 
in  ’t  midden  vcrcierd  met  een  draadachtig  Knopje ; eerft 
groen , daar  na  donkcr-rood  wordende ; doch  in  onze 
koude  Landen  geen  rijp  Zaad  bekomende. 

Grond.  De  nu  gemelde  foort,  en  dan  dc  Soldanella  al- 
pina,  of  Bcrg-Zeewinde,  zijn  tcedcr  van  aart.  Be- 
minnen een  goede,  zeer  zandige  aarde,  doormengd 
met  twec-jarige  Paerdcmift,  een  weynig  Veengrond, 
cn  het  Mol  van  verrore  Boombladeren  : een  war- 

me , wel  ter  Zon  gclccgene  plaats  ; en  niet  te  veel 
vochtighcyd. 

winter  dC  ^eevcn  ‘n  deeze  onze  Landen  dikmaal  Bloemen , 
waar  Te  maar  noyr  ccn'£  v°ikomcn  Zaad.  Verdragen  ongeer- 
neemen;  ne  veel  koude  Herfflreegenen , cn  eenige  Korft.  Wor- 
gelijk  ook  den  derhalven  , met  een  walïcndc  Maan  van  April  in 
Zecwin".  PotCcn  ’r  z‘ï  geZ3yd,  ’t  zij  geplant  zijnde,  in  ’t  begin 
de.  van  Oktober,  als  men  dc  aarde  boven  droog  ziet,  bin- 
nens  huys  gebragt , op  een  luchtige  plaats , waar  in 
niet  als  bij  vriezend  Weer  word  gevuurd : gedurende 
de  geheele  Winter  met  flegts  een  weynig  lauw  Reegen- 
watcr  van  boven  begoten ; en  niet  voor  ten  halven  van 
■aapril,  met  een  aangename  Rcegen,  weer  buyten  gezet: 
dan  noch  ecvenwel  voorzichtig  gewagt,  zoo  voor  kou- 
de nagten , als  hayrige  winden. 

Aanwin-  Deczc  bcyde  foorten  worden  alleenlijk  aangewon- 
niBg-  ven  cn  vermeenigvuldigd  in  onze  Landen  ( bij  gebrek 
van  Zaad , ten  ware  dan  dat  men  ’t  zelve  uyt  andere 
Geweften  bequaam)door  hare  aangegroeyde  jonge  Wor- 
telen; welke  men  met  een  wallende  Maan  in  -April  van 
de  oude  afneemt , en  verplant. 

Gemeene  De  Soldanella  vulgaris  tolio  rotundo  , 
Zcewin-  of  gemeene  Zeewinde  met  ronde  Bladeren,  is  veel  har- 
der van  natuur.  Blijft  wel  (geplant  zijnde  op  een  war- 
me plaats,  genoegzaam  befchut  voor  koude  Oofte-  en 
Noordcwinden , cn  gezet  in  Zeezand , doormengd  met 
twec-jarige  Paerdcmift,  cn  gemeene  aarde)  d e Winter 
over;  maar  word  ook  daar  teegens  in  onze  Landen  door 
de  zelve  zomtijds  wel  wechgenomen,  of  van  ’t  leeven 
Waarnce-  beroofd.  Is  derhalven  geraadzaam  , dat  men  van  dcc- 
niHig-  ze  foort  altijd,  of  immers  teegens  dc  Winter,  bijtijds, 
iets  in  een  Pot  ftellc,  om,  als  de  Korft  komt,  dc  zelve 
binnens  huys  te  konnen  bewaren  , en  met  wcynige 
vochtigheyd  te  onderhouden ; op  dat  men’er  zich  niet 
eens  gantfeh  onverwagt , door  een  felle  Korft,  t’eene- 
maal  van  beroofd  mogt  vinden. 

Aanwin-  Zij  geeft  wel  ieder  jaar  Bloemen,  maar  zelden  volkö- 
niog.  men  rijp  Zaad.  Word  echter  aangewonnen  en  vermee- 
nigvuldigd  door  hare  aangegroeyde  Wortelen , op  de  ge- 
melde tijd  verplant  zijnde. 

KRACHTEN. 

DoJ.l.  13.  ^ A F.ewinde , in  het  Latijn  Soldanella,  is  verwar- 
f-ï'  f mende  en  verdroogende  tot  in  den  derden 
^ 1 graad. 

In  Wijn  gezoden  , cn  daar  van  een  halve  onc« 


met  een  weynig  Zuyker  en  Car.eel  gedronken;  of  een  Femel. l.f. 
Drachma  van  het  Pulver  der  gedroogde  Bladeren  met  Meth. 
wat  Anijs,  Rhabarbar  cnCubcbcn  in  Wijn  ingenomen;  Mcif' 
of  het  uytgcpjtfttc  Z„p  tot  een  Rob,  of  dikke  Syroop 
met  Zuyker  gekookt,  en  daar  van  een  halve  once  met 
Conzerf  van  Rofmarijn  gcbruykt,  jaagt  door  de  ktoel- 
gang  uyt  alle  overvloedige  water  achtige  vochten opend 
de  verft  optheyd  der  Lcever  , en  is  goed  voor  de  Wa- 
terzuchtige. 

Indien  iemand  deeze  Plant,  of  ’t  Zap,  of  ’t  Poe-Hicft.  l.i'. 
der  daar  van,  op  zich  zelven  alleen  wou  gebruyken  , c,l48. 
zonder  daar  iet  anders  bij  te  doen,  die  zou  zijn  Maag  te 
zeer  doen  ontftcllcn;  en  krimping  des  Ligchaams  ver- 
oorzaaken,  wcegens  dc  zoute,  bittere,  cn  fcharpte  aart 
van  dit  Gewas. 


CCCCXXXIX  HOOFDSTUK. 

H E Y D E N S 

WONDKRUYD. 

Y veele  genoeg  bekend , en  met  dec-  Namen. 
% zen  naam  in  het  Ncederlandfch  ge- 
fa?  noemd , word  in  het  Latijn  gehectcn 
CONSOLIDA  SaRACENICA,  ofSoLIDA- 
M GO  Saracenica  : in  het  Hoogduytfch 
Heidnisch  Wundtkraut;  en  in’t 
Franftk  Consoul  de  Saracinne. 

Deeze  Plant  bemind  een  gemeene,  goede,  meer  een  Grond, 
zandige  als  andere  , doch  daar  bij  vochtige  , welge- 
meste grond  : een  luchtige,  ook  een  fchaduwachtige 
plaats ; en  veel  Water.  Blijft  eenige  jaren  lang  in  ’t 
leeven.  Verdraagt  allerley  ongeleegentheedcn  der  H m. 
ter.  Bloeyd  ieder  Zomer , doch  geeft  niet  anders  als 
met  zeer  goede  en  drooge  Najaren  , volkomen  rijp 
Zaad.  ’t  Welk  met  een  wallende  Maan  van  Oktober  Zaad. 
of  Mam  (vermirs  het  lang  in  de  aarde  blijft  leggen) 
in  een  Pot , ruym  een  ftroobreedte  diep , moet  gc- 
zayd  zijn. 

Niet  alleenlijk  door  dit  Zaad  worden  ze  vermeenig-  Aanwin- 
vuldigd,  maar  ook  aangewonnen  door  hare  aangegroey-  n‘ng- 
de  cn  de  grond  doorlopende  jonge  Wortelen  ; welke 
men  met  een  wallende  Maan  in  April  van  de  oude 
afneemt,  cn  verplant. 

KRACHTEN. 

HEydens  Wondkrnyd,  in  het  Latijn  Solidago,  of  Aar  ten 
Confolida  Saracenica  , is  verdrogende  in  den  dcuSden* 
tweeden  graad  ; ook  te  zamentrekkende  van 

aart. 

De  Bladeren  gefloten ; of  het  uytgeparftte  Zap  der  DoJ-  ’■  f* 
zelve  , of  ook  het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  , h/, 

gedaan  op  allerley  Wonden,  varjfche  bloedige  <j»et zuren,  pTmt.  tap. 
ook  verouderde  zeeren  en  zweeren , geneert  de  zelve.  *79- 
Defgelijks  ook  de  lopende  gaten,  en  alle  yuade,  ft  m ken- 
de, verzworene  Gezwellen. 

In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  gedronken  , heeft  ^obeL  kift. 
niet  alleenlijk  de  zelve  uytwcrking  maar  opend  ook 
de  verft opping  van  de  Lcever,  Milt,  en  Galblaas.  Is  ’ 
goed  voor  een  eerft-beginnendc  Waterzucht-,  voorde 
zweeringen  van  het  Ingewand,  voor  de  lammigheyd 
der  Lee  den ; de  Geelzucht ; vuyle,  ft  inkende  wonden ; 
en  dc  zwelling  van  het  Tandvleefch ; daar  mee  ge- 
waflehen  , en  inzonderheyd  een  weynig  Roozen-ho- 
nig  daar  bij  gedaan  zijnde. 


CCCCLX 


VetTchey- 
de  namen. 


Zeeven 
verander- 
lijke foor 
ten. 


Grond. 


Soorten , 
welke 
maar  eei 
Zomer 
leeven. 


Aanwin* 

Ding. 


Langlec- 

vende 

foorten. 


Aanwin- 

ning. 


Gal.  lik  8. 
Simp.fac . 


893  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  894 


ccccxl  hoofdstuk. 

HAZENSALADE. 


N het  Ncederlandfch  niet  alleen  dus , 
mèar  ook  Ganzendistel  , Kony- 
nenkruyd  , en  Melkweye  genoemd. 
Word  in  het  Latijn  geheeten  Son- 
, Brassica  Leporina  , en 
Leporina  in  het  Hoog- 
duytfch  HASENKOHL,en  Ganszdistel:  in't Franfch 
Palais  de  Lievre  , Letsseron  , en  Laicteron  : 
in  ’t  Italiaanfch  Sonco,  Cicerbita,  Crespigno  , 
en  Herba  Chegitta  latte. 


Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  ec- 
nige  veranderlijke  foorten , te  wceten : 

I.  Sonchus  LALVIS  vulgaris,  o i'gemeene , glad- 
de, jlegte  Hazcnfalade.  IE  Vulgaris  aspera,  ge- 
meene  rouwe , of  Jleekcnde  Hazcnfalade.  III.  Hie- 
Racites  major,  Jive  Arborescens,  groote , of  tot 
een  Boom  opwajfende  Hazcnfalade , met  Bladeren  van 
Havikskruyd.  IV.  Hieracites  minor  , of  kleyne 
Hazcnfalade  , met  Bladeren  van  Havikskruyd.  V. 
Hieracites  minor  Lusitanicus  , of  kleyne  Por- 
tugalfche  Haz.cn/alade  met  Bladeren  van  Haviks- 
kruyd. VI.  Aspera  foliis  dentis  leonis  , of 
rouwe  Hazcnfalade  met  Bladeren  van  Papenkruyd. 
VIT.  Sonchus  Africanus,  of  Africaanfche  Hazen- 
falade.  Niet  alle  zijn  ze  van  cencrley  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  meeft  al  te  zamen  een  goede,  gemee- 
ne,  zoo  wel  zandige  als  andere,  doch  welgemeftte  aar- 
de: immers  zoo  veel  een  fchaduwachtige,  als  een  luch- 
tige, wel  ter  Zon  gcleegene plaats,  en  veel  vochtigheyd. 
Geeven  niet  alle  volkomen  rijp  Zaad. 

Het  Sonchus  LiEvis  vuLCARis,  gemeene,  Jleg- 
te Hazenfalade : Vulgaris  aspera  , of  gemeene 
'■  rouwe  Hazenfalade  : Aspera  foliis  dentis  leo- 
nis, of  rouwe  Hazenfalade , met  Bladeren  van  Papen- 
kruyd. Hieracites  minor  Lusitanicus  , of  kley- 
nc  Hazenfalade  uyt  Portugal  ; en  Sonchus  Afri- 
canus , of  Africaanfche  Hazenfalade , blijven  niet 
langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeven  in  den 
Herfjl  volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaan  dan  door  een 
kleyne  Vorfl. 

Worden  derhalven  met  een  wallende  Maan  van 
Maert  [de  Sonchus  Africanus,  en  minor  Lu- 
sitanicus, of  Africaanfche  , en  kleyne  Portugalfcbe 
Hazenfalade  in  de  Maand  April,  en  op  een  veel  war- 
mer plaats  als  de  andere]  ieder  Voorjaar  weer  op  nieuws, 
niet  diep  gezayd.  Doch  komen  ook  ( uytgezonderd 
de  laatft-genoemdc  twee)  genoeg  van  zelfs  op  uyt  het 
neergevallene  Zaad.  Hier  door  konnenze  alleenlijk 
aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden. 

HetSoNCHus  Hieracites  arborescens,  of  boom- 
achtig Hazenfalade , met  Bladeren  van  Havikskruyd-, 
en  Hieracites  minor  , of  kleyne  Hazenfalade  met 
Havikskruyd-bladcren , vergaan  niet  zoo  haalt , maar 
worden  van  naturen  oud.  Geeven  niet  anders  als  met 
zeer  goede  Zomers  eenig  rijp  Zaad.  Verdragen  ge- 
duldig allerley  ongeleegentheeden  der  Winter.  Ver- 
liezen teegens  de  aankom  ft  der  zelve  hare  Bladeren. 
Worden  vermeenigvuldigd  door  haar  Zaad-,  en  dan  ook 
noch  genoegzaam  aangewonnen  door  hare  aangewaflene 
jonge  Scheuten ; welke  men  met  een  wallende  Maan  in 
April  van  de  oude  afneemt,  en  verplant. 


KRACHTEN. 


AL  de  foorten  van  Hazenfilade , in  het  Latijn 
Sonchus , zijn  koud  en  droog;  ook  wat  te  zamen- 
trekkende  van  aart:  doch  gedroogd  zijnde,  een 
weynig  warm. 


In  Wijn  gezoden  , en  daar  van  gedronken ; of  het  Lufit.  L 1. 
uytgeparfttc  Zap  der  Stoelen  en  Bladeren  met  Wijn  in-  tnarr- ' 
genomen  , is  aangenaam  voor  een  heete  en  qualijk-gc- 
ftelde  Alaag  ; ook  voor  een  hitzige  Leever-,  en  doed 
wel  wateren.  Is  goed  teegens  Vergif,  de  Nieren-Jleen; 
de  Geelzucht , een  benauwde  Borfl : verwekt  in  der 
vrouwen  Borjlen  vee  1,  entegelijk  goed,  gezond  Zog . 
Veroorzaakt  de  barende  een  lichten  arbeyd.  Doed  het 
Braken,  en  allerley  Buykloop  ophouden.  Verdrijft  ook 
de  Koudepis. 

De  Bladeren  gefloten  , en  op  heete  gezwellen  ge-  pararites 
legt,  verkoelen  de  zelve.  In  Water  gezoden,  en  tot 
een  Salade  gegeeten,  in  plaats  van  Endivie , zijn  zeer 
gezond. 

Het  Zap  met  Cottoen  gelegt  op  de  heete  gebree-  Diofc.l.  1. 
ken  van  het  Fondament , en  andercr  heymelijke  Lee-  c' 
den  , verzacht  de  pijn  , en  neemt’cr  de  brand  van 
wech. 


CCCCXLI  HOOFDSTUK. 

S M Y R N I U M 

van  C A N D I E N. 


aUs  in  het  Ncederlandfch  genoemd , Namen, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Smyr- 
nium  Creticum  , Petroselinum 
cilici/e  , en  Hipposelinum  A- 
greste  : in  het  Franfch  Smyrnium 
de  Candie  : in  ’t  Italiaanfch  Smir- 
nio  , en  Macerone. 

Deeze  Plant  bemind  van  naturen  een  zandige,  ge-  Crond. 
meene,  doch  welgemeftte  grond:  immers  zoo  zeer  een 
opene , vrije,  als  een  fchaduwachtige  plaats;  en  veel 
Water.  Blijft  eenige  jaren  in  ’t  leeven.  Geeft  ge- 
meenelijk ieder  Zomer  volkomen  rijp  Zaad.  Ver-  Zaad. 
draagd  felle  Vorjl , en  andere  ongeleegentheeden  der 
Winter,  zonder  fchade.  Verheft  voor  den  Herfjl  haar 
Loof , doch  word  in  de  Maand  Maert  weer  groen. 

Word  vermeenigvuldigd  door  haar  Zaad ; ’t  welk  Aanwin. 
met  een  walfende  Maan  van  September  of  Februarius  ninS- 
C indien  dan  de  grond  open  en  onbevroren  is  ) niet 
boven  een  halve  vinger  breedte  diep , op  een  fchaduw- 
achtige plaats  in  de  aarde  moet  gelegt  zijn.  Maar  dan 
ook  noch  aangewonnen  door  hare  aangegroeyde  jonge 
Bollet jens-,  welke  men  in  Augujlus  mag  opneemen,  van 
de  oude  fcheyden , en  terftond  weer  in  zetten.  Zomtijds 
komen  ze  van  zelfs  overvloedig  genoeg  voort  door  het 
neergevallene  Zaad. 


KRACHTEN. 

SMyrnium  van  Candien  , in  het  Latijn  Smyrnium  Aart. 
Creticum , is  verwarmende  en  verdrogende  van  aart, 
tot  in  den  tweeden  graad. 

De  geheele  Plant  in  Wijn  gekookt , en  daar  van  een  Diofc.  I.  j. 
Roemertje  gedronken  , of  het  Poeder  der  gedroogde  c-  79- 
Bladeren  en  Wortelen  met  Wijn  ingenomen,  ftild  de 
Buykloop.  Is  goed  teegens  de  beet  en  en  fleeken  der  Slan- 
gen, en  anderer  giftige  Dieren.  Verzacht  een  verouderde 
Hoejl , en  een  benauwde  Borjl.  Gcneeft  de  Koudepis  , 
en  doed  gemakkelijk  water  lojfen. 

’t  Zaad , zijnde  warm  en  droog  tot  in  den  derden  Galen.  lit>. 
graad,  gedroogd,  gefloten,  en  met  Wijn  ingenomen,  simP- 8- 
verzacht  de  fmert  der  Heupen  : verdrijft  de  opblazmg 
van  de  Maag:  verwekt  de  Alaandfonden  der  Vrouwen:  Meu.‘ 
doed  zweet  en-,  is  dienftig  voor  de  Waterzuchtige opend 
de  verfloptheyd  der  Mdt , Nieren,  en  Blaas : drijft  uyt 
de  Nageboorte,  en  de  do  ode  Vrucht. 

De  Wortelen  gefloten,  en  van  buytcn  op  gelegt,  ge-  Durantts 
neezen  de  wonden : doen  de  hardigheeden , hitzige  ver-  bijl.  Plant, 
gaderingen,  en  varjfche gezwellen  fcheyden,  en  vergaan. 4jS‘ 
CCCCXLII 


8?5 


Fiekruyd.  Stachyskruyd.  Luyskruyd. 


8 95 


CCCCXLII  HOOFDSTUK. 


Aanwia- 

ning. 


LobiU  l.  i. 
fol.  901. 
niafc.  I. 4- 
c.  9Ö. 


Galen.  lib. 
Simp.  6. 


Trag.  I.  1 


FIEKRUYD. 

F Fykruyd  , van  ccn  ieder  in  het 
Neederlandfch  dus , en,  mijnsweetens, 
met  geenen  anderen  naam  genoemd ; 
zijnde  een  verkorting  of  verbaftering 
'si  van  ’t  woord  Sophik.  Word  in  het 
!,*///« geheeten  Sophia,  of  ook  Se- 
riphium  Gi-.rmanicum:  in  't  Hoogduytfch  Welsa- 
MEN,  en  SoPHIENKRUYD. 

Bemind  van  naturen  een  zandige,  gemcene,  zoo  wel 
goede  als  Hegte , gemeftte  als  ongemeftto,  vochtige  als 
droogc  grond:  immers  zoo  zeer  een  opene,  vrije,  als 
ccn  donkere  , fchaduwachtige  plaats : veel  Water,  en 
ook  weynig  vochtigheyd. 

Blijft  niet  meer  dan  ccne  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft 
voor  de  Winter  volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaat  dan 
van  zelfs.  Word  dcrhalvcn  ieder  Voorjaar,  met  een 
wallende  Maan  van  Alaert,  weer  op  nieuws  eezayd  , 
niet  diep  in  de  aarde  gelegt.  Komt  ook,  daar’c  cens  gc- 
ftaan  heeft,  overvloedig  genoeg  van  zelfs  voort  door  ’t 
uytgevallencZ.W;  en  kan  deczcr  wijs  genoegzaam  ver- 
meenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

Fiekruyd , in  ’t  Latijn  Sophia , is  verdrogende,  ver- 
warmende en  te  zamentrekkende  van  aart,  eeven- 
wel  niet  zonder  eenige  verkoeling. 

De  Bladeren  gefloten;  ook  't  uytgcparllte  Zap  der 
zelve,  gelegt  op  Wonden,  Kanker , quade,  loopende 
z.ceren  , en  oude  zrweeren  , zuyveren  en  geneczen  ze : 
defgelijks  ook  de  Beenbreuken  van  Menfchcn  en  Bee- 
llcn. 

Het  Zaad  gefloten  , en  met  roode  Wijn  , of  ge- 
flaald  Water , ingenomen  , flilt  haaflelijk  de  Bloed- 
gang , of  roode- , defgelijks  de  Buykloop.  ’t  Zelve 
met  witte  Wijn  gebruykt , genecfl  allerley  inwendige 
quet  zeuren,  veroorzaakt  door  vallen  of  floten. 

Het  zelve  Zaad , of  ook  het  Kruyd,  in  Wijn  ge- 
zoden , en  ’s  morgens  nuchteren , drie  dagen  achter 
malkander , een  Roemer  daar  van  gedronken  , dood 
de  M'ormen. 


CCCCXLIII  HOOFDSTUK. 


Het  Stachys  vera  Dioscoridis  j of  opregt  Opregt 
Stachyskruyd  van  Pedacius  Dioscorides,  blijft  niet  Slacliys- 
langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Word  met  een  DiofcorU11 
wadende  Maan  van  Zpril  in  een  Por , niet  boven  een  des. 
flroobreedte  diep,  gezayd;  en,  opgekomen  zijnde,  niet 
verplant.  Kan  niet  veel  vochtigheyd  verdragen.  Illoeyd 
wel  genoegzaam  in  dceze  onze  Geweflen  , maar  krijgt 
zelden,  ten  zij  zeer  warm  gezet,  en  dan  noch  alleenlijk 
bij  goede  Zomers,  volkomen  rijp  Zaad. 

Het  Stachys  lanuginosa  Hispanica,  of  Spaan-  Spaanfche 
fche  riekende  vin  doorn  , met  ruygc  Bladeren  , is  hard  AndronL 
van  aart.  Kan  niet  veel  Water  verdragen;  maar  wel, 
buyten  blijvende,  de  kpude  en  alle  ongeleegcnthcedcn 
der  Winter,  zonder  fchade.  Geeft,  de  tweede  Zomer, 
volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaat  daar  mee.  Word  der- 
halvcn,  ter  voorgenoemder  tijd , op  nieuws,  niet  diep* 
weer  in  de  aarde  gezayd.  Komt  ook  wel , door  het 
neergevallene  Zaad  , van  zelfs  genoeg  voort  , ter 
plaats  daar  ze  geflaan  heeft.  Hier  door  kan  deeze 
fbort  bequamclijk  aangewonnen  en  vermeenigvuldtgd 
worden. 

Het  Stachys  spinosa  Clusii  , of  Stachyskruyd  Stachys- 
met  doornen  van  Carolus  Clusius,  is  veel  teederder  met 
van  aart.  Word  met  de  zelve  Maan  van  -rfpril  in  een  varTc*1 
Pot,  niet  diep,  gezayd;  met  matige  vochtigheyd  on- Clufius. 
derhouden  : zoo  voor  koude  Herfjlreegenen , als  voor 
Korft  nauw  gewagt ; in  ’t  begin  van  Ottober  binnens 
huys  gebragt,  op  een  plaats,  welke  lang  de  Lucht,  maar 
weynig  vuur  geniet;  gefield  buyten  alle  tochten;  ge- 
durende de  Winter  droog  gehouden  ; en  niet  voor 
in  ’t  laatftc  van  Adacrt , of 't  begin  van  sipril , na  ge- 
leegentheyd  van  de  bequaamhcyd  of  onbequaamhcyd 
des  tijds,  met  een  aangename  Lucht  en  zachte  Recgen 
weer  buyten  gezet:  dan  noch  ccvenwcl  gewacht  cn‘ ge- 
noegzaam gedekt  voor  koude  nagten , hayrige  en  fchralc 
winden. 

KRACHTEN. 

STachyskruyd , is  verwarmende  van  aart,  tot  in  dert  Diofe.  l.j. 
derden  graad.  g7°  Vb 

In  Wijn  gekookt,  en  daar  van  een  goede  Roe-  swip.8.'  ‘ 
mer  vol  gedronken  , doed  der  Vrouwen  Alaandfton- 
den  voortkomen ; ook  veel  en  gemakkelijk  Water  lojfem 
Drijft  uyt  de  Nageboorte , en  de  doode  Vrucht.  Doch 
moet  van  de  zwangere  Vrouwsperfoonen  niet,  of  im- 
mers zeer  matig  gebruykt  worden,  om  hare  lecvcndi- 
ge  Vrucht  geen  fchade  te  doen. 


STACHYSKRUYD. 


CCCCXLIV  HOOFDSTUK. 


Namen. 


Drie  bij- 
zondere 
aardige 
Iburten. 


Grond. 


B&Iet  alleen  dus  in  het  Neederlandfth  ,v 
P maar  ook  van  veelc  Riekende  An- 
|e  doorn  genoemd.  Word  in  het  La- 
W.  tijn  gchecten  Stachys  : in  ’t  Hoog- 
W*  duytjch  Riechender  Andorn  : in 
S het  Franfcb  Sauce  Sauvagej  en  in 
het  Italiaanfch  Stachi  , of  ook  Salvia  Salva- 

TICA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  drie 
bijzondere  aardige  foorten ; als : 

I.  Stachys  vera  Dioscoridis  , of  opregt  Sta- 
chyskruyd van  Dioscorides.  II.  Lanuginosa  Hi- 
spanica, of  Spaanfche  riekende  .Andoorn  met  wolach- 
tige Bladeren.  III.  Stachys  spinosa  Clusii  , of 
doornachtig  Stachyskruyd , van  de  geleerde  Heer  Ca- 
rolus Clusius.  Niet  alle  zijnze  van  dezelve  Bou- 
wing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  goede,  gemee- 
ne,  zandige  aarde  , doormengd  met  een  weynig  twee- 
jarige Paerdemift  : een  warme  , vrije,  wel  ter  Zon  ge- 
lecgcnc  plaats,  en  niet  veel  Water.  Geeven  gemeenelijk 
volkomen  rijp  Zaad. 


LU  YSKRUYD. 

U s genoemd  in  ’t  Neederlandfch , word  Namen, 
in  ’t  Latijn  gchecten  Staphisagria , 
of  ook  Pe  Di  cu  la  ris  : in  het  Hoog- 
tWzÊ I duytfch  Lauszkraut,  of  Sfeichel- 
CTC,..„rT kraut  • in  het  Franfcb  Herbe  a.ux 
Povilleux  , of  Aux  Pouls:  in ’t 
Italiaanfch  Stafissaria,  of  ook  HeRba  per  i Pea 

DOCCHI. 

Deeze  Plant  bemind  een  goede  , gemcene  , zandi-  Grond, 
ge  aarde  , met  genoegzame  twee-jarige  Paerdemift  , 
en  een  weynig  Mol  der  verrotte  Boombladeren  door- 
mengt: een  warme,  vrije,  wel  ter  Zon  gclecgene  plaats, 
en  matige  vochtigheyd. 

Blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Geeft  Hoedanig 
id  deèzë  Geweften,  zelfs  ook  bij  goede  Zomers,  zelden  te  koelie-* 
volkomen  rijp  Zaad ; ten  zij  dan  dat  het  Zaad  in  een 
Por,  rüym  een  ftroobreedte  diep,  word  gelegt  met  een 
wallende  Maan  van  Februanus  (vermits  het  wel  vijf 
of  zes  wecken  in  de  aarde  blijft , eer  het  voor  den 
dag  komt):  eerft  binnens  huys  gezet;  daar  na  buytéfi 
Lil  • iu 


S97  Beschryving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  898 


in  warme  Paerdemifl  tot  de  bovenftc  rand  des  Pots 
toe;  voorts  voorzichtig  gewacht  zoo  wel  voor  koude 
dagen  als  nagten. 

om’er  Dus  waargenomen  en  gekoefterd  zijnde,  krijgd  dit 
Zaad  ran  Luyskruyd  dikmaal  zijne  volkomentheyd,en  rijp  Zaad-, 
xnen.k0  waar  na  ?l*nt  verfterft  : doch  kan  door  het  ge- 
dachte Zaad , ieder  Voorjaar  de  aarde  op  de  gehoor- 
de wijze  weer  aanbevolen,  vernieuwd  en  vermeenigvul- 
digd  worden. 

KRACHTEN. 

Duranus  T"  Vyskruyd , in  het  Latijn  Staphifagria , is  heet 
hift.  Plant.  I en  droog  van  aart  tor  in  den  vierden  graad  : 

f°l' 4*7-  ook  fcharp-bijtende  , de  huyd  verbrandende, 

cn  daar  op  Bladeren  makende.  Is  derhalven  gant- 
fchelijk  ongeraadzaam  en  ondienftig,  ’t  zelve  inwendig 
te  gebruyken. 

Dod-l  ïi.  Het  Zaad  en  de  Wortel,  of ’t  Zaad  alleen  , in  Edik 
e'10 ‘ gezoden,  met  wat  Honig  vermengt,  en  daar  meê  de 
Mond  gewaflehen , verdrijft  de  Tandpijn , en  bewaard 
Zoo  Tanden  als  Tandvleefch  voor  verderving. 

Lupt.  1. 4.  ’t  Zelve  Zaad  geftooten ; met  Edik , Sulpher , Co- 
GaF’/ii^"  m'in*  Bakelaer  en  Oly  vermengt,  dan  op  het  Hoofd, 
Simp.  6.  ar)dere  deden  des  Ligchaams  geflreeken  , verdrijft 
en  dood  de  Lujz.cn ; geneeft  de  Schurfrheyd , quade 
Krauwagie , 't  Jeukzel,  en  de  Melaatsheid. 


CCCCXLV  HOOFDSTUK. 

STECHASKRUYD. 

Namen.  3 F n zeer  Medicinale  . en  genoegzaam 

ffH  riekende  Plant , voerd  dceze  naam  in 

W/fc  het  Neederlandfch.  In  ’t  Latijn  ook 

jaSn  genoemd  Stvechas  : in  het  Hoog- 

JaR-u  duytfch  Stichaskraut:  in’t  Franfch 

c "ïdËËÉ»  Stxcheoes : inliet  Italiaanfch  Ste- 
CADE  , of  ook  StECA. 

vier  on-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier  onderfcheydene 
dene  foor  *"oorten  bekend  geworden ; te  weeteri : 
ten.  L St/echas  Arabica  officinarum  , of  Stechas- 

kruyd  tiyt  Arabien  , gcbruykclfk.  in  de  Apotheekers 
■winkelen.  II.  Arabica  prima  Ci.usii  , of  eerfie 
Arabifch  Stechas  van  Carolus  Clusius.  III.  A- 
RABICA  FOLIO  CRispo  , of  Arabifch  Stechaskruyd 
met  kroeze  Bladeren . IV.  Stalchas  citrina  , of 
Stechaskruyd  met  aardige  Citroen-geele  Bloemen.  Niet 
alle  zijn  ze  van  eenerley  Bouwing  en  Waarneeming. 

Grond.  Echter  beminnen  ze  al  tezamen  een  goede,  gemeene, 
zandige  aarde,  met  twee-jarige Paerdemifl:,  ’t  Mol  uyt 
van  binnen  vermolmde  ofbedorvene  Boomen,  en  een 
weynig  een-jarige  Hoenderdrek  tamelijk  vermengt:  een 
warme,  luchtige,  wel  ter  Zon  gelecgene  plaats;  en  in 
de  Zomertijd  veel  vochtigheyd. 

Hoedanig  Blijven  eenige  jaren  lang  in  ‘t  leeven.  Konnen  op 
t^nee'3^  8ccnei'ky  wijze  veel  koude  Hcrfjlreegenen  of  Vorjl  ver- 
men , dragen.  Moeten  derhalven,  met  een  wallende  Maan 
van  April  in  Potten  , hol  en  luchtig  , niet  boven  een 
ftroobreedte  diep,  gezayd  zijnde,  in  ’t  laatfte  van  Sep - 
tember,  of ’t  begin  van  Oüober , na  gclecgentheyd  van 
de  bcquaamheyd  of  onbequaamheyd  der  Jaarstijd , 
binnens  huys  worden  gebragt ; gefield  op  een  luchti- 
ge plaats , doch  zonder  eenige  tochten  of  zuygingen 
van  wind;  waar  in  niet , als  bij  vriezend  Wéér,  word 
beyde  in  gevuurd : onderhouden  met  niet  veel  lauwgemaaktRee- 
en  in'de^’  ?enwater>  200  ^an8  de  Winter  duurd;  ’t  zij  van  onder 
Zomer!  *n  cen  Pan  gege<wen  , of  zachtjens  met  de  hand  van 
tijd.  boven  begooten  : en  niét  voor  in  ’t  begin  van  April , 
met  cen  aangename  Lucht  en  Reegen,’ weer  buyten  ge- 
zet ; dan  noch  eevenwel  nauw  gewacht  en  voorzichtig 
gedekt  zijn  voor  veel  Water , hayrige  of  fchrale  Win- 
den , en  koude  nagten. 


Dus  waargenomen  , bloeyen  ze  in  dceze  koude  Ge* 
wellen  niet  alleen  jaarlijks , met  een  gedurige  groente 
vercicrd  blijvende;  maar  geeven  ook,  bij  goede Zo- 
mersy  volkomen  rijp  Zaad-,  en  t’elkens  nieuwe  icheut- 
jens  , zoo  bij  de  Wortel , als  aan  hare  dikke  Steelen  te 
voorfchijn  komende;  gelijk  bij  mij  mecnigmaal  gezien 
is,  als  die  de  zelve  drie,  vier,  en  ook  wel  vijfjaren 
in  ’t  leeven  heb  bewaard.  Maar  om  dit  te  konnen 
verrichten  , moet  men  haar  inzonderheyd  nauw  wach- 
ten voor  te  veel  vochtigheyd , vermits  ze  daar  door  lich- 
telijk verflerven. 

Het  STjêchas  Citrina,  of  Stechaskruyd  met  Ci-  Stechas- 
troen-geele  Bloemen  , is  veel  harder  van  natuur.  Wall  kruyd  met 
üyt  een  veelvoudige  , zeer  dunne  , hayrachtige  en  c,tljoen' 
bruyn-verwige  Veezelwortel  op  tot  de  hoogte  van  twee  Bloemen; 
Maatvoeten  , ook  wel  hoger;  Jlruvels-wijze : uyt- 
fchietende  in  zeer  veel  dunne,  bruyn-achtige  en  ronde  Wortel. 
Takjens,  aan  hare  voornaamfle  Stam,  van  de  Wortel  af.  Takjcn*- 
Als  men  vlijtig  paft , deeze  al  te  zamen  wech  te  nee- 
men  , zoo  dat’er  maar  alleenlijk  eene  in  ’t  midden 
word  gelaten,  kan  men’er  lichtelijk  een  Boomt  je  van 
doen  groeyen. 

Uyt  de  oude  Takjens,  waar  aan  de  Bladeren , een  Bladeren, 
jaar  of  wat  meer  oud  zijnde,  van  zelfs  vergaan , ko- 
men door  de  gantfche  Zomer  gedurig  nieuwe  voort ; 
niet  van  zulk  een  verwe  als  de  andere,  maar  bleek-wit: 
waar  aan  rondom  uytfchieten  veelc  uytneemende  fmal- 
lc,  fterk-,  doch  ook  aangenaam-rickende  Bladert jens; 
gras-groen  van  couleur ; een  vingerlid  lang ; nauwe- 
lijks ’t  vierdedeel  van  een  ftroobreedte  breed;  in’t  mid- 
den voorzien  met  een  genoegzaam  zichtbaar  Adertje  , 
ofRugge : tuffehen  welke  men  gemeenelijk  gewaar  word 
vier  korte  Bladertjens , zittende  in  de  geftalte  van  een 
kruysje. 

Uyt  der  zelver  bovenfte  Hert  fchieten  voort  lange  Bloemen. 
Steelen-,  boven  vercierd  met  veele  digt  bij  malkander 
gevoegde  kleyne  Bloemt  jens,  fchoon  Citroen-gecl-ver- 
wig,  beftaande  uyt  veele  nop  jens,  Kroons-wijze  gefield, 
en  langdurende  van  aart;  doch  vergaan  eyndelijk,  zon- 
der in  onze  Landen  cenig  Zaad  na  te  laten. 

Deeze  foort  blijft  gemccnelijk,  ’s  Winters  buyten  Hardheyd. 
ftaandé , twee  of  drie  jaren  lang  in  ’t  leeven,  bij  een 
matige  koude  ; doch  door  een  fterke  Vorjl  word  ze 
zomtijds  lichtelijk  wechgcnomen.  Is  derhalven  ge- 
raadzaam , van  de  zelve  altijd  iets,  in  een  Pot  gezet  , 
ter  Wintertijd  binnens  huys  te  bewaren;  daar  met  ma- 
tige vochtigheyd  te  onderhouden ; in  het  laatfte  van 
Maert  weer  buyten  te  ftellen,  en  in  de  Zomer  met 
veel  Water  te  voorzien,  ter  oorzaak  van  hare  veelvou- 
dige Wortel. 

Wij  hebben  alreeds  gezegt , dat  ze  in  deeze  Lan-  Aanwin- 
den jaarlijks  zeer  veelc  aangenaam-geele  Bloemen  be-  n‘D£- 
komt,  doch  noyt  eénig  volkomen  Zaad.  Word  ech- 
ter genoegzaam  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  door 
hare  jonge  bij  de  Wortel  uytlopende  en  van  zelfs  Wor- 
telen krijgende,  of  anders  in  de  aarde  gebogene  Scheut  - 
jens  ; welke  men  met  een  waffende  Maan  van  April , 

Maj  of  Junius  van  de  oude  afneemt,  en,  ten  halven 
afgefneeden  zijnde,  verplant. 


KRACHTEN. 

STechaskruyd,  in  het  Latijn  Stachas,  is  ontroeren 
de , iot  braken  verwekkende,  en  het  Ligchaam 
verhittende  van  aart.  Moet  derhalven  van  kou- 
de , vochtige  naturen  , niet  van  heete  Menfchen  ge- 
bruykt  worden. 

Alleenlijk,  of  ook  met  zijn  Bloem,  in  Wijn  gezo- 
den , en  daar  van  gedronken , jaagd  uyt  het  Ligchaam 
wech  alle  quade,  fchadelijke  vochten:  opend  de  ver- 
fioptheyd  van  de  Leever,  Milt,  Moeder , Longe,  Blaas, 
en  andere  inwendige  deden.  Yerdrijfd  de  zwijmeling 
en  draying  des  Hoofd,  en  de  fcheemcring  der  Oögen  : 
verfterkt  de geheugenist  gok  alle  iewendige,  verkoudde 
Ligchaams- 


Durantes 
hift.  Plant, 
fel.  448. 


Rafts  de 
Simp. 
temp.  c.  i2. 
Aver.  Ub. 
Simp.  c.  4». 
Galm.  1 . 8. 


WÊÊÊ 


Diofc.  I. 3 
•-  3«- 


Ltifit.  I. 3 
tnarr.  xy. 


Namen. 


Drie  on- 
dcrfchey- 
dene  foor- 
ten. 


Grond. 


Aanwin- 

ning. 


Aart. 


Matth.l.i. 

f.138. 


Camtrar. 
I. 3.  c.  10 6. 


Durantcs 
hifi.  Plant. 
fol-  4?°. 


Fuchf.  hifi. 
f.  13. 


899  StechaskruYd.  WorMKRuyd.  Teucrium. 


poo 


Ligchaams-deelen.  Verzacht  de  fmerten  der  vermoey- 
de  Zcenuwen,  en  is  goed  voor  de  gebreckcn  der  Borft. 
Zet  daarenboven  ’t  water  der  Blaas  voort,  en  verwekt 
der  Vrouwen  Maandftonden. 

De  Conferve , gemaakt  van  deeze  Bloemen , is  zeer 
dienftig  voor  een  koude  Maag,  ook  voor  de  koude  ge- 
brecken des  Hoofds , en  der  Moeder  van  de  Vrouwen* 


CCCCXLVI  HOOFDSTUK. 


WORMKRUYD. 

Ajgi N het  Neederlandfch  niet  alleen  dus, 
maar  ook  van  veele  Reinvaar  gc- 
noemd , word  in  het  Latijn  gehecten 
]\Tanacetum,  en  Athanasia  : in ’t 
%Hoogduytfch  Reinfarn  : in  ’t  Franfch 
ïAthanasie;  en  in ’t  Italiaanfch  Ta- 
naceto,  Atanasia,  en  Daneda. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  drie  onderfcheydene 
foorten  bekend  geworden ; te  weeten : 

I.  Tanacetum  vulgare,  of  gemeen  Wormkruid. 

II.  Crispum  , of  Wormkruyd  met  kroeze  Bladeren. 

III.  Tanacetum  inodorum  , of  Wormkruyd  zon- 
der reuk.  Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  uyt  eygener  aart  een  gemeene,  zandi- 
ge, of  fteenigc , zoo  wel  ongemeftte  als  vetgemeftte 
grond  ; en  een  wel  ter  Zon  geleegene  plaats.  Heb- 
ben liever  veel  Water,  als  matige  vochtigheyd.  Gee- 
ven  ieder  jaar  volkomen  rijp  Zaad.  Verdragen  felle 
koude,  en  alle  andere  ongcleegentheeden  der  Winter , 
zonder  eenige  fchade. 

Worden  aangewonnen  op  tweederley  manieren ; als, 
eerft,  door  haar  Zaad-,  ’twelk  met  een  wadende  Maan 
van  Maert  of  -April , niet  boven  een  ftroobreedte 
diep  , in  de  aarde  moet  gclegt  zijn.  Ook  Haat  het, 
door  het  neergevallene,  dikmaal  van  zelfs  genoeg  op. 
Dan  noch,  door  hare  bij  de  Wortel  veelvoudig  uytlopen- 
de  jonge  Looten ; die  men  op  dc  zelve  tijd  van  de  oude 
afneemt,  ook  met  een  wallende  Maan  in  September  af- 
fnijd,  en  verplant.  Hierdoor  worden  ze  genoegzaam 
vermeenigvuldigd. 


KRACHTEN. 

WOrmkrujd , of  Reinvaar , in  het  Latijn  Ta- 
nacetum , is  warm  en  droog  in  den  tweeden 
graad. 

In  Wijn  gezoden  en  daar  van  gedronken  , of  het 
uytgeparftte  Zap  met  Wijn  ingenomen , neemt  uyt 
de  A'faag  de  onzuyvere  , vuylc  vochtigheeden  wech  : 
verdrijft  het  Graveel  der  Nieren,  de  Koudepis.  en  de 
Winden;  verzacht  de  fmerten  der  Blaas , en  doed  ge- 
makkelijk water  lojfen. 

In  dun  Bier  en  Edik  gekookt;  dan  een  goede  Roe- 
mer vol  daar  van  gedronken , is  goed  teegens  de  Pefi , 
en  doed  zweeten. 

De  Bladeren  in  roode  Wijn  gezoden , en  zoo  warm 
gelegt  op  de  uyt  gezakte  -Aersdarm , doed  de  zelve  weer 
ingaan  , als  men  te  vooren  met  Wierook  een  beroking 
heeft  gedaan. 

Een  Dracbma  van  het  gedroogde  en  gepulverifeer- 
de  Zaad  met  Wijn , Syroop,  of  iet  anders,  drie  dagen 
na  malkander  ’s  morgens  nuchteren  gebruykt,  doodde 
Wormen , en  drijft  ze  uyt. 


ccccxLvii  Hoofdstuk. 

TEUCRIUM. 

Ord  in  het  Neederlandfch  , Latijn  , Naam,  .eri 
Hoogduytfch  , en  andere  fpraken  met  aa  wien* 
deezen,  en  mijns  weetens,  geenen  ande- 
ren naam  genoemd,  behalven  dat  de 
Italianen , na  hare  fpreekwijs,  zeggen 
Teucrio;  dus  gehecten  na  Teucer, 
de  broeder  van  Ajax  , die  de  eerftc  vinder  deezer 
Plant , of  uytvtnder  van  der  zclvcr  krachten,  zou  ge- 
weeft  zijn  , volgens  het  geen  men  hier  van  leeft  "bij 
Plinius,  in  ’t  vijfde  Hoofdftuk,  zijns  vijfentwintigften 
Boeks. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vier  v;er  0 
onderfcheydene  foorten ; te  weeten : derfchey- 

I.  Teucrium  vulgare  , of  gemeen  Teucrium.  dene  foor* 
II.  Pratense  spurium,  of  baftard-Tcucrium,  voort- tcn' 
komende  op  Gras-velden.  III.  Bccticum  arbore- 
scens  , of  boomachtig  Teucrium,  uyt  de  Provincie  Boe- 
tia , gelecgcn  in  slndaluzien.  IV.  Teucrium  ve- 
RUM  OFFICINARUM  FRUTICANS  , of  opregt  boom- 
achtig  Teucrium,  in  de  -Apotheekers  winkelen  gebruyke- 
lijk.  Niet  alle  zijn  ze  van  cenerley  Bouwing  en  Waar- 
neeming. 

Het  Teucrium  vulgare,  of  gemeene  Teucrium,  Gemeen,' 
en  Teucrium  pratense  spurium  , of  baftard-  en  ba  Hart 
Teucrium,  groeyende  in  Gras-achtige  plaat  zen,  bemin-  Teucrium- 
nen  een  goede,  gemeene,  zandige,  met  oude  Paerde- 
of  Koeyemift  wel-voorziene  grond  : een  opene  , be- 
quaam  ter  Zon  geleegene  plaats,  en  veel  Water  ; doch 
ook  matige  vochtigheyd.  Blijven  lange  jaren  in  ’t  lee- 
ven.  Bloeyen  zeer  aardig  , en  geeven  dikmaal  volko- 
men rijp  Zaad.  Verdragen  felle  Torft,  en  allerlcy  an- 
dere ongcleegentheeden  der  Winter.  Worden  genoeg-  Aanwin- 
zaam  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd , niet  alleenlijk  ning- 
door  haar  Zaad,  ’t  welk  met  een  wadende  Maan  van 
Maert  of  Zpril , met  diep  , in  de  aarde  gelegt  moet 
zijn  ; maar  ook  door  hare  aangewalTene  jonge  Worte- 
len, welke  men  op  de  zelve  tijd  van  de  oude  afneemt, 
en  verplant. 

Het  TèUCRIUM  bccticum,  of  Teucrium  uyt  Zn- Teucrium 
daluzien , en  Teucrium  vhrum  fruticescens  of-  uyc  Anda- 
FICINARUM,  of  opregt , Heeft  erachtig  Tetter, um , ge-  én^prêet 
bruykelijk  in  der  Zpotheekers  winkelen  , zijn  veel  tce-  HceiKr- 
derder  van  aart.  Vergaan  wel  niet  haaft;  doch  worden,  “Mg 
buyten  ftaande,  door  een  fterke  Fbrft  lichtelijk  van  *t  Teucrium* 
leeven  beroofd. 

Moeten  derhalven,  met  een  wadende  Maan  van  A-  Hoedanig 
pril , hol  en  luchtig,  niet  boven  een  ftroobreedte  diep,  in  de’win- 
in  Potten  gezayd,  of  ook  geplant,  voor  veel  koude  terwaarte 
Herfjlrcegenen  wel  gewacht ; in  ’t  begin  van  Otlobcr  neernen- 
binnens  huys  gefteld  worden  op  een  luchtige  plaats, 
waar  in  niet  anders  als  bij  vriezend  Weer  word  Ge- 
vuurd; of  ook  wel,  zoo  lang  de  Zbrft  duurd,  ineen 
verwelfde  Kelder,  nochtans  buyten  gevaar  van  te  kon- 
nen  bevriezen.  In  deeze  gantfche  tijd  moet  men  ze 
onderhouden  met  niet  te  Veel  lauw-gemaakt  Reegen- 
water,  haar  van  onder  door  een  Pan  gegeeven.  Niet 
voor  in  ’t  begin  van  April,  met  een  zoete  Lucht  en 
aangename  Reegen,  mag  men  ze  weer  buyten,  en  de 
Zonneftralen  voorftellen  : dan  noch  eevenwcl  haar  voor- 
zichtig wachten  voor  koude  nagten  , hayrige  of  fchrale 
O ofte-  en  Noordc-winden. 

Zij  geeven  gemcenelijk  in  deeze  onze  Geweften  jaar-  Aanwin- 
lijks  volkomen  rijp  Zaad  , inzonderheyd  bij  goede  ning. 
Zomers.  Hier  door  konnenze  (op  de . voorgemelde 
tijd  en  plaats  de  aarde  aanbevolen  zijnde)  aangewon- 
nen en  vermeenigvuldigd  worden : maar  niet  wel  door 
hare  gedurig  bij  de  Wortel  uytlopende  jongen ; wijl  de 
zelve  geen  Wortelen  willen  vatten;  zoo  dat  de  aanwinning 
genoegzaam  alleen  door  ’t  Zaad  moet  gefchieden. 

Lila  Deeze 


O 


901  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  ooi 


Grend.  Deeze  foorten  beminnen  ook  een  goede , zandige 
grond,  met  twee-jarige  Paerdemift,  en  ’t  Mol  van  ver- 
rotte Boombladeren  doormengt  : een  gantfeh  warme 
plaats,  en  veel  Water.  Verliezen  noyt  hare  Bladeren, 
ten  zij  ze  zich  in  nood  van  gebrek  , verderving , of 
krachtelooshcyd  bevinden.  Anders  blij  ven  ze  gedurig 
groen , cn  eeven  jeugdig. 

KRACHTEN. 

Aart.  * | Eucrium  is  verwarmende  en  verdrogende  van  aart, 
1 in  den  derden  graad. 

Di°fc.  1. 3.  in  Wijn  gezoden,  cn  daar  van  gedronken  , of 

Galtn.  lib.  hct  Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  of  eenig 
simp.  8.  ander  nat  ingenomen  , verwekt  der  Vrouwen  Maand- 
-£Pul-  bijl. ftonden : drijft  het  water  der  Blaas  voort:  neemt  wech 
Trag.*Li.  c*c  v erfi°PP‘»g  van  het  Ingewand:  Maakt  dun  alle^ro- 
c.  68.  Ve  vocht  igheeden , brengt  weer  te  regt  een  verharde  of 
gevwollcnc  Milt : is  goed  voor  de  gefpannene  Zeenu- 
wen  ; de  gebreeken  van  Leevcr  en  Longe  , de  Hoeft  ; 
een  eerft  aankomende  Waterzucht-,  de  Maag;  d e pijn 
der  Zijden  , en  der  Heupen  ; ook  in  ’t  water  maken  ; 
defgelijks  voor  de  geene  die  van  binnen  geborften  zijn. 
Verlicht  daarenboven  den  arbeyd  der  barende  Fr  ou- 
wen , en  zuyvcrd  het  Bloed. 

Tim.  1. 16.  j)c  bladeren  gefloten  , met  Honig  vermengt ; dan 
gelegt  op  oude  zeereu  cn  vuyle  zoveer  en  ; defgelijks  op 
de  beeten  cn  fteeken  der  Adderen,  Slangen , en  anderer 
giftige  Dieren,  geneezen  de  zelve;  doch  met  Edik  op 
de  wonden  gedaan. 

De  Bladeren  met  Meel  van  Lupynen  in  looge  ge- 
kookt , en  daar  mee  gewaflehen  , reynigt  het  Hoofd 
van  allcvuylighejd,  cn  Schubben  of  Schüfferen. 


CCCCXLVIII  HOOFDSTUK. 

T H A P S I A. 

Namen.  Fr  deezen  naam  zoo  wel  in  het  Nee- 

derlandfch  als  in  ’t  Latijn  bekend;  al- 
hoewel  ook  van  Matthias  de  Lo- 
bel  geheeten  Turbith  Gallicum; 
gelijk  ook  inliet  Franfch  Turbit; 

— -^2  maar  van  de  Italianen  Thassia  ge- 
noemd. 

Verfchey-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
aaderlijkc  vcrfchcydene  aardige  veranderlijke  foorten  ; nament- 
fooitcn.  lijk  : 

I.  ThAPSIA  MAJOR  LATIFOLtA  PRIMA  CLUSII  , 
of  groote  breed-bladerige  Thapfta,  zijnde  de  eerft  e foort 
van  Carolus  Clusius.  II.  Major  secunda  la- 
Tifolia  Clusii,  of  tweede  foort  van  den  welven  Clu- 
sius mei  breede  Bladeren.  III.  Minor  latifolia 
Peloponnensis,  of  klcyne  breed-bladerige  Thapfta  van 
Peloponncfui.  IV.  Major  angustifolia  glabra, 
of  groote  Thapfta  met  ftnalle  blinkende  Bladeren.  V. 
Major  angustifolia  minus  glabra,  of  groote 
Thapfta  met  ftnalle , en  minder  blinkende  Bladeren.  VI. 
Angustifolia  media  , of  middelfoort  van  ftmalge- 
bladerde  Thapfta.  VII.  Angustifolia  minor  , of 
kleyne  fmal-gebladerde  Thapfta.  VIII.  Thapsia  te- 
nuifolia  minima  , of  alderk[eynfte  fmal-gebladerde 
Thapfta.  Meeft  alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Botswing 
en  WaarnecTfting. 

Grond.  Zij  beminnen  een  goede,  gemeene  , zandige  , ’t  zij 
wel,  of  matig,  of  weynig  gemeftte  aarde : een  warme, 
genoegzaam  ter  Zon  geleegene  plaats , en  veel  Water, 
of  ook  geen  overvloedige  vochtigheyd. 

Bloeying.  Worden  van  naturen  zeer  oud.  Bloeyen  dikmaal , en 
geeven  om  de  tweede,  ook  wel  ieder  Zomer,  volko- 
Zaad.  men  rijp  Zaad , uytgezonderd  het  Thapsia  minor 
latifolia  Pfloponnensis  , of  kleyne  breedbladerige 
Thapfta  van  Peloponneftks  , welke  foort  bij  mij.  noch 


noyt  heeft gebloeyd , onaangezien  de  zelve  nu  alreeds, 
terwijl  ik  dit  fchrijf , necgen  jaren  lang  mijne  zorge  en 
waarneeming  is  onderworpen  geweeft. 

Verdragen  felle  Vorft , cn  allerley  andere  ongeleegcnt-  Hardheyd. 
heeden  der  Winter-,  inzonderheyd  als  men  ze  bedekt 
met  droog  Turfmul , cn  Pannen  daar  overlegt,  om 
niet  nat  te  konnen  worden.  Verliezen  hare  Bladeren 
met  voor  teegens  de  Winter.  Worden  ook  gemee-  Aanwin- 
nelijk  alleen  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd door  haar  ninS- 
Zaad  (weynig  door  hare  Wortelen);  ’t  welk  met  een 
wallende  Maan  van  O SI  ober  of  lebruarius , vermits  het 
lang  in  de  aarde  blijft , in  een  Pot  word  gezayd,  on- 
trent een  kleyne  vingerbreedte  diep. 

Zij  worden  al  te  zamen  in  Auguftus  ( ’t  Zaad  rijp  Tijd  van 
geworden  zijnde)  indien  iemand  zulks  geliefd,  opge- dc  opnee, 
nomen  , en  terllond  weer  geplant.  Want  men  heeft  ™ing  V1 
ondervonden,  dat  dit  de  bcquaamlle  rijd  is,  om  zulks  te  13 
verrigten.  Ja  ook,  men  legt  ze  wel  droog  in  een  doos, 
en  men  zendze  waar  heenen  men  wil : ’t  welk  op  andere 
tijden  zonder  fchade  niet  kan  gefchieden.  Men  mag  ze 
ook  wel  in  ’t  Voorjaar , met  een  waflende  Maan  van 
Maert,  uyt  de  aarde  neemen  ; doch  ’t  zal  niet  zonder 
gevaar  zijn.  Geeven  dan  ook  geene  Bloemen  weer , 
voor  in  ’t  tweede  jaar  daar  na.  Derhalven  de  eerft-ge- 
noemdetijd,  als  de  bequaamfte , behoord  gevolgd  en 
waargenomen  te  worden. 

Het  Thapsia  minor  latifolia  Peloponnen-  Kleyne 
sis  , of  kleyne  breed-b ladenge  Thapfta  van  Peloponne-  breed-bla- 
ftus,  geeft  in  ieder  Herfft , ook  vroeg  in  elk  Voorjaar,  dcrigc 
uyt  hare  niet  zeer  dikke  , ronde,  bruyn-verwige,  cn  ThaPfia 
onder  fpits  toegaande  Wortel  nieuwe  Bladeren-,  op  ver-  pdnndiis. 
re  na  niet  zoo  groot,  lang  en  breed,  ook  niet  zoo  zeer 
ingezaagd,  als  die  van  de  twee  voorgemelde  foorten  : 
eerft  een  alleen,  een  halve  vinger  lang,  een  duym  breed, 
en  voor  ftomp  toelopende:  daar  na  noch  een,  maar 
wat  fm aller;  ook  voor  in  een  langer  en  fpitzer  punteyn- 
digende:  dan  wederom  een  andere,  in  drieën  hol  ge- 
deeld ; waar  van  ’t  middenfte  het  grootfte  , echter  niet 
wel  een  kleyne  vinger  breed  is;  de  twee  onderfte  fmal, 
een  ftroo  breed,  doch  al  te  zamen  voor  /pitsachtig  toe- 
gaande, en  ruym  een  vingerlid  lang  zijn.  Vervolgens  Gedaante 
weer  een,  in  vijf  deelen  gefcheyden;  alle  wat  breeder  , der  llladc- 
en  alleenlijk  het  voor-aanftaande  het  langfte.  Eynde-ren' 
lijk  voor  ’t  laatfteen,  of  meer,  in  zeeven  deelen  ge- 
fcheyden ; van  welke  dc  twee  onderfte  de  breedfte  en 
langde  ; de  twee  volgende  ongelijk,  te  weeten  't  cene 
veel  fmaller  als  ’t  andere,  gezien  worden;  de  overige 
twee  volgende  dc  kortfte  cn  fmalfte , ook  ’t  een  wat 
breeder  als  ’t  ander,  doch  beyde  onder  als  met  Vleuge- 
len voorzien ; tuflehen  welke  het  bovenfte  alleen  ftaat , 
wel  zoo  kort , doch  ’t  breedfte  van  allen  , en  voor 
rondachtig  eyndigende.  Al  te  zamen  rullenze  op  ron- 
de, doch  geen  zeer  lange  Steden  ; alle  voortkomende 
uyt  een  Hert  digt  bij  malkander.  Zijn  een  weynig 
blinkende  uyt  den  groenen  blauwachtig  ; en  met  zeer 
fchoone  , teedere  , gelijk  als  geveederde  Aderen  in- 
wendig voorzien : aan  hare  randen  gantfeh  liegt;  zom- 
tijds  echter  een  weynig  omgekruld : uyt  welker  binnen- 
fte  Hert  in  deeze  onze  Gcweftcn  noyt  eenige  Bloemen 
voortfehieten. 

Deeze  foort  is  teeder  van  aart.  Kan  op  geenerley  Hoe  In  de 
wijs  eenige  felle  Vorft  verdragen.  Word  derhalven  , Winter 
in  een  Pot  gezet  zijnde,  's  Winters  binnens  huys  op  waar  tc 
een  bequame  luchtige  plaats  gebragt : zoo  lang  de  Vorft  Deemca' 
duurd  met  zeer  weynig  lauwgemaakt  Reegenwater 
van  boven  begoten : in  ’t  begin  van  April  weer  buyten 
dc  Zonncftralen  voorgefteld , en  zorgvuldig  bewaard 
voor  veel  Reegen , vermitsze  daar  door  zeer  lichtelijk 
verderft.  Zij  verheft  (gelijk  ook  defgelijks  doen  het 
Thapsia  major  latifolia  prima  et  secunda 
Clusii  , of  eerfte  en  tweede  groote  Thapfta  van  Caro- 
lus Clusius  met  breede  Bladeren)  hare  Bladeren  in 
de  Maand  van  Julius op  welke  tijd  , indien  zulks 
noodwendig  is,  hare  Wortelen  zonder  eenige  gevaar, 

mogen 


O 


■ 


9°  3 


T h a : 


T h A 


mogen  opgenomen  worden  , en  dan  weer  voorzien 
van  een  varffche  grond , zoo  als  hier  boven  is  aan- 
geweezen. 

Groo*e  De  Thapsia  major  latifolia,  o £ groote  breed- 
derfeUa"  ^laderige  Thaj ofta , krijgt  uy  teen  ontrent  een  duym  dik- 
Thaplia.  kc » *n  vec*e  'dakk?»  verdeelde,  witte  Wortel,  ook  bo- 
WortcJ.  ven,  gelijk  de  voorgaande,  liegt,  met  gantfeh  geen 
hayrige  ruygheyd,  als  wel  de  andere  , voorzien ; gom- 
achtig, en  in  de  Mond  geknauwd  wordende,  zeerfterk 
en  bitter  van  fmaak  , verfcheydenc  Bladeren  , op  de 
wijze  der  andere  foorten  boven  de  aarde  gefield  ; ru- 
ftende op  dikke,  ronde,  en  met  een  witte  wolhgheyd 
Geftaltc  bekleedde  Steden.  Zijn  ruym  een  voet  lang  ; onder 
der  Blade-  met  hare  CHgelen  aldcrbreedft  , en  voor  , allenxcn 
fmaller  wordende,  fpits-toegaande ; gefneeden  in  ontel- 
bare deden,  een  kleyne  vinger  breed  , of  ook  wel 
meerder,  gemeenelijk  na  boven  zich  teegens  malkander 
ombuygcndc.  De  verwe  is  boven  donker-groen  , een 
weynig  blinkende  ; onder  bleek-wit , en  ruyg.  Aan 
al  de  voorfte  punten  der  ingekerfde  deden  ftaan  kleyne 
harde  Doorntjens.  Inwendig  in  al  de  grootfte  deden 
ziet  men  een  bleek-verwige  regt-doorgaande  -Ader , 
waar  uyt  ontelbare  andere  kleyner  voortvloeyen.  Wij- 
ders zijn  de  gemelde  Bladeren  wat  dikachtig  van  aart ; 
bitter  en  onlieflijk  van  fmaak. 

Steel.  Tuflchen  welke  in  ’t  midden,  als  uyt  het  inwen- 
dige Hert,  gemeenelijk  een  eenige  Steel  voortkomt;  in 
dceze  onze  Geweften  opfehietende  gewoonelij  k ter  hoog- 
te van  anderhalve  voet,  wat  meer  of  minder;  zijnde 
Bloem-  rond,  en  uyt  den  groenen  bleek-verwig.  Op  wiens 
tros.  bovenfte  punt  te  voorfchijn  word  gebragt  een  eenige, 
rond-gefteldc  , uyt  den  geelen  wit-verwige  "Bloemtros , 
gelijk  men  ook  in  de  andere  foorten  ziet.  Zij  komt 
voort  in  de  Maand  van  Junins.  Eynddijk  vergaatze 
in  haar  zelven  , en  word  gevolgd  van  een  ovaals-wijze 
Zaad.  rond  , platachtig  Zaad , dat  van  de  Ferula  niet  zeer 
ongelijk. 

KRACHTEN. 


Galen.  1.6 . I Wortel  van  Thapjïa,  inzonderheyd  de  Schel , 
S'mf'  °f  Baft  der  zeIve’  is  ^cet  in  dcn  derde°  graad, 

en  vochtig  van  aart. 

Diofc.  1. 4.  Een  Drachma  van  de  gedroogde  Schors  dcezer  Wor- 
Loèd  l.u  td  mCt  Wat  Zuyker  en  Gcngebar,  of  met  het  Zaad 
f°l-9S 4-  Van  (maar  gantfchlijk  niet  voor  zich  zelven  al- 

leen) in  Wijn  ingenomen  , purgeert  het  Ligchaam  , 
uyr jagende  tilt  galachtige , ook  tayc,  grove  , en  koude 
vochten.  Zuyverd  de  Maag  en  Borjl  van  allerley  ver- 
ft optheyd  : verbeeterd  de  Kortademheyd ; verdrijft  het 
Colijk.,  de  Kramp , de  Zijdcpijn ; de  fmerten  der  Ge- 
wrigten,  en  het  J pannen  der  Zeen/twen. 

Durant.  De  ld  ’ortel  gedroogt,  gefloten,  met  Oly  vermengt; 
kift.  Plant,  en  dan  gelegt  op  de  ejttade  Schurft heyd  des  Hoofds , ge- 
PlimL  IJ. nee^  dc  zeve‘  Doed  ook  het  uyt  gevallene  hayr  weer 
c.ió.  ’ groeyen.  De  zelve  vermengt  met  Wierook  en  Wafch , 
verdrijft  de  blanw-geftootene  , of  gevallene  plekken 
op  de  huyd  , en  doed  het  geronnene  Bloed  zich 
fchcyden. 

Het  uytgevloeyde  Zap  der  Wortelen  met  Honig 
gemengd  , neemt  wech  alle  fproetden  en  vlekken  des 
Zangez-ichts. 

Temel.  1.6.  ’t  Zelve  Zap  gemengt  met  geftotene  Zwavel , fcheyd 
Med’  a^e  k°ude  en  harde  Gezwellen  , daar  op  gelegt  zijnde. 
Doch  men  moet  het  niet  langer  als  twee  uuren  tijds 
daar  op  laten  blijven. 


L I C U Ü M, 
CCCCXLIX 


T u L P.  904  e 

hoofdstuk. 


THALICTRUM. 


P het  Needer/andfch  niet  alleen  dus , Namen, 
maar  ook  wel,  wecgcns  de  verwe  der 
||  pP|bP| Wortel  , van  zommigc  Valsche 
Rhabarber  genoemd.  Word  in  ’t 
Latijn  ook  Thalictrum  geheeten: 
in’t //öog^wj/yé/ïWiEsnNRAUTE:  in’t 
Italiaanfch  Verdemarco,  en  Thalittro. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  vijf^'ft  on_ 
onderfcheydene  foorten ; als:  dencfoor 

I.  Thalictum  majus  vulg/re  fiore  albo  , ten. 
of  gemeen  groot  Tha/itlrum  met  een  witte  Bloem.  II. 
Hispanicum  majus  flore  luteo  , of  groote 
Spaanfche  Thaliiïrum  met  een  geele  Bloem.  III.  Tha- 
lictrum medium,  of  middelbare  ThaliUrum.  IV. 
Pratense  flore  viridi  , of  ThahUrum  , voortko- 
mende op  Grasvelden,  met  een  groene  Bloem.  V.  Tha- 
lictum MtNiMUM  Cordi  , of  alderkjeynfte  ThaliElrnm 
van  Valerius  Cordus.  Alle  zijnze  van  eeven  dc 
zelve  Bottwing  en  Waarneemmg. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  wel-  Grond, 
gemeftte  grond.  Hebben  immers  zoo  lief  een  opene  , 
luchtige  , vrije  , wel  ter  Zon  gelecgcnc,  als  een  fcha- 
duwachtige  plaats;  en  willen  veel  Water. 

Blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Blwyen  ieder  Zo-  BIoeying; 
mer;  en  geeven  , bij  goede  drooge  tijden  , volkomen 
rijp  Zaad.  Konnen  rterke  koude  , en  alle  andere  on-  z'‘ud- 
geleegentheeden  der  Winter,  zonder  fchade  uytftaan. 

Worden  op  tweedcrlcy  wijs  aangewonnen  en  v ermee-  Vermc». 
nigvuldigd.  Eerft,  door  haar  Zaad,  ’t  welk  met  een  ni"vu,di- 
waffende  Maan  van  Oclobcr  word  gezayd  in  een  Pot , 
binnens  huys  gezet  ( wijl  het  tamelijk'  lang  in  de  aar- 
de blijft,  eer  men  ’t  ziet  opkomen) ; of  in  Maert  opeen 
fchaduwachtige  plaats;  ontrent  een  halve  vingerbreedte 
diep  in  de  aarde  gelegt.  Daar  na  , door  hare  bij  de 
Wortel  uytlopcnde  jonge  Scheut jens  ; welke  men  met 
de  genoemde  Maan  in  Zpril  van  de  oude  afneemt, 
en  verplant. 


KRACHT  EN. 

THaliürum , dus  in  ’t  Latijn  en  Neederlandfth  be-  Aart; 
kend,  is  warm  en  droog  in  den  eerften  graad. 

De  Bladeren  gefloten  , of  het  uytgeparftte  D‘oft.  l-  4* 
Zap  der  zelve,  of  ook  wel  het  daar  van  gcdiftillcer-  c‘9*m 
de  Water  , t zij  met  Doekjcns , ’t  zij  alleen , gedaan 
op  wonden , oude  z-eeren  en  *: weeringen , gencezen  en 
verdrijven  de  zelve. 

De  Wortelen,  of  anders  ook  de  Bladeren,  in  Wijn  Dol  l.v 
gezoden,  en  daar  van  ’s  morgens  nuchteren  een  Roe- c'  3* 
mer  gedronken,  ontroerd  het  Ligchaam,  en  verwekt 
Stoelgang. 


CCCCL  HOOFDSTUK. 

tulp. 

Ecze,  in  hare  veelvoudige  fchoonheyd  Namen, 
der  veranderlijke  en  bezienswaardige 
coulcuren  alle  andere  verre  overtref- 
^gt)  y fende  Bol-plant  word  in  ’t  Nccder- 
j&M&htndfch  genoemd  Tulp  of  Tulpe: 
in  ’t  Latijn , Franfch  en  Italiaanfch 
Tulipa:  in  ’t  Hoogduytfch  Thum- 
pal  , of  Tulpant,  na  het  Griekfchc  woord  Dul- 
pant,  of  Tulipant,  beteekenende  een  Mutsje,  of 
Hoedje.  De  voornaamfte  onder  dc  geleerde  houden  Aanmer- 
het  daar  voor,  dat  het  Woord  Tulipa  is  een  Sla-  k,Dg°P't 
woord  , beduidende  esn  Tarkfche  Hooi , of  tXI 
LH  5 Ho.fi. 


poj  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  En  Bloemen  , III  Boek  , 906 


Meer  dan 
drie  hon- 
dcrd-dcr- 
ley  foor- 


%aad. 


Tijd  van 
opnce- 
ming, cn 
weer  in- 
zetting. 


Wat  ook 
daar  bij  in 
agt  moet 
genomen 
worden. 


Aanwin- 

ning. 


Tijd,  en 
wijze  van 
zaying. 


Hoofdwind^el , van  deeze  Natie  genoemd  Tulïpant, 
Dulpant,  ofDuLBENT;  ter  oorzaak  dat  deeze  Bloe- 
men eenigzins  vertonen  de  vorm  van  zulk  een  Turk? 
fche  Hoed  , of  Tulleband.  Bij  de  oude  vindmen  gee- 
nen naam  deezer  Bloemen ; buyten  twijffel,  om  dat  ze 
haar  onbekend  zijn  geweeft;  alhoewel  eenige  Kruyd- 
kundige  het  daar  voor  houden  , dat  de  Tul i pa  is  des 
Theophrasti  viluuv.  Andere  houden  ze  voor  het 
Sattrium  Erythronium;  noch  andere  voor  Pli- 
nii  ROODH  Narcissus;  doch  ’t  zijn  maar  vermoe- 
dingen.  Van  de  Turken  word  deeze  Bloem  genoemd 
Cafa,  Lale,  Ale,  Zambul. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
meer  dan  drie  honderd  bijzondere  aardige  foorten,  te 
veel,  en  ook  onnodig,  om  hier  opgeteld  te  worden ; 
wijl  ze  doch  al  te  zamen  van  ecven  de  zelve  Bouwtng 
en  JVdarneeming  zijn. 

Alle  beminnen  ze  een  zandige,  goede,  gemeenc  aar- 
de , met  een  weynig  yeengrond  en  twee-jarige  Paer- 
demifl:  matig  voorzien:  een  openc,  vrije,  luchtige, 
wel  ter  Zon  geleegene  plaats ; en  niet  te  veel  vochtig- 
heyd.  Zijn  zeer  hard  van  natuur.  Verdragen  flerke 
koude , cn  allerlcy  andere  ongeleegenthceden  der  Winter 
geduldig.  Bloeyen  in  de  May -maand ; en  leeveren  in 
deeze  onze  Geweften  gemeenelijk  ieder  jaar  volkomen 
Zaad.  Doch  de  geene,  welke  niet  meer  dan  een  Blad 
uyt  de  aarde  te  voorfchijn  brengen,  geeven  voor  dat 
jaar  geen  Bloemen ; en  veel  minder  ziet  men’er  rijp 
Zaad  van. 

Zij  worden  ieder  jaar,  in  ’t  begin  van  Jun'uu , uyt 
de  aarde  opgenomen , behalven  de  geene , van  welke 
men  voorncemens  is.  Zaad  te  winnen.  Deeze  moet 
men  laten  flaan  , tot  dat  het  Zaad  zijne  volkomcne 
rijpheyd  heeft  gekreegen.  Mogen  dan  ook  opgenomen 
worden , en  in  een  drooge  plaats  binnens  huys  bewaard, 
tot  in  September ; wanneer  ze  met  een  waflende  of  volle 
Maan , van  hare  buytcnjle  Baft  en  oude  Wortel  op  ’t  laat- 
ftc  gczuyverd  zijnde,  weer  worden  ingezet  in  een  varf- 
fche,  nieuwelijks-gemeftte,  zandige  aarde ; elk  jaar  op 
een  bijzondere  plaats , als  men  ruymte  en  geleegent- 
hcyd  daar  toe  heeft ; vermitsze  uyt  eygener  aart  ver- 
andering van  grond  beminnen,  en  in  de  zelve  veel  voor- 
fpoediger  groeyen  ; ook  beeter  Bloemen  voortbrengen. 
De  inzetting  moet  gcfchicden  vier  vingerenbreedte  diep, 
of  een  weynig  meer. 

Of ze  fchoon  wel  een  of  twee  jaren  konnen  over- 
flaan,  zoo  is  echter  zulks  op  geenerley  wijze  dienflig  : 
want  dan  komen  ze  lichtelijk  tot  verrotting  ; vermits 
de  grond,  te  zeer  op  malkander  gepakt  wordende,  het 
water  na  beneeden  dies  te  befwaarlijker  kan  doordrin- 
gen. Ook  moet  men  gedenken  , dat  de  aarde  , waar 
uyt  de  Bollen  zijn  opgenomen,  (indien  ze  weer  op  de 
zelve  plaats  zullen  ingezet  worden  ) ieder  week  , tot 
op  den  tijd  der  weer  inplanting  toe,  eens  moet  geroerd 
of  omgefmeeten  zijn;  op  dat  ze  varfch  en  luchtig  blij- 
ven; niet  fchim melig,  muf,  of  qualijk-riekende  wor- 
den mogt ; want  hier  door  zouden  de  Bollen  verder- 
ven. Daarenboven  moet  de  zelve  grond  om  ’t  derde, 
of  ten  langflen  om  ’t.  vierde  jaar,  weer  op  nieuws  ver- 
zorgt zijn  met  de  voorheenen  gemelde  Mift,  en  varfch 
zand ; daar  gantfeh  geen  zoutigheyd  bij  is. 

Zij  worden,  niet  alleen  in  deeze,  maar  ook  in  ande- 
re Landen  aangewonnen  en  vermecnigvuldigd  door  twee 
bijzondere  middelen;  teweeten:  door  haar  Zaad-,  en 
door  hare  aangewaffene  Bolle rjens. 

Het  Zaad  is  tot  zijne  volkomcnthcyd  geraakt,  wan- 
neer de  Knop , of’t  Huysje,  waar  in  het  befloten  leyd, 
hare  groenheyd  heeft  verloren  , en  nu  van  malkander 
bard.  Dan  worden  de  gedachte  Knoppen  afgefneeden; 
op  een  drooge  plaats  binnens  huys  gelegt ; cn  in  Sep- 
tember ’t  Zaad  daar  uytgenomen ; ’t  welk  teegens  de 
volle  Maan  deezer  Maand  ontrent  een  vingerbreedte 
diep  word  gezayd  in  een  houte  Vat  met  aarde  : ter- 
dond  na  de  zaying  begraven  in  de  grond , of  ook  wel 


eerd  in  de  grond  gezet ; met  aarde  tot  boven  toe , 
ceven-gelijk  met  de  grond  , gevuld , en  dan  ’t  Zaad 
daar  ingelcgt,  op  een  donkerachtige,  geen  warme  plaats. 

In  ’t  volgende  jaar  zal  men  ’t  zien  opkomen  gelijk  Gras, 
of  Bieslook. 

Deeze  jonge  Bollet jens  neemt  men  niet  op  , voor  Hoe  met 
dat  ze  twee  jaren  lang  in  hare  Geboorte  plaats  gedaan  dc  j°nge 
hebben;  ook  dan  niet  eerder , als  wanneer  haar  teedcr 
Loof , of  de  B lader tj en s verwelkt  zijn.  In  ’t  laatde  van  lcn. 
Hugujlus  (wijl  zulke  kleyne,  teedere  Bollet  jens  niet  zoo 
lang.  als  wel  de  groote  uyt  de  aarde  konnen  blijven)  zet 
men  ze  in  een  andere  cn  warme  grond  ; ook  ieder  jaar 
op  een  bijzondere  plaats ; tot  dat  ze  eyndelijk  Bloemen 
uytfchieten  ; ’t  welk  gemeenelijk  nietgefchicd,  voor 
datzezeeven,  agt,  neegen,  en  ook  wel  tien  jaren  oud 
zijn  geworden. 

Deezer  wijs  worden  aangetecld  veele  veranderlijke  Wat  voor 
zeer  fchoonc  , vermaaklijke  eoleuren ; welkeze  voort-  ^tt 
brengen,  niet  alleen  met  hare  eerde  Bloemen , maar  daar  befte  houd. 
in  ook  jaar  op  jaar  veranderen;  de  een  de  ander  in  fchoon- 
licyd  te  boven  gaande:  inzonderheydindienze  zijn  voort- 
gekomen uyt  Zaad  van  een  witte  Bloem,  met  een  flerke 
zwarte  grond,  of  paerjfche  verwe  ; welke  men  voor  de 
bede  ter  Zaying  houd. 

De  gemelde  jonge  Bollet  jens  fchieten  dikmaal,  eer  ze  WatZin- 
noch  eenige  Bloem  hebben  gedragen,  zommigc  nieuwe  kerszijn. 
uyt,  zeer  diep  in  de  aarde,  welke  men  Zinkers  noemd. 

Deeze  worden  doorgaans  eens  z.00  groot,  als  dc  oude  zijn 
geweed,  vermitsze  ’t  voedzel  gantfehelijk  na  zich  zel- 
ven  alleen  trekken ; waar  door  dan  de  oude  zoo  t’eene- 
maal  vertecren,  dat  ze  niet  meer  dan  een  leedtgcBaft  be- 
houden ; waar  van  de  ervarentheyd  een  genoegzame  en 
gedurige  getuygenis  geeft. 

In  ’t  opneemen  moet  men  vlijtige  navorfTching  na  Hoe  daar 
deeze  Zinkers  doen.  Want  indien  ze  in  de  aarde  blij-  ontrent  te 
ven,  zullen  ze  in  ’t  volgende  jaar  z,oo  diep  neerwaarts  fianilcICB- 
binken,  dat  ze  naderhand  qualijk  gevonden  zouden  kon- 
nen worden.  Is  dcrhalven  zeer  goed  , dat  men  het 
Bedde , of  de  plaats,  daar  de  Tulpbollen  worden  ge- 
plant , onder  vóórzie  met  een  Steene  of  houte  Vloer. 

Want  vermits  haar  hier  door  ’t  binken  word  verhin- 
derd, zoo  kan  men  ze  dies  te  bequamcr  uyt  neemen. 

Ten  anderen  gefchicd  ook  de  aanwinning  en  vermee-  Aanwin- 
nigvuldigtng  door  jonge  aangewafTene  Bollet  jens  , uyt  ning  door 
de  oude  fpruytende  : onder  welke  defgelijks  dikmaal  |°"f^sBo1’ 
eenige  Zinkers  worden  gevonden.  Deeze  uyt  de  aar-  J 
de  genomen,  en  van  hare  Moeder  gefchcyden  zijnde, 
gelijk  men  gemeenelijk  doed,  worden  verplant.  Doch 
deeze  vermeerdering  draagd  op  verre  na  zoo  veel  niet 
toe,  als  die  door  ’t  Zaad:  ook  komen’er  zoo  veel  Zin- 
kers niet  van.  Maar  zij  bloeien  veel  eerder : want  zij 
geeven  in  ’t  volgende  jaar,  of  in  ’t  tweede,  of  ook  wel 
in  ’t  derde,  na  gcleegenthcyd  datze  groot  zijn,  hare 
eerfle  Bloem. 

Daarenboven  heeft  de  ervarentheyd  in  deezen  ons  Wonder- 
noch  geleerd,  dat  alle  Tulpbollen,  jaarlijks  in  haar  wee- 
zen  niet  blijven;  noch  ook,  op  dc  manier  van  andere  deezer*** 
Bollen  aangroeyende  , van  tijd  tot  tijd  grooter  worden.  Bollen. 
Maer  dat  ze  ieder  jaar  alleen  uyt  het  alder-inwendig- 
fte  vaftte  of  digtfte  Hcrtknopje  een  grooter  en  geheel 
nieuwe  Bol  maken  ; wiens  inwendige  kleyne  Hert  in 
agt  maanden  tijds  grooter  word,  als  de  gchccle  Bol  ge- 
wcefl:  is,  doeze  in  de  aarde  wierd  geplant.  Al  ’t  ove- 
rige van  de  gedachte  Bol  vergaat  jaarlijks  in  een  affehilf- 
ferende  en  verdorvenc  vuyligheyd.  Een  curieus  aan- 
merker  kan  dc  waarheyd  hier  van  ondervinden , ieder 
veertien  dagen  , drie  weeken  of  maand  t’clkens  een  Bol 
uyt  de  aarde  neemende,  en  de  zelve  met  een  Mes  door- 
fnijdende.  Ook  kan  men  ’t  naderhand  genoegzaam  be- 
merken , eene  Bol  op  zijne  behoorlijke  tijd  uyt  de  aarde 
genomen  zijnde.  Want  de  Bladeren  en  Steden  komen 
eerft  alle  uyt  het  midden fte-Z/m  van  de  Bol  voort;  welke 
daarna,  als  dc  Bloem  vergaan  is,  gezien  word  geheel  van 
buyten  aan  de  platfle  zijde  van  de  Bol  gefield  te  zijn. 

Ten 


Aanfflcf- 

kelijk- 

heyd. 


Wederom 
een  ande- 
re. 


Tulp  ra- 
zerny  in 
Holland. 


Waren , 
gegccven 
voor  eene 
Tulpbol. 


Verko- 
ping der 
Bollen , bij 
't  gewigt. 


907  T ü 

Ten  laatftcn  is  aanmerkens-w aardig,  dat  alle  Tulpen 
niet  gedurig  eeven  fchoon  blijven  ; maar  gemeenelijk 
ieder  twee  jaren  veranderen.  Want  die  de  eene  Zomer 
zich  boven  maten  fchoon  van  coulcuren  heeft  vertoond : 
zal  in  ’t  volgende  Voorjaar  eenverwig  , en  van  gantfeh 
geen  aanzien  te  voorfchijn  komen.  Maar  daar  na  we- 
derom zoo  fchoon , zoo  zeer  aangenaam  en  verlufti- 
gend  van  verwen,  dat  men  nauwelijks  zou  konnen  ge- 
loven , uyt  eene  de  zelve  Bol  zulk  een  zonderling-groo- 
te  verandering  te  zijn  gereezen. 

Ik  zelfs  ook  heb  dikmaal  door  ervarentheyd  bevon- 
den , dat  een  Bol  van  deeze  , hebbende  een  Bloem  ge- 
geeven , veel  fchooner  dan  oyt  te  voor  en , terftond  daar 
na  is  vergaan.  Eeven  als  of  ze  noch,  voor  ’t  laatfte, 
haar  alderuyterfte  kragt  had  willen  in  't  werk  ftellen, 
al  ’t  hoogfte  vermogen  der  Natuur  had  willen  vertoo- 
nen,  om  de  Oogcn  van  haren  Heer  op  een  ongemeene 
wijze  te  verluftigen  door  een  opgehoopte  fchoonheyd 
der  aangenaamfte , bevallijkftc  coulcuren  ; op  dat  ze 
hier  door  dies  te  langer  in  zijne  gcheugenis  (laan , na 
hare  dood  noch  lieflijk  geroemd  worden,  en  in  hoog- 
achting blijven  mogt.  Men  zou  ook  noch  andere,  en 
fligtelijke  gedachten  hier  uyt  konnen  opvatten  , welke 
de  verftandige  konnen  natrachten. 

Bij  deeze  verhandeling  der  Tulpen  word  mij  in- 
dachtig den  wonderlijken  Bloem-  of  Tulphandel,  wel- 
ke in  de  jaren  1034.,  1635.,  1636.,  en  1637.  zoo 
onmatig  hier  in  Holland  en  de  bij-geleegene  Provintien 
der  P'ereenigde  Neederlanden  in  zwang  ging;  en  doe 
de  grootfte  koophandel  des  Landt  was ; ter  oorzaak , 
dat  ’cr  zeer  veel  mee  gewonnen  wierd.  Waarom  dan 
ook  zommige  Weevers  hare  Touwen , een  goed  deel 
gemeene  Winkeliers  al  hare  Waren  verkochten , en  zich 
enkelijk  begaven  tot  de  koopmanfehap  met  Tulpen ; wel- 
ke men  driemaal  hooger  fchattedc  dan  Goud;  koftc- 
lijkcr  reekende  als  Paerlen  , of  eenig  ander  dierbaar 
eedel  Gefteente.  Tot  bewijs,  en  een  eeuwige  geheu- 
genis  hier  van , kan  dit  volgende  dienen. 

Men  heeft  doe  voor  een  Ticeroy  ( zijnde  een  nietige, 
haart  verganglijke  Tulpbol)  gegeeven  deeze  volgende 


Waren  , ter  bij-gevoegder  prijs: 

Twee  laften  Tarwe  waardig 448  guldens 

Vier  laften  Rogge. 558 

Vier  vette  Oflen.  480 

Agt  vette  Varkens.  — 240 

Twaalf  vette  Schapen.  120 

Twee  oxhoofden  Wijn. 70 

Vier  tonnen  agt  guldens  Bier.  3 2 

Twee  tonnen  Booter.  19a 

Duyzend  ponden  Kaes. 120 

Een  Bed  met  zijn  toebehoren.  100 

Een  pak  Kleederen.  80 

Een  zilkere  Beeker.  ■ — ■ 60 


Summa,  voor  eenTulpbol  2500  guldens 

Doch  hier  bij  is  ’t  niet  gebleeven.  Want  tot  noch 
meerder  verwondering  heeft  men  naderhand  openbaar- 
lijk de  Bollen  bij  ’t  gewigt  verkocht , elk  met  den  haar 
toegevoegden  naam  ; en  voor  zoodanig  een  prijs , als 


uyt  deeze  bijgaande  lijft  te  zien  is. 

400  Azen  Admirael  Liefkens  tot  — 4400  guld. 

59  Azen  van  de  zelve,  tot  10 15  . 

44c»  Azen  Admirael  vander  Eyk,  tot  16 20 

2 14  Azen  vander  Eyk_,  tot  104$ 

523  Azen  Grebber , tot  1485 

106  Azen  Schilder , tot  itji  5 

200  Azen  Semper  Auguftus , tot  5500 

280  Azen  met  een  dubbele  Bloem , tot  iz  00 

410  Azen  Ticeroy  , tot 3000 

658  Azen  van  de  zelve,  tot  4200 

1000  Azen  Gouda,  tot  3600 


En  dan  noch  veel  meer  andere , te  lang , en  ook 
onnodig  hier  voor  te  ftellen. 


L P.  908 

Maar  zie  hief  noch  eenige  uyttrekzcls  uyt  de  Boeken  Invoeging 
van  zommige  Kooplieden. 

Verkogt  aan  N.  N.  een  vierendeel  pond  witte  Kroo- 
nen,  voor  de  fomme  van  525  guldens,  en  vier  Koeyen, 
die  zoo  haaft  de  leverantie  gefchïed  is  , gereed  zijnde  , 
van  den  Stal  gehaald,  en  in  des  Verkopers  huys  geleyd 
zullen  mogen  worden. 

Overgenomen  van  N.  N.  twee  pond  Switzers^  wel-  van  eenige 
ke  hij  gekogt  had  voor  duyzend  tweehonderd  guldens', 
die  den  overncemer  ten  zijnen  lafte  neemt;  en  aan  den 
overdoener  zal  geeven  een  quarteel  Pruymen  , terftond 
te  keveren  , en  noch  binnen  veertien  dagen  duyzend 
vierhonderd  guldens  , aan  te  tellen , of  in  Banco  af  te 
fchrijven. 

Verkogt  aan  N.  N.  een  pond  geele  Kroonen  voor 
agt  honderd  guldens , mits  noch  den  Verkoper  veree- 
rende  Laken  tot  een  pak^  Kleederen , en  een  Mantel , de 
elk,  na  ’t  oordeel  van  alk  kenners,  over  de  agt  guldens 
waardig. 

Gekogt  van  N.  N.  een  pond  witte  Kroonen  , voor  zeer  zcl‘f* 
drie  duyzend  en  tweehonderd  guldens-,  mits  hem  vereeren-  zamc 
de  tweehonderd  guldens  gereed  , en  een  Zilvere  Schelf 
waardig  geacht  tfeftig  guldens. 

Is  ook  overgedaan  aan  N.  N.  vijf  ponden  geele 
Kroonen  van  de  geenedieze  gekogt  had  voor  driebon* 
derd  vijfentfeeventig  guldens  ieder  pond , welke  hij  tot 
zijnen  lafte  neemt ; en  den  anderen  gereed  geeft  zijn 
Paerd  mee  zijn  Kales ; twee  vilvore  Beekeren , en  hou- 
der dvijftig  guldens  aan  geld. 

Noch  zijn  te  zamen  veraccordeert  N.  N.  en  N.  N.,  kopingen 
dat  den  eenen  zal  aanneemen  feftien  M er  gen  Landt,  waar- 
dig na  taxatie  van  goede  lieden  feftien  duyzend  guldens 
waar  voor  den  anderen  hem  zal  leeveren  zoo  veel  Tulp- 
bollen van  die  waarde;  mits  dat  de  lceveraar  der  Tulp- 
bollen alle  jaar  zal  moeten  aanneemen  de  Afzetteren,  en 
de  vervallen  daar  af,  vijf  jaren  gedurende,  tot  een  vijf- 
de part  van  de  capitale  fom. 

Op  de  zelve  voorwaarde  is  verkogt  een  Hujs,  waar-  en  verko. 
dig  gefchat  4400  guldens.  pingen 

Is  ook  gekogt  van  N.  N.  een  pond  Centen  voor  een 
duyzend  agt  honderd  guldens , mits  haar  geevende  (want 
de  Vrouwen  dreeven  ook  deezen  handel ) haar  befte 
weerfchijne  Rok,  een  oude  Roozanobel , en  een  Penningje 
met  een  zilvere  Keetentje , om  aan  cens  kinds  Hals  te 
konnen  hangen. 

Zeeker  perfoon  had  gekogt  een  Tijteroy  van  honderd  derTulp- 
vijfentfeventig  Azen  in  de  aarde  geplant  zijnde,  voor  nee-  bollcn* 
genhonderd  guldens : welke  een  ander  van  hem  overnam, 
mits  hem  vereerende  een  Kleed  en  een  Mantel  z.00  koftc- 
hjb  als  hij  z>elfs  wilde,  en  noch  daarenboven,  als  de 
leeverantie  zou  gefchieden , duyzend  guldens,  ’t  Kleed 
wierd  hem  terftond  afgcfchcurd ; en  hij  liet  het  boorden 
met  goude  Kant ; de  panden  met  groen  Fluweel ; de 
Mantel  geheel  gevoederd. 

Is  verkogt  aan  N.  N.  een  Brabancon  Spoor , wee-  getrokken 
gen  de  driehonderd  en  tfeventig  Azen  , in  de  aarde  ge- 
plant ftaandc,  voor  zeevenhonderd guldens-,  mits  gereed 
geevende  tweehonderdgl.-,  een  Kabinet-kasje , gemaakt  van 
Ebbenhout,  meteen  vcrmecnigvuldigcndc  Spiegel  daar 
in  ; en  noch  een  groot  ftub  Schilderij  , zijnde  een 
Bloempot. 

Is  verkogt  aan  N.’N.  een  Semper  Auguftus , wee-  u)’t  Jc 
gende  honderd  drie-en-tneegentig  Azen,  voor  de  fom-  Bot*tcn 
me  van  vier  duyzend  zeshonderd  guldens-,  daarenboven 
noch  een  nieuwe  wel  toegemaakte  Caros  met  twee  Ap- 
pelgrauwe Paerden  , en  alles  wat’er  toe  behoord ; wel- 
ke in  den  tijd  van  vier  weeken  zouden  gekeverd  , 
de  beloofde  penningen  daadelijk  in  Banco  afgefchree- 
ven  worden. 

Is  gekogt  van  N.  N.  een  Gouda  van  honderd  en 
elf  Azen,  voor  zeevenhonderd  guldens,  met  de  leeve- 
rantie te  betalen ; en  gereed  te  geeven  vier  Roozenobcls , 
neevens  een  Tsfteede,  Zadel,  Toom , en  voorts  alles  wat 
tot  een  Paerd  behoord. 

Is 


GOO  BeSCHRYVING  DEK  KrUYDEN  , BöLLEN  EN  BlOEMEN  , III  BoEK 


wn  zom-  Is  verkogt  een  Hof  aan  N.  N. , met  de  Bloemen  en  de 
mige  Plantingen , zoo  ze  ftond  in  zijne  Heyningen , voor  agt- 
^oop  ic-  gUldem  • te  betalen  als  de  'Bloemen  in  haar  Zai- 

foen  ftaan.  Doch  zou  de  verkoper  eenige  bloemen  , 
welke  hij  daar  uytkiezen,  en  noemen  zoude,  na  zich 
neemen,  indien  het  de  Koper  begeerd,  bedragende  on- 
trent tweeduyzcnd  guldens. 

Is  overgenomen  van  N.  N.  een  verbeeterde  Spinne- 
kpp  , van  vierhonderd  Az.cn  , alreeds  geplant  zijnde  ; 
dien  hij  voor  zeevenhonderd  guldens  had  gekogt ; mits 
hem  terftond  vereerende  honderd  Schippond  Edamfche 
Ka.es. 

ook  uyt  ft  verkogt  een  Semper  Auguftus  van  twee-en-tneegentig 
ecn'ge  Azen,  voor  de  fomme  van  tweeduyzend  guldens , wel- 
ke terftond  in  de  Bank  vvierd  afgefchrceven;  met  deeze 
verbintenis,  dat  hij  die  niet  zou  mogen  verkopen  of  ver* 
handelen , zonder  bewilliging  des  geenen , van  wien  hij 
die  gekogt  had. 

Is  op  den  vijfden  van  Februarius  Anno  \6\j.  op 
de  Zaal  van  de  nieuwe  Schutters  Doelen  , aan  Tulpbol- 
len, voor  de  Erfgenamen  van  Wouter  Bartholomeeuwfz 
in  zijn  leeven  Kaftcleyn  der  oude  Schutters  Doelen  te 
Alkmaar  , verkogt  voor  de  fomme  van  tneegentig 
duyzend  guldens. 

Notarialc  In  deeze  tijd,  gelijk  ons  getoond  is  uyt  de  aantee- 
Acten.  keningen  van  een  curieus  liefhebber  en  geloofwaardig 
getuyge  , is  voor  eene  Tulpbol  ongccyfcht  geboden 
Drie  bol  tu>aatf  Mergcn  Land , gelcegen  in  de  Schermer. 

Jen  van  de  Decker  treflijk  Man  t c Amft  er  dam  had  aan  iemand 
Semper  te  Haerlem  verhandeld  een  Semper  Auguftus  ( hij  ook 
AufUaUS  een  bchoudcnde)  met  deeze  verbintenis,  dat  geenc  ha* 
voor°der-  rer  beyde  ze've  zou  mogen  afftaan , zonder  malkan- 
tigduy-  ders  kennis  en  bewilliging.  De  cerft-genoemde  echter 
zend  gul-  wierd  zwak  gemaakt,  door  de  aanbieding  van  een  zeer 
Bancö  af.  heerlijk_SpaanJch  Cabinet , daar  hij  lang  na  had  getragt, 
gcfchrec  • en  geerne  tienduizend  guldens  daar  voor  betaald  zou 
ven.  hebben.  Dit  wierd  hem  gegeeven  , en  noch  driedui- 
zend guldens  daarenboven  , voor  eene  Semper  Augu- 
ftns.  De  andere  dit  vcrncemende,  nam  ook  zijn  flag 
waar;  en  verhandelde  drie  Bollen  van  de  Semper  Augtt- 
flus  voor  de  fomme  van  dertigduyzend  guldens , ter- 
ftond in  Banco  af  te  fchrijven.  Dien  zelvcn  Heer  te 
Ander  ge-  Amjlerdam  wierd  geboden  voor  zijnen  Thttyn  jaarlijks 
val.  vijftienduizend  guldens  te  huur,  tot  zeeven  jaren  ach- 
ter makandcr  (bedragende  in  dien  tijd  de  fomme  van 
honderd-cn-vijfduyzcnd  guldens  ) : onder  verbintenis , 
van  alles , tot  't  minfte  toe , daar  in  te  zullen  laten ; zoo 
dat  de  Huurder  maar  alleen  de  voordeelen  van  de  aanwas 
zou  trekken. 

Heeren,  Door  zulke  Voorbeelden  van  Winflen  wierd  deczen 
Weevers  wonderlijken  Koophandel  gedurig  fterker  gedreeven. 
Zakke-  ’ Icc^er  vond’cr  behagen  in.  Onder  zoo  veel  andere 
dragers,  had  alleen  een  perfoon , wiens  naam  ik  , om  reedenen  , 
ft  een  vee  ^’Cr  voorb‘j  ga  j ‘n  de  tijd  van  vier  maanden  met 
gers,  deeze  Bloem  Koopmanfchap  gewonnen  over  de  tfeftig- 
Vrouwen  duy  zend  guldens.  Dit  lokte  niet  alleen  Edelheden,  ïlee- 
en  Drên ft-  ren  en  Burgers , maar  ook  Boeren,  Schippers , Tocrlie- 
worlen™  den.  Weevers , Tnrfdragers  , Schoorjieenveegers , van 
BIoc-  dag  tot  dag  meer  en  meer  aan  tot  deezen  Bloemhan- 
miften.  del.  Zelfs  ook  Trouwen  en  Dienft  maagden  bemoey- 
den  zich  hier  mcê,  op  hoop  van  binnen  weynig  tijds 
rijk  te  zullen  worden.  Dus  wierd  het  Collegte  der  Flo- 
r ijlen  dagelijks  grootcr. 

Boven  ma-  Eyndclijk  begonden  eenige  der  voornaamfle  dit  werk 
ren  groote  niet  langer  voor  een  opregte  Koopmanfchap  te  houden. 
fYorf"  ^33r  bii  nocb  quana,  dat  vcele  meer  fchade  hier  door 
heeden."  ^ce^cn  > als  andere  voordeel  daar  van  trokken.  Zagen 
ook  veclcrley  en  groote  zwarigheeden  ontwijfelbaar  te 
gemoct.  Want  eenige  begonden  in  de  Penningen  , 
welkeze  moeften  opbrengen , verzuymig  te  zijn.  An- 
dere in  teegendcel , die  eenig  voordeel  hadden  gedaan  , 
braken  uyt  in  groote  buytenfpoorighceden.  Die  nauw- 
lijks  in  haar  eygen  huys  te  vooren  een  dronk  kleyn 
Bier  voor  haren  dorft,  en  een  Pot  Brij  voor  haren  hon- 


ger hadden  konnen  bekomen,  witten  nü  niet,  hoe  ze 
’t  zcyl  hoog  genoeg  in  top  zouden  hijzen.  Gcmeene 
Wijn  was  haar  te  flcgt;  ’c  moeft  Tin  Bruid,  ofheete 
Wijn  met  Zuyker  daar  in  , ten  minften  Spaanfche 
Wijn  zijn  , dat  haar  fmaken  zou.  Een  Hoentje  ge - 
laerft  en  gefpoord , ja  de  befte  delicatejfen  moeften  ze 
hebben.  Dus  ging  men  de  natuurlijke  leevensreegcl  in 
vcelen  te  buyten.  Die  van  de  germgfte  foort  waren 
geweeft,  kogten  nu  Wagenen,  Kalcffen,  Baerden  j en 
telden  als  Princelijk.  Niemand  wift  noch)  hoe  hoog 
hij  zijnen  ftaat  wou  zetten.  Weevers  en  diergelijk  flag 
van  volk  wilden  groote  Meefters  zijn ; en  niemand  eenen 
anderen  wijken,  of  iets  toegeeven. 

Ter  dier  oorzaak,  en  om  veel  andere  zwarigheeden  Kort  be- 
te voorkomen,  hebben  de  Eloristen,  op  den  vier- riSc- 
entwintigften  van  Februarius  Anno  1C5-7.  u)'c  alk  Hol- 
landfche  Stceden  binnen  Amftcrdam  vergaderd , een  Ter- 
drag  gefloten  , inhoudendc:  dat  alle  hopen  van  Tul- 
pen, gedaan  tot  den  laatften  November  nieuwe  ftijl  des 
jaars  1636.  , zouden  moeten  gehouden  worden:  doch 
degeene,  welke  daar  na  waren  aangegaan,  zou  de  kpo- 
per  mogen  te  niet  doen  , mits  geevende  aan  de  verkoo- 
per  tien  ten  honderd-,  en  in  de  Maand  van  Maert  Anno 
1 637.  nieuwe  ftijl  den  verkpoper  aanzeggendc  , of  hij 
de  koop  wou  houden  of  niet. 

Maar  onaangezien  dit  dus  afgchandcld  was,  zoo  bleef  van  derf 
echter  in  zommige  noch  een  groote  achtcrdogt,  dat  dit  pfotflijkeii 
accoord,  alhoewel  onderteekend,  bij  ecnigc  in  ’they*val 
melijk,  of  ook  wel  opentlijk  (wijl  die  van  Amftcrdam 
hier  toe  hare  bewilling  niet  gegeeven  hadden  ) mogt 
te  buyten  gegaan  worden.  Hebben  derhalvcn  , tot 
meerder  beveiliging,  eenige  verzoehfcbriften  ingelce- 
verd  aan  hare  Ed.  Grootmogende  de  Heeren  Staten  van 
Flolland  en  Weft-Frieftand  in  ’s  Gravenhaag.  Welke  , 
om  meerder  onheylen  en  zwarigheeden  in  deczen  ra- 
zenden Bloemhandel  te  vermijden  , ook  de  ruft  en  het 
welvaren  harer  ingezeetenen  dies  te  meer  te  bevorderen , 
op  den  zeevenentwintigften  April  Anno  1637.  hebben 
doen  afkondigen  een  Placcaat  in  al  de  Stceden  van  Hol- 
land en  Weft-Frieflar.d,  en  daar  na  openbaarlijk  aanflaan: 

„ bij  ’twelk  zij  de  Planters  van  Tulpen  authorizeer-  der  Tul- 
„ den , hare verkpgte  Tulpen  ten  lafte  van  hare  kp°PerL  peni 
„die  in  gebreeke  bleevcn  , hare  gekogte  Tulpen  te 
„ontfangen,  na  voorgaande  behoorlijke  inftnuatie , te 
„ behouden  of  te  verkoopen , en  hare  fchade  daar  na  op 
„de  zelve  kpopers  te  verhalen,  ingcvallc  verftaan  zou- 
„ de  mogen  worden , dat  de  voorfchreevcn  koopen  haar 
,, ejfeiï  behoren  te  forteeren;  blijvende  middclertijd  alle 
„verdere  Contradlen  van  Tulpen  in  fufpens  en  onge- 
„ prejudicieert. 

Hier  door  kreeg  deeze  noyt  meer  gehoorde  Koop-  waar  door 
handel  zulk  een  plot  (lijke  val  en  ondergang,  dat  men  ^ Mee- 
kom hier  na  een  Bol  heeft  gekogt  voor  vijftig  gul-  vcrs’  die 
dens,  die  eenige  weeken  te  vooren  over  de  vijfduy zend  Heeren 
had  gekoft.  Men  zag  derhalvcn  overal  een  algemcene  meenden 
onfteltcnis  der  Gemoederen  deczer  onbedagte  Kooptie-  ce  ziJn  * 
den.  De  eene  zag  de  andere  aan  met  deernis  en  mee-  hm 
dedogen.  Niemand  derfde  met  deeze  zijne  Waren  Touw 
weer  te  voorfchijn  komen.  Zommige,  bij  deezen  han-  moeften 
del  rijk  geworden  zijnde,  fielden  naderhand  haar  leeven  keercn‘ 
in  ftilheyd  aan  : maar  andere  quamen’er  zeer  flcgt  af. 

Dit  Eclyptifch  Schrikkeljaar  veroorzaakte  een  groote 
duyfternis  in  hare  Beurzen.  Keerden  derhalven  onverge- 
noegd weer  tot  haar  voorig  Ambagt  ; de.  Weevers 
tot  haar  Touw , de  Toer lieden  tot  hare  Magen  , en 
zoo  voorts. 

Indien  deeze  Tulp,  waarlijk  een  Tulpifche  of  Narren-  Schade- 
handel,  langer  in  fiand  ware  gebleeven  , zoo  zou  daar^J^cyd 
door  de  Koophandel  van  geheel  Holland  zijn  verdor-deezer.. 
ven  geworden.  Want  men  kon  voor  de  alderflégtfte  raZCrDIJ‘ 
Bol,  die  men  voor  deezen  op  de  Meflhoop  wierp,  en 
die  ook  nu  geen  meerder  ccre  word  aangedaan  , beko- 
men alles  wat  men  begeerde.  De  betaling  zou  ook 
voortaan  niet  meer  met  geld,  maar  alleenlijk  met  Tulp - 

bolle $ 


HHHHi Hl 


yu  Tulp.  Vreemde  wilde  Kerssë.  TasjenskRüyd.  $>,, 


bollen  zijn  gefchied.  Ik  heb  ook  van  verfcheydene  ge- 
loofwaardige Mannen  gehoord  , welke  hier  van  aantee- 
kening  hadden  gehouden , dat  alleen  in  een  eenige  Stad 
van  Holland  binnen  de  tijd  van  drie  jaren  waren  ver- 
kogt  voor  meer  dan  tien  Millionen  guldens  van  decze 
Bloemen. 

Mijn  Vader  had  ook  in  ’t  jaar  16} 6.  aan  ccnen  , 
geboortig  van  Alkmaar,  verkogt  eenige  weynigc  Bol- 
len, voor  de  fomme  van  zeevenduyzend guldens ; on- 
der deeze  Voorwaarde , dat  de  koop  vaft  zou  blij- 
ven, indien  binnen  de  tijd  van  zes  Maanden  geen  af- 
Jlag  quam  voor  te  vallen  : maar  anders  zou  hij  daar 
van  ontflagen  zijn  met  tien  ten  honderd  te  geeven.  Ver- 
mits nu  den  slfjlag  binnen  de  zes  Maanden  voorviel , 
zoo  ontfing  mijnen  Vader  wel  zevenhonderd  guldens 
voor  niet,  want  hij  behield  zijn  Bollen:  maar  liever  zou 
hij  de  zelve  gelceverd,  en  de  zevenduizend  guldens  ont- 
fangen  gehad  hebben. 

Oorfprong  Ik  heb  niet  willen  nalaten , dit  hier  in  te  voegen  , 
deezes  op  {|at  onze  Nakomelingen  hier  als  in  een  Spiegel  kon- 
lijken  " ^cn  z*en  1 toc  wat  voor  cen  dwaasheyd  de  Hollanders 
Koophan-  z'jn  vervallen  geweefl ; t’harer  waarfchouwing  hier  aan 
dclsj  en  gedenken  , en  hier  door  vermaand  zijn  , zich  te  wach- 
groote  ten  van  zuik  een  onbchooriij^en  cn  a]s  razenden  han- 
cenVge-  del;  welke,  mijns  oordeels,  zijnen  oorfprong  heeft  ge- 
brokene  haald  uyt  Frankrijk.  Want  een  weynig  voor  en  ontrent 
bloem  in  deczer  zotterny  in  Holland , gaven  de  GrootenA- 

Frankrijk.  daar,  inzonderheyd  binnen  Parijs,  eenige  honderd,  ja 
duyzend  guldens  voor  flegts  eene  afgebrookjtne  Tulp- 
bloem.  Na  de  fchoonhcyd  der  couleuren  wierd  de  prijs 
verhoogd.  Deeze  vereerden  ze  hare  Maitrefen  cn  an- 
dere Dames : welke  van  haar  aangenomen  wordende, 
wierden  vaflgemaakt  aan  de  linker  zijde  haars  Boezems, 
de  plaats  daar  ’t  Hert  legt;  cn  hier  mee  pronkten  ze  veel 
meer,  als  met  de  fchoonfte  Diamant  of  Parel  des  Wee- 
relds;  achtten  ze  ook  veel  hooger. 

Haart  ge-  Doch  als  in  Frankrijk  wierd  vernomen  den  afflagdee- 

rallcn.  zer  Bloemen  in  Holland , verloren  ze  ook  daar  haregroot- 
achting;  welke  zoo  kortdurig  was,  als  de  fchoonheyd 
deezer  Bloem  is. 

krachten. 

t "ü  vE  Bohvor telen  der  Tulpen , zoo  wel  rauw  als 
lcn.  I 1 een  weynig  opgekookt , cn  alzoo  gegcetcn  in 
een  Salade,  of  bij  gedoofde,  of  gebradene  jon- 
ge Hoenderen , of  ook  gedaan  bij  andere  fpijzen  , zijn 
aangenaam  voor  de  Maag.  Geeven  niet  alleen  een  goed 
voedzel  aan  het  Ligchaam , maar  ook  een  goede  fmaak 
en  geur  aan  de  gemelde  fpijzen.  Verfterken  de  inwen- 
dige deelen:  vermeerderen  het  natuurlijk^Zaad , en  ver- 
wekken lujl  tot  het  echte  werk. 

CCCCLI  HOOFDSTUK. 

VREEMDE  WILDE 

K E R S S E. 

ffclct  alleen  dus  in  ’t  Nccdcrlandfch , maar 
? ook  van  zommige  Wisselkruyd  , 

> en  wilde  Mostaart  genoemd. 

1 Word  in  ’t  Latijn  geheeten  Thlaspi  : 

2 in  het  Hoogduytfch  Baurensenff  , 
— * Bawrenkre  , en  wilder  Kresz  : 

in  het  Franfch  Seneve  Sauvage:  in  het  Italiaanfch 
Tlaspi; 

Veclcrley  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
verander-  verfcheydene  bezienswaardige  veranderlijke  foorten ; na- 
lijke foor-  mentlijk  : 

I.  Thlaspi  latius  DodonjEI  , of  breede  wilde 
Kerfe  van  de  geleerde  Heer  Rembertus  Dodonjeus. 
II.  Thlaspi  latius  flore  sulphureo,  of  breed- 


des  Bol 


bladerige  wilde  K ■<#  •»«  een  geele  zwavelachtige 
Bloem.  IIT.  Creticum  umbellatum  flore  au 
EO,  of  wilde  Kerfe  uyt  Candien  met  een  witte  bekroon- 
de Bloem.  IV.  Creticum  umbellatum%lore 
PURPUREO,  of  Wilde  Kerjfe  van  Candien  met  een  pur- 
pure  gekroonde  Bloem.  V.  Creticum  sempfr  vi- 
RENS  SURRECTUM  FLORE  PURPUREO,  of  regt-op* 
fiaande,  altijdgroen  blijvende  wilde  Kerjfe  uyt  Candien 
met  cen  purpure  Bloem.  Vf.  Creticum  semper 
virens  HE  PENS  flore  ALBO  , of  altijd-grotn  blij- 
vende wilde  Kerjfe  uyt  Candien , kruypende  bij  der  aar- 
den, met  een  witte  Bloem.  Vil.  Mechliniense,  of 
wilde  Kerjfe,  groeyende  ontrent  Adechclcu.  VIII.  Sem- 
per  virens  majus  flore  luteo  , of  altijd-groen 
blijvende  groote  wilde  Kerfje  met  een  geele  Bloem.  IX» 

Semper  virens  minus  , of  kleyne  altijd-groen  blij- 
vende wilde  Kerjfe.  X.  Umbellatum  elegans  Lu- van  welke 
siTANicüM,  of  aardige  wilde  Kerjfe  uyt  Portuual , met  *lier 
een  gekroonde  , of  in  't  ronde  Wayers-wijze  gejlelde 
Bloem.  Xl.  Umbellatum  majus  Gallicum  , of 
groote  wilde  Kerjfe  uyt  Frankrijk. .»  met  een  gekroonde 
Bloem.  XII.  Umbellatum  minus  Gallicum  ibe- 
RiDis  folio,  of  kleyne  wilde  Kerjfe  uyt  Frankrijk, 
met  een  gekroonde  Bloem  , cn  Bladeren  van  Iberis. 

XIII.  Clypeatum  , of  wilde  Kerjfe  met  cen  rond 
Zaad  gelijk,  een  Schild.  XIV.  Clypeatum  sege- 
tum  Lusitanicum  , Thlafpi  , of  wilde  Kerjfe  uyt 
Portugal  in  't  Koorn  wajfende , met  een  Zaad  gelijk. 

Schild.  XV.  Clypeatum  Montis  Libani,  of  wil-  twintig 
de  Kerjfe  van  de  Berg  Libanus , met  een  Zaad  van  een  ingcd'al 
Schildswijze  vorming.  XVI.  Saxatile  perpetuum,  Toorge" 
of  altijd-durende  wilde  Kerfe,  voortkomende  op  Jlcen-  field. 
achtige  plaatzen.  XVII.  Puatense  flore  albo  , 
of  wilde  Kerjfe  groeyende  op  Grasvelden , met  een  wit- 
te Bloem.  XVIII.  Minimum,  of  alderkjcynfle  wil- 
de Kerfe.  XIX.  Minimum  spicatum  lunatum 
Fab.  Columns,  o f alderkleynjle geayrde  wilde  Kerfe, 
met  een  Zaad,  rond  gelijk  de  Maan.  XX.  Thlaspi 
medicorum,  of  wilde  Kerfe  der  Genees-mccftcrs  : 
en  dan  noch  veel  meer  andere.  Niet  alle  zijn  ze  van  de 
zelve  Bouwing  en  V darneeming. 

Zij  beminnen  echter  al  te  zamen  een  goede , ge-  Grond» 
meene , zandige  aarde,  met  cen  weynig  twee-jarigc 
Paerdemift  doormengt:  een  opene,  luchtige,  warme, 
vrije  , wel  ter  Zon  gelcegcnc  plaats,  cn  matige  voch- 
tigheyd. 

Geeven  meelt  den  tijd  elk  jaar  volkomen  rijp  Zaad-,  Zaad. 

’t  welk  ieder  Voorjaar  met  een  walkende  Maan  van 
Maert  of  April  op  nieuws,  niet  boven  een  ftroobreed- 
tediep,  moet  gezayd  worden.  Eenige  foorten  komen 
ook  wel,  door ’r  neergevallene,  van  zelfs  genoeg  op. 

Hier  door  kan  men  ze  alleenlijk  vernieuwen,  aanwin-  Aanwïa* 
nen  én  vermecmgvuldigcn.  Want  zij  blijven  voor  ’t  nin2- 
meefte  gedeelte  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  het 
leeven. 

Doch  het  Thlaspi  Creticum  stmper  virens  Candiaan- 
surrectum  flore  PURPUREO,  of  altijd-groen  blij- ' cn 
vende  opjlaande  Thlafpi  van  Candien  met  een  purpure  achtT^ e”" 
Bloem  : Creticum  semper  virens  repens  flore  pLtfen 
Albo  , of  altijd-groen  blijvende  kruypende  Thlafpi  uyt  £roc>cndc 
Candien  met  een  witte  Bloem  ; cn  Thlaspi  saxa- ^ iItic 
TILE  perpetuum,  of  langdurige  wdde  Kerfe , groeyen-  CS’ 
de  op  Jlccnachrige  plaatzen  , vergaan  niet  zoo  haalt , 
maar  blijven  eenige  jaren  lang  in  ’c  leeven.  Konnen  op 
geenerley  wijze  veel  koude  Herfflrcegenen  of  fterkc  Vorjl 
verdragen. 

Moeten  derhalven,  in  Potten  gezet,  of  met  de  ge-  Waarnee- 
melde  Maan  van  April  niet  diep  daar  in  gezayd  zijnde  , ming«nde 
in  OÜober  binnens  htiys  worden  gebragt;  op  een  luch-  W‘nlcl* 
tigc  plaats  gefield  , waar  in  niet  anders  als  bij  vrie- 
zend Weer  word  gevuurd  ; gedurende  de  gantfche 
IV ft  er  onderhouden  met  flegts  een  weynig  lauwge- 
raaakt  Reegenwater;  cn  niet  weer  buytcn  gefield  voor  . 
in  ’t  begin  van  April  met  een  rccgenachtige  Lucht; 

Mmm  dan 


i I 


4 i 


ë i' 


Pi 


1 


5>i3  Beschryving  der  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  914 


KRACHTEN. 


dan  noch  wat  gewagt  zijn  voor  koude  nagten , en  hay- 
rige  Winden. 

BlocytijJ.  Zij  bloeyen  ieder  Zomer , vroeg  in  ’t  Voorjaar:  gce- 
z,aad‘  ven  ook  in  deeze  onze  Geweften  volkomen  rijp  Zaad ; 

waar  doorze  alleenlijk  konnen  aangewonnen  en  vermee- 
nigvuldigd  worden.  Eevcnwel  laat  het  Thlaspi  Cre- 

TICUM  SEMPER  VIRENS  REPENS  FLORE  ALBO  , of 
altijd-groen  blijvende  hruypende  Thlafpi  uyt  Candien 
Aanwin-  rnet  een  witte  Bloem  , zich  ook  aanwinnen  door  hare 
aangegroeyde  jonge  Loot  jent ; welke  men , van  zelfs 
Wortelen  gekreegen  hebbende,  van  de  oude  afneemt,  en 
verplant,  op  de  boven  gedachte  tijd.  Doch  vermits  ze 
dan  gemeenclijk  in  volle  Bloemen  ftaan,  zoo  moet  men 
de  zelve  eerft  affnijden , en  dan  verzetten : anders  zou- 
denze veel  bezwaarlijker  beklijven,  ja  wel  geheel  ver- 
gaan. 

Wilde  Het  Thlaspi  Mechliniense  , of  wilde  Kerjfe, 
groeyende  ontrent  Moekelen  te  voorfchijn  komende , blijft  niet  lan- 
ontrent  gcr  dan  twee  Zomers  in  ’t  keven.  Word  met  een  waf- 
Mechclen.  fende  Maan  van  Maert  of  Aprd  niet  diep  gezayd. 
Komt  ook  wel  genoeg  van  zelfs  voort  door  het  neerge- 
vallene Zaad.  'Bloeyd  in  ’t  tweede  jaar.  Geeft  volkomen 
rijp  Zaad,  en  verfterft  dan  van  zelfs. 

KRACHTEN. 

Xgin.  1. 7.  T"  TEt  Zaad  van  al  de  foorten  der  vreemde  wilde 
/ 1 I"  1 Kerjfe,  of  Thlafpi,  is  warm  en  droog  tot  in  den 
f.iV.  derden,  ja  tot  in  ’t  laatftc  van  den  derden  graad'; 

ook  fcharp  en  bijtende  van  aart. 

Galen.  1.6.  Gedroogd,  gefloten,  en  met  Wijn  ingenomen, 
l)7o/c  l 1 ftriid  ree£ens  allerley  Vergif.  Is  een  dienftig  middel 
t.iSó.  teegens  de  Pcft : verwekt  der  Vrouwen  Maandflonden. 
Durantes  Verdrijft  de  pijn  der  Heupen  : doed  de  inwendige  Ge- 
f°l.  4 ƒ6.  zwellen  doorbreeken  : jaagt  zoo  wel  van  boven  als  van 
onder  uyt  alle  Galachtige  en  bloedige  overvloedige  voch- 
tigheyd.  Doch  moet,  ter  oorzaak  van  zijn  hitte  en  fter- 
ke  kragt , van  geen  bevrucht  Vrouwen  worden  ingeno- 
men ; vermits  het  hare  Vrucht  zou  doen  flerven. 


CCCCLII  HOOFDSTUK. 

TASJENSKRUYD. 

Vcrfchey-  Ndcrs  ook  in  ’t  Neederlandfcl:  Tesch, 

denamen.  Teskens  en  BeursekRuyd  genoemd, 

word  in  het  Latijn  geheeten  Bursa 
1>ASTORls  : *n  ^ct  Hoogduytfch  Ta- 
scHEN-  of  Teschenkraut  ; anders 
^ ook  Seckelkraut  : in  het  Franfch 
Bourse  de  Pasteur  , of  Bourse  de  Berger  : 
in ’t  Italiaanfch  Borsa  di  Pastore,  Tasca,  Zai- 
no,  en  Borsa  da  Pecoraio. 

Twee  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden 
zondere  twte  bijzondere  foorten ; namentlijk  : 
foorten.  ■—  ,, 

I.  Bursa  pastoris  major  , of  groot  Tasjens- 
kruyd.  II.  Bursa  pastoris  minor,  of kleyn  Tas- 
jensbruyd.  Bcyde  zijn  ze  van  ceven  de  zelve  Bouwing 
en  Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  een  opene  vrije  lucht:  een  goede  zoo 
wel  zandige  als  flecnigc,  of  ook  een  gemeene , welgc- 
meflte  grond,  veel  meer  als  een  dorre,  of  fchaduwach- 
tige  plaats.  Willen  veel  water,  maar  zijn  ook  te  vree- 
den  met  matige  vochtigheyd. 

Zaad.  Blijven  niet  langer  dan  eene  Zomer  in’t  keven.  Krij- 
gen in  ’t  begin  van  den  Herfjl  een  volkomen  rijp  Zaad-, 
en  vergaan  dan  van  zelfs.  Dcrhalvcn  word  het  Zaad 
ieder  Voorjaar  met  een  wafTende  Maan  van  Maert , 
niet  diep  gclcgt , de  aarde  weer  aanbevolen.  Komen 
anders  ook  , door  het  uyrgevallene,  ter  plaats  daar  ze 
gcflaan  hebben  , van  zelfs  genoeg  op  ; en  konnen 
deczer  wijze  overvloedig  vcrmccnigvuldigd  worden. 


HEt  Tasjenskrttyd , in  ’t  Latijn  Burfa  P aflor  is , is  Lolel.  1 1. 
verdroogendc  in  den  cerften  graad ; en  zeer  te  f°1,  ló*’ 
zamentrek kende  van  aart. 

De  Bladeren  gefloten,  en  gelegt  op  bloedige  of  bloe-  DoJ.lit. 4. 
dende  Wonden,  op  heete  zoveer  ingen,  op  pejlilenriale  ge-  ^ ( 
zovellen , doen  ’t  bloeden  ophouden , en  geneez.cn  de  ge-  c,  ^ f 
noemde  qttalcn. 

De  zelve  Bladeren  gehakt,  in  koekjens  gebakken,  en 
daar  van  gegeeten  , ftillcn  allerley  Bloedvloeden.  In 
de  Neusgaten  geflokcn , flempen  het  bloeden  uyt  den 
Neus.  J 

Het  ICruyd  in  roode  Wijn  gezoden,  en  daar  van  ge-  fame rar- 
dronken  ; of  het  uyrgeparflte  Zap  met  Wijn  inge 
nomen  , is  zeer  goed  teegens  ’t  Blocdpijfen  : teegens  Z33.  ’ 
de  Buykz  cn  Bloedloop  .-  de  Pefl  ; de  Geelzucht , de 
overvloedige  Maandjlonden  der  Vrouwen,  cn  een  hee- 
te Aiaag. 

Het  daar  van  uyrgeparflte  Zap  in  de  Ooren  ge- 
daan, droogd  op  de  zwecringen,  en  de  etterige  onrey- 
nigheyd  der  zelve. 

Eeven  dit  Zap  vermengt  met  het  Zap  van  Huyslook  Matth.l.i. 
en  Edik  3 dan  gedaan  op  de  Roos , en  allerley  andere  c' 
vuurigheyd , nccmt’er  de  brand  van  wech. 

De  Bladeren  en  Bloemen  met  wat  Haverengort  in 
Melk  gekookt,  tot  dat  ze  dik  word;  dan  gcflagen 
om  een  gczwollcne  en  vuurigc  arm  of  been  , doed  zeer 
veel  goed. 

De  Bladeren  in  Water  gekookt , en  in  een  Linnen 
doekje  gelegt  op  de  Oogen  der  kinderen  , wanneer  ze  de 
Pokjens  hebben,  ncemen’er  de  brand  van  wech,  en  be- 
warenze voor  allerley  ongekegentheeden. 


CCCCLIII  HOOFDSTUK. 

tormentil 


neemt,  maar  ook  verdrijft  de  Tandpijn,  eertijds  van  de 
Romeynen  Torment  genoemt)  : of  ook  wel  Septi- 
folium  : in  ’t  Hoogduytfch  Birckwurtz,  of  anders 
Rot  keilwurtzel:  in  ’t  Franfch  Tormentille. 

Zij  bemind  een  goede  , gemeene  , zandige  , luch-  Grand, 
tige , cn  met  twee-jarige  Paerdemifl  matig-voorziene 
grond;  een  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  doch,  indien 
’t  gefchieden  kan , aan  hare  Wortel  een  weynig  fchaduw; 
en  veel  Water. 

Blijft  cenige  jaren  lang  in  ’t  keven.  Verdraagd  felle  Zaad. 
kpude , en  alk  andere  ongekegentheeden  der  Winter 
zonder  nadeel.  Bloeyd  ieder  Zomer , en  geeft  een  vol- 
komen rijp  Zaad:  ’t  welk  met  een  wafTende  Maan  van 
Maert  of  slpril , na  geleegcntheyd  van  de  bequaam- 
heyd  of  onbequaamheyd  des  tijds,  de  aarde,  niet  bo- 
ven een  flroobrccdte  diep  gelegt,  moet  aanbevolen  zijn. 

Hier  door  word  deeze  Plant  genoeg  vermeenigvuldigd : A.anwin‘ 
en  dan  ook  noch  aangewonnen  door  de  aangegroeyde  n1"®* 
jonge  Wortelt jens,  welke  men  met  dezelve  Maan  in  Hpnl 
van  de  oude  afneemt  en  verplant. 

KRACHTEN. 

DU  Wortelen  van  Tormentil,  of  Torment illa,  zijn  jr erneLl.j. 
verdrogende  tot  in  den  derden  graad,  en  warm  Mtth. 
in  den  cerften : ook  te  zamentrekkendc  van  aart,  Med‘ 
cn  fijn  van  dcclcn. 


In 


■■■■■ 


Mi, 


pi  j Tormentil.  Boksdoorn.  Boksbaard.  Water-sterrekruyd.  m 6 


Matth.l.4.  In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  een  Roemer  gedron-, 
c' *•  ken  ; of  een  Drachma  van  het  Poeder  der  gedroogde 
'Bladeren,  of  ook  der  Wortelen  , met  Wijn  ingeno- 
men, weerftaat  allerley  verrotting-,  de pefl,  en  het  ver- 
gif-, neemt  wech  de  fmerten,  door  ’t  zelve  veroorzaakt. 
Doed  ophouden  de  overvloedige  Maandjlonden  en 
Camtrnr.  Vloeden  der  Vrouwen  : het  bloeden  van  eenig  lid  des 
. Ligchaams ; de  Buyk-  en  Roodcloop  : het  hloedfpou- 
FUnt.clp.  wen  en  Bloedpijfen.  Droogd  op , en  verfterkt  de  Maag. 
98.  Is  goed  voor  de  geenc  die  van  binnen  gefcheurd  zijn, 
Lonic.  1. 1.  0f  een  hooge  val  gedaan  hebben.  Dienftig  teegens 
f‘  1^‘  de  Geelzucht.  Scheyd  het  geronnene  Bloed  : geneeft 
de  Wonden,  en  lopende  gaten  ; een  gequetfte  en  verjlopte 
Longe,  Lcever  , en  Milt.  Dood  de  Wormen  der  kin- 
deren , drie  dagen  na  malkander  ’s  morgens  nuchteren 
gedronken.  Verdrijft  de  ejuade  zeer  en  van  de  Alond, 
daar  meê  gewaftchen  zijnde.  Jaagt  het  Water  der 
Blaas  af:  verfterkt  de  zelve,  en  ook  de  Nieren.  Ver- 
hinderd , dat  de  zwangere  Vrouwen  een  Alifval  zou- 
den krijgen. 

Trag.l.1.  Het  uytgcparfttc  Zap  dcezer  Plant  met  Wijn  ingeno- 
e-,7(’  men  , is  goed  teegens  ‘t  vergif , en  doed  zeer  krachtig 
zweeten.  Werkt  ook  met  voordeel  in  al  de  hier  boven 
genoemde  gebreeken. 


hare  kluchtige  groenheyd  ’t  leeven  zelfs.  Is  derhalven  °m'er 
geraadzaam,  dat  men  altijd  van  deeze  foort  eene  in  een  ^■aj*Jvan 
Pot  plante;  de  zelve  binnens  huys  beware,  en  haar  met te  r^Si;n- 
weynige  vochtigheyd  voorzie.  Zoo  krijgdze  zom- 
tijds  wel,  bij  goede  Zomers , in  deeze  onze  Landen  een 
volkomen  rijp  Zaad : gelijk  mij  in  mijnen  Hof  hier 
binnen  Groeningcn  gebeurd  is  in  de  jaren  1 66j.  eo 
1671.  Het  zelve  is  geelachtig  van  verwe , befloten 
in  korte  ronde  Peultjens , voorzien  met  klcyne  Steelt- 
jens. 

De  Tragacantha  tomentosa  Cretica  , 0fWo,acI»i- 
wolachtige  Boksdoorn  uyt  Candia , is  niet  zoo  hard  van  foor^u  t 
aart.  Verdraagd  ongeernc  veel  koude  Herfftreegenen,  Candia.07 
en  eenige  Vorfl.  Moet  derhalven , in  een  Pot  gefield 
zijnde  , in  ’t  begin  van  OÜober  binnens  huys  worden 
gebragt,  op  een  luchtige  plaats,  waar  in  niet  anders 
als  bij  vriezend  Weer  word  gevuurd  : gedurende  de 
Winter  onderhouden  met  zeer  weynig  vochtigheyd; 
en  niet  weer  buyten  gezet  , voor  in  ’t  begin  van 
April , met  een  aangename  Lucht  en  zoete  Reegen : 
dan  eevenwel  noch  gewagt  voor  koude  nagten  , en 
fchrale  winden. 

KRACHTEN. 


CCCCLIV  HOOFDSTUK. 

BOKSDOORN. 


Namen. 


Us,  en,  mijns  weetens , met  geenen 
anderen  naam  in  ’t  Neederlandfch , gc- 
H*  noemd  , word  in  het  Latijn  en  Ita- 
K liaan fch  geheeten  Tragacantha  . 
PoTERiUM,  en  Sptna  hirci.  In  het 
Branfch  Baree  deRenard,  ofRA- 


MEBOVE. 

Twee  bij-  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  twee 
zondere  bijzondere  foorten ; te  wecten : 

loorten.  r -r  r „ , 

1.  1 ragacantha  vulgaris  , of  gemeene  Boks- 
doorn. II.  Tragacantha  tomentosa  Cretica, 
of  ruyge  Boksdoorn  uyt  Candien.  Beyde  zijn  ze  niet  van 
eeven  de  zelve  Botswing  en  Waarneeming. 

Grond.  Zij  beminnen  echter  beyde  een  goede , gemeene , 
ïandige  aarde,  met  een  weynig  twee-jarige  Paerdemiff, 
en  ’t  Mol  van  verrotte  Boombladeren  doormengt : een 
opene,  luchtige,  warme,  vrije,  wel  ter  Zon  gcleegene 
plaats ; en  matige  vochtigheyd. 

Zelden  Blijven  lange  jaren  in  ’t  leeven.  Geeven  meert  elke 
Zaad.  Zomer  Bloemen ; maar  zelden  in  deeze  Gcweften  vol- 
komen rijp  Zaad.  Konnen  eevenwel  genoegzaam  aan- 
gewonnen worden  door  hare  aangegroeyde  jonge  , of 
ook  oude  Takken.  Welke  men  in  de  Maand  May  met 
een  Pennemcs  voorzichtig,  op  de  wijze  der  Anjelieren, 
ten  halven  infnijd;  en  met  aarde  bedekt.  In  ’t  eerfte 
Aanwin-  of  tweede  jaar  krijgen  ze  Wortelen.  Doch  rvietvoor’t 

Takken  °r  ^ ^ ^ 013:11  03  m3&  mCn  ZC  Vatl  ^ 0H^e  a^ncemen  > 
a ea‘  om  te  verplanten-,  vermits  de  Wortelen  , noch  jong  en 

tceder  zijnde,  zulks  niet  eerder  mogen  verdragen. 

Door  Zaad  Maar  wanneer  men  ’t  Zaad  uyt  andere  warmer  Lan- 

uytwar-  den  heeft  ontfangen,  zoo  word  het,  meteen  waflen- 
den ^bëko-  Maan  van  May,  hol  en  luchtig  gezayd  in  een  Pot, 
men.  C °’ gcvuld  met  de  hier  boven  befchrccveneaarde;  dan  warm 
gefield,  en  zomtijds  van  boven  begoten  met  een  wey- 
nig in  de  Zon  lauw  geworden  Reegenwater.  Niet  boven 
een  rtroobreedte  diep  moet  hetZWin  de  grond  gelegt 
worden. 

Gemeene  De  Tragacantha  vulgaris,  o f gemeene  Boks- 
doorn  doorni  is  zeer  hard  van  natuur.  Op  een  warme  plaats 
buyten  gezet  zijnde , bevrijd  voor  alle  koude  Oofle- 
cn  Noordewinden  , kan  ze  dikmaal  wel  eenige  jaren 
’s  Winters  overblijven,  inzonderheyd  als  men  ze  tee- 
Hoe  waar  gen«  de  Vorft  met  drooge  Turfmufbedekt.  Eyndelijk 
te  neemen  echter  verheft  ze,  door  een  felle  Vorjl , te  zamen  met 


DE  Gom , of  het  uytgevloeyde  Zap  van  de  Wor-  Aart- 
tel  deezer  Plant , word  gehouden  voor  vochtig 
in  den  eerften,  en  koud  in  den  tweeden  graad  ; 
alhoewel  Galenus  in  een  ander  gevoelen  is. 

In  Melk  geweykt , en  gelegt  op  de  puyflen,  en  het  Matth.l  f. 
jeukzel  der  Oogen , geneeft  de  zelve.  Een  Drachma  in  c'}°:  . 
Wijn  met  Zuyker,  en  een  Drachma  Gom  van  Arabien,  Cm'l£‘ 
te  zamen  geweykt,  en  gedronken,  neemt  van  de  Borfi  Ruell.  i.  j. 
wech  de  Kortademheyd  -,  verzacht  de  Hoef,  geneeft  de  c‘  l8‘ 
heesheyd  der  Keel-,  verdrijft  de  Nieren  fmerten-,  ook  de 
pijn  der  Lendenen , en  der  Blaas. 

De  zelve  Gom  gedroogd,  gepulverifeert,  en  daar  van  camtrar. 
een  Drachma  met  roodc  Wijn,  of  met  het  Zap  vanl3-f<,8- 
Queepeeren  gebruykt,  of  in  een  difterie  gedaan , flild 
de  Bloedgang,  of  Roodcloop. 

De  zelve  in  Roozcnwatcr  met  een  weynig  Camfer  Durante, 
gelegt ; een  doekje  daar  in  natgemaakt , en  dan  het  hift- 
Aangezicht  daar  meé  beftreeken  , maakt  een  helder 
zuyver,  klaar  vel. 


CCCCLV  HOOFDSTUK. 

BOKSBAARD. 

■Iet  alleen  in  het  Neederlandfch  dus  , Namen, 
maar  ook  van  veele  Salsefy  genoemd, 
word  in  het  Latijn  geheeten  Tra- 
gopogum  , of  Barba  Hirci  : in  ’t 
Hoogduytfch  Boksbart  : in  ’t  Franfcb 
Barbe  de  Bove  , of  Barbe  Che- 
vre:  in  het  Italiaanfch  Tragopocano,  Barba  di 
Becco,  of  Barba  di  Capra. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  in  hare  v'if  on~ 
Bloem  veranderlijke  foorten:  als:  dcrfchey- 

t -r  _ deneloor- 

1.  Iragopogum  FLORE  PURPUREO  , of  Boks-  ten. 
baard  met  een  purpure  Bloem.  II.  Flore  pallido 
cceRULEO,  of  met  een  bleekblauwe  Bloem.  III.  Flo- 
RE  albo  , of  met  een  witte  Bloem.  IV.  Flore  lu- 
teo  , of  met  een  geele  Bloem.  V.  Tragopogum 
suave  rubente  flore  Farii  Columnje,  of  Boks- 
baard met  een  lieflijk;  roodc  Bloem  van  de  geleerde  Heer 
Fabius  Columna.  Alle  zijn  ze  van  eenerley  Bouwing 
en  W aarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  wel-Grond. 
gemeftte  aarde : een  opene,  vrije,  luchtige,  bequaam 
ter  Zon  geleegene  plaats,  en  veel  Water.  Blijven  Zaad. 
niet  meer  dan  twee  Zomers  in  ’t  leeven.  Verdragen 
felle  Vorfl  , en  alle  andere  ongeleegentheeden  des  tijds. 

Mm  ra  2 Bloeytn 


i7  Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek 


Bloeyen  in  ’t  tweede  jaar ; geevcn  volkomen  rijp  Zaad-, 
en  vergaan  daar  meé. 

Aanwin-  Moeten  dcrhalven  in  ’t  tweede,  of  zoo  men  ’t  goed 
ning.  vind,  ieder  Zoor  jaar  met  een  waflende  Maan  van  Maert 

of  April  op  nieuws  weer  gezayd  zijn , niet  diep  gelcgt, 
komen  ook  van  ’t  uytgevallene  van  zelfs  genoeg  op. 
Hier  door  konnen  ze  overvloedig  aangewonnen  en  ver- 
meenigvuldigd  worden. 

KRACHTEN. 

Aart.  “ï  Wortelen  van  Boksbaard , in  het  Latijn  Tra- 
I hopogum  , zijn  warm  en  vocht  in  den  tweeden 
graad;  wat  bitter  van  fmaak,  en  een  weynig  te 
zamentrekkende  van  aart. 

Trag.l.  i.  In  Wijn  of  Vleefchnat  gezoden;  voor  een  Salade, 
%9\r  btl  kij  andere  fpijzen  genuttigd;  of  ook,  eerze  noch 
P/.  c.  38.  gefchoten  hebben , gcconfijt,  en  alzoo  gegcetcn  , zijn 
Lobel.  /.  1.  goed  voor  een  kittige  Maag  en  Lecver : voor  de  gebree- 
^Matth'l  i ^en  ^Cr  B^aas  en  Nieren .-  voor  de  Peft,  vergif ; 

c.  137.  * de  betten  en  fleeken  der  Slangen  , en  andcrer  giftige  Die- 

Durantes  ren , ook  der  dolle  Honden. 

fol.  61.  Het  uytgeparfttc  Zap  der  Bladeren  en  Wortelen  ge- 
legt  op  Wonden  en  diergelijke  verkeringen , zuyverd 
en  heeld  de  zelve. 

Het  zelve  Zap  met  eenig  nat  ingegeeven  , is  goed 
voor  ’t  Pleuris. 


CCCCLVI  HOOFDSTUK. 

WATER- 

STARREKRUYD. 

Namen,  Et  deeze  naam  in  het  Hecderlandfch 

bekend,  word  in  het  Latijn  gehee- 
ten  "^Ripolium  , Amellus  Ma- 
RiNus,  en  Aster  Marinus:  in ’t 
Hoogduytfch  Wasser-sternk’raut, 
-ï— — 5S»  en  in  ’t  Italiaanfch  Trifolio. 

Plaats.  Wall  van  naturen  aan  den  Oever  van  op-  en  aflopen- 
de Rivieren , welke  dikmaal  met  zout  Water  word  be- 
vochtigd. Doch  zulkcr  wijsopgenomen  zijnde  , dat 
de  geheele  klomp  aarde  aan  hare  Wortel  blijft , en  dan 
verplant  in  een  goede  varffehe  grond,  voorzien  met  zand 
en  een  weynig  twee-jarigePaerdemift,zoogroeydze  ook 
wel  in  de  Hoven. 

eirond.  Bemind  een  opene  , luchtige  , vrije  , bcquaam  ter 
Zon  geleegene  plaats ; en  veel  Water.  Blijft  eenige  ja- 
ren  lang  in ’t  leeven.  Verdraagd  felle  Torfi,  en  allerley 
andere  ongelcegentheedcn  der  Winter  geduldig.  Geeft 
aardige  langdurige  Bloemen  ; en  ook,  bij  drooge  Zo- 
mers, volkomen  rijp  Zaad.  ’t  Welk  met  een  waflende 
Maan  van  Maert  of  April  word  gezayd  in  een  Pot , ge- 
vuld met  goede  aarde  en  zout  Zeezand,  ruym  een  flroo- 
Aanw'm-  breed  diep  gelegt.  Dikmaal  moet  het  van  boven  met 
ning.  Water  zijn  begoten  ; zoo  zal  het  voor  den  dag  ko- 
men; ’t  geen  anders  zelden  gebeurd.  Alleenlijk  hier 
door  kan  deeze  Plant  worden  aangewonnen  en  vermee- 
nigvuldigd. 

KRACHTEN. 

Galm.  lil.  V "\E  Wortelt  van  Water-Starrekruyd , in  ’t  Latijn 
simt‘ 8-  M Tripolium , is  verwarmende  in  den  derden  graad; 

fcharp  op  de  Tong,  en  heet  van  fmaak. 
c 'ff'.  Een  half  lood  van  deeze  gedroogde  Mortelen  met 
Wijn  ingenomen,  gekookt,  en  onder  andere  fpijzen 
gegeeten,  helpt 'de  Waterzuchtige:  doed  veel  Hater 
lojfen , en  drijft  alle  waterachtige  vochtigheeden  door 
de  Stoelgang  uyt. 

Het  uytgeparfle  Zap  der  Bladeren  op  de  Honden 


gelegt,  of  ook  de  gekneufde  Bladeren  zelfs,  doen  ze 
zeer  fpoedig  geneezen. 


CCCCLVII  HOOFDSTUK. 

AMERICAANSCHE 

TARWE. 

aardig  Gewas , dus  in  ’t  Needer-  Namen. 
aÜ  landfch  genoemd  , word  in  ’t  Latijn 

W/k  geheeten  Triticum  Americanum: 

m ^et  dioogduytfch  IndianïSCHE 
Weytz  : in  het  Franfch  Bled,  of 
Fourment  d’Indes  .•  in  het  Ita- 
liaanfch Grano  Indiano. 

Zij  groeyd  in  deeze  onze  koude  Geweften  op-Geftalte 
waarts  tot  de  hoogte  van  drie  voeten  ; met  vcelvoudi-  deezer 
ge  bij  malkander  gevoegde,  en  uyt  de  Wortel  voort-  pla,lt* 
komende  Bladeren-,  ontrent  een  Maatvoet  of  anderhalf, 
wat  meer  of  minder , lang  , gemeenelijk  een  kleyne 
vinger  breed ; vercierd  met  een  aangename  donkere 
groenheyd.  Waar  uyt  verfcheydene  Steden  voort- 
fpruyten  , geelachtig-grocn  van  verwe  ; met  Ayren  , 
ruym  een  halve  voet  lang , als  met  veele  Leeden  op 
malkander  groeyende ; aan  beyde  de  zijden  voorzien 
met  uytfteekende  Knopjens , waar  aan  het  Zaad  vafl- 
houd,  gelijk  als  Schubachnge  Fleugeltjens , wonderlijk 
en  aardig  boven  malkander  zittende. 

Vergaat  niet  haafl,  maar  blijft  eenige  jaren  in  ’t  lec-  Zaad. 
ven.  Is  tceder  van  aart;  en  geeft,  bij  heete  Zomers, 
volkomen  rijp  Zaad. 

Bemind  een  gcmcene , zandige  aardige  , met  flegts  Grond, 
een  weynig  twee-jarige  Paerdemifl , en  het  Mol  der 
verrotte  Boombladeren  doormengd.-  .een  opene,  vrije, 
warme,  wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  voor  alle  kou- 
de Oojle-  en  Noordewinden  befchut ; ook  matige  voch- 
tigheyd. 

Kan  gantfehelijk  geen  koude  Herfftreegenen  of  eeni-  Waarnee- 
ge  felle  Torfi  verdragen.  Moet  derhalven , in  een  Pot  niing  iu  de 
flaande  , in  den  aanvang  van  Ottobcr  binnens  huys  wor-  winUr- 
den  gebragt,  en  gezet  op  een  luchtige  plaats  , waar  in 
niet  anders  als  bij  vriezend  Wéér  word  gevuurd : ge- 
durende de  Winter  met  weynig  Water  voorzien 
zijn  , vermitsze  door  te  veel  vochtigheyd  lichtelijk 
verrot;  en  niet  voor  in  ’t  begin  van  April,  met  een  aan- 
gename Lucht  en  zachte  Reegen , weer  buy ten  gefield; 
eevcnwel  dan  noch  voor  koude  nachten  veel  vochtigheyd , 
hayrige  of  fchrale  winden  wel  gewagt  en  genoegzaam 
gedekt  worden. 

Het  Zaad  word  met  een  waflende  Maan  van  May  Aanwin- 
in  een  Pot , niet  diep  gelegt , de  aarde  aanbevolen  , ning> 
en  met weynige  vochtigheyd  voorzien.  Hierdoor  word 
ze  aangequeekt  en  ve rmeenigvuldigd.  Maar  dan  ook 
noch  aangewonnen  door  hare  aangewaflene  altijd  groen- 
blijvende  jonge  Scheut jens:  welke  men  op  de  genoem- 
de tijd  meteen  Mes  voorzichtig  van  de  oude  affnijd , 
en  in  Potten  verplant. 

KRACHTEN. 

DEeze  Americaanfche  Tarwe , in  ’t  Latijn  Tri-  Aart 
ticum  Americanum , is  warm  van  aart  in  den 
cerften  graad. 

Het  Brood,  ’t  welk  hier  van  gemaakt  wotd , is  van  en  ge- 
een  aangename  fmaak.  Geeft  daarenboven  goed  voed-  bru/E 
zei  aan  't  Ligchaam ; en  verflerkt  al  de  inwendige  dee- 
len  van  ’t  zelve. 

Het  Meel  deezer  Tarwe  in  Edik  gekookt,  en  gelegt  (ieezes 
op  verhittede  Ligchaamsdeelen  , de  Roos  , ’t  Sprenkt-  Tarwe. 
vuur  , en  andere  diergelijke  vuurigheyd  , trekt’er  de 
brand  van  uyt,  cn  verteerd  ze. 


CCCCLVIII 


pip  Torrekruyd.  .Zotsknodze.  Vaccaria.  Eerenprys. 


p 20 


Vier  bij- 
zondere 
foortcn. 


Aanwin- 

ning. 


Cebruyk 


heelmid- 

delen. 


CCCCLVIII  HOOFDSTUK. 

TORREKRUYD. 

&N  het  Neederlandfch  dus  , of  veel 
smeer  Thoornkruyd  genoemd,  ver- 
ï mits  hare  Steden  Thoorns  of  Naalds- 
ï wijze  groeyen ; word  in  het  Latijn  ge- 
£heeten  Turritis,  ofTuRRiTA. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  bekend 
geworden  vier  bijzondere  foorten ; namentlijk : 

I.  Turritis  major  , of  groot  Torrekruyd.  II. 
Minor  longifolia  , of  kjeyn  lang-gebladerd  Torre- 
kruyd. III.  Minor  Plateau,  of  kleyn  Torrekruyd , van 
Plateau  befchreeven.  IV.  Turritis  Lusitanica, 
of  Portugalfch  Torrekruyd.  Al  te  zamen  zijn  ze  van  de 
zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede  , gemccne,  zandige  aarde  , 
met  matige  twee-jarige  Paerdcmift  voorzien  : een  ope- 
ne  luchtige,  warme  , wel  ter  Zon  geleegene  plaats,  en 
tamelijke  vochtigheyd. 

Konnen  reedelijk  wel  de  Vorfi , en  andere  ongelee- 
gentheeden  der  Winter  uytftaan.  Bloeyen  in  de  twee- 
de Zomer ; geeven  volkomen  rijp  Zaad ; en  vergaan 
daar  mee  : wijl  ze  niet  , of  zeer  zelden  , langer  in  ’t 
leeven  konnen  blijven.  Worden  derhalven  ook  ieder 
Voorjaar , met  een  walTcnde  Maan  van  April,  weer  in 
een  Pot  zoo  gezayd  als  geplant;  en  hier  door  kan  men  ze 
alleenlijk  aanwinnen  en  vermeenigvuldigen. 

KRACHTEN. 

DE  gekneufde  Bladeren  van  Torrekruyd , in  het 
Latijn  Turritis , gclegt  op  allerlcy  vujle  en  hee- 
te  gezwellen,  zweer  en  en  zeeren , helpen  en  ge- 
neezen  de  zelve. 

Het  Poeder  der  gedroogde  Bladeren , of  het  uyt- 
geparftte  Zap  daar  van  , gedaan  op  varjfche  bloedige 
Wonden , bewaard  de  zelve  voor  alle  verhitting,  endoed 
ze  toegroeyen. 


Twee  ver- 
anderlijke 
foorten. 


Grond , 
hoedanig. 


Bloeyende 

Vrucht, 

zonder 

Zaad. 


CCCCLIX  HOOFDSTUK. 

ZOTSKNODZE. 

.Iet  alleen  in  het  Neederlandfch  dus , 
maar  ook  van  zommige  Dodden  , 
Dollen  en  Dolzen  genoemd,  word 
,in  het  Latijn  gcheeten  Typha  pa- 
LUSTRIS  of  ScEPTRUM  MORIONIS  ! 

— in  het  Hoogduytfch  Wasserkolben  , 

Moszkolben,  en  Narrenkolben  .•  in  het  Franfch 
Rouseau  , of  Masse  de  Sonc  : in  het  Itahaanfch 
Massa  Sorda  , of  Tipha. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend/j/w  verander- 
lijke foorten  ; te  wecten  : 

I.  Typha  major,  of  gr oote  Zot sknodze.  II.  Ty- 
pha minor  , of  kleyne  Zotsknodze  Beyde  zijn  ze  van 
eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Door  een  haar  natuurlijke  eygenfehap  gróeyen  ze 
zeer  geerne  in  moerafligc  plaatzen  , ftaande  wateren , 
en  lopende  ondiepe  Rivicrtjens , of  Slooten.  Willen 
derhalven  gantfeh  niet  wel  in  Hoven , of  eenige  andere 
drooge  grond  voortkomen.  Doch  zulks  gefchicd  noch 
in  Vijvers  , met  een  wallende  Maan  van  April  daar  in 
gezet  zijnde.  Echter  fchieten  ze  hierop  verre  na  zoo  hoog 
niet  op  als  inde  voorgedachte  met  haren  aart  overeenko- 
mende grond.  Geeven  ook  veel  kleynder  Vruchten. 

Hard  van  aart  zijn  ze.  Konnen  zware  koude  en 
fterke  Vorft  verdragen  : door  welke  wel  hare  Bladeren 
verdorren  ; doch  in  het  Voorjaar  loopen  ze  weer  uyt. 
Geeven  in  den  Herfjl  een  bloeyende  Vrucht  (waffen- 


de  op  lange  Sreelen ) , die  men  Knodzcn  of  Dodden 
noemd,  gelijk  alreeds  hier  boven  gezegt  is;  doch  bren- 
gen gantlchclijk  geen  Zaad  voort.  Niet  alleen  in  den 
Herfjl , maar  ook  door  de  gehecle  Winter  konnen  ze  op 
de  gedachte  hare  Steden  goed,  en  gelijk  als  onverder- 
velijk  blijven  ftaan. 

Worden  alleenlijk  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  Aanwin- 
door  hare  vermeerderende  Wortelen  , welke  vecle  jaren  ning' 
lang  goed  blijven. 

KRACHTEN. 

ZOtsknodze,  of  Typha,  gelijk  ook  de  Bloem  der  Aart. 
zelve,  is  verwarmende,  verdroogende,  en  afva- 
gende van  aart.  Het  onderfte  ded  der  Bladeren 
is  mals , en  goed  om  te  eeten  ; geeft  echter  weynig 
voedzel  aan  ’t  Ligchaam. 

De  zachte  wolachtige  hayrcn  van  de  Ayren,  of  Dod-  Do‘l  l'  10' 
den  , in  de  Ooren  gedaan  , ncemen  het  Gehoor  vvech.  ca*‘  l8‘ 
Met  Reuzel  vermengt , en  op  de  gebrandheyd  gelegt , 
geneezen  de  zelve;  want  ze  droogen  en  zuy  veren  van 
naturen : ftillen  daarenboven  het  Bloed;  droog  , of  al- 
leenlijk van  buyten  opgelcgt  zijnde. 

Met  Roozcwatcr  nat  gemaakt,  en  op  de  Takjen  of  Dl°fe-  E 
Speenen  van  ’t  Fondament  gelegt ; ook  , als  het  afyalt,  c‘ 
weer  vernieuwd  , geneert  de  zelve  ; defgdijks  de  won- 
den; der  zelver  vuurigheyd  na  zich  trekkende. 

De  zelve  wollige  -Ayren  rijp  geworden  zijnde,  kon-  Duranr. 
nen  dienen  om  Kujfens  en  Bedden  mee  te  vullen;  wel  P'" 
ke  zeer  goed  zijn  voor  hitzige  Nieren : 

Ook  worden  de  Bladeren  gebruykt,  om  Stoelen  daar 
mee  te  bekleeden. 


hift.  Plant. 
Jol.  4J7. 


CCCCLX  HOOFDSTUK. 

VACCARIA. 

I örd  zoo  wel  in  ’t  Neederlandfch  als  in  Namen. 
| het  Latijn  dus  genoemd;  doch  in  de 
laatrtgemelde  taal  ook  Lychnis  per- 
FOLiATA,  en  Lychnis  perfoliata 
, rubra.  Mijns  wcetens  is  deeze  Plant 
geenen  anderen  naam  toegevoegd. 

Zij  bemind  een  goede,  gemeene,  zandige,  en  ma-  Grpnd. 
tig  met  twee-jarige  Paerdemift  voorziene  grond  : een 
openc,  warme,  vrije,  luchtige,  wel  ter  Zon  geleegene 
plaats,  en  tamelijke  vochtigheyd. 

Blijft  niet  langer  dan  eene  Zomer  in ’t  leeven;  en  Zaad. 
geeft  m den  Herfjl  volkomen  rijp  Zaad : ’t  welk  ie- 
der Voorjaar , met  een  wallende  Maan  van  Aiaert  of 
April,  niet  boven  een  rtroobreedte diep,  weer  op  nieuws 
de  aarde  moet  aanbevolen  zijn.  Anders  komt  het  ook  Aanwin. 
zomtijds  door ’t  neergevallene  van  zelfs  genoeg  op.  Hier  ninS' 
door  kan  ze  overvloedig  vermeenigvuldigd , en  gelijk  als 
vernieuwd  worden, 

KRACHTEN. 

VAccana  is  warm  en  droog  van  aart,  in  den  eer-  Aart. 
ften  graad. 

De  Bladeren  in  Edik,  Wijn,  of  Water  ge-G?ne«- 
kookt,  of  gediftilleert ; dan  daarmee  gewaflehen  de  middclc*. 
voortlopende  , hitzige  zeeren  en  zweeren  ; de  Rood- 
grond , Roos ; zwelling  van  de  Navel,  en  meer  andere 
heete  ongeleegentheeden , verdrijven  de  zelve.  • 


M m m 5 


CCCCLXI 


hmhjhhhhhi 


Namen. 


Vijf  bij- 
zondcre 
foorten. 


Grond, 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Kleyn  Ee- 
renprijs 
mee  Bla- 
deren van 
Thym. 


Aldcr- 

grootfte 

prijs,  met 
een  geayr- 
de  Bloem 


Gedaante 
der  Blade- 
ren. 


Stceltjens. 


Geflalte 
der  Bloe- 
den. 


pn  Beschryving  der.  Krutoen,  Bollen  en  Bloemen,  III  Boek,  911 
cccclxi  hoofdstuk. 


EERENPRYS. 

Us  in  het  N'eederlandfch  genoemd  , 
word  in  het  Latijn  geheeten  Vero- 
nica  : in  het  Italiaanfch  eeven  al- 
zoó  : in  het  Hoogduytfch  Ehren- 
preisz  , of  ook  Grundheil:  in’t 
Franfch  V eroniqjj E. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart 
bekend  geworden  vijf  bijzondere  foorten  : nament- 
lijk  : 

I.  Veronica  vera  , of  opregte  Eerenprijs.  II. 
Mas  repens  , of  Eerenprijs  mannetje,  bij  de  aarde 
kruypende.  III.  Minor  serpilli  folia,  of  kjeyne 
Eerenprijs  met  ronde  Bladeren  van  wilde  Thymtts , of 
Ouendel.  IV.  Maxima  spicata  , of  aldergrootfte 
Eerenprijs , met  een  blanw-geayrde  Bloem.  V.  Vero- 

NI CA  SUPINA  TeUCRII,  PRATENSIS  FACIE,  of  leg- 
gende Eerenprijs , met  een  gedaante  van  Teucrium  , 
groeyende  op  Grasvelden.  Alle  zijn  ze  van  eeven  de 
Zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene , zandige,  ma- 
tig- en  ook  wclgemeftte  grond : immers  zoo  zeer  een 
warme,  vrije,  en  genoegzaam  ter  Zon  gelcegene , als 
een  fchaduwachtigc  plaats:  veel  Reegen,  en  ook  ma- 
tige vochtigheyd.  Blijven  uyt  eygener  aart  eenigc  ja- 
ren  in  ’t  leeven.  Verdragen  geduldig  felle  koude  en  alle 
andere  ongeleegentheedcn  der  IVinter.  Gceven  ook 
dikmaal  bij  goede  Zomers  volkomen  rijp  Zaad : het 
welk  met  een  wallende  Maan  van  Maert  of  April,  niet 
boven  een  ftroobreedte  diep  , hol  en  luchtig  in  de  aar- 
de moet  gelegt  zijn. 

Niet  alleen  hier  door  worden  ze  vermeenigvuldigd , 
maar  ook  door  hare  aangewaffene  jonge  Looten , wel- 
ke men  , van  zelfs  W or telen  gefchoten  hebbende , op 
de  gedagte  tijd  , en  met  de  gemelde  Maan  van  de  oude 
afneemt  en  verplant. 

Het  Veronica  minor  serpilli  foeia,  of  kjeyne 
Eerenprijs  met  Bladeren  van  wilde  Thymus ; doch  gant- 
fchelijk  niet  in  grootte,  maar  in  gedaante  alleen  dezelve 
gelijk  zijnde,  blijft  van  naturen  niet  zoo  lang  in’tleeven. 
Geeft  in  de  tweede  Zomer  volkomen  rijp  Zaad , en 
verfterft  dan  gemeenelijk.  Word  door  ’t  zelve  Zaad 
genoegzaam  vermeenigvuldigd ; met  een  walfende  Maan 
van  Maert  of  April  in  de  aarde  gelegt  zijnde.  Of  komt 
ook  genoeg  op  door  ’t  uytgevallene. 

Het  Veronica  maxima  spicata,  of aldergroot- 
fte  Eerenprijs  , met  een  geayrde  Bloem  , krijgt  uyt  een 
teedere,  bruyn-verwige  , en  bittere  Veezelwortel  veele 
Bladeren,  plat  op  de  aarde  neerlcggende,  twee  en  twee 
altijd  regt  tcegens  malkander  over  gefteld  ; ruftende 
op  een  Steeltje,  ontrent  een  vingerlid  lang  zijnde.  Zijn 
boven  donker , of  zwart-groen  van  verwe , ook  wat 
blinkende;  doch  onder  bleeker  : een  kleyne  vinger, 
wat  meer  of  minder,  lang,  en  een  lid  van  een  vinger 
breed  ; doch  voor  wat  fmaller  als  achter;  en  aldaar  in 
een  ftomp  punt  eyndigende  : aan  de  randen  teeder  en 
aardig,  doch  rondachtig,  en  niet  diep  ingezaagd;  zacht 
van  aart,  voorzien  met  een  weynig  ruygheyd.  In  de 
Mond  geknauwd  wordende  , vallen  ze  te  zamentrek- 
kende,  ook  onlieflijk  van  fmaak.  Hebben  in ’t  mid- 
den een  regt-doorgaande  Ader  ; waar  uyt  verfchey- 
dene  andere  voortvloeyen , ter  zijden  opwaarts  ge- 
keerd. 

Uyt  der  zelver  middenfte  of  voorfte  punten  ko- 
men voort  ronde , bleekgroene,  zeer  taye,  en  ruyg- 
achtige  Stceltjens , voorzien  met  fchoone  , meer  dan 
een  hand  lange , en  voor  fpits  toegaande  Ayren  ; be- 
ftaande  uyt  ontelbare  donkcr-blauwe  Bloemen  , hou- 
dende vier  langwerpige  Bladert jens  , waar  van  het  on- 
derfte  het  fmalfte,  ook  afhangende  ; het  bovenfte  op- 


ftaande  het  breedfteis,  en  de  overige  twee  ter  zijden  de 
middelmatigfte  zijn.  Hebben  inwendig  drie  lang-uyt- 
fteekende  blauwe  Draadjens ; van  welke  de  twee  kort- 
te ter  zijden  voor  begaaft  zijn  met  een  langwerpig, 
dikachtig  , en  uyt  den  blauwen  purpur-verwig  Knopje ; 
maar  het  middenfte  heeft’er  geen.  Alsze  eenige  dagen  Zaadhuy*. 
zeer  bezienswaardig  hebben  opengedaan,  vallenze  eyn-ic- 
delijk  op  de  aarde  neer;  nalatcnde  een  kleyn  rondach-  Zaad 
tig  Zaadje,  gefteld  in  ’t  midden  van  vier  kleyne,  groe-  ™ ' 
ne,  en  een  weynig  ruygachtige  Bladert  jens-,  ook  voor- 
zien met  een  kleyn , half-rond  en  bruyn-rood-verwig 
Zaadje . 

KRACHTEN. 

EErenprijs,  in  ’t  Latijn  Veronica , is  verwarmende  De</.  /.  i. 
en  verdrogende  in  den  eerften  graad.  e'11' 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  een  Roemer  ge-  Camtrar. 
dronken,  of  anders  twee  Drachmen  van  het  Poeder  1-%-c.xf. 
der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  ingenomen  , ver- *  l' u 
drijft  het  Colij\:  geneeft  de  Wonden  ; de  Gefcheurd- 
heyd,  of  'Breuken-,  end  e Melaatsheyd.  Is  goed  voor 
een  befmettelijke  ziekte;  de  Koortzen;  de  onvrucht- 
bare Vrouwen ; de  Hoeft ; de  uytteerende  menfehen ; ook 
voor  de  op  werping  van  etterige  en  bloedige  Fluymen. 

Doed  daarenboven  wel  water  loften opend  de  verftopt- 
heyd  der  Leever , Milt,  en Longe:  reynigd  de  Nieren: 
en  drijft  het  Graveel  uyt. 

De  groent  Bladeren  geftoten,  of  het  Poeder  der  ge-  Fuchf.  bijl. 
droogde  gelegt  op  wonden  , vnyle  ze  er  en  en  zweeren  , C-S9- 

inzonderheyd  zulke,  welke  aan  den  Hals  komen,  ver-  Matth.U\. 
weekt  de  zelve,  en  geneeft  ze.  Twee  Drachmen  \ an 
het  gedachte  Poeder  ingenomen  met  twee  Drachmen 
Theriac,  is  goed  voor  peftilentiale  Koon  zen. 


CCCCLXII  HOOFDSTUK. 

W I T Z E N. 

■Y  veele  genoeg  bekend,  en  in  ’t  Nee-  Namen.' 
derlandfch  niet  alleen  dus,  maar  ook 
gemeenelijk  Vitzen  ; dan  noch  wel 
Wikken  genoemd  : in  het  Latijn 
geheeten  Yicia:  in  het  Hoogduytfch 

Wicken:  in  het  Franfch  Vesce  : in 
het  Italiaanfch  Vecchia,  Veccia,  cn  Vezza. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  geworden  zee-  Zeeven 
ven  veranderlijke  foorten ; te  weeten : yerander- 

I.  ViciA  MAJOR  VULGARIS  , of  groote  gemeene  f°°r' 
Witzen.  II.  Minor  vulgaris  , of  kjeyne  gemeene 
Witzen.  III.  Minima,  of  alderkjeynfte  Witzen.  IV. 
Africana,  of  Witzen  uyt  Africa.  V.  Hispanica, 
of  Spaanfche  Witzen.  VI.  Lusitanica  radice 
grumosa,  of  Portugal fche  Witzen,  met  kleyne  Knobbelt- 
jens  aan  hare  Wortelen.  VII.  Vicia  hirsuta  , of 
H'itzen  met  een  ruyge  Vrucht , of  Peul.  Niet  alle  zijn  ze 
van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede,  gemee-  Grond, 
nc,  zoo  wel  zandige  als  andere,  zoo  gemeftte  als  onge- 
meftte , doch  van  naturen  een  droogachtige  grond  : 
immers  zoo  zeer  een  opene , vrije,  luchtige,  als  een 
fchaduwachtige  plaats,  en  matige  vochtigheyd.  Blij- 
ven niet  meer  dan  eene  Zomer  in  ’t  leeven.  Gceven  in  Zaai 
den  Herfft  volkomen  rijp  Zaad,  en  vergaan  daar  mee. 

Moeten  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  waffende 
Maan  van  Adaert  of  April  (na  geleegentheyd  van  de 
bequaamheyd  of  onbequaamheyd  des  tijds)  weer  op 
nieuws  worden  gezayd  ; ’t  Zaad  niet  diep  in  de  aarde 
gelegt.  Alleenlijk  hier  door  konnenze  aangewonnen  en  Aanw‘n- 
vermeenigvuldigd  worden.  nlnS' 

De  Vicia  major  et  minor  vulgaris  flore  Groote.en 
CCCRULEO  purpurascente  , of  groote  en  kjeyne  ge-  k,e)'ne  S^ 
meent  Vitze/s,  met  een  uyt  den  blauwen  purpur achtige  vhsen. 

Bloem  t 


Klll 


913  Witzén.  Drie-verwige  Violette.  Maèrtsche  ViolE. 


9*4 


Bloem,  vergaan  niet  zoo  haart  , maar  blijven  eenige  ja- 
ren  lang  in  ’t  keven.  Verdragen  felle  koude , en  aller- 
ley  andere  ongelcegenthecden  des  tijds.  Verliezen  in 
de  Winter  hare  Bladeren  ; maar  fchietcn  vroeg  in  ’t 
Zaad,  Voorjaar  weer  uyr.  Geeven  aardige  Bloemen,  en  vol- 

komen rijp  Zaad ; ’t  welk  op  de  hier  boven  genoem- 
de tijd  , en  met  de  gemelde  IV] aan  de  aarde  word 
Aanwin-  aanbevolen.  Hier  door  kan  men  ze  genoegzaam  ver- 
laag. mccnigvuldigeu. 

KRACHTEN. 

Aart.  W \E  Witten  , Vitten  of  Wikken  , in  het  Latijn 
I 1 Vicia , zijn  verwarmende  in  den  eerften , ver- 
Mim  'fnr  drogende  in  den  tweeden  graad:  ook  zuyveren- 

1 'de,  afvagende,  en  een  weynig  te  zamemrekkende  van 
aart.  Gekookt , en  zoo  gegeeten , zijn  ze  onaangenaam 
voor  de  Maag  ; zwaar  te  verteeren.  Veroorzaken  een 
tnclancholijk  Bloed:  geeven  weynig  voedzel  aan  ’t  Lig- 
chaam , en  verftoppen  de  Buyk. 

Trag.l.i.  Het  Meel  der  zelve  Witten  met  eenig  nat  inge- 
^1,6‘  , nomen  , doed  veel  water  loffen ; en  is  eoed  voor  de 
hift.  Plant,  fijt  teer  ende  Alenfchen:  doch  te  veel  gebruykt,  is  zeer 
ƒ»/.  467.  Ichadelijk  aan  de  Darmen  en  de  Blaas.  Het  zelve  Adeel 
Matth.l.z.  mct  \\7ijn  vermengd,  en  gelegt  op  de  beet  en  van  raz,en- 
e l*1‘  de  Alenfchen,  dolle  Honden,  en  andere  fchadehjke  Die- 
ren , helpt  de  zelve.  Met  Honig  gemengd  , neemt 
wech  de  Sproeiden  en  andere  plekken  derllujd,  daarop 
geftreeken. 

Decze  Vitten , of  Wikken , de  Paerden  onder  de 
Haver  te  eeten  gegccven , maken  de  zclye  vet  en  wel - 
gefield. 


CCCCLXIII  HOOFDSTUK. 

DRIE-VERWIGE. 

VIOLETTE. 

Verfchey-  aangenaam  en  bezienswaardig  Co- 
denamen. gpf!  was,  voerd  deeze  naam  in  het  AFee- 

derlandfch.  Word  defgelijks , wee- 
Iï|N  gens  de  cierlijkc  verfcheydentheyd 

harer  aangename  verwen  in  het  Latijn 
geheeten  Viola  tricolor,  of  Vio- 
la trinitatis  : in  het  Hoogduytfch  Dreyfaltic- 
kf.it  Blumen,  of  ook  Kriechende  Viole:  in ’t 
Franfch  Pensees,  of  Menues  Pensees:  in  het  Ita- 
liaanfcb  Fiore  di  Giove  , ^Minuti  pensieri,  en 
Jaccea. 

Zceven  Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  eenige  veranderlijke 
verander-  foorten  bekend  geworden ; te  weeten : 
ten'  l00r"  I-  Viola  tricolor  magna  , o (groote  dric-ver- 
wige  Violette.  II.  Tricolor  flore  parvo  , of 
kjeyne  drie-verwige  Violette.  III.  Flore  albo  , of 
met  een  witte  Bloem.  IV.  Flore  purpureo,  of  met 
een  geheel  purpttre  Bloem.  V.  Flore  luteo  amplo 
odorato  , of  met  een  groote geelc  welriekende  Bloem. 
VI.  Flore  luteo  amplo  odorato  variegato  , 
of  met  een  groote geel-bonte  welriekende  Bloem.  VII. 
Viola  assurgens  flore  cccruleo  , of  opftaande 
Violette  met  een  blauwe  verwe.  Niet  alle  zijn  ze  van  de 
Zelve  Bouwing  en  Waarneeming. 

Grond.  Echter  beminnen  ze  al  te  zamen  een  goede  , zandi- 
ge, drooge,  ongemeftte;  dan  pok  een  vochtige  en  wel- 
gemeftte  aarde;  zoo  wel  een  opene,  vrije,  luchtige, 
als  een  fchaduwachtige  plaats , veel  Recgen , en  ook  ma- 
tige vochtighcyd. 

Zaad.  Blijven  gemeenelijk  niet  langer  dan  eene  Zomer  in  ’t 

leeven,  vermits  ze,  als  ze  teegehs  de  Winter  Zaad  ge- 
geeven  hebben,  daar  mee  verderven.  Worden  dcrhal- 
ven  ieder  Voorjaar , met  een  waffendeMaan  van  Alaert, 
of  in  September , weer  op  nieuws  gezayd.  Komen  ook, 


daar  ze  eens  geftaan  hebben  , door  het  uytgcvallene  Aanwin- 
Zaad  overvloedig  genoeg  van  zelfs  te  voorfchijn  ; ning. 
niet  alleen  in  de  Voortijd , maar  ook  in  de  Zomer , ja 
teegens  den  Herfft  : welke  dan,  de  koude  der  H mter 
uytftaande,  overblijven,  en  door  de  gantfche  Zcmer- 
tijd  mcx.  fchoone,  verluftigendc  Bloemen  vercierd  zijn. 

Hier  door  konnenze  genoegzaam  aangewonnen  en  ver- 
meenigvuldigd  worden. 

Dc  Viola  tricolor  flóre  luteo  amplo  odo-  'Vc’rif-. 
RATO  , of  groote  drie-verwige  geelc  welriekende  Vio-  ^'^;drie* 
lette , en  Flore  luteo  amplo  odorato  varie-  violcuen. 
gato  , of  groote  geel-bonte  welriekende  Viclctte,  ver- 
gaan niet  in  ’t  eerfte  jaar,  gelijk  dc  andere,  voortgeko- 
men zijnde  van  Zaad,  met  een  walfendc  Maan  van  A- 
pnl  niet  diep  gezayd  geworden;  maar  blijven  twee, ook 
wel  drie  jaren  in  ’t  leeven. 

De  Viola  assurgens  , of  regt-opjfaande  Violette  Regt-op- 
met  een  blauwe  Bloem  , blijft  lange  jaren  in  .’t  leeven. 

Verdraagd  felle  koude,  en  alle  andere ongeleegentheeden  meteen 
der  Winter,  zonder  fchadc.  Bloeyd  ieder  Zomer,  en  blauwe, 
geeft  volkomen  rijp  Zaad ; ’t  welk  op  de  genoemde  Bloem' 
tijd  , en  met  de  gemelde  Maan  in  een  Pot,  niet  bo- 
ven een  ftroobreedte  diep  gelegt,  de  aarde  word  aan- 
bevolen, 

KRACHTEN. 

DRie-verwige  Violette  , of  Viola  Tricolor  , is  DoJ-  l-  ö- 
matig  vocht  van  aart;  ook  verzachtende,  afva-  c l‘ 
gende,  fcharp  van  fmaak,  en  fijn  van  deden. 

In  Wijn  gezoden,  en  daar  van  gedronken,  of  het  ubil.  1. 1. 
Poeder  der  gedroogde  Bladeren  met  Wijn  ingenomen  ,f°l ■ 7*7- 
is  goed  teegens  dc  Kramp,  en  trekking  der  Leeden-,  voor  f°”'^  l'  *' 
dc  krimping  der  Darmen , en  de  vallende  kiekte  der  Mai,h.  /.4. 
jonge  Kinderen.  Neemt  wech  de  verflopping  van  de  Borft  c.  1 1 7. 
en  Longe-,  allerley  /lijmerige  vocht igheeden , en  de  in-  <*amer‘'r\ 
wendige  verhitting.  Geneert:  daarenboven  de  Schurft-  •+,c' ll1, 
heyd,  Wonden , Gefchettrdheyd , jeukerigheyd  der  Httyd, 
z.eeren , z,wceren  ; en  ook  de  Spaanfche  Pokken , als 
men’cr  ’s  avonds  en  ’s  morgens , tien  dagen  achter 
een  , t’elkcns  drie  oneen  van  inneemt  , en  daar  op 
zweet. 


CCCCLXIV  HOOFDSTUK. 

MAERTSCHE  VIOLE. 


N ders  ook  in  ’t  Necderlandfch  Maert-  Verfchc*- 
I® ^I0LtrTE  genoemd,  ieder  ge- de  namen, 
*3*  noeg  bekend.  Word  in  het  Latijn 
geheeten  Vioia  Martia  , Viola 
NIGKA j Viola  purpurfa,  en  V10- 
Ihif  l a R i a : in  het  Hoogduytfch  Mertz- 

violen,  of  Blaw -violen:  inliet  Franfch  Violet- 
tes  de  Mars:  in ’t  Italiaanfch  Viola  di  Marzê, 

Viola  PavonazzA,  Viola  Mammola,  en  Viola 
Porporea. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  vijf  onder-  Vijf  on~ 
fcheydene  foorten ; namentlijk:  derfchcy- 

I.  Viola  Martia  flore  simplici  cccruleo  , ^cc“c  foor' 
of  blauwe  enkele  Afaertfche  Viole.  II.  Flore  cce- 
RULEO  pleno  , of  met  een  dubbele  blauwe  Bloem. 

III.  Flore  simplici  albo  , of  met  een  enkele  wit- 
te Bloem.  IV.  Flore  pleno  cinf.ro  , of  met  een 
dubbele  grauwe  Bloem.  V.  Viola  inodora  syl- 
vestris  , of  wilde  Alaert fche  Viole  ronder  reuk  Al  te 
zamen  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bouwing  en  Haar - 


neeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene  zandige,  liever  gemert-  Grond, 
te  als  ongemeftte  aarde : immers  zoo  zeer  een  vrije  wel 
ter  Zon  gcleegcne,  als  een  fchaduwachtige  plaats;  en 
veel  Water.  Blijven  eenige  jaren  lang  in  ’t  leeven. 
Bloeyen  niet  alleenlijk,  maar  geeven  ook  ieder  jaar  vol- 
komen 


9*  5 Beschryving  der  Kruyden  , Bollen  en  Bloemen  , III  Boek,  m 6 


Zaad,  komen  rijp  Zaad  ; ’t  welk  niet  t 'effens,  maar  mct’er 
tijd  , ’t  een  vroeger  ’t  ander  later,  zijne  rijpheyd  be- 
komt; beginnende  ten  halven  van  de  Maand  Junius  , 
en  ontrent  den  aanvang  van  O tl  ober  eyndipende.  Men 
vind  het  niet  alleen  onder  zijne  Bladeren , maar  ook 
half,  ja  zelfs  zommige  Knoppen  bijna  geheel  onder  de 
Hoe  re  aarde  en  fteclen  verborgen  leggen.  Niet  voor  dat  het 
winnen,  tot  zjjne  volkomene  rijpheyd  is  geraakt,  mag  men  ’t 
afplukken ; te  wectcn , als  de  Knoppen,  waar  in  het  bc- 
floten  is,  zich  blauw-verwig  , en  ’t  daar  binnen  zijnde 
Zaad  zelfs  , ’t  welk  te  vooren  wit  word  gezien , zich 
na  ’t  geel  trekkende  vertoond.  Zoo  men  dan  langer 
wagt,  barft  de  Knop  fchiclijk  van  malkander, en  'tZaad 
valt  ter  aarden  neer.  Indien  men  ’t  kan  afplukken  met 
een  volle  Maan  , zoo  blijft  het  langer  goed  als  anders; 
en  heeft  dan  zijne  hoogde  volmaakthcyd.  Echter  blijft 
het,  om  gebruykt  te  konnen  worden,  niet  langer  als 
een  jaar  oj  anderhalf  bequaam. 

cn  te  be-  Het  zelve  nieuwclijks  gewonnen  zijnde,  moet  men 
waren.  *t  Jrje  Qf  vjer  Wccken  Iang  binnens  huys  leggen  op  een 
houte  Bord,  of  Tafel,  luchtig  cn  hol,  om  te  drogen. 
Daar  na  zuyvcrd  men  het  van  de  Huppens  , en  be- 
waard het  op  een  drooge  plaats,  op  dat  het  geen  fchim- 
meligc  reuk  mogt  krijgen. 

Aanwin-  Zij  verdragen  derkc  Vorft , cn  alle  andere  ongelce- 
Ring.  gentheeden  des  tijds,  buytcn  daandc.  Blijven  gedu- 
rig groen;  cn  worden  aangewonnen , niet  alleen  door  ’t 
gedachte  haar  Zaad;  ’t  welk  meteen  wadende  Maan  van 
Maert , niet  diep  gelegt , de  aarde  word  aanbevolen ; 
Inaar  ook  overvloedig  door  ’t  neergevallene  , ’t  welk 
van  zelfs  opfiaat,  zonder  dat  men  de  moeyte  van  zaying 
behoefd  te  doen  : en  dan  noch  door  de  aangewadene 
jonge  Looien  ; welke  men , van  zelfs  M ortclen  eekree- 
gen  hebbende ; op  de  gemelde  tijd  van  de  oude  af- 
neemt cn  verplant. 

Dubbele  De  Viola  Martia  flore  pleno  cceruleo,  et 
blauwe  cn  ciNEREc/  pleno,  of  dubbele  blauwe  , en  grauwe 
IlaerTfche  Maertfehe  Viole , krijgen  noyt  cenig  Zaad.  Worden 
Violen,  echter  genoegzaam  aangequeekt  cn  vermeenigvuldigd 
door  hare  jonge  aangegrocyde  Scheut jens;  welke  van 
zelfs  Wortelen  fchietcn  ; en  die  men  met  een  wadende 
Maan  van  Maert , of  ook  van  Augujlus , of  Septem- 
ber, om ’t  tweede  jaar  opneemt,  cn  verplant.  Anders 
zouden  ze  enkel  van  Bloem  worden , of  geheel  ver- 
gaan. 

KRACHTEN. 

Aart.  | ~\E  'Bladeren  cn  Bloemen  deezer  Matrtjcbe  Vio- 
f J le,  in  het  Latijn  Viola  Martia , zijn  verkoelen- 
de in  den  eerden , en  vochtmakende  van  aart  in 
den  tweeden  graad. 

Diofc.  1. 4.  De  Bladeren  alleen  gekookt,  en  van  dit  Nat  gedron- 
C.  ixz.  lcen  ■ of  de  zeivc  bij  andcrc  Mocskruyden  gedaan,  en 
gegecrcn  , verzacht  en  verkoeld  beyde  de  Maag  en  ’t 
Ligchaam:  maakt  ook  een  lichte  Stoelgang . 

Trag.Lt.  Eeven  ’t  zelve  vermogen  ook  de  Violen  of  varjfche 
rèrneil  S^oemen  ze^s-  Necmen  daarenboven  wcch  de  brand 
Mnh  '.  ‘‘  der  Koortz.cn : de  onnatuurlijke  hitte  der  Leever,  Lon- 
Med.  ge.  Nieren,  Blaas,  en  andercr  inwendige  dcelen.  Ver- 
zachten de  rauwigheid  van  de  Borjl  en  Keel.  Zijn 
goed  gebruykt  in  't  Pleuris,  of  Zijdewee.  Bedwin- 
gen de  bijtende  fcharpheyd  der  Galachtige  vochten,  en 
verdaan  de  Dorfl. 

Rentalhijl.  Een  of  twee  Drachmen  van  ’t  Poeder  der  gedroogde 
JW.  Bloemen  met  Wijn  ingenomen  , opend  de  verjlopthcyd 
144.  9 van  ^ Leever  : is  goed  teegens  de  Geelzucht : doed 
Matth.l. 4.  de  hitte  der  inwendige  Gezwellen  fcheyden  : geneert  de 
c.iij.  Squinantie  of ’t  Keel-gczwel , en  andere  gebreeken  der 
Keel.  Purgeert  ook  zachtelijk  het  Ligchaam. 

Rutll.  I.  3.  De  purpure  Bladeren  der  Bloemen  voor  haar  zelven 
f.117.  alleen  gedroogd  , gepulverifeert , en  met  liet  gcdirtil- 
lecrde  Water  van  Pcconie  Bloemen  ingenomen,  is  zeer 
goed  teegens  de  vallende  Ziekte  der  kinderen. 


De  Syroop,  gemaakt  van  Violen,  verkoeld  de  brand  Mefiinl.  t. 
der  Koor t zen ; verquikt  het  Hert ; verzacht  de  pijn  der  Sotv' ‘ 1 • 
Zijden  fchcyd  ’de  inwendige  zweer mgen  , cn  maakt 
een  week,  Ligchaam , als  men  drie  ®f  vier  oneen  daar 
van  inneemt. 

Een  Conferve  van  deeze  Bloemen  gemaakt,  en  daar 
van  gebruykt,  heeft  een  diergelijke  uyrwerking. 

De  Oly  van  Vtolen  verzacht  en  verkoeld  ook  zeer.  Dammes 
In  de  flapen  des  Hoofds  geftreeken,  verwekt  (laap.  De  Plant‘ 
zelve  vermengt  met  de  Dooyer  van  een  Ey,  en  geftree-  '47** 
ken  op  den  Aarsdarm,  of  de  Speetten  aan ’t  Fondament, 
verzacht  de  fmerten  der  zelve. 

Het  Zaad  van  Violen  met  een  houte  Stamper  in  een  M».  tii.' 
fteene Mortier  gefloten;  met  het  Water,  daar  Peterzelic  l9' 
in  gekookt  is  geweeft,  in  of  door  een  Zeef  uytgedrukt, 
en  zoo  gedronken , is  een  zeer  goed  hulpmiddel  voor 
het  Graveel ; ook  teegens  de  Steen  der  Nieren  en  der 
Blaas:  delgelijks  teegens  de  Jleeken  derScorpioenen.  Ver- 
wekt Stoelgang,  en  doed  wel  Water  lojfen. 

Gedroogde  Violet  ten  zijn  zeer  dienftig,  om  gemengt  DoJ.  I.  6. 
te  worden  bij 'de  Dranken  cn  andere  middelen,  welke  ci' 
men  gebruykt  om  ’t  Hert  te  verfterken , en  ’t  zelve  ver- 
quikking  toe  te  brengen. 

De  Bladeren  worden  ook  met  goed  nut  gelegt  op  iJcmiliJ. 
een  verhitte  Maag , en  quade  ontftookene  O ogen ; def- 
gelijks  op  een  uytgezonkene  -Aarsdarm  ; doch  in  het 
eerft  ; niet  om  weer  in  te  drijven  , of  te  doen  optrek- 
ken,  maar  om  te  verzachten,  en  te  verkoelen,  indien  ze 
zeer  verhit  is  : ’t  welk  dikmaal  voor  al  noodwendig 
moer  gefchieden , eer  men  ze  weer  kan  doen  inkeeren. 

Bij  gebrek  van  de  Bloemen , mag  men  zeer  wel  ’t 
Kruyd  van  Violen  gebruyken  ; bijzonderlijk  in  heete 
Koortzen,  en  verhitting  van  de  zelve. 


CCCCLXV  HOOFDSTUK. 

GULDENROEDE 

SUs  in  het  Necderlandfch  genoemd , Namen, 
weegens  de  zeer  fchoone  couleur  der 
Bloemen,  cn,  mijns  wcetens,  in  deeze 
Taal  met  geenen  anderen  naam  bekend: 
word  in  ’t  Latijn  geheeten  Virga  au- 
rea  : in  het  Hoogduytfch  Wund-  of 
ook  Fedderkraut  : in  het  Franfch  Verge  d’or  : 
in  ’t  Italiaanfch  als  in  ’t  Latijn. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  vier  bijzondere  foor-  vier  bij- 
ten bekend  geworden;  namentlijk:  zondere 

I.  Virga  aorba  officinarum  latifolta  MA-foortcn‘ 
JOR,  of  groot  e brecd-bladerige  Guldenroede , in  de  win- 
kelen der  Apotheekeren  gcbrujkelijk.  II.  Officina- 
rum latifolia  MINOR  , of  kleyne  breed-bladerioe 
Guldenroede,  ook.gebruykeltjkjn  der  Apotheekeren  win- 
kels. III.  Latifolia  pf.regrina,  of  vreemde  breed- 
bladerigc  Guldenr/jede.  IV.  Virga  aurea  angusti- 
folia  peregrina,  of  vreemde  Guldenroede  met  fmalle 
Bladeren.  Alle  zijn  ze  van  eeven  de  zelve  Bonwing  en 
Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  gemeene , zandige , welgemeftte  Grond, 
grond;  een  vrije,  warme,  luchtige,  bequaam  ter  Zon 
geleegene  plaats;  cn  veel  Water.  Blijven  lange jaren 
in  ’t  leeven.  Bloeyen  ieder  Zomer  zeer  fchoon  ; en 
geeven  dikmaal  bij  goede  jaren  volkomen  rijp  Zaad.  Zaad. 
Verdragen  felle  koude , cn  alle  andere  ongcleegenthce- 
den  der  Winter,  zonder  fchade.  Worden  aangewon- A anwin- 
nen  en  vermeenigvuldigd , niet  alleen  door  ’t  gedachte  n'n£; 
haar  Zaad,  ’t  welk  met  een  wallende  Maan  van  April , 
immers  zoo  geerne  in  een  Pot  , als  op  een  andere 
plaats , wil  in  de  aardet  zijn  gelegt , niet  boven  een 
ilroobreedte  diep  ; als  door  hare  aangegrocyde  jonoe 
Wortelen , welke  men  op  de  zelve  rijd  Van  de  oude  af- 
neemt  en  verplant. 


KRACH- 


Dod.l.  f. 

t.16. 


Cnmtrnr. 
I.  4-C-3+. 
Durant. 
hifi.  Plant, 
fel.  ii 6. 


Lome.  I.  1. 
e-W- 


Dod.  loc. 
C.  II. 


Namen. 


Tweeiter- 
ley  foor- 
ten. 


Grond. 


Zaad. 


Aanwin- 

ning. 


Deugden 


deezer 

Plant, 


9'. 7 Guldenroede.  Vliegenet.  Geytenbaart.  Duyzendelad  SU. 


KRACHTEN. 

GVldenroede  , in  ’t  Latijn  V irga  aurea , is  ver- 
warmende en  verdrogende  in  den  tweeden 
graad;  ook  zuy verende  , en  een  weynig  te  za- 
mentrekkende  van  aart. 

In  Wijn  gezoden,  of  gediftillccrt,  en  daar  van  een 
Roemer  gedronken , geneeft  alle  uyt-  en  inwendige  Won- 
den , Ver  zeer  ingen , Fifielen > of  lopende  Gaten  , heete 
Zweeringen  , Gefcheur  iheyd  ; de  Buykloop  , en  de 
zwelling  van  bet  Tandvleefch  , daar  mee  gewaflehen 
zijnde.  Opend  daarenboven  de  verjloptheyd  van  de 
Nieren ; breekt  de  Nteren-Jlcen ; drijft  uyt  het  Graveel , 
het  water  van  de  'Blaas ; en  de  j lijmerige  vochtigheid 
der  zelve. 

Een  Drachma  of  twee  van  het  Poeder  der  gedroog- 
de Bladeren  met  roode  Wijn  ingenomen , doed  op- 
houden allerley  Zinkingen  > en  de  Bloedgang , of Roo- 
deloop. 

Het  uytgeparfttc  Zap  der  Bladeren  geneeft  de  hit- 
zige  gezwellen  van  de  ALond,  daar  op  geftreeken  ; of 
anders  met  Wijn  gemengt , en  daar  meê  gewaflehen , 
of  gegorgeld. 

Guldenroede  word  gercekend  onder  de  Kruyden  , 
welke  men  pleeg  te  doen  onder  de  H'ond-dranken  , en 
word  zoo  krachtig  gehouden  om  allerley  flag  van  Won- 
den te  geneezen , als  het  Heydenfch  Wondkrttyd  zelfs. 
Mag  derhalven  gcbruykt  worden  tot  alle  dingen,  waar 
toe  ’t  gedachte  ff  'ondkruyd  goed  is. 


CCCCLXVI  HOOFDSTUK. 

VLIEGENET. 

B-  P h eederlandfch  dus  van  veele  gc- 
? nociflö ; word  in  het  Latijn  gehectcn 
t VlSCARIA,  ofLYCHNIS  SYLVESTRIS 

% Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  be- 
' kend  geworden  twee  veranderlijke  foor- 

ten  ; als  : 

I.  V ISCARIA  flore  rurro  , of  Vliegenet  met 
roode  Bloemen.  11.  Viscaria  flore  carneo  , of 
Vliegenet  met  een  lijfverwige  Bloem.  Bcyde  zijn  ze 
van  de  zelve  Bouw  mg  en  Waarneeming. 

Zij  beminnen  een  goede,  gemeene,  zandige,  zoo 
wel  ongemeftte  als  gemeftte  grond : een  vrije  , genoeg- 
zaam ter  Zon  geleegenc  plaats  : veel  Water  , en  ook 
matige  vochtigheyd.  Blijven  niet  langer  dan  eene  Zo- 
mer in  ’t  keven.  Gceven  in  den  Herfft  volkomen  rijp 
Zaad  ; en  verfterven  dan  van  zelfs,  of  door  een  klcy- 
ne  Rijp. 

Worden  derhalven  ieder  Voorjaar , met  een  waflende 
Maan  van  Maert , op  nieuws , niet  diep  gelegt,  weer 
gezayd : of  komen  ook,  daar  ze  cens  geplant  zijn , door 
’t  uytgcvallcne  Zaad  van  zelfs  genoeg  te  voorfchijn. 
Hier  door  konnen  ze  overvloedig  vermeerderd , en  als 
eeuwigdurend  gemaakt  worden. 

KRACHTEN. 

VLiegenet , of  Vifcaria,  met  Wortelen  en  Bloemen 
in  Wijn  gekookt,  en  daar  van  een  goede  Roe- 
mer vol  gedronken,  is  goed  teegens  allerley  be- 
fmettelijke ziekten;  doed  genoegzaam  wateren : drijft  uyt 
de  Nierenfleen:  cn  neemd  wech  de  pijn  des  Hoofds , daar 
meê  gewaflehen  zijnde. 

Een  Drachma  van  het  Poeder  der  gedroogde  Blade- 
ren cn  Wortelen  met  Wijn  ingenomen,  ftrijd  teegens  de 
Pefi)  en  allerley  V ergif:  ook  teegens  de  beet  en  der  dol- 
le Honden , de  fteeken  der  Scor pioenen , en  anderer  fcha- 
delijkc  Dieren. 


De  Bladeren  gefloten , en  op  wonden  gelegt  *•  genec-  tof  ge- 
zen  de  zelve.  Trekken  ook  te  gelijk  uyt  de  Doornen, 
fchilfferen  van  Beenderen  j cn  andere  daar  in  zijnde 
dingen.  , 

Twee  Drachmen  van  het  Zaad  gefloten  , en  met 
Wijn  ingenomen  , ontlaft  het  Ligchaam  van  alle  heete 
galachtige  onreynigheyd-. 


CCCCLXVII  HOOFDSTUK. 

GEYTENBAARD. 

En  welbekend  en  bezienswaardig  Ge-  Verfchey- 
was  , word  in  het  Necderlandfch  niet  de  namen. 
a^een  dus,  maar  ook  van  veele  Rey- 
f&jrj  ||jg|y3^  nette  genoemd:  in  het  Latijn  ge- 
heeten  Ulmaria,  om  dat  hare  Bla- 
ggssjggggsfis,  deren  die  van  den  Olm  of  Ipenboom  een 
weynig  gelijk  fchijnen;  dan  ook  noch  Regina  Pra- 
ti,  cn  Barbi  Capra  : in  het  Hoogduytfch  Wald- 
Geiszbart:  in’t  Franfch  Barbe  de  Chevre;  in’t 
Italiaanfch  Bar  ba  di  Capra.  Word  ook  wel  in  ’t 
Latijn  gezegt  Aruncus. 

Hier  van  zijn  mij  in  haren  aart  bekend  twee  bijzon-  Twee  bij- 
dcre  foorten ; te  weeten : zonetere 

I.  Ui. Maria  , five  Regina  Prati  flore  cöl-  *°ortcn' 
LECTO  i of  Geytenbaard  met  een  digte  te  zaam-gefiotene 
Bloem.  II.  Ulmaria  peregrina  flore  sparso, 
of  vreemde  Gcjlcnbaard , met  een  holle  , of  van  mal- 
kander gefcheydene  Bloem ; die  ook  van  de  geleerde  Heer 
JaCOBUS  ThEODORUS  TaBERNjEMONTANUS  WOrd 
geheeten  Drymopogon.  Alle  zijn  ze  van  de  zelve 
Botswing  cn  Waarneeming. 

Zij  beminnen  van  naturen  een  goede  gemeene , Grond, 
vochtige  , zandige  , welgcmeftte  , of  ook  een  vette  , 
kleyige  grond.  Hebben  immers  zoo  geerne  een  luch- 
tige j wel  ter  Zon  geleegene , als  een  fchaduwachtige 
plaats;  en  willen  veel  Water.  Blijven  lange  jaren  in  ’t  2,aad. 
keven.  Konnen  fterke  Vorfl , en  allerley  andere  onge- 
kegcnthccdcn  der  Winter  uytftaan  zonder  fchade.  Gee- 
ven  ook  bij  goede  Zomers  volkomen  rijp  Zaad. 

Doch  het  Ulmaria  peregrina  flore  sparso,  Vreemde 
of  vreemde  Geytenbaard  met  een  holle  Bloem  , geeft  in  Geytcri-  ^ 
deeze  koude  Geweftcn  zeer  zelden  cenig  goed  Zaad.  ^nholte^ 
Het  zelve  word  met  een  waflende  Maan  van  September  bloem, 
in  een  Pot  (om  dat  het  lang  in  de  aarde  blijft,  eer  het 
opkomt),  of  in  de  Maand  van  Aiaert  in  de  aarde, 
een  halve  vingerbreedte  diep , op  een  fchaduwachtige 
plaats  gezayd.  Hier  door  konnen  deeze  foorten  be-  Aanwin- 
quamclijk  vermcenigvuldigd , en  dan  ook  noch  aange-  ning. 
wonnen  worden  door  hare  aangegroeyde  jonge  Wortelen; 
welke  men  met  de  genoemde  Maan  in  Zpril  van  dq 
oude  afftcekt,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

GEytenbaard , of  Ulmaria , is  droog  en  koud  in  Bauhau. 
den  eerften  graad  ; ook  een  weynig  te  zamen-  **■  *• 
trekkende  van  aart.  ’ 3' 

De  Wortelen  , of  Bladeren  en  Bloemen  , in  roode  DoJ.  I.  3. 
Wijn  gezoden , cn  daar  van  gedronken ; of  het  Poeder  e • *• 
der  gedroogde  'Bladeren  cn  Wortelen  met  de  zelve  Wijn  ^ ‘ 
ingenomen , ftopt  de  Buykz  en  allerley  Roodeloop.  Ge-  Lome.  1. 1. 
nceft  ook  de  Fifielen , en  hopende  Gaten.  c.  77. 

De  Bladeren  en  Wortelen  in  Water  gekookt,  cn  het 
zelve  de  Paerden  te  drinken  gegeeven , is  goed  teegens 
der  zclver  Wormen , en  Buykpijn. 


Nnn  CCCCLXVIII 


9i9  Beschryving  der.  Kruyden,  Bollen  en  Bloemen,  III Boek,  no 


CCCCLXVIII  HOOFDSTUK, 


DUYZENDBLAD 


met  Bladeren  van 


DUYZENDBLAD- 


'J?  het  Neederlandfch  dus , en  , mijns 
a weetens,  met  geenen  anderen  naam  ge- 
noemd, word  in  het  Latijn  geheeten 
ACHILLEA  STRATIOTES,  ofMlLLE- 
FOLIUM  NOBILE  FOLÏIS  MILLEFOLXI, 

■ vermits  men  van  deeze  Plant  niet  anders 

kan  oordcelen,  dan  dat  ze  is  een  rcgte  mecde-foort  van 
Di<jz,endblad,  Gerwe  of  'Millefolium , weegens  de  groote 
gclijk-vormigheyd. 

Zij  bemind  een  goede 


- "*•  , gemeene  , zandige  , liever 

gemeBte  als  ongemefttc  grond:  een  opene,  vrije,  luch- 
tige , wel  ter  Zon  geleegene  plaats , voor  alle  koude 
Oojle-  en  Noordavtndcn  befchut.  Verdraagd  veel,  en 
ook  weynig  vochtigheyd : groote,  en  ook  matige  hit- 
te in  de  Zomertijd.  Bloeyd  gemeenelijk  in  deeze  on- 
ze Gewcflen  ieder  jaar,  maar  geeft  zelden  eenig  volko- 
Zaad.doch  men  rijp  Zaad.  Is  tamelijk  hard  van  Natuur ; zoo 
dat  ze,  buyten  Baande,  al  vrij  wel  de  koude  deezer 
Landen , als  ze  niet  te  Berk  is , kan  uytBaan.  Doch 
als  de  zelve  te  fel  en  te  langdurig  valt,  gaat  ze  dikmaal 
daar  door  verboren.  Is  derhalven  niet  ongeraadzaam , 


dat  men  t eikens,  teegens  de  Winter,  een  weynig  van 
deeze  foort  in  een  Pot,  bij  de  een  of  de  andere  Plant , 
welke  ruymte  genoeg  heeft,  inBeeke,  en  alzoo  met  de 
zelve,  gedurende  de  koude,  binnens  huys  beware,  om 'er 
altijd  iets  van  in  voorraad  te  hebben,  indien  de  buyten 
blij  vende  onverwacht  eenig  verderf  mogt  bejeegcncn.  Aanwiu- 
Ik  heb  alreeds  gezegt , dat  ze  geen  volkomen  rijp  ning. 
Zaad  geeft,  ten  zij  met  zeer  goede  jaren.  Echter  kan  ze 
bcquamelijk  aangewonnen  en  vermeenigvuldigd  worden 
door  hare  de  aarde  doorlopende  jonge  Scheut  jent  : 
welke  , van  zelfs  genoegzaam  Wortelen  gekreegen  heb- 
bende , zoo  wel  in  A ugujlut , als  in  Moert  of  April, 
met  een  wallende  Maan  van  de  oude  worden  afgeoo- 
men,  en  verplant. 

KRACHTEN. 

DVyz,cndblad  met  Bladeren  van  Duyzendblad,  of  Aart 
Achtllea Srratiotes,  is  verdrogende,  verwarmen- 
de, heelende,  verflcrkende  , en  te  zamentrek- 
de  van  aart. 

Een  Drachma  van  het  Poeder  der  gedroogde  'Blade-  frofp.  Al- 
ren  met  roode  Wijn  ingenomen , of  het  uyt  de  Blade-  ïin- 
rn  geparfte  Zaf  met  de  zelve  Wijn  gebruykt.  Hopt  de  & 

Bloedgang,  de  onnatuurlijke  bloeden  der  Zr  ouwen-,  en  * 
doed  het  Bloedfpouwen  ophouden. 

Het  zelve  Poeder , of  ook  ’t  zelve  Zap,  op  varjfche 
Wonden , oude  Gezwellen , en  loopende  Gaten  gelegt , 
genceB  de  zelve. 


Eynde  deezcs  gcheelen  Werks. 


ra)g 


MSB). 


RH3§ 


BLAD-WYZER 

Van  dc 

NAMEN 

DER 

BOOMEN,  PLANTEN.-  KRUYDEN, 

bloemen, 

In  de  NeederUindfche  , Latijnfche  , Hoogduytfche  , Franfche 
en  Italiaanlche  Spraakcn. 


AAN  DEN  LEEZER. 


_Esi tatöEeze  Blad-wijzer  field  op  de  Orde  van  ’t  A.  B.  C.  voor  oogen  de  Namen  der 
Gewajfen  in  de  gedachte  vijfderley  Talen.  Vermits  sin  veele  Boomen  , Planten  , 
Mjl,  Kruyden  en  Bloemen  meer  dan  eenerley  naam  in  elke  Taal  voeren ; zominige  men- 
^miFjchen  met  deezen,  andere  met  dien  naam,  of  alleen  of  meeft , bekend  zijn,  zoo  hebben 
■*'**wij  al  de  benoemingen  op  deeze  Lijft  gebragt , op  dat  ieder  gereedelijk  mogt  kennen 
vinden  't  geen  waar  van  hij  in  ’t  JVerk  verder  herige  wil  halen.  De  Namen,  ' r 
als  ze  in  de  Hoofd-tirelen  deezes  Boeks  worden  voorgefield , fiaan  hier  (in  de  Neederlandfche 
(freak  j met  Capirale  Letteren.  Daar  neevens  dan  wat  voor  andere  Namen  zij  in  de  zelve  Taal 
hebben:  daar  achter  , hoe  ze  in’  t Latijn,  Hoogduytfch,  Franfch  en  Italiaanfch  worden  geheet  en  ; 
welke  verfebeydene  Namen  , zoo  veel  't  Neederduytfch  en  Latijn  betreft  met  gemeene  Letteren 
in  de  zelve  orde  van  ’t  A.  B.  C.  zijn  vytgednikt.  De  Hoogduytfche  Franfche  en  Italiaanfche 
(buyten  de  geene  die  achter  de  Neederlandfche  met  Capitale 'letteren gefielde  volgen),  hebben  wij 
op  de  Lijft  voorbij  gegaan  , om  ’t  Regifter  n iet  te  groot  te  doen  vallen.  Ook  niet  aangeweczai 
(als  alleenlijk  zelden ) de  benoeming  der  voeler ley  foorten  van  elke  Boom , Plant,  &c.,  welke  mee- 
nigvuldig  zijn  , en  in  ’t  IV erk  zelfs  , onder  ieder  Hoofdftuk  , te  vinden. 


gALBEZIE.  S.  Jans  Bezie.  S.  Jans 
Druyfjens.  Bczekens  over  Zee. 
Lat.  Ribes.  Ribcfium.  Groflula 
Transmarina.  Hoogd.  S.  Johans 
Beerlcin.  Franfch  , Groifleletz 
Transmarin.  hal.  Ribes.  Uva 
d’Orfo.  193. 

2 Aardakel.  zae  op  Aardaker. 

* AARDAKER.  Aardnoot.  Aard- 
eykkel.  Akkernoor.  Aardakel.  Muyzen  met  (taarten. 
Lat.  Lathyrus  tuberofus.  Chamaebalanus.  Glans  terra:. 
Apios.  Hoogd.  Erdnufz.  Grund-eychelen.  Erdfeigen. 
Fr.  Tarnotes.  Gland  dc  terre.  hal.  Ghian  de  terre- 
Itre.  349. 

AARDANGEL.  Lat.  Tribulus  terreftris.  Hoogd.  Burfel- 
dorn.  hal.  Tribolo.  791. 

AARDBEZIE.  Lat.  Fraga.  Hoogd.  Erdbeeren.  Erdbee- 
renkraut.  Fr.  Fraifes.  ha.  Fragelaria.  Le  Fraghe.  Fra- 
gole.  772. 

Aardeykcl.  z,ie  op  Aardaker. 

Aardnoot.  x.ie  op  Aardaker. 

AARDNOTEN.  Lat.  Bulbocaftanum.  Buniiun  antiquo- 


rum (ook  wel  in  ’t  Necderhwdfch  Bunium  der  Ouden). 
Hoogd.  Erdnufz.  Erdkaften  ha'.  Bulbo  Caftano.  Ca- 
(tagnc  agrefti.  413. 

Aardrook.  z,ie  op  Duyvenkervel. 

Abcclboom.  z.ie  op  Popttlierboom. 

Abics.  z,ie  op  Denneboom. 

Abraliamsboom.  x,ic  op  Boom  der  Kuyshcyd. 

ABRIKOOS  BOOM.  Vroege  Perzikboom.  Lat.  Ma- 
lus Armeniaca.  Malus  pracox.  Hoogd.  Marcllen.  Mol- 
lettenbauni.  S.  Johans  Pfcrzig.  Fr.  Abricot.  Avant 
Perfes.  Pefchcs  de  Troyc.  hal.  Albricochc.  Bacoche. 
68.  ' 

Abrotanum.  z,ie  op  Averuyt. 

Abfinthium.  z,ie  op  Aljfen. 

Abutilon  Avicenns.  z,ie  op  geele  Afalve. 

ACACIA,  in  alle  talen  dus  genoemd;  maar  ook  wel  in  ’c 
Latijn  Spina  /Egvptia.  49. 

Acanthus  farivus:  Acanthus  lauvïs.  z.ie  op  Becrcnklamv. 

Accipritina.  z.ie  op  Havikfkruyd. 

Acer.  z,ie  op  Booghcur. 

Acetofa.  z.ie  op  Zuring. 

Achillea.  z.ie  op  Dttyz.endblad. 

Nnn  z 


Achillea. 


BLAD-WYZER 


Acilillea.  Stratiotcs.  zie  op  Duizendblad  met  Bladeren  van 
Duizendblad. 

Acoleyen.  zie  op  Akeleyen. 

Aconitum.  zie  op  M olfswortel. 

Aconitum  Monococcum.  zie  op  Wolfsbczie. 

Aconitum  Pardalianchcs.  zie  op  Doromcum. 

Acorus.  zie  op  welriekende  Lis. 

Acus  Paftoris.  zie  op  Oyevaarsbek. 

ADDERS  KRUYD.  Lat.  Scorzonera.  Hoogd.  Scorzo- 
nere.  Schlangcnmord.  Lr.  Scorzonera.  Ital.  Scorzone- 
ra. 8<?8. 

Adderstong.  zie  op  Specrkruyd. 

Adders  wortel,  zie  ep  Naterwortcl. 

Adiantum.  zie  op  ï'iouivenhayr. 

Admirabilis  peruviana.  zie  op  opregte  falappe, 

/Egilops  altera  Mathioli.  zie  op y dele  Haver. 
AFPODILLE.  Lat.  Afphodelus.  Hoogd.  Aphodil.  Fr.  A- 
Fodille.  Ital.  Anfodelo.  571. 

Africaanfche  Bloem,  zie  op  Fluweelbloem. 

Agcratum  Diofcoridis.  zie  op  Ageratum  van  Diofcorides. 
AGERATUM  van  Diofcorides.  Lat.  Ageratum  Diofco- 
ridis. Hoogd.  Leber-Balfam.  Ital.  Agcrato.  Eupatorio 
di  Mefue.  Herba  Guilia.  295. 

Agnus  Caftus.  zie  op  Boom  der  Kuysheyd. 

Agnus  Vitex.  zie  op  Boom  der  Kttysheyd. 

Agrifolium.  zie  op  Httlfl. 

Agnmonia.  zie  op  Agrimonie. 

Agrimonia  Sylveftris.  zie  op  Ganzerich. 

AGRIMONIE.  Boclkenskruyd  der  Oude  Grieken.  Lat. 
Agrimonia.  Eupatorium  Grxcorum.  Hoogd.  Odcrmen- 
nig.  Brukwurtz.  Fr.  Agrimonie.  Ita.  Agrimonia. 
294. 

AJUYN.  Cipol.  Uycn.  Lat.  Ccpa.  Hoogd.  Zwibel.  Fr. 
Oignon.  Ciboule.  Sfboulle.  Ital.  Cipolla.  302.  Zee- 
ajuyn.  zie  op  Zee-ajuyn. 

AKELEYEN.  Acoleyen.  Klokkebloemen.  Lat.  Aquile- 
gia.  Aquilina.  Hoogd.  Akeley.  Fr.  Ancolye.  Ital. 
Aquilcja  357. 

Akkcrnoot.  zie  op  Aardakers. 

ALANT  WORTEL.  Galantwortel.  Ita.  Enula  Campana. 
Inula.  Helcnium.  Hoogd.  Alantwurtz.  Fr.  Enule  Cam- 
pane.  Herbe  d’Eleine.  Ital.  Helenio.  Enola.  Enoo. 
5<D. 

ALA  TERNUSBOOM.  In  de  Latijnfche  en  andere  talen, 
Alaternus.  Ital.  Alaterno.  zo6. 

Albinum.  zie  op  Gnaphalium. 

Alcanna.  zie  op  Alcanne. 

ALCANNE.  Lat.  Alcanna.  Cyprus.  Hoogd.  Alcanna.  Fr. 
Alcanne.  Ital.  Alcanna.  Ook  wel  gcheeten  groote  en 
kleyne  Phyllirea ; of  Phyllirea  major  & minor.  213. 
Alchimilla.  zie  op  Syr.nauw. 

Alcea.  zie  op  Sigm.iartskruyd 

Aldergrootftc  Holwortcl  van  Candia.  zie  op  Leeuwen- 
blad. 

Aledorolophos.  zie  op  wilde  Hanekam. 

Alfsrank.  zie  op  Hoe  langer  hoe  liever. 

Alliaria.  zie  op  Looi ^ zonder  Look. 

Allium.  zie  op  Knoplook. 

Allium.  zie  op  Moly. 

Alnus.  zie  op  Elzenboom. 

Alnus  nigra.  zie  op  Pijlhout. 

Alnus  minor  Montana.  zie  op  kleyne  Berg-Elzenboom. 
Aloë.  Dus  genoemd  in  ’t  Latijn , ïloogduytfch , Neerduytfch , 
Franje b , en  Italiaanfch.  309. 

Aloë  paluftris.  zie  op  Ruyterskruyd. 

Alope  curoides.  zie  Hojféjlaarten  Gras. 

Alp-roozcn.  zie  op  Bergroozen. 

AUTem.  zie  op  Aljfen. 

ALSSEN.  AKTem.  Lat.  Abfimhium.  Hoood.  Wermuth. 

Fr.  Aluine.  Ital.  Aflenzo.  271. 

Alfine.  zie  op  Muur. 

Althéa,  zie  op  witte  Malve. 

Althéa  lutea.  zie  op  geele  Malve. 

Althéa  arbor ; arborefcens.  zie  op  'Boom-malve. 


Althéa  arborea  montis  Olbix  Gallo  Provinci®.  zie  op  Boom- 
malve  van  Provencen. 

Alyiïon.  zie  op  Alyjfum. 

ALYSSUM , Alyllon.  In  ’t  Neederlandfch , Latijn , Hoogd. 
en  Franfch  dus  genoemd.  Ital.  AlifTo.  320. 

AMANDELBOOM.  Lat.  Amygdalus.  Hoogd.  Mandel- 
baum.  Fr.  Amandier.  Ita.  Mandolaro.  33. 

Amaranrhus.  zie  op  Fluweele  Bloem. 

Amara  dulcis.  zie  op  Hoe  langer  hoe  liever. 

Amaracus  Galeni.  zie  op  Aioederkruyd. 

Ambarettc.  zie  op  Koornbloem. 

Ambcrbloem.  zie  op  Koornbloem. 

AMBROSIA.  Dus  genoemd  in  het  Latijn , Hoogduytjch , 
Neederlandfch , Franfch  en  Italiaanfch.  328. 

Amcllus  Marinus.  zie  op  M ater-Starrckruyd. 

Americaanfchc  Britannica.  zie  op  Virgmiaanfchc  Patich. 

Americaanfche  Spinagie  met  een  Bolwortel.  zie  op  Batata. 

Americaanfch  Swaardkniyd.  zie  op  Phalangium. 

AMERICAANSCHE  TERWE.  Lat.  Triticum  Ame- 
ricanum.  Hoogd.  Weitzen  aufz  Indien.  Indianifchc 
Weyrz.  Fr.  Bied.  Froment  d’Indes.  Ital.  Grano  In* 
diano.  918. 

AMMI.  Dus  genoemd  in  ’t  Neederlandfch,  Latijn,  Hoog- • 
duytfch , Franfch , en  Italiaanfch.  320. 

Amygdalus.  zie  op  Amandelboom. 

Anagallis.  zie  op  Gttychelheyl. 

Anagallis  aquatica.  zie  op  Beekjunge. 

ANANAS.  Dus  in  ’t  Neederlandfch  , Portugeefch  en  La- 
tijn. Van  de  Canarijns  geheeten  Ananafa.  Van  de  Brazi- 
lianen Nana  Annanas.  Van  de  andere  Americanen  Jaja- 
ma.  493. 

Anagyris.  zie  op  Ebbenhout  met  geele  Bloemem. 

Ancliufa.  zie  op  kleyne  OJfetong. 

Andoorn : riekende  Andoorn.  zie  op  Stachyskruyd. 

Androfxmum.  zie  op  S.  Janskruyd. 

Andyven.  zie  op  Endivie. 

Anemona.  zie  op  Anemone. 

ANEMONE.  Windbloem.  Lat.  Anemone.  Flos  Venti. 
Hoogd.  Anemone.  Windrofzlein.  Ital.  Anemone.  326'. 

Anechum.  zie  op  Dille. 

Angelica.  zie  op  Angeltca. 

Angclica  Lucida.  zie  op  Laferpittum. 

ANGELICA.  Lat.  Angelica.  Hoogd.  Angelic.  Bruft- 
wurtz.  Heiligeo-Geift-wurtzel.  Fr.  Angcliquc.  Ital. 
Angelica.  329. 

ANGELIEREN.  GinofFel  of  GirofFelbloemen.  Tefte* 
bloemen.  Violettcn.  Pluymkens.  Lat.  Caryophyllus 
Flos.  Bctonica  Coronaria.  Superba.  Hoogd.  Naglcin. 
Nagelblum.  Fr.  Oeilletz.  Ouilctz.  Ital.  Garofani  flori 
domcftichi.  3 59.  Berg-angelicr.  Zce-angelier.  zie  op 
Zee-gras.  . 

Anifoides  Americana.  zte  op  Anijskruyd  uyt  America. 

Anifum.  zie  op  Anijs. 

Anonis.  zie  op  Stalkruyd. 

Anthillus.  zie  op  Anthillus. 

Anthillus  Lunata.  zie  op  Maankruyd. 

ANTHILLUS.  In  ’t  Latijn  , Hoogduytfch,  en  Franfch 
ook  Anthillus.  Ital.  Antillide.  333.’ 

Anthora.  zie  op  IVolfswortel. 

Antirrhinum.  zie  op  Kalfsmuyl. 

ANYS.  Lat.  Anifum.  Hoogd.  Anifz.  Fr.  Anis.  Ital.  Ani- 
fo.  332. 

ANYSKRUYD  UYT  AMERICA.  Lat.  Anifoides  A- 
mericana.  667. 

Aparimo.  zie  op  Kleefkruyd. 

Apenhoofd,  zie  op  Kalfsmuyl. 

Aphaca.  zie.  op  Aphace. 

APHACE.  Lat.  Aphaca.  Ita.  Afaca.  336. 

Apiaflxum.  zie  op  Mcltjfe. 

A pios.  zie  op  Aardakers. 

APOCYNUM.  Dus  in  ’t  Neederlandfch , Hoogduytfch  , 
Franfch , en  Latijn.  Dan  noch  Periploca.  Beidelfar. 
Ital.  Apocino.  346'. 

Apocynum  quartum.  zie  op  Scammonie. 


APPEL- 


der  NAMEN. 


APPELBOOM.  Lat.  Malus. Pomus.  Hoogde  ApfFelbaum. 

Fr.  Pommier.  Ital.  Pomaro.  i. 

APPELBOOM ; lage  Appelboom  zonder  bloeflem ; een 
ongcmeene  foort.  Lat.  Malus  pumila  flore  carens.  i. 
Appel  der  Liefde.  zie  op  Gouden-appel. 

Appel  van  Jcrufalem.  zie  op  Ba/Jfem-appel. 

Aquifolium.  zie  op  Huift, 

Aquilcgia.  zie  op  Akeleien. 

Aquilina.  zie  op  Akeleien. 

Arachydna  fubterranca.  zie  op  Lathyrus. 

Aracus  latifolius.  zie  op  groot e Krol ^ 

Arbor  Amoris.  zie  op  Judasboom. 

Arbor  Aromatica.  zie  op  Alufcaeiboom. 

Arbor  Caffia.  zie  op  Kaneelboom. 

Arbor  Cafta.  zie  op  Boom  der  Kuysheyd. 

Arbor  Caryophyllus.  zie  op  Nagelboom. 

Arbor  dyfenterix.  zie  op  Alacerboom  der  Oude . 

Arbor  Judx.  zie  op  Judasboom. 

Arbor  Lagenaria.  zie  op  Flejfchenboom. 

Arbor  Mefchata.  zie  op  Alufcaeiboom. 

Arbor  Myriftica.  zie  op  Mufcaetboom. 

Arbor  Sanéta.  zie  op  Adacerboom  der  Oude. 

Arbor  virofa.  zie  op  Ibenboom. 

Arbor  vitx.  zie  op  Boom  des  Leevens. 

Arbutus.  zie  op  Arbutusboom. 

ARBUTUSBOOM.  Lat.  Arbutus.  Unedo.  Hoogdi  Ar- 
butus.  Fr.  Arboufier.  Ital.  Arbuto.  Albacro.  Ccrafe 
Marine.  1 24. 

Argentina.  zie  op  Ganferich. 

Aria  Theophrafti.  zie  op  Sorbenboom. 

Ariftoloehia.  zie  op  Ariftolochie. 

ARISTOLOCHIE.  Sarafijnskruyd.  Lat.  Ariftoloehia. 
Piftolochia.  Sarafenica.  Hoogd.  Ofterlucie.  Fr.  Ariftolo- 
ge.  Sarafine.  Ital.  Ariftoloehia.  364. 
ARRAGONSCHE  MOSTAART.  Lat.  Sinapi  Arrago- 
nicum.  Hoogd.  Senft  aufz  Arragonien.  Fr.  Sencve 
d’Arragon.  Mouftarde  d'Arragon.  Ital.  Scnavro  d’Ar- 
ragonia.  568. 

Arrefta  bovis.  zie  op  Stalkruyd. 

Artcmifia.  zie  op  Bijvoet. 

Artichok.  zie  op  Articiok '. 

ARTICIOK.  Artichok.  Artifock.  Lat.  Cinara.  Cnrduus 
fativus.  Carduus  altilis.  Hoogd.  Strobildorn , Artifchok. 
Artfchok.  Fr.  Artichaut.  Ital.  Cardo.  Carciofi.  Arti- 
chiocco.  Archichocci.  491. 

ARTICIOKKEN  ONDER  DE  AARDE.  Lat.  He- 
lianthemum  Indicum  tuberofum.  Flos  folis  tuberofus. 
Helenium  tuberofum.  Hoogd.  Artichocken  unter  erden. 
Ital.  Heliantemo  Indiano.  624. 

Artifock.  z;e  op  Articiok. 

Arum.  zie  op  Ka  fs  voet. 

Arundo.  zie  op  Ried. 

Afarum.  zie  op  Alans-oor. 

Afchkruyd.  zie  op  S.  Jacobskruyd. 

Afclepias.  zie  op  Zivaluwenwortel. 

Afcyrum.  zie  op  S.  Janskruyd. 

Afparagus.  zie  op  Afpcr^ien. 

ASPERGIEN,  Afper/ien.  Koraalkruyd.  Sargcl.  Spergel. 
Lat.  Afparagus.  Sparagus.  Spina  muris.  Corruda.  Hoogd. 
Spargen.  Fr.  Afperges.  Spcrages.  Ital.  Afparago.  Afpa- 
raci.  669. 

Afpergula.  zie  op  Walmeefter. 

Afpcrlicn.  zie  op  Afpergien. 

Afperula.  zie  op  Walmeefter. 

Afphodolus.  zie  op  Affodille. 

Afplenum.  zie  op  Stcenvaarn. 

Afplenum  magnum,  zie  op  Gragtvaarn. 

Afplenum  fylveftre.  zie  op  Gragtvaarn. 

After.  zie  op  Starrekruyd. 

After  Marinus.  zie  op  Water-Starrekruyd. 

ASTEROIDES.  In  alle  talen  met  dcczen  naam  bekend  , 
41 6. 

Aftragalus  filiqua  Triangularc.  zie  op  Aftragalus , &c. 
ASTRAGALUS  met  een  dric-hoekige  Zaadpeul.  Lat. 


Aftragalus  filiqua  Triangulari , five  Triangularis.  Itah 
Aftragalo  Triangolare  376’. 

Aftrantia.  zie  op  Adcefterwortcl. 

Athanafia.  zie  op  Wormkruyd. 

Aftragenes  Theophrafti.  zie  op  Klimt  eygentlijk.  • 
Atriplcx.  zie  op  Adelde. 

Attra&ylis.  zie  op  nulde  Sajfraen . 

Avcroon.  zie  op  Averuyt. 

AVLRUYT.  Averoon.  Cypreskruyd.  Lat.  Abrotanutn. 
Hoogd.  Stabwurtz.  Cypreftcnkraut.  Fr.  Alronne.  Ital. 
Abrotano.  Brotano.  Hcrba  Canforata  26^9. 

Aurea  mala.  zie  op  Gouden-appel. 

Auricula  muris.  zie  op  Aduys-oor. 

Auricula  alpina.  zie  op  ïeeren-oor. 

Auricula  urfi.  zie  op  Becren-oor. 

Azedarach  Avicennx.  zie  op  witte  Lotusboom. 

BACCHARIS.  In  alle  Talen  dus  geheeten  j en  met 
geenen  anderen  naam  bekend.  387. 

Balanus  Myrepfica.  zie  op  welriekende  Eykelboom. 
Balfaam-appel.  zie  op  Baljfem-appcl. 

Balfam-appel.  zie  op  BalJJ'em-appcl. 

Balfamina.  zie  op  Balftem-appel. 

Balfamum.  zie  op  Ba/Jfem-appel. 

Balfamum  alpinum.  zie  op  Berg-roozcn. 

BALSSEM- APPEL.  Balfaam-appel.  Balfam-appel.  Lat. 
Balfamina.  Cucumerina.  Momordica.  Charantia.  Hoogd. 
Balfam-apffcl.  Fr.  Merveille.  Ital.  Viticella.  Balfamina. 
Porno  di  Gierufalemmo.  388. 

Banana.  zie  op  Bananicboom. 

BANANIENBOOM.  Planc.  IndiaanfcheVijgeboom.Z.rf/. 
Mufa.  Banana.  Banantes.  Ficus  Indica.  Indiaanfch,  Ce* 
norins.  Quelli.  Palam.  Egyptifch , Maus.  Adoorfch  t 
Inninga.  Iminga.  Braftliaanjcb , Pacobucu.  25. 

Banantes.  zie  op  Banonicnboom. 

Barba  jdvis  frutex.  zie  op  boomachtig  Jttpitersbaard. 

Barba  fovis  Hcrba.  zie  op  Huyslooks 
Barba  Hirci.  zie  op  Boksbaard. 

Barbarea.  zie  op  Kers. 

Barbi  Capra.  zie  op  Geytenbaard. 

BASILICOM.  Lat.  Bafilicum.  Ocymum.  Hoogd.  Bafil- 
gen.  Fr.  Bafilio.  Ital.  Bafilico.  498. 

Bafïlicom,  wilde,  zie  op  wilde  Bafthcom. 

Bafilicum.  zie  op  Baftlicom. 

Batata  Cathartica.  zie  op  purgeerende  Bataten. 

Batatas.  zie  op  "Bataten. 

BATATEN.  Batatas.  Patatas.  Americaanfche  Spinagie  met 
een  Bolwortel.  Lat.  Spinachia  Americana  tuberofa.  Fr. 
Batadcs.  625. 

Bataten , purgeerende.  zie  op  purgeerende  Bataten. 
Becabunga.  zie  op  Beekbungc. 

Bcchium.  zie  op  Hoefblad. 

BEEKBUNGE.  Waterbungc.  Lat.  Becabunga.  Anagallis 
aquatica.  Hoogd.  Bachbungen.  Fr.  Berle.  Ital.  AnagaU 
lide  aquatica.  3 24. 

Been  album,  zie  op  witte  Been. 

Been , witte  Been.  zie  op  witte  Been. 

BEERENKLAUW.  Tamme  Acanthus*  Lat.  Acanthus 
fativus.  Acanthus  lxvis.  Brama  urfina.  Hoogd.  Welfch 
Bahrenklauw.  Fr.  Branchue  urfine.  Ital.  Acantho.  Branca 
Orfino.  Hcrba  Marmoraria.  27 6. 

BEERENOOR.  Lat,  Auricula  urfi.  Auricula  urfina,  fi- 
ve Alpina.  Hoogd.  Bahrenohren.  Bahrfanikcl.  Fr.  Orcille 
d'ours.  Ital.  Orecchia  d’orfo,  381. 

BEERWORTEL.  Lat.  Mcum.  Fceniculum  Porcinum. 
Hoogd.  Bahrwurtz.  Ital.  Mco.  Imperatrice.  Finochiel- 
la.  764. 

BEET . Warmmoes.  Lat.  Bèta.  Hoogd.  Mangolt.  Fr. 

Jore.  Poiree.  Bete.  Ital.  Bictola.  393. 
BEETWORTEL.  Roode  Beet.  Lat.  Bèta  rubra.  Hoogd. 
Roter  Mangolt.  Fr.  Bete  ruge.  Ital.  Bieta , Bietola  ne- 
ro. 544. 

Bellis,  zie  op  Afaagdelieven. 

Berberis,  zie  op  Berberisboom. 

Nn  n 3 


BER- 


BLAD-WYZER 


BERBERIS  BOOM.  Sauflcboom.  Boomzurkel.  Zuur- 
boom.  Lat.  Berberis.  Berberus.  Oxyacanrha  Galeni. 
Oxalis  arborea  fpina  acida.  Hoogd.  Paiflelbeer.  Saurich. 
Erbfell.  Fr.  Efpine  vinctte.  Efpinc  aigrette.  Ital*  Berbc- 
ro.  Crefpino.  187. 

Berberus.  zie  op  Berberisboom. 

Berckenboora.  zie  op  Berkenboom. 

Berg-angelier.  zie  op  Zeegras. 

Berg-elzenboom.  zie  op  kiepte  Berg-elz.er.boom. 
Berg-mifpelboom.  zie  op  lage  Bcrg-mifpelboom. 

BERG  MUNT.  Lat.  Calamintha  Montana  Hoogd.  Berg- 
muntz.  Akkcrmuntz.  Fr.  Calamcnt.  /tal.  Calamento. 
Mentuccia.  Nepetella.  427.  zie  oolgop  Munt. 
BERG-ROOZEN.  Alp-roozen.  Lat.  Balfamum  alpinum. 
Lcdum  alpinum  fecundum  Caroli  Clufii.  F/oogd. 
Bahrenbluft.  Alp-rofèn.  Hunerlaub.  Fr.  Des  Ourles. 
Ital.  Balfamo  alpino.  17 1. 

BERG-SLANGEKRUYD.  Lat.  Serpentaria  mirabilis 
Montana.  Sidereon.  Hoogd.  Berg-Slangcnkraut.  751. 
BERKKENBOOM.  Lat.  en  Ital.  Betula.  Betulla.  Hoogd. 
Birckenbaum.  Fr.  Bouleau.  Bes,  Bovillet.  Bovilleau. 
13a. 

BERNAGIE.  Borage.  Lat.  Borrago.  Bugloflum  vererum. 
Hoogd.  Burretfch.  Ochfenzung.  Blaw  Himmelftern. 
Fr.  Borrache  Ital.  Boragine.  404. 

BERTRAM.  Lat.  Pyrethrum.  Pes  Alexandrinus.  Fr. 
Pied  d’Alexandre.  Hoogd.  Bertram.  Geyferwurtz.  Ital. 
Piretro.  Bertram.  841.  zie  oolg  op  wilde  Dragon. 

Bèta  rubra.  zie  op  Beetwortel. 

Bctonica.  zie  op  Betonie. 

Betonica  Coronaria.  zie  op  Angelieren. 

BETONIE.  Lat.  Betonica.  Vetonica.  Hoogd.  Bethonien. 

Fr.  Betoine.  ƒ/<*/.  Betonica.  Betonia.  395. 

Betula.  zie  op  Berkkenboom. 

Betulla.  zie  op  Berkenboom. 

BEUKENBOOM.  Lat.  Fagus.  Hoogd.  Buchbaum.  Bu- 
che.  Fr.  Feine.  Fan.  Foutcau.  Heftre.  Ital.  Faggio. 
S>3- 

BEVEND  GRAS.  Lat.  Gramen  tremulum.  618. 
Beurzckruyd.  zie  op  Tasjenskruyd. 

Bezekens  over  Zee.  zie  op  Aclbezien. 

BiefJook.  zie  op  Pareye. 

Bifolium.  zie  op  Fweeblad. 

BILSENKRUYD.  Kleyne  Tabak.  Opregte  brecd-blade- 
rige  Tabak.  Lat.  Hyofcyamus.  Nicoriana  minor.  Ta- 
bacum  verum  latifolium.  Nicotiana  major  anguftifolia. 
Floogd.  Bilfenkraur.  TeufFelsaugep.  Dollkraut.  Fr. 
Hannebanc.  Endormic.  Herbc  aux  tignes.  Ital.  Hiof- 
ciamo.  Jufquiamo.  Fava  Porcina.  Tabacco.  Herba  di 
Santa  Croce.  <>48. 

BINGELKRUYD.  Lat.  Mercurialis.  Hoogd.  Bingelkraut. 
Kuhwurtz.  Mercuriuskraut.  Fr.  Mercuriale.  Ital.  Mer- 
corella.  760. 

Bipinella.  zie  op  Pimpinel. 

Biflingua.  zie  op  Tongeblad. 

Bifmalva.  zie  op  witte  Malve. 

Biftacia.  zie  op  Pijlacicnboom. 

Biftorta.  zie  op  Naterwortel. 

Blattaria.  zie  op  Mottcnkruyd. 

Blauwfchuytskruyd.  zie  op  Scorbuthskruyd. 

Blitum.  zie  op  Meyer. 

Bloem  van  Conlïantinopol.  zie  op  Jenette. 
BLOEMDRAGEND  GRAS.  Lat.  Gramen  floridum. 
617. 

BLOEM  DES  LYDENS.  PalTiebloem.  Lat.  Clematis 
Paffiflora.  Clematis  fiore  Rofeo  pun&ata.  Granadilla. 
Maracot.FIosPafiionis.  Hooed.  Patlionblume.  Zr.  Fleur, 
du  Pafllon.  Ital.  Fior  del  Paffione.  5 84. 

BOEKWEYT.  Lat.  Fago-pyrum.  Fago-triticum.  Fru- 
mentum  Saracenicum.  Hoogd.  Heydenkorn.  Fr.  Bied 
Saracin.  Dragee  aux  Pourceaux.  Ital.  Frumcntone.  Gra- 
no  Saracinerco.  569. 

BOELKENSKRUYD.  Lat.  Eupatorium.  Cannabina. 
Hcpatorium.  Hoogd.  S.  Kunigundkraut.  Wafferdurft. 


Ital.  Eupatorio  volgare.  295. 

Boelkenskruyd  der  Oude  Grieken,  zie  op  Agrimonie. 
Bocren-nardus.  zie  op  Faleriaen. 

BOJv-OREGE.  Lat.  Tragoriganum.  Ital.  Tragorigano. 

742- 

BOKSBAARD.  Salfefy.  Lat.  Tragopogum.  Barba  hirci. 
Hoogd.  Boksbart.  Fr.  Barbe  de  Bovc.  Barbe  de  Chevre. 
Ital.  Tragopogano.  Barba  di  Becco.  Barba  di  Ca- 
pra.  917. 

BOKS-DOORN.  Z,*/.Tragacantha.  Potcrium.  Spina  hir- 
ci. Fr.  Barbe  de  Renard.  Ramebovc.  Ital  Tragacan- 
tha.  916. 

Bombax.  zie  op  Kottocnkruyd. 

Bonus  Hcnricus.  zie  op  Patich. 

Booghout.  zie  op  Ibenboom. 

BOOGHOUT , eygentlijk.  Lat.  Acer.  Hoogd.  Ahorn. 
Waldtfchern.  Mafzholter.  Fr.  Plafne.  Ook  geheeten  , 
na  zommige  foorten  , kleyn  Booghout.  Groot  Boog- 
hout. Wielboom.  Lat.  Acer  major.  Acer  minor.  Carpi- 
nus.  Berillus.  Hoogd.  Hanenbuchen.  Steinbuchen.  Fr. 
Erable.  Ital.  Pic  d'Oca.  Platano  acquatico.  5 6 . 
BOOM  DER  KUYSHEYD.  Kuyfchboom.  Abrahams- 
boom.  Lat,  Agnus  Vitex.  Arbor  Cafta.  Agnus  Caftus. 
Hoogd.  Kuysbaum.  Keufchbaum.  Schaffmaul.  Fr.  Ai- 
gnel  Chafte.  Ital.  Vitice.  Agno  cafto.  j 66. 

BOOM  DES  LEEVENS.  Cederboom  uyt  Licien.  Lat. 
Arbor  Vita.  Cedrus  Licia.  Thuya  Thcophrafti.  Fr.  Ar- 
bre  de  vie.  Ital.  Albero  dcllavita.  59. 
BOOM-MALVE.  Lat.  Althtea  arbor.  Altha:a  arborefccns. 
Ital  Altea  albero.  190. 

BOOM-MALVE  VAN  PROVENCE.  Lat.  Althxa  ar- 
borea Montis  Olbix  Gallo  Provincia:.  Ital.  Althéa  albe- 
ro di  Monte  Olbia.  191. 

Boom-Surckel.  zie  op  Berberisboom. 

BOOM-VAARN.  Veelvoet.  Lat.  Polypodium.  Hoogd. 
Engelfufz  Baumfarn.  Dropfwurtz.  Fr.  Polypode.  Ital. 
Polipodio.  289.  zie  ook^  op  Faam.  Grachtvaam.  Steen- 
vaam. 

Boom-wollckruyd.  zie  op  Kottocnkruyd. 

Boomachtig  Epimcdium  uyt  Virginicn.  zie  op  Wijngaard 
van  Canada. 

BOOM  ACHTIG  JUPITERSBA  ARD.  Lat.  Barba 
Jovis  Frutcx.  Ital.  Barba  di  Giove  arborea.  215. 
BOOMACHTIG  SPINAGIE  uyt  America.  Lat.  Spï- 
nachia  Frutefcens  Amcricana.  Ital.  Spinace  arborea  di  A- 
merica.  205. 

BOOMACHTIG  STRATIOTES.  Lat.  Stratiotes.  ar- 
borefcens.  //4/.Stratiote  arborea.  202. 

Boomig  Drieblad,  zie  op  Cytifus. 

BOONEN.  Z,d/.Faba.  Hoogd.  Bohnen.  ir.Febucs.  Ital. 

Fava.  486".  zie  voorts  op  Tttrkfche  Boonen. 

Borrage.  zie  op  Bernagie. 

BOSCHBOOM.  ook  wel  Palmboom,  doch  oneygentlijk. 
Lat.  Buxus.  Hoogd.  Buchzbaum.  Fr.  Buys.  Ital.  Bof- 
fo.  157. 

BOTERBLOEM.  Hancvoet.  Lat.  Ranunculus.  Hoogd. 
Schmaltzblum.  Hanefufz.  Fr.  Baflinet.  Baciner.  Grc- 
noille.  Ital.  Ranoncolo.  Pie  Corvino.  Pie  di  Gallo.  Her- 
ba Scelerata’.  872. 

Boterbloem , groote.  zie  op  Water-Goudsbloem. 

Botrys.  zie  op  Druyvcnkruyd. 

Bourgonfch  Hoy.  zie  op  Opregte  Medica. 

Braambezicn.  zie  op  Brommelbezicn. 

Brame  urfina.  zie  op  Beerenl^auw. 

BralTica.  zie  op  Kool. 

BraHica  Leporina.  zie  op  Hazenfalade. 

B ra Hi ca  marina.  zie  op  Zeewinde. 

Brafiliaanfche  Linfe.  zie  op  Linfe. 

BRASILIAANSCHE  PEEPER.  Lat.  Capficum  BraF- 
lianum.  Capficum  Indicum.  Pipcr  Brafilianum.  Hoogd. 
Indianifchcr  Pfefïer.  Fr.  Guinee  ; Poivre  d’Indc.  Ital. 
Capfico  Indiano.  Pepc  di  Rrafilia.  445. 

BREM.  Ginfl.  Lat.  Gcnifla,  Hoogd.  Pfremcn.  Ginfl. 
Kunfchruthcn.  Fr.  Geneft.  Ital.  Gincfta.  178.  VER- 

WERS- 


der  N A 

WERS-BREM.  Lat.  Genifta  tinftorum.  Hoogd.  Hey- 
denfchmuck.  STERKENDE  BREM.  Lat.  Genifta 
Spinofa.  Scorpius.  Hoogd.  Galpeldorn.  179. 

Britannica.  zie  op  Patich. 

Britannica  Amcricana.  zie  op  Virginiaanfche  Patich. 
BROMMELBEZIEN.  Braambezien.  Lat.  Rnbtis.  Scnris. 
Hoogd.  Brombeeren.  Fr.  Ronce.  Bruiflbn.  hal.  Rovo. 
Moro.  247. 

Bromos  fterilis.  zie  op  Tdele  Haver. 

Bromus  herba.  zie  op  Tdele  Haver. 

Brunella.  zie  op  Brunelle. 

BRUNELLE.  Lat.  Brunella.  Prunclla.  Confolida  minor. 
Hoogd.  Braunellen.  Fr.  Brunelle.  hal.  Confolida  mino- 
re. 419. 

Brufcus.  zie  op  AFuysdoorn. 

BRUYNETTE.  Lat.  Flos  Adonis.  Eranthemum.  Hoogd. 

Feld-Rofzlein.  hal,  Erantemo.  Fior  di  Adonide.  424. 
Bruyn-rood  Vierbkd.  zie  op  rietblad. 

BRYONIE.  Wilde  Wijngaard.  Quartclbezien.  Lat.  Bry- 
onia.  Hoogd.  Wilder  Zirwen.  Teuffelkurbs.  Zaunruben. 
Stichwurtz.  Fr.  Colubrine.  Couleuree.  hal.  Vite  bianca. 
Yite  ncra.  414. 

Bugla.  zie  op  Sencgroen. 

Bugloffa.  zie  op  Ojfetong. 

Bugloflum.  zie  op  Ojfetong. 

Bugloflum  fylveftre.  zie  op  Slangenhoofd. 

Bugloflum  veteram,  zie  op  Bernagie. 

Bulapathum  Plinii.  zie  op  Bulapathum  van  Plinius. 
BULAPATHUM  van  Plinius.  Oflc-Patich.  Lat.  Bula- 
pathum Plinii.  Lapathum  Fibrofum.  704. 

Bulbocaftanum.  zie  op  Aardnooten. 

Bulbonach.  zie  op  Penningsblocm. 

Bulbus  leucanthemus.  zie  op  Keldajuyn. 

Bunium  antiquorum,  zie  op  Aardnooten. 

Bunium  der  Oude.  zie  op  Aardnooten. 

Buphthalmum.  zie  op  Koe-ooge. 

Bupleurum.  zie  op  Hazen-oor. 

Burgundifch  Hoy.  zie  op  Opregte  Mcdica. 

Burfa  paftoris.  zie  op  Tasjenskrnyd. 

Butonium.  zie  op  Riedgras. 

Buxus,  zie  op  Bofchboom. 

BYLKENSKRUYD.  Lat.  Securidaca.  Hoogd.  Beylkraut. 
hal.  Securidica.  87 1 . 

BYVOET.  Lat.  Artemifia.  Hoogd.  Beyfufz.  Fr.  Armoife. 
hal.  Artemifia.  Artemira.  352. 

CAcubalum.  zie  op  Muur. 

Calamintha  Montana.  zie  op  Bergmunt. 

Calamus  aromaticus.  zie  op  Welriekende  Lis. 

Calamus  faccharatus.  zie  op  Ried. 

Calceolus  Maria;,  zie  op  Papenfchoe. 

Calceolus  facerdotis.  zie  op  Papenfchoe. 

Calendula.  zie  op  Goudsbloem. 

Caltha.  zie  op  Goudsbloem. 

Caltha  paluftris.  zie  op  M atcr-Goudsbloem. 

Caltha  virgilii.  zie  op  ld  ater-Goudsbloem. 

Camclina.  zie  op  Cameline. 

CAMELINE.  Lat.  Camelina.  Myagrum.  Hoogd.  Flachs. 

Lcindotter.  Fr.  Cameline.  774. 

CAMILLE.  Lat . Camomilla.  Chamsmelum.  Cotula.  Leu- 
canthemum.  Hoogd.  Camillen.  Krotendill.  Fr.  Camo- 
mille.  Efpargoute.  hal.  Camomilla.  422. 

Camomilla.  zie  op  Camillc. 

Campanula,  zie  op  Klokjens. 

CANARIEZAAD.  Lat.  Phalaris.  Hoogd . Canarienkraut. 

hal.  Fallaridc.  Falari.  819. 

Candela  regia.  zie  op  Wullekruyd. 

Caneelboom.  zie  op  Kaneelboom. 

Canella.  zie  op  Kaneelboom. 

Cannabis,  zie  op  Hennip. 

Canna  Indica.  zie  op  Ried. 

Canum  Cerafa.  zie  op  Hondskarffen. 

Capillus  veneris  veras,  zie  op  Krostwenhayr. 

Capnos.  zie  op  Dujvenkervel. 


M E N. 

Capparis.  zie  op  Kapper sl 
Cappers.  zie  op  Kappers. 

Cappillaris.  zie  op  Wedcrdood. 

Caprifolic.  zie  op  Geytenblad. 

Caprifolium.  zie  op  Geytenblad. 

Capficum  Brafïlianum.  zie  op  Brajilie-Pceper . 

Capfïcum  Indicum.  zie  op  hrUjilie-Pccpcr. 

Caput  Gallinaceum  Belgarum.  zie  op  Hunckammttjens . 
Caput  Simia:.  zie  op  Kalfsmuyl. 

Cardamine.  zie  op  Kers. 

CARDAMOM.  Paradijskoorn.  Malcgctte.  Lat.  Carda- 
momum.  Maleguetta.  Millcguetta.  Granum  Paradifi. 
Hoogd.  Paradifzkorncr.  Fr.  Graine  de  Paradis.  Milleguet- 
tc.  Melegete.  Melcguctie.  hal  Cardamotno.  255. 
Cardamomum.  zie  op  Cardamum. 

Cardiaca.  zie  op  Hertgefpan. 

Cardinaalsbloem.  zie  op  Kardinaalsbloem . 

Cardobenedift.  zie  op  Dtfiel. 

Carduus.  zie  op  Difiel. 

Carduus  benediótus.  zie  op  Difiel. 

Carduus  Maris.  zie  op  DiJleL 
Carduus  altilis.  zie  op  Articiok. 

Carduus  fattvus.  zie  op  Articiok \ 

Cariophillate.  zie  op  Garyophyllate. 

Carlina.  zie  op  Carline. 

Carlina  f'yl  velt  ris.  zie  op  Drie-diflel. 

CARLINE.  Lat.  Carlina.  Carolina.  Chamsleon.  Leuca- 
cantha.  Hoogd.  Erberwurtz.  Fr.  Carline.  hal.  Chamc- 
leone.  Carlina.  448. 

Carobc.  zie  op  S.  Jansbrood. 

Carolina.  zie  op  Carline. 

Caroten.  zie  op  Peen. 

Carpinus.  zie  op  Booghout. 

Carthamus.  zie  op  Wilde  Saffraan. 

Carui.  zie  op  Huf-Comijn. 

Carum.  zie  op  Hof-Comijn. 

Carwe.  Carwi.  zie  op  Hof-Comtjn. 

GARYOPHYLLATE.  Gezeegendkruyd.  Lm.  Caryo* 
phyllata.  Herba  Bcnedi&a.  Hoogd.  Benediftwurtz.  hal. 
Herba  Benedctto.  Cariofillata.  457. 

Caryophyllata.  zie  op  Garyophyllate. 

Caryophyllus  arbor.  zie  op  Nagelboom. 

Caryophyllus  flos.  zie  op  Angehsrcn. 

Car)'ophylIus  marinus.  zie  op  Zeegras. 

Caryophyllus  minor,  zie  op  Duyzendfchoon. 

Caryophyllus  montanus.  zie  op  Zeearas. 

Ca llia  fiftula  Brafiliana.  zie  op  Caffieboom. 

CASSÏÊBÖOM  UYT  HRAZILIEN.  Z^.Caiïia  fl Au- 
la Brafiliana.  Hoogd.  Caflia  fiftula  aufz  Brazil.  Fr.  Caflie 
fiftule  de  Brazil.  hal.  Caflia  di  Brafilia.  1 1 5. 

Caftanea.  zie  op  Cajlanienboom. 

Caftanea  paluftns.  zie  op  ld  at  er  noot. 

CASTANIENBOOM.  Lat.  Caftanea.  Hoogd.  Kaften- 
baum.  /V.Chaftaigner.  //^/.  Caftagnaro.  39.  WATER- 
CASTANIEN.  zie  op  Waternoot. 

Cataputia  major,  zie  op  Wonderboom . 

Cataputia  minor,  zie  op  Springkruyd. 

Cattaria.  zie  op  Adum. 

CAUCALIS.  Lat.  Caucalis.  Daucus  fylveftris.  Hoogd.  Ak- 
kerkletten.  Fr.  Pcrfil  fauvage.  hal.  Caucalidc.  Petrofello 
falvatico.  461. 

Cauda  equina.  zie  op  Paerdeflaert. 

Cauda  muris.  zie  op  Hartshoorns. 

Cauwoorde.  zie  op  Kauwoorde. 

Cawoerde.  zie  op  Kauwoorde. 

Cederboom,  zit  op  Lage  Cederboom. 

Cedrus  humilis.  zie  op  Lage  Cederboom. 

Cednis  Licia.  zie  op  Boom  des  Leevens. 

Celaftras.  zie  op  Ce/ajlnuboom. 

CELASTRUSBOÓM.  Lat.  Cclaftrus.  hal.  Celaftro. 
208. 

Centauris.  zie  op  Gods  Genade. 

Centaunum.  zie  op  Santorie. 

Centimorbia.  zie  op  Penningskruyd. 


Ccntum 


n 

i'  '4 


I 


BLAD-WY2ER 


Ccntum  Grana.  zie  op  Paronychia. 

Centunculus.  zie  op  Gnaphahum. 

Centunculus.  zie  op  Riterkruyd. 

Ccpa.  zie  op  Hjuyn. 

• Ccpa  marina.  zie  op  Zee-ajuyn. 

CEP/EA.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  Is  een  meedefoort 
van  Sedum  minus , of  klcync  Dondcrbaard.  4 66. 
Cerafus.  zie  op  Karffeboom. 

Ccrafus  folio  Laurino.  zie  op  Karffeboom  met  Bladeren  van 
Laurier. 

Ccraria  filiqua.  zie  op  S.  Jansbrood. 

Ccratonia.  zie  op  S.  jansbrood. 

Ccrcfolium.  zie  op  Kervel. 

CERINTHE.  Lat.  Cerinthc.  Maru  Herba.  Leucogra- 
phis.  Tclcphium  maculofum.  Hoogd.  Bcrg-hundszung. 
Flcckcnkraut.  hal.  Ccrintha.  474. 

Ccrvicaria  major,  zie  op  Klokjens. 

Ccrvicaria  minor,  zie  op  Raponce. 

Cctcrach.  zie  op  Steenvaarn. 

Chamxbalanus.  zie  op  Aardaker. 

Chamxdaphnc.  zie  op  kleyne  Lauwerboom. 
CHAMjE.DR.YS.  Lat.  Chamxdrys.  Hoogd.  Gamander. 
Bathcngcl.  Fr.  Gcrmandrec.  Chcfncttc.  hal.  Chamc- 
drio.  Qucrcivola.  Calamandrina.  475. 

Chamxdrys.  zie  op  Chamxdrys. 

Chamxiris.  zie  op  Lis. 

Chamclxa  Gcrmanica.  zie  op  Pceperboom. 

Chamxlcon.  zie  op  Carhne. 

Chamxmclum.  zie  op  Cami/le. 

Chamxmcfpilus  alpina.  zie  op  Lage  Berg-Ahfpelboom. 
Chamxpitys.  zie  op  Keld-Ctpres. 

Chamxriphcs.  zie  op  Daadelboom. 

Charantia.  zie  op  'Balffem-appel. 

Chclidonium.  zie  op  Oogenkjaar. 

Chxrophyllon.  zie  op  Kervel. 

Chxrophyllum.  zie  op  Kervel. 

Chineefche  Roos.  zie  op  Malve  van  China. 

Chondrilla.  zie  op  Condritlc. 

Chriflophoriana.  zie  op  IVofswortel. 

Chriftus-oogc  zie  op  Jenette. 

Chryfanthemum.  zie  op  Ganzebloem. 

Chryfanthcmum  pcruvianum.  zie  op  Zonnebloem. 

Ciccr.  zie  op  Ciceren. 

CICEREN.  Erven.  Lat.C\ccr.  Ervum.  Hoogd.  Richern. 

Fr.  Cices.  Chiccs.  hal.  Ervo.  Ccci.  482. 

Cichorium  Verrucofum.  zie  op  Condrille. 

Cichorium.  zie  op  Cicoreye. 

CICOREYE.  Zuykerey.  Lat.  Cichorium.  Iloogd.  Wcg- 
warten.  Fr.  Cichoree.  hal.  Cicoria.  Tornafole.  490. 
Cicuta.  zie  op  Dulle  Kervel. 

Cicutaria  odorata.  zie  op  Kervel. 

Cinara.  zie  op  Hrticiok. 

Cineraria,  zie  op  S.  jacobskruyd. 

Cinnamomum.  zie  op  Kaneelboom. 

Cipel.  Cipol.  zie  op  Hjuyn. 

Circxa  Lutetiana.  zie  op  Circea  van  Parijs. 

Circxa  Monfpelienfium.  zie  op  Hoe  langer  hoe  liever. 
CIRCEA  van  Parijs.  Lat.  Circxa  Lutetiana.  495. 
Cirfium  luteum.  zie  op  Drie-dijlel. 

CISTUS.  Wilde  Roos.  Ciftus.  Rofa  falvatica. Hoogd. 

Ciftus.  Fr.  Ciftus.  hal.  Cifto.  167. 

Citrago.  zie  op  Melijfe. 

Citroenboom,  zie  op  Oranjeboom  ; als  daar  onder  be- 
greepen. 

Clematis,  zie  op  Klim. 

Clematis  Daphnoides.  zie  op  Maagdcpalm. 

Clematis  paiTillora.  zie  op  Bloem  des  Lijdcns. 

Clematis  florc  rofeo  punótato.  zie  op  Bloem  des  Lijdens. 
Clinopodium.  zie  op  Wilde  Bafilicom. 

Clinopodium  minus,  zie  op  Erinus  van  Diofcorides. 
Clymenum.  zie  op  Hondsterren. 

Cneoron  Theophrafti.  zie  op  Peeperboom. 

Cnicus.  zie  op  Wilde  Saffraan. 

Coccigria.  zie  op  Ferwloof 


COCCINILIEBOOM.  Karmofijnboom.  Lat.  Ilex  mi- 
nor. Ilex  coccifera.  Kermes.  Hoogd.  Scharlachbaum.  Fr. 
Efcarlate.  hal.  Ilice  minore.  218. 

Cochlearia.  zie  op  Leepelblad. 

Cxlidonum.  zie  op  Oogenkjaar. 

Cccli  rofa.  zie  op  jenette. 

Coggygria  Plinii.  zie  op  Ferwloof. 

Colchicum.  zie  op  Harmodaüelen. 

Colocafia.  zie  op  Kalfsvoet. 

Colocynthis.  zie  op  Coloquint-appel. 
COLOQUINT-APPEL.  Lat.  Colocynthis.  Cucurbita 
amara.  Hoogd.  Coloquint-apffel.  Fr.  Coloquinte.  Cour- 
ge  fauvagc.  hal.  Coloquintida.  501. 

Colubrina.  zie  op  Naterwortel. 

Colutea.  zie  op  Lombaardfckc  Linze. 

Colutea  Brafiliana.  zie  op  Linze. 

COMYN.  Lat.  Cuminum.  Hoogd.  Romifche  Kummcl. 
Fr.  Comin.  hal.  Cimino.  Comino  Romano.  5 1 2.  zie  op 
Hof-Comijn. 

Concommer.  zie  op  Konkommer. 

CONDRILLE.  Lat.  Chondrilla.  Cichorium  Verucofum. 

hal.  Condrilla.  Tarracrcpolo.  481. 

Confolida  major,  zie  op  Waalwortel. 

Confolida  media,  zie  op  Stnegrocn. 

Confolida  minor,  zie  op  Brunelle. 

Confolida  regalis.  zie  op  Ridderjpoor. 

Confolida  Saracenica.  zie  op  Heydenfch  Wondkruyd. 
Contravenenum.  zie  op  Windend  Paardshoejyzer. 
Convolvulus.  zie  op  M inde. 

Convolvulus  acutus.  zie  op  Steellende  Winde. 

Convolvulus  marinus.  zie  op  Zee-winde. 

CONYZA.  Lat.  Conyza.  Hoogd.  Durrwurtz.  Berufkraut. 

hal.  Coniza.  509. 

Coralloides.  zie  op  Koralkruyd. 

CORIANDER.  Lat.  Coriandrum.  Corianum.  Hoogd. 
Coriandcr.  Fr.  Coriandre.  hal.  Coriandro.  Coriando. 
5 11. 

Coriandrum.  zie  op  Coriandcr. 

Corianum  zie  op  Coriander. 

CORNOELJEBOOM.  Lat.  Comus.  Hoogd.  Cornel- 
baum.  Welfch  Kirfchbaum.  Fr.  Corneillier.  hal.  Cor- 
niolo.  Cornaro.  38. 

Cornu  Cervi.  zie  op  Hartshoorn. 

Cornus.  zie  op  Cornoeljeboom. 

Corona  Imperialis,  zie  op  Keyzerskroon. 

Corona  Terrx.  zie  op  Hondjensdraf. 

Coronopus.  zie  op  Hartshoorn. 

Corruda.  zie  op  Hfpergien. 

CORTUSA.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  515. 

Corylus.  zie  op  Hazelaar. 

Coftus  horfenfis.  zie  op  Munt. 

Cotinus.  zie  op  Verwloof. 

Cottoenkruyd.  zie  op  Kottocnhruyd. 

Cotula.  zie  op  Camille. 

Cotum.  zie  op  Kottoenhruyd. 

Cotyledon.  zie  op  Navelkruyd. 

Crambe.  zie  op  Kool. 

Craffula.  zie  op  Smeerwortel. 

Creta  marina.  zie  op  Ganzebloem. 

Creta  marina.  zie  op  Zee-venkel. 

Crifta  galli.  zie  op  Wilde  Hanenkam. 

Crithmum.  zie  op  Kruysdiflel. 

Crithmum  marinum.  zie  op  Ganzebloem. 

Crithmum  marinum.  zie  op  Zee-venkel. 

Crocodilium  Diofcoridis.  zie  op  Kruysdiflel. 

Crocum.  zie  op  Saffraan. 

Crocus.  zie  op  Saffraan. 

Crocus  Saracenus.  zie  op  Wilde  Saffraan. 

Cucumer.  zie  op  Konkommer. 

Cucumerina.  zie  op  Ba/ffem-appel. 

Cucumis.  zie  op  Konkommer. 

Cucurbita.  zie  op  Kauwoorde. 

Cucurbita  amara.  zie  op  Colocjuint-appeU 
Cuminum.  zie  op  Comijn. 


Cunila. 


der 


N A 

Cunila.  zie  op  Kunneke. 

Cupreflus.  zie  op  Cyprefenboom. 

Cyanus.  zie  op  Koornbloem. 

Cyclamen,  zie  op  Varkensbrood. 

Cymbalaria  Italorum.  zie  op  Cymbalaria  der  Italia- 

CYMBALARIA  der  Italianen.  Lat.C ymSalaria  Italorum* 
Hoogd.  Zymbelkraut.  hal.  Cimbalaria.  539. 

CynoglofTa.  Cynogloflum.  zie  op  Hondstong. 

Cyperus.  zie  op  Wilde  Ga.lt ga. 

Cypreskruyd.  zie  op  Averuit. 

CYPRESSENBOOM.  Lat.  CuprelTus.  Cyprcflus.  Hoogd. 

Cyprcfzbaum.  Fr.  Cypres.  Ital.  Cipreffo.  60. 

Cypreflus.  zie  op  Cyprefenboom. 

Cyprus,  zie  op  Alcanne. 

CYTISUS.  Dus  genoemd  in ’t  Neederlandfch , Latijn  en 
Franfch.  In  ’t  Hoogd.  Geifzklec.  Word  ook  bij  ons 
gchecten  Boomig  Drieblad.  Lat.  Trifolium  arborefcens. 
177. 

DAADELBOOM.  Lat.  Palma.  Phcenix.  Chamaeri- 
phes.  Palmites.  Hoogd.  Dattelbaum.  Fr.  Datte. 
hal.  Palma.  Tamarindo.  Indiaanfch  Tamair.  69. 
Damafonium.  zie  op  Doronicttm. 

DAMASTBLOEM.  Juffrouwen-violier.  Lat.  Viola  Ma- 
tronalis.  Viola  Damafcena.  Hefperus.  Hoogd.  Winter- 
violen.  Fr.  Violettes  de  Dames.  Giroflcs  de  Dames. 
Blanche  Moufque.  hal.  Viola  Matronale.  686. 
Dambezienboom.  zie  op  Geneverboom. 

Daphne.  zie  op  Lauwerboom. 

DATURA.  Lat.  Datura.  Stramonium.  NuxMetella.  hal. 

Noce  Metella.  541. 

Daucus.  zie  op  Peen. 

Daucus  fylveftris.  zie  op  Caucalis. 

Delphinium.  zie  op  Ridderfpoor. 

DENNEBOOM.  Pckboom.  Pijnboom.  Lat.  Abies.  Pi- 
cea.  Pynus.  Hoogd.  Tannenbaum.  Fichtenbaum.  Hartz- 
baum.  Fr.  Pefle.  Arbre  de  la  Poix.  Pin.  hal.  Pi- 
no.  42. 

Dcns  Canis.  zie  op  Hondstand. 

Dentaria.  zie  op  Koralkruyd. 

Dcntillaria.  zie  op  Tandekenskruyd. 

Deurblad.  zie  op  Deurwas. 

DEURWAS.  Lat.  Perfoliata.  Hoogd.  Durchwachfz. 

Bruchwurts.  Fr.  Perfoliatc.  hal.  Perfoliata.  810. 
Diapenfia.  zie  op  Sanikel. 

Ditftamnum.  zie  op  Ditlamnus. 

Didamnus.  zie  op  Diclamnus. 

DICTAMNUS.  Diptam.  Lat.  Diiftamnum.  Di&amnus. 
Pfeudo-diéhmnus.  Hoogd.  Diptam.  Fr.  Diptamncr. 
hal.  Dittamo.  Dittamo  di  Candia.  5 50. 

Digitalis,  zie  op  Vingerhoed. 

DILLE.  Lat.  Anethum.  Hoogd.  Dill.  Fr.  Anet.  hal.  A- 
neto.  32c). 

Dipcadi.  zie  op  Adufcari. 

Dipfacus  fpinofus  Americanus.  zie  op  Steekendc  Kaarden 
uyt  America. 

Diptam.  zie  op  Ditlamnus. 

DISTEL.  MARIEN-DISTEL.  Cardobenediót.  Lat. 
Carduus.  Carduus  Bcnediétus.  Carduus  Marias.  Hoogd. 
Diftcl.  Fr.  Chardon.  hal.  Cardo.  450.  zie  voorts  op 
Driedijlel.  Kruysdijlel , &c, 

Dodden.  zie  op  Sotsknodze. 

Dokkcbladeren.  zie  op  Peflilentiewortel. 

DOLAPPEL.  Lat.  Malum  Infanum.  Floogd.  Melant2an. 
DollapfFel.  Fr.  Verangenes.  Pommes  d’Amour.  hal. 
Melanzane.  Pctrancianc.  745. 

Dolle  Kervel,  welriekende,  zie  op  Kervel. 

DOLLE  KERVEL.  Schcrlink.  Schcrling.  Water-dullc- 
kervel.  Lat.  Cicuta.  Phillandrium.  Hoogd.  Scherling. 
Fr.  Cigue.  Sigue.  hal.  Cicuta.  488. 

Dolzen.  zie  op  Sotsknodze. 

Donax.  zie  op  Ried. 

Donderbaard,  kruyd.  zie  op  Huyslook. 


M E N. 

Doornbezienboom.  zie  op  KruysbezienbooM. 

Doovc  Ncetelen.  zie  op  verkeerd  Arcetelkruyd. 
Doronicum.  zie  op  Doronicum. 

DORONICUM.  Wolverley.  • Lat.  Doronicum.  Dama- 
fonium. Aconitum  Pardalianchcs.  Hoogd.  Gemfen- 
wurtz.  hal.  Doronico.  Aconito  Pardalianches  mino- 
re  5 53* 

DORYCNIUM.  Dus  genoemd  in  ’t  Neederlandfch,  La- 
tijn , en  Franfch.  Van  de  Italianen  Doricnio.  5 54. 
Dotterbloem,  zie  op  IVater-Goudsbloem. 

Draakenbloed.  zie  op  Patich. 

Draco  herba.  zie  op  Dragon. 

Draco  fylveftris.  zie  op  Wilde  Dragon . 

Dracontium.  zie  op  Kalfsvoet. 

Dracunculus  hoi  tenfis.  zie  op  Dragom 
Dracunculus  paluftris.  zie  op  Kalfsvoet. 

DRAGON.  Lat.  Dracunculus  hortenfis.  Draco  Herba. 
Hoogd.  Dragune.  Fr.  Dragon,  hal.  Dragoncllo.  Dra- 
gonc.  55 6.  zie  voorts  op  11  ilde  Dragon. 

DRIEBLAD.  Klaver.  Lat.  Trifolium.  Hoogd.  Klcc.Wic- 
fenklee.  Fr.  Trefflc.  hal.  Trifoglio.  768. 
DRIE-VERWIGE- VIOLETTE.  Lat.  Viola  Tricolor. 
Viola  Trinitatis.  Hoogd.  Dreyfaltigkcit-blumen.  Kric- 
chende  Viole.  Fr.  Pcnfees.  Mcnucs  Penfees.  hal.  Fiore 
di  Giove.  Minuti  Penficri.  Jaccea.  923. 
DRIEDISTEL.  Lat.  Carlina  fylveftris.  Onopyxon  Thco- 
phrafti.  Cirfium  luteum.  Hoogd.  Drcydiftcl.  Sauwdiftcl. 
Satkraut.  hal.  Cirfio.  454. 

Drofium  recentiorum.  zie  op  Zonnedauw. 
Druyfjens-willigen.  Lage  Druyfjens-willige  uyt  Silezien. 

zie  op  Spiraa  van  Theophrafiiu. 

DRUYVENKRUYD.  Piment.  Lat.  Botrys.  Hoogd. 
Traubénkraut.  Krottenkraut.  Fr.  Pymeu.  hal.  Bo*tri. 
408. 

Drymopogon.  zie  op  Geytenbaard. 

Dul-appel.  zie  op  Dol-appel. 

Dulcamara.  zie  op  Hoe  langer  hoe  liever. 

Dulcis  Radix,  zie  op  Zoethout. 

Dulle  Kervel,  webiekende.  zie  op  Kervel. 

Dulle  Kervel , Scheerling,  zit  op  Dolle  Kervel. 

Dullen.  zie  op  Sotsknodze. 

DUYNBEZIENBOOM.  Lat.  Rhamnus.  Spina  alba. 
Oleafter  Germanicus  Cordi  ( Wilde  Olijfboom  van 
Duytfchland).  Hoogd.  Sand-dorn.  Wciden-dorn.  Fr. 
Burguefpin.  Nepnin.  hal.  Ranno.  82. 
DUYZENDBLAD.  Gcrwc.  Lat.  Millcfolium  Achillea. 
Hoogd.  Gerben.  SchafFgrafz.  Taufcndblatt.Tr.  Mille  fueil- 
le.  hal.  Mille  foglio.  7 66. 

DUYZENDBLAD  MET  BLADEREN  VAN  DUY- 
ZENDBLAD. Lat.  Achillea  ftratiotes.  Millefolium  nobi- 
le  Foliis  Millefolii.  929. 

DUYSENDKNOP.  Lat.  Polygonum.  Proferpina.  hal. 

Polygono.  Corrcggiola.  Centonodi.  829. 

Duyzendkop.  met  fmalle  Bladeren,  zie  op  Knawel. 
DUYZENDKOORN.  Lat.  Herniaria.  Herba  Turca.  Po- 
lygonum minus.  Hoogd.  Taufentkorn.  Fr.  Boutonet. 
hal.  Poligono  minore.  Herniola.  Correggiola  minorc. 
Millegrana.  Herba  Turca.  633 . 
DUYZENLiSCHOON.  Kcykensbloem.  Tuylkensbloem. 
Koekkoeksbloem.  Lat.  Fles  Armerius.  Caryophyllus  mi- 
nor. Hoogd.  Tonnemagclcin.  Fr.  Armoircs.  hal.  Fior 
Armerio.  Garafano  minorc.  3 62. 

DUYVE-KERVEL.  Aardrook.  Eerdrook.  Splith.  Lat. 
Fumaria.Capnos.Fumus  Terra:.  Hoogd.  Erdrauch.  Tau- 
bcnkropfF.  Ratzcn-kervcl.  Fr.  Fumi  terre.  hal.  Fumos 
terno.  Fumaria.  5 96. 

DUYVELS-BEF.T.  Lat.  Morfus Diaboli.  Succifa.  Hoogd. 
Teuffcls-abbeifz.  Fr.  Mors  de  Diable.  hal.  Morfo  di 
Diavolo.  865. 

EBBENHOUT  met  gcele  Bloemen.  Lat.  Ebenus  flore 
luteo.  Anagyris.  Laburnum.  Ebenus  fccundus  Thep- 
phrafti.  Hoogd.  Baumboonen.  Fr.  Pudis.  hal.  Ana- 
giro.  Fava  inverfa.  99. 

O o o 


EBBEN- 


BLAD-WYZER 


EBBENHOUT  van  Candien.  Lat.  Ebenus  Cretica. 
Hoogd.  Ebenholtz  aufz  Candien.  hal.  Ebeno  di  Can- 
dia.  ioi. 

Ebenus  Cretica.  zie  op  Ebbenhout  uyt  Candien. 

Ebenus  flore  luteo.  zie  op  Ebbenhout  met  geele  Bloemen. 
Ebulus.  zie  op  Wilde  Vlier. 

Echino-melocaólos.  zie  op  Indiaanfche  Doorn -appel. 
Echinus  Galeni.  zie  op  Erinus  van  Diofcorides. 

Echium  zie  op  Slangenhoofd. 

EEDEL  LEEVERKRUYD.  Gulden  Leeverkruyd.  Lat . 
Heparica  nobilis.  Hcpatica  trifolia.Trifolium  Hepaticum. 
Hoogd.  Edel  Lcberkraut.  Gulden-klee.  Fr.  Hepatique. 
hal.  Herba  Trinita.  628. 

EEDELE  RAKETTE.  Lat.  Eryfimum.  Irio.  Hoogd. 
Eyfenkraut  Weiblein.  Fr.  Ravenon,  hal.  Erifimo.  Irio- 
ne.  5tr5. 

Eenblad.  zie  op  Afaybloem. 

Eerdrook.  zie  op  Duyvenkervel. 

EERENPRYS.  Lat.  Veronica.  Hoogd.  Ehrenpreifz.  Grund- 
heyl.  Fr.  Veronique.  hal.  Veronica.  921. 

Egyptifche  Vijgeboom.  zie  op  Vijgeboom. 

Eikkelboom.  zie  op  Eykelboom. 

Eikkcnboom.  zie  op  Éykenboom. 

Eilof.  zie  op  Eylof. 

ELATINE.  Lat.  Elatine.  In  ’t  Hoogduytfch,  Franfch , en 
Italiaan fch  eeven  alzoo.  559. 

ELICHRYSON.  Goudenbloem.  Lat.  Hcliochryfon. 

Hoogd.  Winterblum.  Reinblum.  hal.  Hclichrifo.  560. 
Elleborus.  zie  op  Nieswortel. 

ELSENBOOM.  Lat.  Alnus.  Floogd.  Erlenbaum.  Ellern- 
baum.  Fr.  Aulne.  hal.  Auno.  89.  KLEYNE  BERG- 
ELZENBOOM.  zie  op  kjcync  Berg-Elzenboom. 
Endivia.  zie  op  Endivie. 

END1VIE.  Andyven.  Lat.  Endivia.  Seris.  Intybum  fa- 
tivum.  Hoogd.  Scariol.  Fr.  Scariole.  hal.  Endivia. 
489. 

Enule  Campana.  zie  op  Plantwortel. 

Enfis.  zie  op  Zwaardkruyd. 

Ephemerum  Lethale.  zie  op  Harmodaüe'en. 

Ephemerum  non  Lethale.  zie  op  Alaybloem. 

Ephemerum  Matthioli.  zie  op  Ephemerum  van  Afatthio- 
lus. 

EPHEMERUM  VAN  MATTHIOLUS.  Lat.  Ephe- 
merum Matthioli.  263. 

Epimedium  frutefcens  Virginianum.  zie  op  Wijngaard  van 
Canada. 

Epimedium  herba.  zie  op  Epimediumkruyd. 
EPIMEDIUMKRUYD.  Lat.  Epimedium  herba.  Hoogd. 

Bifchoffs-hut.  hal.  Epimedio.  562. 

Epimedium  uyt  Virginien.  zie  op  Wijngaard  van  Ca- 
nada. 

Eppe.  Water-eppe.  zie  op  Water-eppe. 

Equifetum.  zie  op  Paerdejlaert. 

Eranthemum.  zie  op  Bruynette. 

Erigerum.  zie  op  Kruyswortel. 

ERINUS  VAN  DIOSCORIDES.  Lat.  Erinus  Diofco- 
ridis.  Echinus  Galeni.  Clinopodiurn  minus.  In  ’t  Nee- 
derlandfch  ook  wilde  Bafilicom.  672. 

Eruca.  zie  op  Rakette. 

Eruca  Italica.  zie  op  Italiaanfche  Rakette. 

Erven,  zie  op  Ciceren. 

Ervilia.  zie  op  Erweten. 

Ervum.  zie  op  Ciceren. 

ERWETEN.  Peulen.  Poelen.  Lat.  Pifum.  Ervilia.  Hoogd. 
Erbfen.  hal.  Bifo.  Pifelli.  485,  ZEE-ERWETEN. 
zie  op  Zee-erweten. 

Eryngium.  zie  op  Kruysdiflel. 

Eryfimum.  zie  op  Eedele  Rakette. 

ESSCHENBOOM.  Lat.  Fraxinus.  Hoogd.  Efchenbaum. 
Efchenholtz.  Stein-Efchen.  Malbaum.  Fr.  Frefne.  Frefne 
Champeflrre.  hal.  Fraflïno.  94. 

Effchenkruyd.  zie  op  Fxaxinellc. 

ESULA.  Lat. Efula. Pityufa.  Peplus.  Fr. Turbith  noir. hal. 
Efula.  458. 


Eufrafia.  zie  op  Oogentroofl. 

Eul.  zie  op  Mankop. 

Euonyrhus.  zie  op  Papenhout. 

Eupatorium.  zie  op  Boelkenskruyd. 

Eupatorium  Grxcorum.  zie  op  Agrimonie. 

Euphrafia.  zie  op  Oogentroojt. 

Eykelboom  , welriekende,  zie  op  Welriekende  Eykel- 
boom. 

EYKENBOOM.  Lat.  Quercas.  Robur.  Hoogd.  Eych- 
baum.  Fr.  Chefne.  Chermillat.  Drillie.  hal.  Quercia. 
Cerqua.  74. 

EyloF.  Eyloof.  zie  op  Veyl. 

FAba  zie  op  Boonen. 

Faba  Romana.  zie  op  Turkfche  boonen. 

FabaTurcica.  zie  op  Turkjche  boonen. 

Fago-pyrum.  zie  op  Boekyveyt. 

Fago-triticum.  zie  op  Boekwcyt. 

Fagus.  zie  op  Beukenboom. 

Farfara.  zie  op  Hoefblad. 

FENEGRIEK.  Lat.  Fcenum  Grxcum.  Hoogd.  Boks- 
hom.  Fr.  Fenegrec.  hal.  Fiengreco.  Coma  di  Becco. 
590. 

Ferrum  Equinum.  zie  op  Paerdsyzer. 

Ferrum  Equinum  volubilc.  zie  op  Windend  Paerdshoef- 
yzer. 

FLRULA.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  571. 

Feftucago  Gazs.  zie  op  Tdele  Haver. 

Ficomorus.  zie  op  Vijgeboom. 

Ficus,  zie  op  Vijgeboom. 

Ficus  Aigyptiaca.  zie  op  Vijgeboom. 

Ficus  Indica.  zie  op  Bananienboom. 

Ficus  Indica.  zie  op  Indiaanfche  Vijge. 

Fiekruyd.  zie  op  Fykruyd. 

Filago  impia.  zie  op  Ruerkruyd. 

Filicula.  zie  op  Weederdood. 

FILIPENDULA.  Roode  Stccnbreek.  Lat.  Filipendula. 

Hoogd.  Rot-Steinbrech.  Fr.  Filipendule.  577. 

Filipendula  Aquatica.  zie  op  Wajer-Fihpendula. 
Fiftikenboom.  zie  op  Piflacienboom. 

Filix.  zie  op  Vaam. 

Fiftularia.  zie  op  Wilde  Hanekam. 

Flicr,  wilde,  zie  op  Wilde  Vlier. 

Flierboom.  zie  op  Vlierboom. 

Flos  Adonis,  zie  op  Bruynette. 

Flos  Africanus.  zie  op  Fluwcelbloem. 

Flos  Amberualis.  zie  op  Kruysbloem. 

Flos  Armerius.  zie  op  Duyzendfcboon. 

Flos  Cardinalis.  zie  op  Kardinaalsbloem. 

Flos  Conftantinopolitanus.  zie  op  Jenette. 

•Flos  Cuculi.  zie  op  Duyzendfchoon. 

Flos  Hierofolymitanus.  zie  op  fenette. 

Flos  Keiri.  zie  op  Aluurbloem. 

Flos  Pafiionis.  zie  op  Bloem  des  Lijdens. 

Flos  Principis.  zie  op  Winde. 

Flos  Solis.  zie  op  Zonnebloem. 

Flos  Solis  tuberofus.  zie  op  Articiokfcn  onder  de  aarde. 

Flos  T unetanus.  zie  op  Fluweelbloem. 

Fluytcboom.  zie  op  Syrinqe. 

FLUWEELBLOEM,  Tunisbloem.  Lat.  Flos  Tunetanus.' 
Flos  Africanus.  Hoogd.  Indianifche  Rlum.  Fr.  Oeillctz 
d’Inde.  hal.  Fiore  Africano.  Garofano  Indiano.  580. 
FLUWEELE-BLOEM.  Papcgayenkruyd.  Lat.  Amaran- 
thus.  Hoogd.  Tnufendfchon.  Fr.  Palfe  Velours,  hal. 
Amaranto.  Fior  di  Vellato.  Fior  di  Amore.  321. 
Fceniculum.  zie  op  Venkel. 

Fceniculum  marinum.  zie  op  Zee-venkel. 

Fceniculum  Porcinum.  zie  op  Varken s-venkel. 

Fceniculum  Porcinum.  zie  op  Beerwortel. 

Fcenum  Burgundiacum.  zie  op  Venkel. 

Fcenum  Grxcum.  zie  op  Fenccriek. 
FONTEYNKRUYD.  Lat.  Potamogetura.  Fontinalis. 

Hoogd.  Samkraut.  hal.  Potamogeto.  832. 

Fontinalis.  zie  op  Fontcynkruyd. 


Fraga. 


der 


N A 


Fraga.  zie  op  Aardbez.it. 

Frambezien.  zie  op  Hmnebezien. 

Fi'artboifen.  zie  op  Hinnebezien. 

Frangula.  zie  op  Pijlhout. 

Fraxinella.  zie  op  Fraxinelle. 

FRAXINELLE.  AfTchcnkruyd.  Lat.  Fraxinella.  Hoogd. 
Afchwurtz.  Fr.  Diptam  Baftard.  Ital.  Fraffincllo»  Dit- 
tamo  Bianco.  593. 

Fraxinus.  zie  op  EJfchenboom. 

Fraxinus  fylveftris.  zie  op  Sorbenboom. 

Fritillaria.  zie  op  Kievitsbloem. 

Frumentum  Indicum.  zie  op  Indiaanjche  Weyt. 

Frumcntum  Saracenicum.  zie  op  Boelqveyt. 

Frumentum  Turcicum.  zie  op  Indiaanjche  Wejt. 

Fumaria.  zie  op  Duyvenkcrvel. 

Fumaria  Bulbofa.  zie  op  Holwortel. 

Fumaria  maxima  Bulbofa  Crctica.  zie  op  Leeuwenblad. 
Fumus  Tcrrx.  zie  op  Duyvenkervel. 

Fuftethout  zie  op  Verwloof 

FYEKRUYD.  Fickruyd.  Lat.  Sophia.  Seriphium  Germa-  , 
nicum.  Hoogd.  Wclfamen.  Spohickraur.  895. 

GAGEL.  Lat.  Myrtus  Bclgica.  Myrtus  Hollandica. 
Myrtus  Brabantica.  Rhus  fylveftris  Dodonxi. 
Pfeudo-Myrtus.  Fr.  Pimente.  Piment  Royal.  Ital. 
Mirto  di  Hollandia.  Mirto  falfo.  146. 

Galantwortcl.  zie  op  Plantwortel. 

Galatium.  zie  op  Mdjlroo. 

Galega.  zie  op  Galege  en  H'ilde  Galega. 

GALEGE.  Geytcn-ruyt.  Lat.  Galega.  Ruta  Capraria. 
Hoogd.  Zicgenraut.  Geifzraut.  Fr.  Galege.  Ital.  Ga- 
üga.  S9j. 

Galcophfïs  Tragi.  zie  op  vcrkcerdNcetelkrttyd. 

Gallium.  zie  op  Waljiroo. 

GANZEBLOEM.  Wockelaar.  Guldebloem.  Zee-crith- 
mum.  Zce-creta.  Lrt/.Chryfanthemum.  Crithmum  ma- 
rinum.  Creta  marina.  Hoogd.  S.Johansblum.  Ganzblum. 
Ital.  Chrifantemo.  42 1 . 

Ganzcdiftel.  zie  op  Hazenfilade. 

GANSERICH.  Ganfcrich.  Gcnfrijk.  Zilverkruyd.  Lat. 
Argentina  Potentilla.  Agrimonia  fylveftris.  Hoogd.G ren- 
zig.  Genzericli.  Fr.  Argentinc.  Becq  d’Oye.  Tanefïe 
Sauvage.  Ital.  Argentina.  833. 

GEELE  MALVE.  Lat.  Althéa  lutea.  Abutilon  Avicen- 
nx.  Hoogd.  Ibifcli  met  gclben  Blumen.  Abutilon.  Ital. 
Malvavifco  baftarda.  319. 

GEERS.  Gierft.  Heers.  Hirs.  Lat.  Milium.  Hoogd.  Hir- 
fe.  Hirfch.  Hirfz.  Fr.  Millet.  Mil.  Ital.  Miglio. 
765. 

Gelfeminum.  zie  op  Jafmijn. 

GELIDKRUYD.  Stinkende Yfop.Sideritis.  Lat.  Sideritis. 

Ital.  Sideritc.  884. 

Gembar.  zie  op  Gemjebar. 

GEMEENE  KLEYNE  ROORIDDER.  Gemeenc 
kleyne  Patich.  Lat.  Lapathum  vulgarc  minus.  Oxylapa- 
thum.  705. 

GEMEENE  MEDICA.  Lat.  Medica  vulgaris.  Mcdica 
fylveftris.  Lat.  Mcdica  falvatico.  592.  Zcc-medtca.  zie 
op  Zee -medica. 

GENEVERBOOM.  Dambezienboom.  Jeneverboom. 
Iinbecrenboom.  Lat.  Juniperus.  Hoogd.  Wachholdcr. 
Wechholrer.  Fr.  Genevrc.  //.i/.Gcnepro.  219. 
GENGEBAR.  Gembar.  Gymbar.  Lat.  Zinzibar.  Zingi- 
ber.  Hoogd.  Ingber.  Ingwer.  Fr.  Gingembrc.  Gingenbre. 
Ital.  Gcngevo.  66  5. 

Gcniculata.  zie  op  Kniekenskruyd. 

Gcnifta.  zie  op  Brem. 

GENTIAAN.  Lat.  Gentiana.  Hoogd.  Entziaen.  Bitter- 
wurtzel.  Fr.  Gerttiane.  Ital.  Gentiana.  600. 

Gentiana.  zie  op  Gentiaan. 

Geranium,  zie  op  Oyevaarsbek. 

Gerwe.  zie  op  Duyzendblad. 

Geftreept  Spaanfch  Gras.  zie  op  Spaanfch  geflreept  Gras. 
GEYTENBAARD.  Reyncttc.  Lat.  Ülmaria.  Regina 


M E N; 

rati.  Barbi  Capra.  Drymopogon.  Hoogd.  Wald-gcifz. 
arth.  Fr.  Barbe  de  Chevrc.  928. 

Geytcnblad.  zie  op  Hondskarjfen. 

Gil YTEN BLAD  (cygcntlijk).  Caprifolic.  Mammetjensr 
kruyd.  Weewinde.  Lely  onder  de  Doornen.  Lat.  Ca- 
prifolium.  Periclymenon. Lelie  intcr  fpinas.  Hoogd.  Gcifz- 
blatt.  Waldtgilgen.  Fr,  Chevrefueille.  Vincibofle.  Itah 
Caprifoglio.  243. 

Gcyten-ruyt.  zie  op  Galege. 

Gezcegendkruyd.  zie  op  Cariophillaté. 

Gierft.  zie  op  Geert. 

GINGIDIUM.  Lat.  Gingidium.  Vifhaga.  Ital.  Gingidio. 
606. 

Ginoffelbloem.  zie  op  Angelieren. 

Ginft.  zie  op  Brem. 

Gi  roffel  bloem,  zie  op  Angèlier. 

Gith.  zie  op  Koornroos. 

Gladiolus,  zie  op  Zwaardkruyd. 

Gladiolus  Americanus.  zie  op  Phalangir/m . 

Glans  Myrepfica.  zie  op  Welriekende  Eykjelboom. 

Glans  Terrx.  zie  op  Aardakers. 

Glans  Unguentaria.  zie  op  welriekende  Eykjelboom'. 

GLASKRUYD.  Parietarie.  Lat.  Vitraria.  Helxine.  Pa- 
rictaria.  Hoogd.  Tag  und  Nachtkraut.  S.  Peeterskraut. 
Mawrkraut.  Fr.  Parietaire.  Ital.  Vctriola.  Parietaria.  Her* 
be  Murale  804. 

Glaftum.  zie  op  M'eede, 

GLAUX.  Melkkruyd.  Lat.  Glaux.  6b8. 

Glaux  latifolia.  tie  op  Zoethout. 

Globularia.  zie  op  Madelieven. 

Glycyrrhiza.  zie  op  Zoethout. 

GNAPHALIUM.  Leeuwenvoet.  Lat.  Gnaphalium.  Cen- 
tunculus.  Albinum.  Leontopodium.  Hoogd.  Ruhrkraut. 
Fr.  Herbe  a Cotton.  Ital.  Gnafalio.  Filago>  Cartafilago. 
tri3. 

GODS  GENADE.  Lat.  Gratiola.  Gratia  Dei.  Ccn- 
tauris.  Hoogd.  Aurin.  Ital.  Gratiola.  Stanco  Cavallo. 
<>18. 

Goeden  Henrik.  zie  op  Patich. 

Goflïpium  arbor.  zie  op  Wolboom. 

Goflipium  herba.  zie  op  Kottoenkruyd. 

GOLJDENAPPEf..  Appel  der  Liefde.  Lat.  Pomum 
amoris.  Aurea  mala.  Hoogd.  GoldapfFel.  Fr.  Pommcs 
d’Orccs.  Pommcs  d’Amour.  Ital.  Porno  d’Oro.  Pomi 
d’Amorc.  745. 

Goudcnbloem.  zie  op  Elichryfon. 

GOUDENKRUYD.  Lat.  Herba  Doria.  Hoogd.  Her- 
ba Doria.  Fr.  Herbe  d’Or.  Ital.  Herba  di  Oro. 
Ó29. 

GOUDSBLOEM.  Lat.  Calendula.  Caltha.  Hoogd.  Rin- 
gclblum.  Fr.  Soucie.  Souflie.  Ital.  Colcndola.  Fior  Ran- 
cio.  Fior  d’Ogni  mefe.  435.  zie  ook^op  Water-Gouds* 
bloem. 

Gouwe.  Kleyne  Gouwe,  zie  op  Oogenkjaar. 

GRACHTVAARNj  Lat , Lonchitis  Afpcra.  Afplenium 
fylveftre.  Afplenium  magnum.  Hoogd.  Grofz  Miltz* 
kraur-»  Ital.  Lonchite  afpcra.  290.  zie  voorts  op  Vaam, 
l oomvaarn.  Steenvaarn. 

Gramen  Alopecimum.  zie  op  Vojfejlaerten  Gras. 

Gramen  Floridum.  zie  op  Bloemdragend  Gras , 

Gramen  Hedcraceum.  zie  op  Gras  van  Parnajfus. 

Gramen  Leucanthemum.  zie  op  Oogentrcojl  Gras, 

Gramen  Marinum.  zie  op  Zeegras. 

Gramen  Parnaiïi.  zie  op  Gras  van  Parnajfus. 

Gramen  Plumeum.  zie  op  Pluym-gras. 

Gramen  Stiriatum  Hifpanicum.  zie  op  Spaanfch  gejlrcept 
Gras. 

Gramen  Tremulum.  zie  op  Beevend  Gras. 

GRANAATBOOM.  Lat.  Malus  Punicd.  Malus  Gra- 
nata.  Hoogd.  Granatbaum.  Fr.  Migraine.  Grenadier. 
Ital.  Albcro  di  Porno  Granato.  1 6. 

Granadilla.  zie  op  Bloem  des  Lijdcns. 

Gras.  Pluymgras.  Geftreept  Spaanfch -gfas.  Oogentrooft- 
gras.  Bloemdragend-gras.  Zec-gras.  Becvend-gras.  Voffe- 
O o o 2 ftaarten- 


B L A D - \V 

kaarten -gras.  zie  van  ieder  op  zijnen  naam. 

GRAS  VAN  PARNAS.  Lat.  Gramen  Parnaffi.  Gra- 
mcn  Hcderaceum.  Hoogd.  Lcbcrblumlein.  hal.  Grami- 
gna  di  Parnafo.  616. 

Granum  Paradifi.  zie  op  Cardamom. 

Gratia  Dei.  zie  op  Gods  Genade. 

Gratiola.  zie  op  Gods  Genade. 

Grindkruyd.  zie  op  Kruyswartel. 

Groene  Doorn,  zie  op  Peeredoorn. 

Groot  Halskruyd.  zie  op  Klokjens. 

Groot  Maankruyd.  zie  op  Hemionitis. 

GROOT  SPEENKRUYD.  Lat.  Scrophularia.  Hoogd . 
Braunwurtz.  Knotenkraut.  Fr.  Scrophulaire.  Jtal.  Scro- 
folaria.  8 69. 

Groote  Hoefbladeren,  zie  op  Pejlilentie-ivortel. 

GROOTE  KROK.  Lat.  Orobus.  Aracus  latifolius.  Ital. 
Orobo.  75>x. 

Grove  Majoraan.  zie  op  Orege. 

Groflula  Transmarina.  zie  op  Aalbczienboom . 

Groffularia.  zie  op  Kruysbeztenboom. 

Guajacana.  Guajacum.  zie  op  Pokhout. 

Gnanabanus.  zie  op  Vlejfcheboom. 

Guldebloem.  zie  op  Ganzcbloem. 

Gulde  Lceverkruyd.  zie  op  Ecdel  Lceverkrayd. 

Guldcnappel.  zie  op  GoudcnappeL 
Guldenkrnyd.  zie  op  Goudcnkruyd. 

GULDENROEDE.  Lat.  Virga  aurea.  Hoogd.  Wund- 
kraut.  Feddetkraut.  Fr.  Verge  d’Or.  Ital.  Virga  aurea. 

92  6. 

GUYCHELHEYL.  Lat.  Anagallis.  Hoogd.  Gauch- 
JieiJ.  Ital.  Anagallo.  Anagallide.  Morlb  di  Gallina. 
325. 

Gymber.  zie  op  Gingebar. 

aanekam,  wilde,  zie  op  Wilde  Haanekam. 
HAANEKAMMETJENS.  Lat. Onobrychis.  Ca- 
put  Gallinaceum  Belgarum.  Polygala  vera  Dalc- 
champii.  Hoogd.  Kcrftwurtzel.  Fr.  Sainiüt  Foin.  Ital. 
Uppuparia  del  Maghi.  790. 

Haanckop.  zie  op  Verkeerd  Ncctelkruyd. 

Haanevoct.  zie  op  Booterbloem. 

HAAZENOOR.  Lat.  Buplcurum.  Hoogd.  Wundkraut. 

Ital.  Bupleuro.  Orecchia  di  Lieviro.  474. 
HAAZENPOOT.  Lat.  Lagopus.  Pcs  Leporis.  Hoogd. 
Hafenfufz.  Katzenklee.  Fr.  Picd  de  Licvre.  Ital.  Lago- 
po.  684. 

HAAZENSALADE.  Ganzen-diftel.  Konynenkruyd. 
Melkwey.  Lat.  Sonchus.  Bralïica  Lcporina.  Laétu- 
ca  Leporina.  Hoogd.  Hafenkohl.  Fr.  Palais  de  Lic- 
vre. Leifl'eron.  Ital.  Sunco.  Cicerbita.  Crefpigno. 
893. 

Hadich.  zie  op  Wilde  Vlier. 

HAGEDOORN.  Lat.  Spina  acuta.  Oxyacantha  Diofco- 
ridis.  Spina  alba.  Hoogd.  Hagcdorn.  Fr.  Aubefpine.  E- 
fpine  Blanche.  Ital.  Oxiganta.  185. 

Halimus.  zie  op  Zee-porcellein. 

Halimus  marinus  Syriacus.  zie  op  Roos  van  Jericho. 
Halskruyd;  Groot  Halskruyd.  zie  op  Klokjens. 

Halskruyd.  Kleyn  Halskruyd.  zie  op  Raponce. 
Handekenskruyd.  zie  op  Palmaria. 

Harmala  Syriaca.  zie  op  Harmala  uyt  Syrien. 

HARMALA  UYT  SYRIEN.  Lat.  Harmala  Syriaca. 

85G 

HARTSHOORN.  Kraeyevoet.  Muyzcftaart.  Lat.  Co- 
ronopus.  Cornu  cervi.  Stellaria.  Cauda  muris.  Hoogd. 
Krahenfufz.  Fr.  Dent  au  Chicn.  Cornc  de  Cerf.  Pied 
de  Comeille.  Ital.  Coronopa.  Corno  Cervino.  Herba 
Stclla.  513. 

Hartstong.  zie  op  Natenvortcl. 

H ARTSTONG.  Lat.  Lingua  Cervina.  Phyllitis.  Scolo- 
pendria.  Hoogd.  Hirfchzung.  Fr.  Langue  de  Cerf.  Ital. 
Phillitide.  Phillito.  Lingua  di  Cervo.  2 8<S. 

Havcr-eflcn.  zie  op  Sorbenboom. 

HAVIKSKRUYD.  Lat.  Hieracium.  Accipitrina.  Hoogd. 


Y Z E R 

Habichkraut.  Fr.  Cichorée  Jaune.  Ital.  Hieraico.  (>3  5. 
HASELAAR.  Hazelnootenboom.  Lat.  Nux  Avellana. 
Corylus.  Nux  pontica.  Hoogd.  Hafclpufz.  Fr.  Noyfel- 
les.  Noifellier.  Couldrier.  Ital.  AVellarc.  Noccivolc. 
161.  ;■ 

Hazclwortel.  zie  op  Alans-oor. 

Hebenus.  zie  op  Ebbenhout. 

Hedera.  zie  op  Veyl. 

Hedera  Terrcftris.  zie  op  Hondjensdraf 
HEDERIK.  Herik.  Hcrk.  Lat.  Rapiftrum.  Sinapi  fylve» 
ftre.  Hoogd.  Hederich.  Fr.  Velar  de  la  Tortelle.  Rave- 
non.  Ital.  Senape  falvatico.  Rapiftro.  5<>7. 

Hedyfarum  Clypeatum.  zie  op  Schilddragende  Hedyft- 
rum. 

Heers,  zie  op  Geers,  of  Gierfl. 

Hclenium.  zie  op  Alantwonel. 

Hclenium  tuberofum.  zie  op  Articiokjen  onder  de  aarde. 
Hclianthemum  Indicum  tuberofum.  zie  op  Articiokjeen  on- 
der de  aarde. 

Hcliochryfon.  zie  op  Eliochryfon. 

Helleborus.  zie  op  Nieswortel. 

Helleborus  Ferulaceus.  zie  op  Koe-ooge. 

Hemclfleutel.  zie  op  Sleutelbloem. 

HEMIONITIS.  Groot  Maankruyd.  Lat.  Hemionitis. 

Lunaria  major.  Ital.  Hemionite.  287. 

HENNIP.  Hennep.  Kennep.  Kemp.  I.at  Cannabis.  Hoogd. 

HanfF.  Fr.  Chanure.  Ita.  Canapa.  88<J. 

Henophyllum.  zie  op  Speerkruyd.  , 

Hepatica.  zie  op  Stcen-Leeverkruyd. 

Hepatica  nobilis.  zie  op  Ecdel-Leeverkruyd. 

Hepatica  -trifolia.  zie  op  Eedel-Leeverkruyd. 

Hcpatorium.  zie  op  Boelkptskruyd. 

Herba  Amoris.  zie  op  Indiaanjch  Kruydje  roer  mij  niet. 
Herba  Bencdidta.  zie  op  Caryophyllate. 

Herba  Doria.  zie  op  Goudenkruyd. 

Herba  Impatiens.  zie  op  Kruydje  roer  mij  niet. 

Herba  Paralyfis.  zie  op  Sleutelbloem. 

Herba  Paris,  zie  op  W'olfsbczie. 

Herba  Polucaris.  zie  op  Vlookruyd. 

Herba  Senfifica.  zie  op  Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet. 
Herba  Turca.  zie  op  Duyzendkgorn. 

Herba  Veoti.  zie  op  Keukenkruyd. 

Herba  Vita.  zie  op  Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet . 

Herik,  zie  op  Hederik. 

Herk.  zie  op  Hederik. 

HERMODACTELEN.  Tijdloozen.  Tijloozen.  Teyl- 
roozen.  Lat.  Colchicum.  Hermoda&ylus.  Ephemerum 
Lcthalc.  Hoogd.  Zeitlofen.  /V.Mort  au  Chicn.  Ital.  Col- 
chico.  Ephemero.  Hermodattylo.  500. 

Hermoda&ylus.  zie  op  HermodaFlelen. 

Herniaria.  zie  op  Duyzendkoorn. 

Hers.  zie  op  Geers. 

Hert-gelij kende  Erwet.  zie  op  Nacht fchade. 
HERTGESPAN.  Lat.  Cardiaca.  Lycopfis.  Hoogd.  Hert- 
gefpan.  Fr.  Agripaulme.  Ital.  Licopfide.  Cardiaca. 
447; 

Hefperis.  zie  op  Damajlbloem. 

Hefperis  odorata.  zie  op  Welriekende  Nachtbloem. 

Heul.  zie  op  ALankpp. 

HEIDENS  WONDKRUYD.  Lat.  Confolida  Saraceni- 
ca.  Solidago  Saracenica.  Hoogd.  Heidnifz  Wundkraut. 
Fr.  Confoul  de  Saracine.  892. 

Heylighout.  zie  op  Pokhout. 

Hieracium.  zie  op  Havikskruyd. 

HINNEBEZIEN.  Frambezien.  Framboifen.  Lat.  Rubus 
Id^us.  Hoogd.  Himbramen.  Hindbeeren.  Hinnbeeren. 
Fr.  Frambolicr.  Ital.  Rovo  Ideo.  Rovo  Montano. 
248. 

Hippolapathum  rotundum.  zie  op  Opregte  oude  Rbabar- 
bar. 

Hippofelinum  agrefïe.  zie  op  Smyrnium  van  Candia. 
Hippuris.  zie  op  Paerdejlaert. 

Hirundmaria.  zie  op  Zwaluwemvortcl. 

Hirundinaria.  zie  op  Oogenklaar. 


HOE 


der 

HOE  LANGER  HOE  LIEVER.  Alfsrank.  Lm. 
Dulcamara.  Amara  dulcis.  Solanum  Lignofum.  Circsa 
Móntpelienfium.  Hoogd.  Heinskraur.  Je  lenger  je  lieber. 
Ital.  Dolce  amara.  Vite  Fylveftre.  557. 

Hoe  langer  hoe  liever.  zie  op  Feld-Cypres. 

HOEFBLAD.  Lat.  Tuflilago.  Farfara.  Bechium.  Ungu- 
la  Caballina.  Hoogd.  Rofzhuf.  RoFzhub.  Brandlattich. 
Fr.  Pas  d’AFne.  Pattc  d'Afne.  Patte  de  Cheval.  Ital. 
TolTilagine.  Farfarella.  Ungia  di  Cavallo.  385.  GROO- 
TE  HOEFBLADEREN.  zie  op  Peftilent iewortel. 
HOF-COMYN.  Carwi.  Carwc.  Lat.  Carui.  Carum. 

Hoogd.  Kummel.  Ital.  Caro.  456.  z,ie  ook^op  Comijn. 
HOLWORTEL.  Lat.  Fumaria  Bulbofa.  Radix  Cava. 
Hoogd.  Hölwurtz.  Fr.  Racine  creufe.  Ita'.  Radice  cava. 
598.  ALDERGROOTSTE  HOLWORTEL  VAN 
CANDIA.  zie  op  Leeuwenblad. 

Hondcrdknop.  zie  op  Paronychia. 

HONDJENS-DRAF.  Lat.  Hcdcra  Tcrrcftri.  Corona  Ter- 
ra- Hoogd.  Gundelrabcn.  Grundreben.  Ital.  Hcdcra 
Terreftre.  622. 

Hondsboom.  zie  op  Pijlhout. 

HONDS-KARSZEN.  Geytenblad.  Lat.  Canum  Cerafa. 
Clymenum.  Pcriclymenum.  Xylofteum.  Hoogd.  Hunds- 
kirlïchen.  Ital.  Pericimeno.  Circfaro  di  Cane.  204.  ■ 
HONDS-TAND.  Lat.  Dens  Canis.  Satyrium  Erythre- 
nium.  PFeudo-Hermodadylus.  Hoogd.  Hundszahn.  Ital. 
Denre  Canino.  546. 

HONDS-TONG.  Lat.  CynoglofTum.  CynoglolTa.  Lin- 
gua  Canis.  Hoogd.  Hundszung.  Fr.  Langue  de  Chicn. 
Ital.  CynoglolTo.  Lingua  di  Cane.  538. 

HOP.  Hoppe.  Hoppckruyd.  L*r.  Lupulus.  Hoogd.HopS. 

Fr.  Houblon.  Ital.  Lupolo.  Brufcandola.  731. 
Hordeum  Murinum.  zte  op  Muyzcnkoorn, 

Horminium.  zie  op  Scharley. 

HULST.  Lat.  AgriFolium.  Aquifolium.  Hoogd.  Wald- 
diftel.  Fr.  Agron.  Hous.  Houflbn.  Ital.  AquiFoglio. 
AgriFoglio.  1 64. 

HUYSLOOK.  Dondcrbaard.  Lat.  Sedum.  Barba  Jovis 
Herba.  Scmper  vivum.  Illecebra.  Hoogd.  HauFzlaub. 
HauFzwurtz.  Donnerbart.  Fr.  Joubarbc.  Ital.  Scmper- 
vivo.  467.  Cepa:a,  een  Foort  van  kleyne  Donderbaard. 
zie  op  Cepaa. 

HYACINTH.  Jacinth.  Lat.  Hyacinthus.  Hoogd.  Hya- 
cinth.  Yacinth.  Ital.  Hiacintho.  641. 

HyoFcyamus.  zie  op  Bilzenkruyd. 

HYPECOON.  Lat.  Hypecoum.  Ital.  Hipecoo.  651. 
Hypecoum.  zie  op  Hypccoon. 

Hypericum.  zie  op  S.  Janskruyd. 

Hydrolapathum.  zie  op  Pattch. 

HyFop.  HylTopus.  zie  op  Tfop. 

HyFopus  Fcetidus.  zie  op  Geltdkruyd. 

Hyuca  Canadana.  f 

Hyuca  GlorioFa.  > zie  op  Juca  uyt  America. 

Hyuca  Americana  J 

IBENBOOM  Lat.  Taxus.  Arbor  ViroFa.  Milus  Theo- 
phrafti.  Hoogd.  Eybenbaum.  Ibcnbaum.  Ybenbaum. 
Fr.  EF.  YF.  Ital.  Taflb.  MalTo.  48. 

Iberis.  zie  op  Wilde  Kers. 

Ilex  CocciFcra  minor,  zie  op  Coccinilicboom. 

Ilcx  GlandiFcra  major,  zie  op  Coccinilicboom. 

Illecebra.  zie  op  Huyslook. 

Imbecrenboom.  zie  op  Geneverboom. 

Impaticns  Herba.  zie  op  Kruydje  roer  mij  niet. 

Imperatoria.  zie  op  Meeflerwortel. 

IndiaanFch  Koorn.  zie  op  Indiaanfche  Weyt. 
INDIAANSCH  KRUYDJE  ROER  MY  NIET. 
Lat.  Herba  Viva.  Herba  Amoris  ; Herba  Senfifica. 
Hoogd.  Fuhlendeskraut.  Ital.  Herba  di  vita.  Herba  di 
Amore.  6 30. 

INDIAANSCHE  DOORNAPPEL.  Lat.  Pomum  Fpi- 
noFum  opuntiatum.  Echino-melocados.  Ital.  Porno  Fpi- 
noFo  opuntiato.  575. 

IndiaanFche  Tarwe,  zie  op  Indiaanfche  Weyt. 


NAMEN. 

INDIAANSCHE  VYGE.  Lat.  Ficus  Tndica.  Opuntia. 

Hoogd.  IndianiFche  Feiqe.  Ital.  Fico  d’Jndia.  5-2. 
INDIAANSCHE  WEYT.  TurkFche  Weyt.  'Furkfch 
Koorn.  Lat.  Frumentum  Turcicum.  Frumentum  Indi- 
cum.  Hoogd.  Turckifch  Korn.  Fr.  Ble  de  Turquie.  ItaL 
Grano  di  India.  Fermento  Indiano.  595. 

INDIGO.  Lat.  Indigo.  Indigofera.  Indtaanfeh  Gali.  Nil» 
Portug.  Herba  d’Anir.  Anil.  228. 

IndigoFera.  zie  op  Indigo. 

Ingroen,  zie  op  Senegroen. 

Intybum  Farivum.  zie  op  Endivici 
Inula.  zte  op  Plantwortel. 

IPENBOOM.  Ipc-rboom. Olmboom.  Ldt.Ulmus.  Hoogd. 
Rufter,  Ruftbaum.  Illmenbaum.  Ulmenbaum.  Fr.  Or- 
me.  Ital.  Olmo.  Stf. 

Ipcrboom.  zie  op  Ipcnboom , 

Irio.  zie  op  F.edele  Rakette , 

Iris.  zie  op  Lu. 

Iris  AnguftiFolio  odorata.  zie  op  Welriekende  Lis  1 
Iris  Fylveftris.  zie  op  Stinkende  Lis. 

IFatis.  zie  op  Weede. 

ItaliaanFche  Klaver,  zie  op  Opregte  Mcdica. 

I TALIAANSCHE  RAKETTE.  Z<i/.Refcda.  ErucaTta» 
lica.  Hoogd.  RcFede.  //d/.Ruchetta  di  Italia.  ReFcda.  5 66. 
Iva  MoFchata.  zie  op  Held-Cypres. 

JACEA.  Lat.  Jacea.  Hoogd.  Flokblum.  Ital.  Jacea.  Jac- 
cea.  653. 

Jacobxa.  zie  op  S.  Jacobskruyd. 

Jacobskruyd.  zie  op  S.  Jacobskruyd. 

Jalnppa  vera.  zie  op  Opregte  Jalappe. 

Jalappe  , of  Wonderbloem  van  Peru.  zie  op  O pre ne  Ja- 
lappe. 

Jansbczien.  zie  op  Aelbezien. 

Jansbrood.  zie  op  S.  Jansbrood. 

Jansdruyfjens.  zie  op  Aelbezien. 

Janskruyd.  zie  op  Aelbezien. 

JaFminum.  zie  op  Jafmijn. 

JASMYN.  JeFemijn.  Lat.  JaFminum.  Jc-Feminum.  Gelfe- 
minum.  Hoogd.  TaFmin.  Fr.  TaFmin.  TcFemin.  Ital.  Gel- 
Femino.  233. 

JENETTE.  Chriflus-oog.  Bloem,  van  Conftantinopel. 
Lat.  Lychnis.  Oculus  Chrifti.  Cccli  RoFa.  Flos  Con- 
ftantinopoliranus.  Flos  HieroFolymitanus.  Hoogd.  Fra- 
wen-RoFzlein.  Himmels-RoFelein.  Widerftofz.  JcruFa- 
lems-Blum.  Fr.  Ocillctes.  Ocillctes  de  Dicu.  Ital.  Lich- 
nide.  733. 

Jenettc;  SpaanFche.  zie  op  Spaanfche  Jenet  te. 

Jeneverboom,  zie  op  Geneverboom. 

JeFeminum.  zie  op  Jafmijn. 

jOBS-TRANEN.  Lievevrouwen-trancn.  Lat.  Lachryma 
Jobi.  Lachryma  Chrifti.  LirhoFpermum  majus.  Fr.  Lar- 
mes  de  noftrcDame.  Hoogd.  Hiobs-zeher.  Ital.  Lagrime 
di  Giobbc.  6(16. 

JODENDOORN.  Lat.  Paliurus.  Spina  Judacia.  Spina 
Chrifti.  Ital.  Paliuro.  188. 

Joden kerflen.  zie  op  Nachtfchade. 

Jodenkruyd.  zie  op  Wederik. 

Joffrouwen-violier.  zie  op  Jujfrottwen-Violier. 
johansbrood ; Bezien;  Druyfjcns;  Kruyd,  &c.  zie  op 
Jam , en  S.  Jans. 

Jonquillen.  zie  op  Narcijfe : en  op  Lis. 

Joriskruyd.  zie  op  S.  Joriskruyd. 

Jovis  glans,  zie  op-Nooteboom. 

Juca  Americana.  Juca  Canadana.  Juca  Gloriofa.  zie  op  Ju- 
ca  uyt  America. 

JUCA  UYT  AMERICA.  Lat.  Juca,  oFHj’uca  Cana- 
dana. Hyuca  Gloriofa.  Hyuca  Americana.  Hoogd.  Jucke. 
Bij  de  Indianen  Mandiba.  Manyba.  Maodioca.  ÏVIany- 
oc.  66\. 

JUD ASBOOM.  Lat.  Arbor  Juda;.  Arba  Amoris.  Sili- 
quaftrum.  Siliqua  Fatua.  Hoogd.  Judasbaum.  Fr.  Guai- 
nier.  Gaines.  Ital.  Siliquaftro.  Siliqua  Silveftre.  Albero 
de  Guida.  12 6. 

O o o } Juf- 


ii  j* 


m 1 


BLAD-WYZER 


Juffrouwen-violier.  tie  op  Damajlblocm. 

Jujubaz  Officinarum.  zie  op  Jujubcnboom. 
JUJUBENBOOM.  Roode  Jujubenboom.  Lat.  Zizy- 
phus  rutila.  Jujube  Officinarum.  Zizypha  Grxcorum. 
Paliurus  Athcngji.  Hoogd.  Bruftbeerbaum.  Bruftbeer- 
lein.  Fr.  Jujubicr.  Guindoulicr.  Ital.  Giuggiolc.  117. 
Junipcrus.  zte  op  Geneverboom. 

J upicersbaard.  zie  op  Boomachtig  fupitersbaard. 

K Aarden.  zie  op  S toekende  Kaarden. 

KALFSMUYL.  Apenhoofd.  Orant.  Lat.  Antirrhi- 
num.  Capur  Simite.  Hoogd.  Lewenmaul.  AV.Mu- 
ron  Violet.  Ital.  Antirrino.  33  6.  , 

KALFSVOET.  Manskragt.  Lat.  Arum.  Hoogd.  PfafFen- 
pint.  Teutfch  Ingwcr.  Fr.  Pied  de  Veau.  Vit  de  Pre- 
ftre.  Ital.  Aro.  Giaro.  Gigaro.  Een  foort  hier  van 
in  't  Nederlandfch  Speerwortel.  Lat.  Dracontium.  Ser- 
pentaria. Andere  foort , Colocafia.  Dracunculus  Palu- 
ftris.  353. 

KALI.  In  alle  Talen  dus  genoemd  : doch  in  ’t  Italiaanfch 
ook  Soda.  471. 

KANEELBOOM.  Lat.  Cinnamomum.  Canella.  Arbor 
Caffia.  Hoogd.  Zimmet-rohrleinbaum.  Zimmetrinden- 
baum.  Canelbaum.  Fr.  Arbrc  de  Canclle.  Ital.  Cinna- 
moroo.  Cannella.  119. 

KAPPERS.  Lat.  Capparus.  Hoogd.  Kappern.  Fr.  Cappres. 
Ital.  Capparo.  2 54. 

KARDINAALSBLOEM.  Lat.  Flos  Cardinalis.  Trache- 
lium  Americanum.  Ital.  Trachclio  Americano.  Fior  di 
Cardinale.  582. 

Karmolïjnboom.  zie  op  Coccinilieboom. 

KARSSEBOOM.  Lat.  Cerafus.  Hoogd.  Kirfchbaum.  Fr. 
Cerifier.  Ital.  Ciregio.  Cirefaro.  36.  In  ' t zelve  Hoofd- 
°ok.  Karfleboomen  met  groene  Karflen  j met  welrie- 
kende Blodfemen , &c. 

Karfleboom  met  Bladeren  van  Laurier,  zie  op  Lauwerboom 
met  blinkende  'Bladeren. 

Kaftanienboom.  zie  op  Cajlanienboom. 

Kattekruyd.  Berg-Kattekruyd.  zie  op  Munt. 
KAUWOORDE.  Cowoerdc.  Kauwoerde.  Lat.  Cucur- 
bita.  Hoogd.  Kurbs.  Kurbilz.  Fr.  Courge.  Coucorde. 
Ital.  Zucca.  521. 

KEELKRUYD.  Mondhout.  Ligufter.  Rijnwillige.  Lat. 
Liguftrum.  Hoogd.  Beynholtzlcin.  Muntholtz.  Rheyn- 
wcyden.  Fr.  Troefne.  Frezillon.  Ital.  Liguftro.  Gui- 
ftrico.  Alcanna.  Olivella.  258. 

Keesjenskruyd.  zie  op  Malve. 

Kelderhals,  zie  op  Pceperboom. 

Kemp.  zie  op  Hennip. 

Kennep.  zie  op  Hennip. 

Kermes,  zie  op  Coccinilieboom. 

KERS.  Lat.  Nafturtium.  Barbarea.  Cardamine.  Hoogd. 
Krefz.  Fr.  CrelTon.  Ital.  Nafturtio.  Agrctto.  660. 
WILDE  KERS.  zie  op  Wilde  Kers : en  op  vreemde 
W tlde  Kers. 

KERVEL.  Lat.  Cerefolium.  Cha:rophyllum.  Chterophyl- 
lon.  Hoogd.  Kerbelkraut.  Fr.  Cerfueil.  Ital.  Cerefo- 
glio.  463 . WELRIEKENDE  DULLE  KERVEL. 
Spaanfche  Kervel.  Lat.  Myrrhis  fativa  odorata.  Cicuta- 
ria  odorata.  WILDE  BERG-KERVEL.  Lat.  Cere- 
folium montanum  fylveftxe.  Myrrhis  fylveflris  monta- 
na.  ibid.  DULLE  KERVEL,  zie  op  Dulle  Kervel. 
Keule.  zie  op  Kunneke. 

KEUKEN KRUYE).  Lat.  Pulfatilla.  Herba  Venti.  Hoogd. 
r Kuchcnkraut.  Fr.  Coquelourdes.  Ital.  Pulfatilla.  835^ 
Keykensbloem.  zie  op  Duyzendfchoon. 
KEYSERSKROON.  Lat.  Corona  Imperialis.  Hoogd. 
Kayferkron.  Fr.  Couronne  de  1’Empereur.  Ital.  Corona 
Rcale.  5 14. 

KIEVITSBLOEM.  Kievitseyeren.  Lat.  Fritillaria.  Me- 
leagris.  Hoogd.  Frittilary.  Ital.  Meleagride.  594. 
Kievitseyeren.  zie  op  Kievitsbloem.  . 

Kladdenkruyd.  zie  op  KliJfcnkrujd. 

Klaflen.  zie  op  KliJfcnkrujd. 


Klaver,  zie  op  Drieblad . 

Kleef.  zie  op  Fejl. 

KLEEFKRUID.  Lat.  Aparine.  Hoogd.  Klcbkraut.  Fr. 
Reble  Glateron.  Ital.  Spcronella.  Aparine.  337. 

Kleyn  Bcrg-Wollekruyd.  zie  op  Phlomos. 

Kleyn  Halskruyd.  zie  op  Raponce. 

KLEYN  MAANKRUYD.  Lat.  Lunaria.  Iunaria  Bo- 
trytis.  Hoogd.  Mondkraut.  Mondrautc.  Fr.  Taure.  Lu- 
naire. Ital.  Lunaria  del  Grappolo.  Lunaria  minore.  72 6. 
zie  ool^  op  Maankrujd  der  Chmeezcn.  En  Maanekop  op 
Mankop. 

KLEYNE  BERG-ELZENBOOM.  Lat.  Alnus  minor 
Montana.  Hoogd.  Klcyner  Bcrg-Elfebaum.  Fr.  Amc- 
lanchier.  161. 

Kleyne  Gouwe,  zie  op  Oogenklaar. 

KLEYNE  LAUWERBOOM.  Lat.  Laureola.  Chamte- 
daphne.  Hoogd.  Zeilant.  Kcllerhals  mit  grunen  Blu- 
men.  Fr.  Laureole.  Ital.  Laureola  Maggiore.  155.  zie 
ook.  °P  groote  Lauwerboom.  Wilde  Laurier. 

Kleyne  Look.  zie  op  Pareje. 

KLEYNE  OSSETONG.  Lat.  Anchufa.  Hoogd.  Ochlèn- 
zung.  Fr.  Orcancttc.  Ital.  Ancufa.  225. 

Kleyne  Tabak,  z/e  op  Bilfenkrujd. 

Klim.  zie  op  Vcyl. 

KLIM.  Lynen.  Viorne.  Lat.  Clematis.  Vioma  vulgï.  Vi- 
tis  alba.  Atragenes  Theophrafli.  Hoond.  Linen.  Rcbcn. 
Waldreben.  Ar.  Viorne.  Ital.  Clematidc.  252. 

Klim-boonen.  zie  op  Turkfcheboonen. 

KLISSEN KRUYD.  Klaflenkrüyd.  Kladdenkruyd.  Lat. 
Lappa.  Xanthium.  Hoogd.  Klcttcn.  Bettler-laufz.  Spitz- 
kletten. ' Fr.  Gloutcron.  Gletteron.  Ital.  Bardana. 
384. 

Klokkcblocm.  zie  op  Akeleyen. 

KLOKJENS.  Groot  Halskruyd.  Lat.  Campanula.  Ra- 
punculus  hortenfo  latiore  folio.  Cervicaria  major.  Uvu- 
laria.  Hoogd.  Gloklein.  Glockenblum.  Ital.  Campanellc. 
Campanola.  437. 

KNAWEL.  Duyzendknop  met  fmalle  Bladeren.  Lat.  Po- 
lygonum  anguftifolium.  ^77. 

KNIEKENSKRUYD.  Lccdekenskruyd.  Lat.  Gcnicu- 
lata.  518. 

Knoflook,  zie  op  Knoplook? 

Knol.  zie  op  Rapé. 

KNOPLOOK.  Knoflook.  Knuyflook.  Lat.  Allium. 
Hoogd.  Knoblauch.  Fr.  Ail.  Aux.  Ital.  Aglio.  Aio. 
300.  zie  hier  bij  na  Look  zonder  Look.  Berglook. 
Bieflook.  Pareye.  Kleyne  Look. 

Knuyflook.  zie  op  Knoplook. 

Koekoeksbloem,  zie  op  Duyzcndfchoon. 

KOE-OOGE.  Nieswortel,  met  Bladeren'  van  Ferula.  Lat. 
Buphthalmum.  Hclleborus  Fcrulaccus.  Hoogd.  Rinds- 
aug.  Fr.  Oreil  de  Beuf.  Ital.  Buflalmo. ‘Occhio  di 
Bove.  420. 

Koninkskaers.  zie  op  Wollekruyd. 

KONKOMMER.  Lat.  Cucumcr.  Cucumis.  Hoogd.  Cu- 
cumer.  Cucummer.  Cucumber.  Fr.  Concombre.  Ital. 
Cocomero.  Cicomero.  Cedruolo.  Citriolo.  526'. 

Konijnenkruyd.  zie  op  Hazenfalade. 

KOOL.  Moes-kool.  Lat.  Braffica.  Crambc.  Hoogd.  KohI. 
Kohlkraut.  Fr.  Choux.  Ital.  Cavoli.  Cavolo  Cappuc- 
cio.  410. 

Koorn , Indiaanfch.  zie  op  Indiaanfche  Wcjt. 

KOOLBLOEM.  Roggebloem.  Ambarette.  Amberbloem. 
Lat.  Cyanus.  Cyanus  odoratus  Turcicus.  Hoo^d.  Korn- 
blum.  Fr.  Blaverle.  Aubifoin.  Bluet.  Soulfie.  Ital.  Cia- 
no.  Fior  di  Frumento.  Fior  del  Formento.  Battifecula. 
529. 

KOORNROOS.  Gith.  Lat.  Nigcllaflxum.  Pfeudo-Me- 
lanthium.  Hoogd.  Raden.  Kornro/c.  Fr.  Yvraye.  Nielle 
des  Bleds.  Ital.  Nigellaftro.  Melantio  falfo.  Gittone. 
Ruofola.  759. 

KORALKRUYD.  Koraalkruyd.  Dentaria.  Coralloi- 
des.  Ital.  Dentaria.  548. 

Kojalkruyd.  zie  op  Afpergen. 

Kor- 


/ 


■■■■■ 


der  NAMEN. 


Kornocljcboom.  zie  op  Córnoeljeooom . 

Kors.  zie  op  Kers. 

Kofl.  zie  op  Aiunt. 

KOTTOENKRUYD.  Boomwollekruyd.  Lat.  Gofli- 
pium  hcrba.  Bombax.  Cotum.  Hoogd.  Baumwoll.  Fr. 
Cotton.  Iral.  Bambagia.  Cotone.  615. 
KRAAKEBEZIEN.  Poftelbezicn.  Lat.  Myrtillus.  Vac- 
cinia.  Hoogd.  Heydelbeereu.  Fr.  Airellc.  Avrclle.  hal. 
Mirtillo.  Calavezza.  Uva  Orfa.  Vigna  d’Orfo.  775. 
Kraayenvoct.  zie  op  Hartshooru. 

Krabbenklauw.  zie  op  Ruyterskruyd. 

Kraekebczien.  zie  op  Kraakebezien. 

KRAP.  Mee.  Rotte.  Lat.  Rubia.  Hoogd.  Rodte.  Zr.Ga- 
rance.  Ruble.  hal.  Robbia.  Rubia.  339. 

Kreeftkruyd.  zie  op  Zonnewende. 

Kroesbezicnboom.  zie  op  Kruysbezienboom. 

Kroeze-,  of  Kruyzemunt.  zie  op  Aiunt. 

Krok.  Groote  Krok.  zie  op  Groote  Krok. 

KRUYDJE  ROER  MY  NIET.  Springkruyd.  Lat. 
Hcrba  impatiens.  Noli  me  tangere.  Hoogd.  Spnngkraut. 
629.  INDIAANSCH  KRUYDJE  ROER  MY 
NIET.  zie  op  Indiaanfch  Kruydje  roer  my  niet. 

Kruyze-  of  Kroezemunt.  zie  op  Aiunt. 
KRUYSBEZIENBOOM.  Doornbczicnboom.  Kroes* 
bezienboom.  Kruysdoorn.  Steek elbezicn.  Lat.  Uva 
Crifpa.  Groffularia.  Hoogd.  Stachelbcercnbaum.  Kraufz- 
beerenbaum.  Fr.  Groifeilles.  GroifTelles.  hal.  Uva  fpina. 
Uva  macina.  221. 

KRUYSBLOEM.  Lat.  Flos  Amberualis,Polygala.  Hoogd. 

Creutzblumc.  hal.  Polygalia.  S28. 

KRUYSDISTEL.  Lat.  Èryngium.  Hoogd.  Manstreuw. 
Brachcndiftcl.  Fr.  Chardon  teffu.  Fanicaut.  Iringes.  hal. 
Eringio.  Iringo.  454.  zie  ool^op  Diftel : en  Driediftel. 
Kruysdoorn.  zie  op  Kruysbczicnboom. 

Kruyskruyd.  zie  op  Kruyswortel. 

KKUYSWORTEL.  Kruyskruyd.  Grindkruyd.  Lat. 
Senccio.  Erigerum.  Hoogd.  Creutzkraut.  Baldgreifz. 
Fr.  SencfTon.  hal.  Scnetio.  Cardoncelle.  Spellicciofa. 

875. 

Kullekenskruyd.  zie  op  Standelwortel. 

Kun.  zie  op  Kunne ke. 

KUNNEKE.  Kun.  Keule.  Saturey.  Lat.  Saturea.  Cu- 
nila.  Hoogd.  Gartcn-KTop.  Zwibcl-HifTbp.  Kuncli.  Sa- 
turey. Fr.  Savorie.  hal.  Coniclla.  Saturcia.  Savoreggia. 
Pcvcrella.  8<Jo. 

Kuyfchboom.  zie  op  Boom  der  Kuyfchheyd. 

LAage  Appelboom  zonder  Bloeflcm.  zie  op  appel- 
boom. 

LAAGE  BERG-MISPELBOOM.  Lat.  Chamae- 
mefpilus  alpina.  Mefpilus  humilis  montaDa.  hal.  Nefpo- 
lo  minore  montanara.  217. 

LAAGE  CEDERBOOM  MET  VRUCHTEN  VAN 
CYPRES.  Lat.  Cedrus  humilis  fabinifera  fru&u  Cu- 
prefïl.  hal.  Cedro  minore  col  Frutto  di  CiprefTo.  64. 
Laagc  Druyf  jens-willigen  uyt  Silczicn.  zie  op  Spiraa  van 
Theophrafius. 

Laage  Zee-erweten.  zie  op  Zee-erwetcn. 

Labrufca  Virginiana.  zie  op  Wilde  Wijngaard  uyt  Virgi- 
nien. 

Laburnum.  zie  op  Ebbenhout  met  geele  Bloemen. 

Lachryma  Chrifli.  zie  op  Jobs-tranen. 

Lachryma  Jobi.  zie  op  Jobs-tranen. 

Laéluca.  zie  op  Salade. 

Laóhica  Leporina.  zie  op  Haazen-falade. 

Laétuca  Petrea.  zie  op  Steen-lattouw. 

Lagopus.  zie  op  Haazcpoot. 

Lamium.  .zie  op  Kerkeerd  Neetelkruyd. 

LAMPSANA.  Lat.  Lampfana.  Fr.  Lampfane.  Sanues 
blanches.  hal.  Di  Lafana.  Di  Landri.  689. 

Lancea.  Chrifli.  zie  op  Specrkruyd. 

Lantana.  zie  op  Wiburnboom. 

Lapathum.  zie  op  Paticb. 

Lapathum  fibrofum.  zie  op  Bulapathum  van  Plinins, 


Lapathum  Lanuginofum  Chinenze  longifolium  * vel  ve* 
rum  Matthioli.  zie  op'  Opregte  Rhabarbar  van  Aiatz 
thiolus. 

Lapathum  fativum  rotundifoliurti  amplifïimum.  zie  op  Op- 
regte ronde  Rhabarbar ■. 

Lapathum  tuberofum  Americanum.  zie  op  Patich  met  een 
Knobbelwortcl  uyt  America. 

Lapathum  Virginianum.  zie  op  Virgmiaanfche  Patich. 

Lapathum  vulgare  minus,  zie  op  Gemeene  kleyne  Roo-Rid- 
der. 

Lappa,  zie  op  KHJfenkruyd. 

LAPPA  BOARIA  PLINIT.  Met  geenen  anderen  naam 
genoemd.  Is  een  meede  foort  van  Caucalis.  462. 

LASERPITIUM.  Lat.  Silphium.  Angelica  lucida.  La* 
ferpitium  lucidum.  332. 

LATHYRUS.  Lat.  Lathyrus.  Arachydna  fubterranca* 

Hoogd.  Platte  Erbfen.  6 85. 

Lathyrus,  zie  op  Springkruyd. 

Lathyrus  tuberofus.  zie  op  Aardakers. 

Lat  touw.  zie  op  Salade. 

Lattuw.  zie  op  Salade. 

Lattuw.  Stccnlattouw.  zie  op  Steenlattouw. 

LAVAS.  Lubflork.  Lavitfe,  Lubflikkel.  Lat.  LeveflicumJ 
Ligufticum.  Hoogd.  Leibflockel.  Fr.  Liveche.  Livefche. 
hal.  Liguflico.  712. 

LAVENDEL.  Lat.  Lavendulafpica. Nardus Italica. 

Lavendel.  Fr.  Lavandc.  hal.  Lavanda.  707. 

Lavendula  fpica.  zie 'op  Lavendel. 

Laver.  zie  op  IVatcr-eppe. 

Lavetfê.  zie  op  Lavas. 

Laureola.  zie  op  kleyne  Lauwerboom. 

Laurierboom,  zie  op  Lauwerboom. 

Lauro-ccrafus.  zie  op  Lauwerboom  met  blinkende  Blade- 
ren. 

Laurus.  zie  op  Lauwerboom. 

Laurus  Alexandrina.  zie  op  Tongeblad. 

Laurus  Inodora.  zie  op  Wilde  Laurier. 

Laurus  major  folio,  zie  op  Lauwerboom  met  blinkende  Bla* 
deren. 

Laurus  Rofca.  zie  op  Oleanderboom. 

Laurus  fylveflris.  zie  op  Wilde  Laurier. 

Laurus  Tinus;  ofTinnus.  zie  op  Wilde  Laurier. 

LAUWERBOOM.  Laurierboom.  Lat.  Laurus.  Daphne* 

Hoogd.  Lorbeerbaum.  Fr.  Laurier,  hal.  Lauro.  150. 

LAUWERBOOM  MET  BLINKENDE  BLADE- 
REN. Lat . Laurus  major  folio.  Lauro-cerafus.  Cera* 
fus  folio  Laurino.  Hoogd.  Lorbeerkirfchcn.  hal.  Ciregio 
Laurino.  155. 

Lauwerboom , kleyne.  zie  op  kleyne  Lauwerboom.  r- 

Lauwerboom,  wilde,  zie  op  ld  ilde  Lauwerboom. 

Lcdum  alpinum.  zie  op  Eerg-roozen. 

Leedekenskruyd.  zie  op  Kmekenskruyd. 

LEEPELBLAD.  Leepelkruyd.  Lat.  Cochlcaria.  Hoogd. 

LefFelkraut.  Fr.  Herbe  aux  Cuilliers.  hal.  Cochlca* 
ria.  497. 

Leepelkruyd.  zie  op  Leepelblad. 

Lceverkruyd.  zie  op  Eedel  Leevcrkruyd. 

Lecverkruyd.  zie  op  Steenleeverkruyd. 

LEEUWENBLAD.  Aldergrootfle  Holwortcl  van  Can- 
dia.  Gr.  Leontopetalon.  Lat.  Frumaria  maxima  bulbofa 
Cretica.  hal.  Leontopctalo.  8 1 6. 

Leeuwenvoet.  zie  op  Gnaphalium. 

LELIE.  Lat.  Lilium.  Hoogd.  Lilien.  Gilgen.  Fr.  Lis.  haL 
Giglio.  Lilio.  715. 

Lelie  onder  de  Doornen,  zie  op  Geytenblad. 

Lelie  van  den  Dalc.  zie  op  Aday bloem. 

Lens.  zie  op  Linzen. 

Lentifcula.  zie  op  Linzen. 

Lentifcus.  zie  ep  Adajhkboom. 

Leontopetalon.  zie  op  Leeuwenblad . 

Leontopodium.  zie  op  Gnaphalium. 

Lepidium  herbula.  zie  op  Wilde  Kers* 

Leucacantha.  zie  op  Carline. 

Leucanthemum,  zie  op  Camille, 

Leu- 


BLAD-VVYZER 


Leucantlicmuni.  zie  op  Moederkruyd. 

Leucographis.  zie  op  Cerinthe. 

Leucojum.  zie  op  Stok^vtolicr. 

Lcucojum  Bulbofum.  zie  op  Zomcr-zotje. 

Leucojum  luteum.  zie  op  Muurbloem. 

Levifticum.  zie  op  Lavas. 

Libanotis  coronaria.  zie  op  Rofmarijn. 

Liburnium.  zie  op  Ziburneboom. 

Lichen.  zie  op  Steen-leeverkruyd. 

Lignum  Sanfhim.  zie  op  Pokhout. 

Ligufter.  zie  op  Keelkruid. 

Liguftxum.  zie  op  Keelkruid. 

Liguftrum  verum  Diofcoridis.  zie  op  Sermontein. 

Lilium.  zie  op  Lelie. 

Lilium  intcr  fpinas.  zie  op  Lelie  onder  de  Doornen. 

Lilium  convallium.  zie  op  A/aybloem. 

Lilium  vernum.  zie  op  Maybloem. 

Limoenboom.  zie  onder  Oranjeboom. 

LIMONIUM.  Lat.  Limonium.  /tal.  Limonio.  709. 

Linaria.  zie  op  Wild  Z laskruyd. 

LINDENBOOM.  Lat.  Tilia.  Philyra.  Hoogd.  Linden- 
baum.  Fr.  Til.  Tillct.  Tilleul.  hal.  Carpino  nero.  Te- 
glia.  Tilia.  84. 

Lingua  Canis.  zie  op  Farkcnsbrood. 

Lingua  Cervina.  zie  op  Hartstong. 

Lingua  Serpentina.  zie  op  Speerkruyd. 

Lingua  Serpentis.  zie  op  Serpentstong. 

Linzen  Lombaardfche.  zie  op  Lombaardfche  Linzen. 

Linum.  zie  op  Z laskruyd. 

Linum  fylveftre.  zie  op  Wild  Zlaskruyd. 

LIS.  Jonquillien.  Lat.  Iris.  Chamae-iris.  Hoogd.  Gilgen. 
Schwertel.  Fr.  Flambc.  hal.  Giglio  Cclefte.  Giglio  Pa- 
vonaffo.  419.  WELRIEKENDE  LIS.  STINKEN- 
DE LIS.  zie  op  Welriekende-  en  Stinkende  Lis. 

Lithofpermum.  zie  op  Jobstranen. 

Lithofpermum.  zie  op  Paarlekruyd. 

Lolium  rubrum.  zie  op  Aluyzekporn. 

LOMBAARDSCHE  LINZEN.  Wilde  Scna.  Lat.  Co- 
lutea.  Hoogd.  Welfche  Linzen.  Welfche  Zencbaum.  Fr. 
Baguenaudier.  hal.  Colutca.  174.  BRASILIAAN- 
SCHE  LOMBAARDSCHE  LINZE.  Lat.  Colutea 
Brafiliana.  Brazilijch.  Pagimirioba.  Portug.  Herva  di  Bi- 
cho.  509. 

Lonchitis  Afpcra.  zie  op  Gragtvaarn. 

LONGEKRUYD.  Onzer  Vrouwen  Melkkruyd.  Lat. 
Pulmonaria.  Simphitum  Maculofum.  Hoogd.  Lungen- 
kraut.  Fr.  Hcrba  aux  Polmons.  hal.  Polmonaria. 
839. 

LOÖK  ZONDER  LOOK.  Lat  Alliaria.  Hoogd.  Knob- 
lauchkraut.  Zaltzkraut.  Fr.  Alliaire.  Herbe  aux  Aulx, 
ou  aux  Ailletz.  hal.  Alliaria.  302.  zie  ool^op  Knoplook _ 
Berghok.  Kleyne  Look. 

Lotus  alba.  zie  op  Witte  Lotusboom. 

Lotus  arbor.  zie  op  Lotusboom. 

LOTUSBOOM.  Lat.  Lotus  arbor.  Hoogd.  Lotusbaum. 
Fr.  Alyfier.  hal.  Loto  albero.  Bagelaro.  Perlaro.  163. 

Lotus  herba.  zie  op  Zeevengetijdenkruyd. 

Lotuskruyd.  zie  op  Zeevengetijdenkruyd. 

Lubfinkel.  Lubftok.  zie  op  Lavas. 

Lunaria.  zie  op  Speerkruyd. 

Lunaria.  zie  op  kleyn  Maankruyd. 

Lunaria  Chymicorum.  zie  op  Maankruyd  der  Chjmiften. 

Lunaria  major,  zie  op  Hemionitis. 

Lupinus.  zie  op  Zijgeboon. 

Lupulus.  zie  op  Hop. 

Lupynen.  zie  op  Zijgeboon. 

Lutca.  Luteola.  Lutum  hcrba.  zie  op  Wouw. 

LUYSKRUYD.  Lat.  Staphifagria.  Pedicularis.  Hoogd. 
Laufzkraut.  Sfeichelkraut.  Fr.  Herbe  aux  Povilleux. 
hal.  Stafiflaria.  Herba  par  i Vedocchi.  896. 

Luyskruyd.  Stinkende  Nieswortel,  zie  op  Nieswortel. 

Lychnis.  zie  op  Jenette. 

Lychnis  perfoliata.  zie  op  Zaccaria. 

Lychnis  fylveftris  vifcofa.  zie  op  Zliegenet. 


LYCIUM  UYT  ITALIEN.  * Lat.  Lycium  Italicum 
hal.  Licio  d’Italia.  1 5 6. 

Lycopfis.  zie  op  Hertgefpan. 

Lynen.  zie  op  Klim. 

Lylimachia.  zie  op  Zederik. 

Lyftcrbezien.  zie  op  Sorbtnboom. 

Aagdelieven.  zit  op  Madelieven. 
MAAGDEPALM.  Lat.  Clematis  Daphnoidcs. 
Vinca  Pervinca.  Hoogd.  Inngrun.  Fr.  Lyfleron. 
hal.  Vinca.  Provinca.  Pervinca.  Clematide  Daphnoidc. 
495. 

Maanekop.  zie  op  Mankop. 

Maankruyd.  Groot  Maankruyd.  zie  op  Hemionitis. 

Maankruyd.  Kleyn  Maankruyd.  zie  op  Kleyn  A/aan- 
kruyd. 

MAANKRUYD.  Lat.  Lunaria.  AnthillusLunata.  Hoogd. 
Mondkraut.  Fr.  Lunaire,  hal.  Lunaria.  3 34. 

MAANKRUYD  DER  CHYMISTEN.  Lat.  Lunaria 
Chymicorum.  Hoogd.  Mondkraut  von  die  Chymiften. 
Fr.  Lunaire  de  Chimiftes.  hal.  Lunaria  di  Alchimifti. 
727. 

Maan-violet.  zie  op  Penningsbloem. 

MAARTSCHE  VIOLE.  Maartfche  Violet.  Lat.  Viola 
Martia.  Viola  nigra.  Viola  purpurea.  Violaria.  Hoogd. 
Mertfz  Violen.  Blaw  Violen.  Fr.  Violette  de  Mars. 
hal.  Viola  Pavenazza.  Viola  Mammola.  Viola  Por- 
porea.  924. 

Macer  arbor  antiquorum,  zie  op  Macerboom  der  Oude. 

MACERBOOM  DER  OUDE.  Lat.  Macer  arbor  an- 
tiquorum. Macir.  Macis.  Arbor  Sanöa.  Arbor  Dyfen- 
teriae.  hal.  Macero.  Jndiaanfch,  Macre.  Macruyre.  Ar- 
bore  de  San&o  Thome.  88. 

Macio.  Macis.  zie  op  Macerboom. 

MADELIEVEN.  Maagdclicven.  Margrieten.  Lat.  Bellis.' 
Globularia.  Hoogd.  Mafzliben.  Fr.  Pafquettes.  Mar- 
gucrites.  hal.  Bellide.  Primo  Fior.  Primcla  vera.  Fior 
di  Prima  vera.  389. 

MAJORAAN.  Majoreyn.  Marioleyn.  Lat.  Majorana. 
Hoogd.  Majoran.  Meyran.  Fr.  Marioleine.  hal.  Mag- 
giorana.  Amaraco.  73 6.  GROVE  MAJORAAN. 
zie  op  Grove  Majoraan. 

Majorana.  zie  op  Majoraan. 

Majoreyn.  zie  op  Majoraan. 

Malcgette.  Maleguettc.  zie  op  Cardamom. 

MALLOTE.  Melilote.  Lat.  Melilotus.  Hoogd.  GrofTer 
Steinklee.  Bahrenklee.  Fr.  Melote.  hal.  Meliloto. 
725. 

MALROVE.  Witte  Andoorn.  Lat.  Marrubium.  Praf- 
lïurn.  Hoogd.  Wcifze  Andorn.  Marobcl.  Fr.  Marrubin. 
Marrochemin.  hal.  Marrebio.  755. 

Malva.  zie  op  A/alve. 

MALVE.  Keesjenskruyd.  Lat.  Malva.  Hoogd.  Papel-,  of 
Pappdkraut.  Fr.  Maulve.  hal.  Malva.  3 1 5.  WITTE 
MALVE.  GEELE  MALVE,  zie  op  Witte  en  op  Geelt 
A/alve.  BOOMMALVE.  zie  op  Boom-ALalve. 

MALVE  VAN  CHINA.  Lat.  Malva  Chincnfis  Rofêa 
Arborefccns.  Rofa  Chincnfis  (of  Chineefche  Roos,  van 
zommige  dus  genoemd  ; doch  qualijk).  hal.  Malva 
Arborea  di  China.  Rofa  di  China.  192. 

Malum  Infanum.  zie  op  Dol-appel. 

Malus,  zie  op  appelboom. 

Malus  pumiïaflorc  carer.s.  zie  op  Appelboom,.  Lage,  zon- 
der Bluejfcm. 

Malus  Arantia.  Aurantia.  zie  op  Oranjeboom. 

Malus  Armeniaca.  zie  op  Abrikoosboom. 

Malus  Citria.  zie  op  Oranjeboom ; als  daar  onder  begreepen. 

Malus  Cotonea.  Cydonia.  zie  op  Oueeboom. 

Malus  Limonia.  zie  op  Oranjeboom  ; als  daar  onder  be- 
greepen. 

Malus  Pcrfica.  zie  op  Perzikboom. 

Malus  Prsecox.  zie  op  Abrikoosboom. 

Malus  Punica.  Granata.  zie  op  Granaatboom. 

Mammctjenskruyd.  zie  op  Geytenblad. 


Man- 


der 


N A 

Mandragora,  zie  op  Mandragore. 

MANDRAGOR.E.  Lat.  Mandragora.  Hoogd.  Alraun. 

Fr.  Mandragore.  Mandegloire.  Ital.  Mandragora.  750. 
MANKOP.  Maanekop.  Hul.  Heul.  Slaapkruyd.  Lat. 
Papaver.  Hoogd.  Wagzamcn.  Mohn.  Olmag.  Fr.  Pavot. 
Ital.  Papavero.  801. 

Mans-kragt.  zie  op  Kalfsvoet. 

MANS-OOR.  HazelworteK  Lat.  Afarum.  Hoogd.  Ha- 
fclwurtz.  Fr.  Caberet.  Ital.  Afaro.  Nardo  Salvatico. 
Baccara.  358. 

Maracoc.  zie  op  Bloem  des  Lijdens. 

MARENTAKKEN.  Lat.  Vifcus.  Hoogd.  Miftell.  Fr. 
Guy.  Guys.  Bois  dont  on  fait  de  la  Glue.  Ital.  Vifchio. 
Paucia.  249. 

Margrieten,  zie  op  Madelieven. 

Mariendiftel.  zie  op  Difiel. 

MARIETTEN.  Wilde  Roos  van  Diofcorides.  Lat.  Viola 
Mariana.  Thachelium.  Medium.  Rapa  fylveftris  Diofco- 
ridis.  Fr.  Mariettcs.  Ital.  Medio.  Rapa  falvatico  di  Diof- 
coride.  Viola  Mariana.  440. 

Marioleyn  zie  op  Major  aan. 

Marrubium.  zie  op  Afalrove. 

Maru  herba.  zie  op  Cerinthe. 

MARUM.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  753. 
MASTIKBOOM.  Lat.  Lcntifcusi  Morellaria.  Hoogd.  Ma- 
ftikbaum.  Frt  Lentiquc.  Ital.  Lentifco.  102. 

Mater.  Matricaria.  zie  op  Moederkruid, 

Matrifylva.  zie  op  J4  'almecfler. 

MAYBLOEM.  Lelie  van  den  Dalc.  Eenblad.  Lat.  Li- 
lium  Convallium.  Lilium  Vernum.  Ephemerum  non  Le- 
thale.  Unifolium.  Hoogd.  Mayenblumlein.  Meyenreifz. 
Fr.  Muguet.  Ital.  Lilio  Convallio.  716. 

MECHOACAN.  Lat.  Mechoacanna.  Ital.  Reubarbaro 
Indiano.  763. 

Medica  j gemeene  Medica.  zie  op  Gcmeene  Medica. 

Medica,  opregte  Medica.  zie  op  Opregte  Aledica. 

Medica  marina.  zie  op  Zee-medica. 

Medica  fylveftris.  Medica  vulgaris.  zie  op  Gemeene  Me- 
dica. 

Medica  vera.  zie  op  Opregte  Medica. 

Medium,  zie  op  Af  ar  iet  ten. 

Meê.  zie  op  Krap. 

Mcer-radijs.  zie  op  Radijs. 

MEESTERWORTEL.  Lat.  Aftrantia.  Imperatoria. 

Oftrutium.  Hoogd.  Meifterwurtzel.  377. 

Melampyrum.  zie  op  Pacrdsblocm. 

Mclanthium  zie  op  Nigelle. 

MELDE.  Lat.  Atriplex.  Hoogd.  Molten.  Milten.  Fr.  Ar- 
roche.  Ital.  Atriplicc.fReppicc.  Treppice.  379. 

Meleagris.  zie  op  Kievitsbloem. 

Melilote.  Melilotus.  zie  op  Afalloote. 

Meline.  zie  op  Panikkporn. 

Melifla.  zie  op  Melijfe. 

MELISSE.  Confilie.  Lat.  Melifla.  Mcliflbphyllum.  Apia- 
ftrum.  Citrago.  Hoogd.  Melifle.  Ital.  Melifle.  Cedro- 
nella.  Aranciata.  760. 

Melifïbphyllum.  zie  op  Afelijfe. 

Melkkruyd.  zie  op  Glaux. 

Melkwey.  zie  op  Hazen falade. 

Melo.  zie  op  Afelocn. 

MELOEN.  Lat.  Melo.  Melopepo.  Hoogd.  Mclaun.  Melo- 
ncn.  Pfcben.  Fr.  Melon.  Ital.  Melone.  Meloni.  324. 
Melopepo.  zie  op  Meloen. 

Mcntha.  Mentha  Cattaria.  zie  op  Munt. 

Mercurialis.  zie  op  P.ingelkrujd. 

Mefpilus.  zie  op  Mifpelboom. 

Mefpilus  humilis  montana.  zie  op  Lage  Berg-Mifpclboom. 
Meum.  zie  op  Beetwortel. 

MEYER.  Lat . Blitum.  Hoogd.  Meyr.  Meyer.  Fr.  Blete. 

Ital.  Blito.  Blitto.  Biedone.  Bietolone.  379. 

Mezereon.  zie  op  Peeperboom. 

Mczereon  anguftifolium.c/e op  Mezereon  met fmalle  Bladeren. 
MEZEREON  MET  SMALLE  BLADEREN.  Lat. 
Thymelïa.  Mezereon anguftifolium.  Ital. Timelea.  232. 


M E N. 

Mieredik.  zie  op  Radijs. 

Minkyzer.  zie  op  A 'at  er  noot. 

Militaris  Aiföidcs.  Militaris  Aquatica.  zie  op  Rujterskrttjd > 
Milium.  zie  op  Geers. 

Milium  folis.  zie  op  Paerlekruyd. 

Millcfolium.  zie  op  Duizendblad. 

Millefolium  nobile  foliis  Millefolii.  zie  op  Dnjzcndblad  met 
Bladeren  van  Duizendblad-, 

Milleguetta.  zie  op  Cardamom. 

Miltkruyd.  zie  op  Stecnvaarn. 

Milus  Theophrafti.  zie  op  Ibcnbiom. 

Mirabilis  Peruviana.  zie  op  Opregte  Jalappe. 
MISPELBOOM.  Lat.  Mefpilus.  Hoogd.  Mifpelbaum.  Fr. 
NefHier.  Ital.  Nefpclo.  2o.  zie  ool^  op  Lage  Berg-Mip- 
pelboom. 

MOEDERKRUYD.  Mater.  Lat.  Matricaria.  Parthenium. 
Amaracus  Galeni.  Lcucanthemum.  Hoogd.  Muttcrkraut. 
Meidblumen.  Fr.  Marone.  Ital.  Partenio.  Amarella. 
75 

MOERBEZIENBOOM.  Lat.  Morus;  Hoogd.  Maulbcer- 
baurh.  Fr.  Mcurier.  Ital.  Moto.  Moro  Celfo.  18. 
Moeskool.  zte  op  Koot. 

Mollekruyd.  zie  op  Wonderboom. 

MOLLUGO.  Lat.  Mollugo.  Hoogd.  Meyerkraut.  Ital. 
Molugine.  341. 

MOLY.  Lat.  Moly-.  Allium.  Hoogd.  Moli.  Fr.  Moly. 
Ital.  Moli.  30 6. 

Momordica.  zie  op  Baljfem-appeL 
Mondhout,  zie  op  Keelkruid. 

Morellaria.  zie  op  Afajhkboom. 

Morfus  Diaboli.  zie  op  Duivelsbeet. 

Morfus  Gnllina:.  zie  op  Muur. 

Morus.  zie  op  Moerbezienboom. 

Mos.  zie  op  Mojcb. 

MOSCH.  Mos.  Lat.  Mufcus.  Hoogd.  Mofz.  Fr.  Du 
Moufch.  La  Moufle.  Ital.  Mofco.  La  Mufta.  773. 
Moftaart,  Arragonfche  Moftaart.  zie  op  A rragonfche  Mo- 
fiaart. 

MOTTENKRUYD.  Lat.  Blattaria.  Hoogd.  Goldtknof- 
lein.  Mottenkraut.  Fr.  Herbe  aux  Mittcs.  Ital.  Blattaria. 
39<J. 

Mucr.  zie  op  Af  uur. 

Muerbloemen.  zie  op  Muurbloemen. 

MUNT.  Kruyfe- of  Kroefemunt.  Berg-Kattekruyd.  Lat. 
Mentha.  Cattaria.  Nepata.  Coftus  hortenfis.  Hoogdi 
Muntze.  Balzam.  Fr.  Mcnthe.  Ital.  Menta.  425.  zie 
ook^  op  Bergmunt. 

Mufa.  zie  op  Bananienboom. 

MUSCAATBOOM.  Mufchateboom.  Lat.  Arbor  My- 
reftica.  Mofchata.  Arbor  Aromatica.  Hoogd.  Mefcha-* 
tenbaum.  Mufcatbaum.  Fr.  Arbre  de  Mufcades.  Ital, 
Noce  Mofcata.  135. 

MUSCARI.  Ticadi.  Dipcadi.  Ital.  Mufcatella.  Mufchio 
Greco.  774. 

Mufcus.  zie  op  Afojch. 

MUUR.  Muer.  Muyr.  Lat.  Alfine.  Morfus  Gallina?. 
Cacubalum.  Hoogd.  Hunerbifz.  Fr.  Du  mouron.  Ital. 
Centone.  Paparina.  Budello  di  Gallina.  Pizza  Gallina. 
307. 

MUURBLOEM.  Stccn-violicr.  Lat . flos  Keiri.  Leuco- 
jum  luteum.  Viola  Lutea.  Hoo^d.  Gelbe  Violaten.Gelbe 
Violen.  Aj-.Giroflecs  jauncs.  Violettes  jaunc-s.  Ital.  Viola 
Gialla.  <óii. 

MUYSDOORN.  Steekende  Palm.  Lat.  Rufcus.  Brufcus. 
Myrtacanta.  Spina  Murina.  Hoogd.  Maufzdorn.  Bruofch. 
Fr.  Brufc.  Ital.  Rufco.  Brufco.  Mirto  Salvatico.  Pon* 
gitopi.  813. 

MÜYZEKOORN.  Rooden  Dolik.  Lat.  Phcenix.  Lo- 
lium  rubrum.  Hordeum  marinum.  Triticum  marinum. 
Hoogd.  Bintzenhelmer.  Walt-rohr.  Fr.  Yvraye  Sauvage. 
Ital.  Phenice.  Gioglio  falvatico.  820. 

MUYS-OOR.  Nagelkruyd.  Lat.  Pilofella.  AuriculaMu- 
ris.  Hoogd.  Nagelkraut.  Fr.  Pilofelle.  Oreille  de  Rat : 
de  Souris.  Ital.  Pilofella.  815. 

PPP 


Muyzen 


BLAD-VVYZER 


Muyzen  met  ftaarten.  zie  op  Aardakers. 

Muyzeftaartcn.  z,ie  op  Hartshoorn. 

MyagWJm.  zie  op  Camerine. 

Myrica.  x.ie  op  Famarifchboom. 

Myrobalanus  Plinii.  zie  op  Welriekende  Eykfelboom. 
Myrrhis  fativa  odorata.  zie  op  Kervel. 

Myrrhis  fylveftris  montana.  zie  op  Kervel* 

Myrtacantha.  zie  op  Muysdoorn. 

Myrtillus.  zie  op  Kraakebezien. 

MYRTUSBOOM  (ook  wel  Nagelboom  gehceten,  wee- 
gens  de  gelijkheyd  der  Vruchten).  Lat.  Myrtus.  Hoogd. 
Myrtenbaum.  Fr.  Myrte.  Ital.  Mirto.  Mortella.  Mor- 
tina.  139. 

Myrtus  Belgica.  Hollandica.  Brabantica.  zie  op  Gagel. 

NAALDEKERVEL.  Lat.  Scandix.  Pe&en  Veneris. 
• Perchcpicr  Anglorum.  Hoogd.  Wilde  Mooren.  Ital. 
Pettine  di  Vcnere.  Scandico.  8<5tf. 

Nachtbloem , welriekende,  zie  op  Welriekende  Nachtbloem. 
NACHTSCHADE  , Nafchade.  Nafchaye.  Alkekengi. 
Jodenkers.  Hertgelijke  Erweren.  Papaffen  van  Peru.  Lat. 
Solanum.  Solatrum.  Alkekengi.  Pifum  Cordatum.  Papas 
Peruanorum.  Hoogd.  Nachtfchade.  Fr.  Morelle.  Ital. 
Solatro.  Morella.  7^6. 

NAGELBOOM.  Kruydnagelboom.  Lat.  Caryophyllus 
Arbor.  Hoogd.  Nagelbaum.  Fr.  Arbre  de  Gyroflecs.  Ital. 
Garophane.  14C). 

Nagelboom,  oneygcntlijk  zoo  genoemd,  weegens  de  gelijk- 
heyd der  Vruchten,  zie  op  Myrtusboom. 

Nagelkruyd.  zie  op  Aluysoor. 

Napellus.  Napcllus  Gloriofus.  zie  op  Wolfsivortel. 

Napus  fylveftris.  zie  op  M'ilde  Rapé. 

NARCISSE.  Spaanfche  Jencttc.  Jonquillen.  Ti/.Narciflus. 

Hoogd.  Narei  fz-rofzlcin.  Mertsblum.  hal.  Narcife.777. 
Nardus,  zie  op  Nigelle. 

Nardus  Italica.  zie  op  Lavendel. 

Nardus  Ruftica.  zie  op  Valeriaan. 

Nafchade.  Nafchaye.  zie  op  Nachtfchade. 

Nafturtium.  zie  op  Kers. 

Nafturtium  fylveftre.  zie  op  Wilde  Kers. 

Natertong.  zie  op  Speer  kruyd. 

NATER  WORTEL.  Addcrwortel.  Hartstong,  Lat.  Bi- 
ftorta.  Colubrina.  Hoogd.  Naterwurtz.  Nattcrwurtz.  Fr. 
Biftortc.  Ital.  Biftorta.  40 z. 

Natnx  Plinii.  zie  op  Stalkruyd. 

NAVELKRUYD.  Venus-navel.  Lat.  Cotyledon.  Um- 
bilicus  Veneris.  Hoogd.  Navclkraut.  Fr.  Efcuclles.  Ital. 
Umbilico;  Ombilico  di  Venere.  517. 

Nepte.  Nepetc.  zie  op  Munt. 

Ncrion.  zie  op  Oleanderboom. 

Netclkruyd,  Roomfch.  zie  op  Roomfch  Netelkruyd. 
Netelkruyd  , verkeerd,  zie  op  Verkeerd  Netelkruyd. 
Nicotiana  minor,  zie  op  Bilzenkruyd. 

Nidus  Avis.  zie  op  Tweebtad. 

NIESWORTEL.  Lat.  Elleborus.  Helleborus.  Hoogd. 
Niefzwurtz.  Fr.  Ellebore.  Ital.  Ellebore.  43  3.  Zwarte, 
Hinkende  Nieswortel.  Lat.  Helleborus  niger  Fcctidus. 
ibid. 

Nieswortel  met  Bladeren  van  Ferula.  zie  op  Koe-ooge. 
Nigcllaftrum.  zie  op  Koornroos. 

NIGELLE.  Lat.  Nigella.  Melanthium.  Nardus.  Hoogd. 

Sant  Catharinenblum.  Fr.  Nielle.  Ital.  Melantio.  758. 
Noli  me  tangere.  zie  op  Kruydje  roer  mij  niet. 
NOOTEBOOM.  Lat.  Nux  juglans.  Jovis  glans.  Hoogd. 

Baumnufz.  Welfchnufz.  Fr.  Nolier.  Ital.  Noce.  40. 
Nummularia.  zie  op  Penningskruyd. 

Nux  Avellana.  zie  op  Hafelaar. 

Nux  juglans.  zie  op  Nooteboom. 

Nux  Metella.  zie  op  Datura. 

Nux  Pontica.  zie  op  Hazelaar. 

Nux  Vcficaria.  zie  op  Pimpernoot. 

Nux  Unguentaria.  zie  op  Welriekende  Eykkelbeom. 
Nymphaea.  zie  op  Plompe. 


OCHRYS  DER  GRIEKEN.  Lat.  Ochrys  Gratco- 
rum.  484. 

Ocularis.  zie  op  Oogentrooft. 

Oculus  Chrifti.  zie  op  Jencttc. 

Ocymum.  zie  op  Baflicom. 

Ocymum  fylveftre.  zie  op  Pl'ilde  Baflicom. 

Oenante  paluftris.  zie  op  Water-Filipendula. 
Okkernotenboom.  zie  op  Nootenboom. 

Olea.  zie  op  Olijfboom. 

OLEANDERBOOM.  Lat.  Oleander.  Ncrion.  Rhodo- 
dendrum.  Laurus  Rofea.  Hoogd.  Olcanderbaum.  Olan- 
derbaum.  Fr. Rofagc.  Ital.  Nerio.  Oliandro.  183. 
Oleafter  Germamcus  Cordi.  zie  op  Duynbezienboom. 
Olcaftrum.  zie  op  Peeperboom. 

Olmboom,  zie  op  Ipenboom. 

Olus  Album,  zie  op  Vcldfalade. 

Olufatrum.  zie  op  Peeterfelie. 

OLYFBOOM.  Lat.  Olea.  Hoogd.  Oelbaum.  Fr.  Olivicr. 

Ital.  Olivo  domeftico.  181. 

Onobrychis.  zie  op  Haanekammetjens. 

Onobrychis  Dodonxi.  zie  op  Schtlddragcndc  Hedyfarum. 
Ononis.  zie  op  Stalkruyd. 

Onopyxon  Theophrafti.  zie  op  Driedfel. 

Onzer  Vrouwen-mantel.  zie  op  Synnatrw. 

Onzer  Vrouwen-Melkkruyd.  zie  op  Longckruyd. 
OOGENKLAAR.  Gouwe.  Zwaluwenkruyd.  Speenkruyd. 
Lat.  Chelidonium.  Cceli  donum.  Hirundinaria.  Hoogd. 
Scholwurtz.  Krottendil.  Fr.  Efclere.  Efclaire.  Elparcoute. 
Ital.  Cclidonia.  480. 

OOGEN' TROOST.  Lat.  Eufrafia.  Euphraftne.  Ocularis. 
Opthalmica.  Hoogd.  Augentroft.  Fr.  Euphrafie.  Ital . 
Eufragia.  5<5'8. 

OOGENTROOST-GRAS.  Lat.  Gramen  Lcucanthe- 
mum.  <>17. 

Ophiogloflum.  zie  op  Speerkruyd. 

Ophrys.  zie  op  Fwecblad. 

Opthalmica.  zie  op  Oogentrooft. 

OPREGTE  JALAPPE.  Wonderbloem  van  Peru.  Lat. 
Jalappavera.  Admirabilis,  fiveMirabilis  Peruviana. Hoogd. 
Gefcneket  Indiaanfche  Blum.  Fr.  Merveilles.  Ital.  Me- 
raviglia  di  Spagna.  265. 

OPREGTE  RHABARBAR  VAN  MATTHIOLUS. 
Langgebladerde  Wollige  Patich  uyt  China.  Lat.  Rhabar- 
barum  five  Lapatum  lanuginofum  Chinenfe  longifolium; 
vel  verum  Matchioli.  694. 

OPREGTE  RONDE  RHABARBAR.  Lat.  Lapathum 
fativum  rotundifolium  ampliffimum.  Rhabarbarum  ve- 
rum rotundifolium  flore  albo.  Hippolapathum  rotun- 
dum.  Rheum  Antiquorum.  69  i.  zie  ook,  °P  Rh  ab  ar  bar 
met  gefronfte  Bladeren. 

OPREGTE  MEDICA.  Burgundifch  Hoy.  Italiaanfche 
Klaver.  Lat.  Fccnum  Burgundiacum.  Medica  vera.  Fr. 
Luzerne.  Ital.  Medica:  Ficn  di  Burgundia.  591. 
Opunria.  zie  op  Indiaanfche  V jge. 

ORANGIEBOOM.  Oraanjcboom.  Lat.  Malus  Aurantia. 
Malus  Arantia.  Hoogd.  Pomerantzenbaum.  Fr.  Orcnger. 
Ital.  Arancio.  Aranzo.  7.  Onder  de  Oranjebomen  zij n 
begreepen  LIMOENBOOM.  Lat.  Malus  Limonia. 
Hoogd.  Limonenbaum.  Fr.  Limonier.  Ital.  Ccdronero. 
CITROENBOOM.  Lat.  Malus  Citria.  Hoogd.  Citro- 
nenbaum.  Fr.  Citronnier.  Ital.  Cedro.  Citrono.  Cedro 
arbore.  ibid. 

Orant.  zie  op  Kalfsmuyl. 

Orchis,  zie  op  Standclkruyd.  Pfeudo-orchis.  zie  op  Tweeblad. 
Orebus.  zie  op  Groote  Krok. 

OREGE.  Grove  Majoraan.  Lat.  Origanum.  Hoogd.  Wol- 
gemuth.Doft.  Fr.  Origan.  Mariolaine  Baftarde.  Ital.  Ori- 
gano.  740.  BOK-OREGE.  zie  op  Bol^orege. 

Oriza.  zie  op  Rijs. 

Ornithogalum.  zie  op  Veld-ajuyn. 

Ornithopodium.  zie  op  Vogelvoet . 

Ornus.  zie  op  Sorbcuboom. 

Ofmunda  Rcgalis.  zie  op  Vaam. 

OlTe-Patich.  zie  op  Bulapathnm  van  Plinius. 


OSSE- 


■■■■■ 


der  NAMEN, 


OSSETONG.  Lat.  Bugloffum.  Bugloflai  Hoogd.  Och- 
fenzung.  Fr.  Languc  dc  Beuf.  Buglolfe.  hal.  Bugulofa. 
40  6. 

Offetong,  kleyne.  zie  op  Kleyne  Offetong. 

Oftrutium.  zie  op  Afeejler-wortel.  j 
Oxalis  Arborea.  zie  op  Berberisboom. 

Oxyacantha  Galcni.  zie  op  Berberisboom , 

Oxyacantha  minor,  zie  op  Peeredoorn. 

Oxylapathum.  zie  op  Patich  ; en  Gemcene  kleyne  Roo-rid- 
der. 

OYEVAERSBECK.  Robbjechtskruyd.  Lat.  Geranium. 
Geranium  Robertianum.  Roihum  Ciconix.  Acus  pa- 
ftoris.  Floogd.  Storclien-fch nabel.  Fr.  Bec  de  Cigoigne. 
hal.  Gcranio.  Roftra  di  Cicogna.  6oz. 

Ozyris.  zie  op  Wild  F'laskruyd. 

PAAPENHOUT.  Lat.  Euonymus.  Hoogd.  Spindel- 
baum.  Hahnhodlein.  Fr.  Fufain.  Bonnet  de  Preftre. 
hal.  Fufari.i.  Silio.'  Fufaro.  92. 

PAAPENSCHOE.  Lat.  Calceolus  Sacerdotis.  Calceolus 
Marix.  Floogd.  PFafFcnfcliucli.  Maricnfchuch.  hal.  Cal- 
fari  di  Maria.  Scarpe  di  Sacerdore.  43  2. 
PAERDESTAERT.  Lat.  Equifctum.  Hippuris.  Cauda 
Equina.  Hoogd.  Schaffthauw.  Rofzfchwantz.  Fr.  Queue 
de  Chcval.  hal.  Equifcto.  Coda  di  Cavallo.  jCj. 
PAERDSBLOEM.  Lat.  Mclampyrum.  Triticum  Vacci- 
num.  Hoogd.  Kuhwcitzcn.  Braun  Flcifchblum.  7 57. 
Paerdshoefyzcr,  windend,  zie  op  Windend  Paerdsboefyzer. 
PAERDSYZER.  Paerdshocfyzcr.  Lat.  Fcrrum  Equinum. 

Hoogd.  HufFeyzenkraut.  hal.  Ferro  di  Cavallo.  570. 
PAERLEKRYUD.  Stcenzaad.  Lat.  Milium  Solis.  Li- 
thofpcrmum.  Hoogd.  Pcrlckraut.  Fr.  Grcmil.  Herbeaux 
Perles.  hal.  Litofpcrmo.  722. 

Paliurus  Athcnxi.  zie  op  Jujubcnboom. 

PALMARIA.  Handekenskruyd.  Lat.  Palmaria.  In  andere 
Talen  ook  zoo.  444. 

Palma  Chrifti.  zie  op  W onderboom. 

Palmboom  , oncygentlijk  zoo  genoemd,  zie  op  Bofchboom. 
Palmites.  zie  op  Daadelboom. 

PANAX.  Dus  genoemd  in’t  Neederlandfcb  en  Latijn.  In’t 
Italiaanfch  Panace.  800. 

Pancracium.  zie  op  Zce-ajuyn, 

Panicum.  zie  op  Panikfoorn. 

PANIKKOORN.  Lat.  Panicum.  Mcline.  Hoogd.  Pfennig. 

Hcydelpfennig.  Fr.  Panic.  hal.  Panico.  798. 

Panis  Porcinus.  zie  op  PTarkensbrood. 

Panis  Sancti  Johannis.  zie  op  S.  Jansbrood. 

Papaver,  zie  op  AFankop. 

Papaver  Spumeum.  zie  op  Witte  Been. 

Papegajenkruyd.  zie  op  Fluiveelebloem. 

Papenhout,  zie  op  Paapenbout. 

Papenfchoe.  zie  op  Paapenfchoe. 

Paradijskoorn.  zie  op  Cardamom. 

Paralytica  Alpina.  zie  op  Sleutelbloem. 

PAREYE.  Kleyne  Look.  Bieflook.  £<*r.Porrum.  Scxno- 
doprafum.  Hoogd.  Lauch.  Fr.  Porriau.  hal.  Porro. 
304. 

Parthcnium.  zie  op  ALoederkruyd. 

PARONYCHIA.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  Ook  wel 
Honderdknop.  Lat.  Ccntum  Grana.  806. 

PASSERINE.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  803. 
Padicbloem.  zie  op  Bloem  des  Lijdens. 

Pafiinaca  aquatica.  zie  op  Water-eppe. 

Paftinaca  latifolia.  zie  op  Paflinaken. 

Paftinaca  tenuifolio.  zie  op  Peen. 

PASTINAKEN.  Pinxternaken.  Tamme  Moorcn.  Witte 
Wortelen.  Lat.  PafHnaca  latifolia.  Hoogd.  Mooren. 
Welfch-Paftinack.  Garten-Paftinack.  Fr.  Panetz.  Paftina- 
des.  Chervy.  hal.  Paftinache.  545. 

Patatas.  zie  op  Bataten. 

PATICH.  Roo-riddcr.  Perdik.  Drakenbloed.  Spinagie. 
Goeden  Hendrik.  Lat.  Lapathum.  Rumex.  Rhabarba- 
rum  verum.  Britannica  antiquorum  vera.  Oxylapathum. 
Sanguis  Draconis.  Rhaponticum  Profperi  Alpini.  Hy- 


drolapathum.  Bonus  Henricus.  Hoogd.  Mengelwurtüi 
Streifwurtz.  Rot-rittcr.  Fr.  Pareille.  Lapais.  hal.  Lapa- 
tio.  Rambice.  689. 

PATICH  met  een  Knobbelwortcl  uyt  America.  Lat.  La- 
pathum tuberofum  Americanum.  70 6. 

Patich  uyt  America,  zie  op  Virginiaanfche,  Patich. 

Patich  uyt  China',  zie  op  Opregte  Rbabarbar  van  Alatthio- 
lus. 

Patich , of  gemccne  kleyn  Roo-riddcr.  zie  op  Gemeene  kleyn 
Roo-ridder. 

PcLten  Vcneris.  zie  op  Naaldekervcl. 

Pcdicularia  fcetida.  zie  op  Nieswortel. 

Pedicularis.  zie  op  Wilde  Hanekam. 

Pcdicularis.  zie  op  Luyskrttyd. 

PEEN.  Wortelen.  Caroten.  Lat.  Daucus.  Paftinaca  tenui- 
folia.  Hoogd.  Ruben.  Fr.  Carottes.  /M/.Dauco.  542. 
PEEPER.  Lat.  Piper.  Hoogd.  Pfeffer.  Fr.  Poivre.  hal. 
Pepo.  Pcvere  nero.  Arab.  Fulfcl.  Filfil.  Malab.  Molan- 
ga.  Van  andere  Indianen  Lada.  Mcriche.  Morois.  Pimpi- 
lum.  Pepilini.  732. 

PEEPERBOOM  (een  andere  foort  als  de  eygentlijke  Pee- 
per).  Kelderhals.  Lat.  Chamelxa  Germanica. Mezereon. 
Oleftarum,  of  Cneoron  Thcophrafti.  Hoogd.  ZcidelbafL 
hal.  Chamelea.  230. 

Peepet/ , Brafiüaanfchc.  zie  op  Brafiliaanfcbe  Pieper. 
Peepcrkruyd.  zie  op  Wilde  Kers. 

Pecperkruyd.  zie  op  Pccpcrwortcl. 

PEEPER WORTEL.  Pecperkruyd.  Meer-radijs.  Micr- 
edik.  Lat.  Radicula  Magna.  Raphanus  Ruflicanus.  Ra- 
phanus  Magnus.  Hoogd.  Meerrettich.  Fr.  Grand  rafain. 
Grand  Raifort.  hal.  Rafano.  Radice.  Ravanello.  840. 
PEEREBOOM.  Latijn.  Pyrus.  Hoogd.  Birnbaum.  Fr. 
Poirier.  hal.  Peraro.  28. 

PEEREDOORN.  Groene  Doorn.  Lat.  Pyracantha.  O- 
xyacantha  minor.  Rhammis  tertius  Thcophrafti.  hal. 
Peracantha.  Ranno  terzo  di  Theophrafto.  1 Sö". 
PEETERSELIE.  Juffrouwen  mark.  Lat.  Petrofelinum. 
Apium.  Seleri.  Olufatrum.  Hoogd.  Peetcrfilgen.  Fr.  Du 
Pcrfil.  hal.  Apio.  Petrofemolo.  Pietrofcllo.  343. 
Pekboom.  zie  op  Denneboom. 

PENNINGSBLOEM.  Zilvcrkruyd.  Maanviolet.  Lat'. 
Bulbonach.  ViolaLunaris.  Viola  latifolia.  Hoogd.  Mond- 
viole.  403. 

PENNINGSKRUYD.  Lat.  Nummularia.  Ccntimorbia. 
Hoogd.  Egelkraut.  Pfcnnigkraut.  Fr.  Hcrbe  Monnoye- 
rc.  hal.  Dineraria.  Nummolaria.  77 6. 

Pentadaöylon.  zie  op  Wonderboom. 

Pentaphyllum.  zie  op  Vijfvingerkruyd. 

PEONIE.  Lrf/.Pxonia.  i/ö^.Pconicnblum.  Gichtwurtz. 

Konigblum.  Fr.  Pivoine.  hal . Pconia.  798. 

Peplus,  zie  op  Efula, 

Pepo.  zie  op  Pcpocn. 

PEPOEN.  Pompoen.  Lat.  Pepo.  Hoogd.  Pfcbcn.  Pepo- 
nen.  Ptutzers.  Ér,  Pompons,  hal.  Pepone.  522. 

Perdik.  zie  op  Patich. 

Pcrfoliata.  zie  op  Deurwas. 

Perforata.  zie  op  S.  Janskru'fd. 

Pcriclymcnon.  zie  op  Geytenblad. 

Peryclymenum.  zie  op  Hondsfarffen. 

PERSENKRUYD.  Vlookruyd.  Lat.  Perhcarum.  Piper 
aquaticum.  Hoogd.  Pferzigkraut.  Flohkraut.  WafTerpfef- 
fer.  Fr.  Culraigc.  Curiage.  hal.  Pcpc  aquatico.  Pcpe 
d’acqua.  Hidropopc.  Perlicaria.  81 1. 

Pcrficaria.  zie  op  Perfenkruyd. 

PERSIKBOOM.  Lat.  MalusPerfica.  Hoogd.  Pferzigbaum. 

Fr.  Perfcher.  Pefchier.  hal.  Perficaro.  Pcfco.  6 5. 

Pes  Alexandrinus.  zie  op  Bertram. 

Pes  Avis.  zie  op  Vogelvoet. 

Pes  Laporis.  zie  op  Haazepoet. 

Pes  Leonis.  zie  op  Synnauw. 

Peftilentialis  Radix,  zie  op  Pejlilentiewortel. 
PESTILENTIE-WORTEL.  Groote  Hoefbladeren. 
Dokkebladeren.  Z.«.  Pctafires.  Peflilcntialis  Radix.  Hoogd. 
Peftilentzwurtz.  hal.  Petafite.  387. 

P p p 1 Petafites., 


BLAD 

Petafites.  zie  op  Peftilentiewortel. 

Petromarula.  zie  op  Steendattouw . 

Petrofclinum.  zie  op  Pecterzelie. 

Perrofelinum  Cilicise.  zie  op  Smyrnium  van  Candien. 
Petrofclinum  marinum.  zie  op  Zee-venkel. 

Peucedanum.  zie  op  Karkens-venkel. 

Peulen,  zie  op  Erweten. 

PHALANGIUM.  Americaanfch  Zwaardkruyd.  Lat. 
Phalangium.  Gladiolus  Americanus.  Hoogd.  Erdfpinnen- 
kraut.  Ital.  Phalangio.  814. 

Phalaris.  zie  op  Canarien-zaad. 

Phafeolus.  zie  op  Furkfche  Boonen. 

Phellandrium.  zie  op  Dulle  Kervel . 

Philyra.  zie  op  Lindenboom. 

PHLOMOS.  Wit  Wollekruyd.  Kleyn  Berg-wollekruyd. 
Lat.  Phlomos.  Verbafcum  Montanum  minus.  Ital.  Su- 
chamele,  821. 

Phcenix.  zie  op  Afuyfckoorn. 

Phu.  zie  op  Kaler ian. 

Phyllirca.  zie  op  Phyllireaboom. 

Phyllirea  major,  zie-  op  Alcanne. 

Phyllirca  minor,  zie  op  Alcanne. 

PHYLLIREABOOM.  Lat.  Phyllirea.  Fr.  Aladcr.  Ital . 

Philirea.  210. 

Phyllites.  zie  op  Hartstong. 

Picea.  zie  op  Pijnboom. 

Picterskruyd.  zie  op  S.  Pieterskruyd. 

Pilofella.  zie  op  Muysoor. 

Piment,  zie  op  Druyvenkruyd. 

Pimpernel,  zie  op  Pimpinel. 

PIMPERNOOT.  Lat.  Staphylodendrum.  Nux  VeGcaria. 
Hoogd.  Pimpernufz.  Fr.  Bagucnaudes  a Pater  noflxe.  Nuz 
Coupes.  Ital.  Staphylodendro,  159. 

PIMPINEL,  Pimpernel.  Lat.  Pimpinella.  Sanguiforba.  Bi- 
pinella.  Hoogd.  Blutkraut.  Blutwurtz.  Wdfche  Pimpi- 
nelle.  Fr.  Sanguiforbe.  Ital.  Solbaflrelle.  Pimpinella. 

Pimpinella.  zie  op  Pimpinel. 

Pinaftcllum.  zie  op  Kdrkens-venkel. 

Pinus.  zie  op  Denneboom. 

Pinxtcrnakcn.  zie  op  Pajlinaken. 

Piper.  zie  op  Peeper. 

Piper  aquaticum.  zie  op  Perfenkruyd. 

Piper  Brazilianum.  zie  op  Braziliaanfcbe  Peeper. 

Piperitus.  zie  op  Wtlde  Kers. 

Pifhcia.  zie  op  Pijlacienboom. 

PISTACIENBOOM.  Fiftikcnboom.  Lat.  Piftacia.  Bifta- 
cia.  Terebinthus  Indica.  Hoogd.  Welfch  Pimpernufzlcin. 
Piftacienbaum.  Fr.  Pillade.  Piftaches.  Ital.  Piltacchi. 
10  6. 

Pifum.  zie  op  Erweten. 

Pifum  Cordatum.  zie  op  Nagtfchadc. 

Pifum  Marinum  angulofum  perpetuum,  zie  op  Zeever- 
weten. 

Pituyfa.  zie  op  Efula. 

Plane.  zie  op  Bananicnboom. 

Plantago.  zie  op  Weegbree. 

Platanaria.  zie  op  Riedgras. 

PLATANUS.  Dus  in  ’t  Ncederlandfch  en  Latijn.  Fr.  Pla- 
ne. Ital.  Platano.  58. 

PLOMPE.  Lat.  Nymphaza.  Hoogd.  Waficrmon.  Zec- 
blum.  Harwurtz.  Fr.  Blanc  d’Eau.  Ital.  Ninfea.  Ne- 
nufari.  780. 

Plumbago.  zie  op  Fandeken  skruyd. 

PLUYMGRAS.  Lat.  Gramen  Plumeum  6ij. 

Pluymtjens.  zie  op  Angelieren. 

Poelen,  zie  op  Erweten. 

Pceonie.  zie  op  Peonie, 

POKHOUT.  Heylighout.  Lat.  Guajacum.  Guajacana. 
Lignum  Sanétum.  Hoogd. Frantzozen  Holtz.  Fr.  Guajac. 
Ital.  Guajaco.  Guajacane.  Ligno  Santo.  95.  97. 
POLEYE.  Puley.  Lat.  Pulegium.  Pullejum.  Hoogd.  Pu- 
ley.  Fr.  Pouliet.  Ital.  Pulegia.  739. 

POLIUM.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  820". 


W Y Z E R 

Polemonium.  zie  op  Witte  Been. 

Polygala.  zie  op  Kruysblocm. 

Polygala  vera  Dalcchampii.  zie  op  Haanekammetjens. 
Polygonatum.  zie  op  Salomons  Zeeget. 

Polygonum.  zie  op  Dayzendknop. 

Polygonum  anguftifolium.  zie  op  Knawel. 

Polygonum  minus,  zie  op  Duyzendkoorn. 

Polypodium.  zie  op  Boomvaarn. 

Polytrichum.  zie  op  Vrouwenhayr. 

Pomum  amoris.  zie  op  Gouden-appel. 

Pomum  fpinofum  Opuntiatum.  zie  op  Indiaanfckc  Doorn • 
appel. 

Pomus.  zie  op  Appelboom. 

Pontica  Radix,  zie  op  Rbaponticum. 

POPULIERBOOM.  Abeelboom.  Lat.  Populus.  Hoogd. 
Popelweyden.  Alberbaum.  Poppelbaum.  Papelenbaum. 
Fr.  Peuplier.  Ital.  Popolo.  72. 

Populus.  zie  op  Populierboom. 

PORCELLEYN.  Lat.  Portulaca.  Hoogd . Portulak.  Heï- 
mifch  Burgel.  Fr.  Poupicr.  Porceline.  Ital.  Portulaca. 
Porccllana.  6 19.  zie  ook^op  Zee-porcelleyn. 

Porrum.  zie  op  Pareye. 

Portulaca.  zie  op  Porcelleyn. 

Portulaca  marina.  zie  op  Zee-porcelleyn . 

Poftelbezien.  zie  op  Kraakebezien. 

Potamogetum.  zie  op  Fonteynkruyd. 

Potentilïa.  zie  op  Ganzerich. 

Poterium.  zie  op  Eokydoorn. 

Prangwortel.  zie  op  Stalkruyd. 

Praiïïum.  zie  op  Alalrove. 

Primula  veris,  zie  op  Sleutelbloem. 

Princenbloem.  zie  op  H' inde. 

Proferpina.  zie  op  Dnyfendknop. 

Prunus,  zie  op  Pruymboom. 

Prunella.  zie  op  'Brunelle. 

PRUYMBOOM.  Lat.  Prunus.  Hoogd.  Pflaumcnbaum. 
Quetfchenbaum.  Wetfchenbaum.  Fr.  Prunier.  Prunelier. 
Davoines.  Ital.  Pruno.  4 6. 

Pfeudo-di&amnus.  zie  op  Diclammts. 

Pfeudo-hermoda&ylus.  zie  op  Hondstand. 
Pfeudo-mclanthium.  zie  op  Koornroos. 

Pfeudo-myrtus.  zie  op  Gagel. 

Pfeudo-orchis.  zie  op  Tweeblad. 

Pfeudo-fycomorus.  zie  op  Witte  Lotusboom. 

Pfyllium.  zie  op  Klookruyd. 

Ptermica  vulgaris.  zie  op  Wilde  Dragon. 

Pulegium.  zie  op  Polcye. 

Pulegium  montanum.  zie  op  Wilde  Bajilicom. 

Puleye.  zie  op  Polcye. 

Pullejum.  zie  op  Poleye. 

Pulmonaria.  zie  op  Longekrt/jd. 

Pulfatilla.  zie  op  Keukenkruid. 

PURGEERENDE  BATATEN.  Lat.  Batata  Cathar- 
tica.  SpinachiaAmericana  tuberofa  folutiva.  6z6.  617. 
PYLHOUT.  Sporkkenhout.  Hondsboom.  Lat.  Frangula. 
Alnus  nigra.  Hoogd.  Leufzbaum.  Faulbaum.  Fr.  Aulne 
noir.  Ital.  Alno  nero.  90. 

Pijnboom,  zie  op  Denneboom. 

Pijpeboom.  zie  op  Syringe. 

Pyracantha.  zie  op  Peeredoorn. 

Pyrethrum.  zie  op  Bertram. 

Pyrethrum  fylveftre.  zie  op  Wilde  Dragon. 

Pyrola.  zie  op  Wintergroen. 

Pyrus.  zie  op  Peereboom. 

QUaalboom.  zie  op  Sorbenboom. 

Quaalfterboom.  zie  op  Sorbenboom. 

Quadrifolium  Phceum.  zie  op  Fierblad. 
Qualfterboom.  zie  op  Sorbenboom. 

Quamoclit.  zie  op  Winde. 

Quartelbezien.  zie  op  Brfonic. 

QUEEBOOM.  Lat.  Malus  Cydonia.  Malus  Cotonea. 
Hoogd.  Quittenbaum.  Kittenbaum.  Fr.  Coignafller.  Ital. 
Cotognaro.  3 1. 


Quen- 


amen. 


der  N 

Quendcl.  zie  op  Wilde  Thymtu, 

Qucrcus.  zie  op  Eykfenboom. 

Quinquefolium.  zie  op  Ktjfvingcrkrttyd. 

RAdicula.  zie  op  Radijs. 

Radicula  magna.  zie  op  Peepcrwortel. 

RADYS.  Rommelatzcn.  Ramelatzen.  Lat.  Radicu- 
la.  Raphanus.  Hoogd.  Rettich.  Fr.  Raifort.  Ital.  Ra- 
phano.  Ravano.  Radice.  Radiccio.  Remolazzo.  834. 
Radix  Cava.  zie  op  Holwortel. 

Radix  Peftilentialis.  zie  op  Pejlilentiewortel. 

Radix  Rofca.  zie  op  Roozewortel. 

RAKETTE.  Lat.  Eruca.  Hoogd.  Raühen.  Raukenkraut. 

Fr.  Roquette.  Ital.  Ruchetta.  564. 

Rakette , Ecdele.  zie  op  Eedele  Rakette. 

Rakette,  Italiaanfche.  zie  op  Italiaanfche  Rakette . 
Ramelatzen.  zie  op  Radijs. 

Ranunculus.  zie  op  Beoterbloem. 

Ranunculus  hortenfis  latiore  folia.  zie  op  Klokjens. 

Rapa.  zie  op  Rapé. 

Rapa  fylveftris  Diofcoridis.  zie  op  Al  ar  iet  ten. 

RAPÉ.  Knol.  Ruyvc.  Lat.  Rapa.  Rapum.  Hoogd.  Ruben. 

Fr.  Naveau.  Ital.  Rapa.  Rapo.  Ravo.  848. 

Raphanus.  zie  op  Radijs. 

Raphanus  magnus.  zie  op  Peeperwortel. 

Raphanus  ruiHcanus.  zie  op  Peepcrwortel. 

Rapiftrum.  zie  op  Hedenk. 

RAPONCE.  Kleyn  Halskruyd.  Wilde  Rapé.  Lat.  Ra- 
punculus.  Rapontium.  Rapunculum.  Cervicaria  minor. 
Hoogd.  Rabuntzel.  Fr.  Raiponce.  Ital.  Raponzolo.  Ram- 
ponoroli.  439. 

Rapontium.  zie  op  Raponcc. 

Raponticum  Profperi  Alpini.  zie  op  Patich. 

Raponticum  majus  Creticum.  zie  op  Steen-lattouw. 

Rapum.  zie  op  Rapé. 

Rapum  fylveftre.  zie  op  Wilde  Rapé. 

Rapunculus.  Rapunculum.  zie  op  Raponcc, 

Ratelaar,  zie  onder  Populierboom. 

Ratelen,  zie  op  Wilde  Haanekam. 

Regina  prati.  zie  op  Geytenbaard . 

Reinette.  zie  op  Geytenbaard. 

Reinvaar.  zie  op  Wormkruyd. 

RHABARBAR  met  gefronfte  Bladeren.  Lat.  Lapathum 
hortenfe  rotundifolium  fimbriatum.  Rhabarbarum  fim- 
briatum  rotundifolium.  69  3. 

Rhabarbar , opregte  ronde,  zie  op  Opregte  ronde  Rhabar- 
bar. 

Rhabarbar,  valffche.  zie  op  Thaliftrum. 

Rhabarbarum  verum.  zie  op  Patich. 

Rhabarbarum  verum  rotundifolium  flore  albo.  zie  op  Op- 
regte ronde  Rhabarbar. 

Rhabarbarum  five  Lapathum  Lanuginofum  Chinenfe  lon- 
gifolium  verum  Matthioli.  zie  op  Opregte  Rhabarbar  van 
Alanbiolsts. 

Rhamnus.  zie  op  Rhijn  en  Dujnbezien. 

Rhamnus  Tertius  Theophrafti.  zie  op  Peeredoorn. 
RHAPONTICUM  (van  zommige  gehouden  voor  Rha- 
barbar , alhoewel  ’t  de  regte  Rhabarbar  niet  is  ) Lat. 
Rhaponticum.  Ital.  Rheupontico.  Rhapontico.  852. 
Rhodia  Radix,  zit  op  Rooznvortel. 

Rhododcndrum.  zie  op  Oleanderboom. 

R hus.  zie  op  Sumachboom. 

Rhus  IV] y rtifoliis.  zie  op  Rhus  met  Bladeren  van  Afyrtus. 
Rhus  fylveftris.  zie  op  Rhus  met  Bladeren  van  Myrttss. 
Rhus  fylveftris  Dodonasi.  zie  op  Gagel. 

RHUS  MET  BLADEREN  VAN  MYRTUS.  Lat. 
Rhus  Myrtifoliis.  Rhus  fylveftris.  Sumach  Plinii.  Myr- 
topetalon.  Hoogd.  Gerbenbaum  mit  Myrtenblctteren. 
Lat.  Rhus  Salvatico.  250. 

RHYNBEZIENBOOM.  Lat.  Rhamnus.  Hoogd. C reutz- 
beer.  Wegedorn.  Fr.  Verd  de  Vefcie.  Ital.  Spino  Mer- 
lo.  Spin  Zerbino.  80. 

Rhijn-willige.  zie  op  Kcelkruyd. 

Ribes,  zjc  op  Aalbezienboom . 


Ribcfium.  zie  op  Aalbczienbooni ■. 

Ricinus,  zie  op  W onderboom. 

RIDDERSPOOR.  Lat.  Delphinium.  Confoiida  Regaiisi 
Hoogd.  Ritterfporn.  ZV.Pied  d’Alouette.  Ital.  Confoiida 
Regale.  Speron  di  Cavalliero.  Calcatrippa.  547. 

RIEDT.  Lat.  Arundo.  Donax.  Hoogd.  Rohr.  Fr.  Canne. 
Rofeau.  Ital.  Canna.  $66.  Zuyker-riedt.  Lat.  Arun- 
do Saccharifcra.  Calamus  Saccharatus.  Fr.  Canne  de 
Sücre.  Indiaansch  bloeyend  Riedt.  Lat.  Arun- 
do florida.  Canna  Indica.  Gemeen  Water-riedt\ 
Lat.  Arundo  Paluftris.  Hoogd.  Tach-rohr.  ibid. 

RIEDT-GRAS.  Lat.  Butonium.  Sparganium.  Platanartfi 
Hoogd.  Igels-Knopffen.  Ital.  Spargamo.  410'. 

Riekende  Andoorn.  zie  op  Stachyskruyd. 

Robbrechtskruyd.  zie  op  Oycvaarsbek, 

Robur.  zie  op  Eykfcnboom. 

Roggebloem,  zie  op  Koornbloem. 

Rommelatzen.  zie  op  Radijs. 

R oo-ridder.  zie  op  Patich. 

Roo-ridder  ; gemeene  kleyne.  zie  op  Gcmeene  llync  Roo- 
riddtr. 

Roode  Dolik,  zie  op  ALuyzenkoorn. 

Roode  Steenbreek.  zie  op  Fihpenditla. 

Roomfche  Boonen.  zie  op  Turkfche  Boonen. 

ROOMSCH  NETELKRUYD.  Lat.  Urtica  Romana. 
Hoogd.  Welfche  Heffel.  Fr.  Ortie  Italienne.  Ital.  Or- 
tica.  674. 

ROOS  VAN  JERICHO.  Lat.  Rofa  Hierochontea. 
ROOS  van  Jcricho , gehouden  voor  het  Zcc-porcel- 
lein  uyt  Syricn.  Lat.  Halimus  Marinus  Syriacus.  196. 

ROOSEBOOM.  Rofèlaar.  Lat.  Rofa.  Hoogd.  Rofe. 
Rofzlein.  Fr.  Rofier.  Ital,  Rofa.  195. 

Roos  van  China,  zie  op  Alalve  van  China. 

Roofelaar.  zie  op  Roofeboom. 

ROOSEWORTEL.  Lat.  Radix  Rofea.  Rhodia  Radix.’ 
Hoogd.  Rofenwurtzel.  Fr.  Racine  fentant  les  ROfes.  Itah 
Rhodia  Radice.  834. 

Rorella.  zie  op  Zonnedauw. 

Rofa.  zie  op  Roofeboom. 

Rofa  Chinenfis.  zie  op  Alalve  van  China. 

Rofa  Hieroconthca.  zie  op  Roos  van  Jericho. 

Rofa  Sylvatica.  zie  op  Cajlus. 

Rofeboom.  Rofewortcl.  zie  op  Roofeboom.  Roofewortel. 

Rofmarinum.  zie  op  Rofmarijn. 

Rofmarinus  Coronarius.  zie  op  Rofmarijn. 

ROSMA RYN.  Lat.  Rofmarinum.  Rofmarinus  Corona- 
rius. Libanotis  Coronaria.  Hoogd.  Rofmarein.  Fr.  Rot 
marin.  Ital.  Rofmarinc.  244. 

Roffolis.  zie  op  Zonnedauw. 

Roftrum  Ciconia?.  zie  op  Oyevaarsbekj 

Rotte,  zie  op  Krap. 

Rubia.  zie  op  Krap. 

Rubus.  zie  op  Brommelbezien. 

Rubus  Idceus.  zie  op  Hinncbczien. 

RUERKRUYD.  Lat.  Filago  impia.  Centunculus.  Hoogde 
Ruhrkraut.  Rotruhrkraut.  Ital.  Gnaphalio.  Filago.  Car- 
tafilago.  576". 

Rum  ex.  zie  op  Patich. 

Rufcus.  zie  op  Mnysdoorn'. 

Ruta.  zie  op  Ruyte. 

Ruta  Capraria.  zie  op  Galege. 

RUYTE.  Wijnruyr.  Lat.  Ruta.  Hoogd.  Raute.  Wein- 
raut.  Fr.  Rue.  Ruedejardin.  Ital.  Ruta.  854. 

RLIYTERSKRUYD.  Krabbenklauw.  Lat.  Militaris  A- 
quaticus.  Aloë  Paluftris.  Sedum  Aquaticum.  Militaris 
Aifoides.  767. 

Ruyve.  zie  op  Rapé. 

Rijnbezien.  Rijn-williger  zit  op  Rhijnbezien.  Rhijn-wil- 
lige. 

RYS.  Rijft,  Lat.  Oriza.  Hoogd.  Reifz.  //<?/.  Rifo,  Grano 
Rifo.  797. 

Rijft.  zie  op  Rijst 


ppp  ? 


Sabina. 


BLAD 

SAbina.  zie  op  Zcevenboom . 

Saccharex  radiculs.  > de  op  Zuykenvortel. 
SAFFRAAN.  Lat.  Crocus.  Crocum.  Hoogd*  SaÉfrao» 
Fr.  Safran.  Croco.  ZafFerano.  519. 

Saffraan;  wilde.  zie  op  Wilde  Saffraan. 

Sagitta.  Sagittalis.  zie  op  Serpentstong. 

SALADE.  Lactuw.  Lattouw.  Lat.  Laftu’ca.  Hoogd.  Lat* 
tich.  Fr.  Laictue.  hal.  Lattuga.  <S8z. 

Salicaria.  zie  op  Vedcrik. 

Salie,  z, ie  op  Self. 

Salix.  zie  op  Willigeboom. 

Salix  Botritis  pumila  Silcfiana.  z.ie  op  Spiraa  van  Theo- 

phrafttis. 

SALOMONS-ZEEGEL.  Lat.  Polygonatum.  Sigillum 
Salomonis.  Hoogd.  Weifzwurtz.  Fr.  Seau  de  Salomon. 
Signet  de  Salomon.  Ginuliere.  Gcniculicre.  hal.  Poligo- 
nato.  Fraffinella.  Ginocchietto.  Radice  cofi  Nomata. 

85k. 

Salfa  parilla  Peruviana  minor,  zie  op  Steekcndc  Winde. 
Salfcfy.  zie  op  Boksbaard. 

Salvia.  zie  op  Self. 

Sambucus.  zie  op  Vlierboom. 

Sambucus  humilis.  zie  op  Wilde  Vlier. 

SANAMONDA.  Dus  genoemd  in  alle  Talen.  487. 
Sanguis  Draconis.  zie  op  Patich. 

Sanguiforba.  zie  op  Pimpinel. 

Sanicula  Alpina.  zie  op  Sleutelbloem. 

Sanicula.  zie  op  Sanikel. 

SANIKEL.  Lat.  Sanicula.  Diapenfia.  Hoogd.  Sanikel.  Fr. 
Sanicle.  hal.  Sanicula.  Diapenfia.  Cinque  foglio  maggio- 
re.  860. 

SANTORrE.  Lat.  Ccntaurium.  Hoogd.  Taufentgulden- 
kraut.  Fr.  Centaure.  hal.  Ccntaurea.  Mondclla.  464. 
Saponaria.  zie  op  Zeepkrseyd. 

Sarafijnskruyd.  zie  op  Anjtolochie. 

Sargcl.  zie  op  Afpergten. 

SafTafras  arbor.  zie  op  Saffafrasboom. 

SASSAFRAS  BOOM.  Lat.  SafTafras  arbor.  Fr.  Arbre  de 
SafTefras.  hal.  Saflafra.  109. 

Saturea.  zie  op  Kunneke. 

Saturey.  zie  op  Kunneke. 

Satyrion.  zie  op  Standclkruyd. 

Satyrium.  zie  op  Standelkruyd. 

Satyrium  Erythronium.  zie  op  Hondstand. 

Savie.  zie  op  Self. 

Savclboom.  zie  op  Zcevenboom. 

Sauffcboom.  zie  op  Berberisboom. 

Saxifragia.  zie  op  Sreenbreck. 

SCABIOSE.  Lat.  Scabiofa.  Hoogd.  Apoflcnkraut.  Grind- 
kraut.  Scabiofc.  Fr.  Scabiofe.  hal.  Scabiofa.  863. 
Scxnodoprafum.  zit  op  Pareye. 

Scammonea.  Scammonium.  zie  op  Scammonie. 
SCAMMONIE.  Lat.  Scammonea.  Scammonium.  Apo- 
cynum  quartum.  hal.  Scammonea.  50 6. 

Scandix.  zie  op  Naaldekervel. 

Sceptrum  Morionis.  zie  op  Sotsknodzc. 

SCHARLEY.  Lat.  Horminum.  Hoogd.  Scharley.  hal. 
Horminio.  656. 

Scheerlink.  Schel  ling,  zie  op  Dulle  Kervel. 
Scheurbuykskruvd.  zie  op  Scorbutskrityd. 
SCHTLDDRAGENDE  HEDYSARUM.  Lat.  Hedy- 
farum  Clypeatum.  Securidaca.  Onobrychis  Dodonxi. 
//bög^.Schildkraut.  hal. Hedifiro  fcudato. 623 . 
Schurftloofs-bladeren.  zie  op  Scorbr.tbskrtyd. 

Scolopendria.  zie  op  Hartstong. 

Scolopcndrium.  zie  op  Steenvaarn. 
SCORBUTHSKRUYD.  Scheurbuykskruyd.  Blauw- 
fchuytskruyd.  Oprcgtc  Britannica  der  Oude  Friezen. 
Schurftloos-bladcren.  Water-ridder.  Britannica.  Vrijf- 
tanica.  Lat.  Britannica.  Lapathum  Longïfolium  nigrum 
palufiris.  696. 

Scordium.  zie  op  Wat  er  look. 

SCORDOTTS  VAN  PLINIUS.  Lat.  Scordotis  Plinii. 
hal.  Scordotedi  Plinio.  478. 


ff  Y 2 E R 

Scorpioenfiaart.  zie  op  Zonnewende. 
SCORPIOENSTAART  MET  BLADEREN  VAN 
HAAZEN-OOREN.  Lat.  Scorpioides.  hal.  Scorpioi- 
de  867.  r r - 

Scorpioides.  zie  óp  Scorpioenfiaart . 

Scorpiurus.  zie  op  Zonnewende. 

Scorzonera.  zie  op  -Addcrskruyd. 

Scrofulana.  zie  op  Groot  Speenkruyd, 

Securidaca.  zie  op  Bijlkenskruyd. 

Sedum.  zie  op  Huyslook. 

Sedum  aquaticum.  zie  op  Ruyterskruyd. 

Scc-ajuyn.  See-angelier.  Sec -venkel , en  alle  andere  Sec- 
gewaffen.  zie  op  de  Letter  Z, 

SEENEGROEN.  Ingroen.  Lat.  Bugla.  Confolida  me- 
dia. Hoogd.  Guntzel.  hal.  Confolida  mezana.  Morande- 
la.  Herba  Laurentina.  418. 

Seevenboom.  zie  op  Zcevenboom. 

Seevengetijdenkruyd.  zie  op  Zcevengetijdenkruyd. 

Scleri.  zie  op  Peeterfelie. 

SELF.  Savie.  Salie.  Lat.  Salvia.  Hoogd.  Salbey.  Fr.  Sauge. 
hal.  Salvia.  857. 

Scmpervivum.  zie  op  Huyslook. 

Senecio.  zie  op  Kruyswortel. 

Sentis.  zie  op  Brommclbezien. 

Septifolium.  zie  op  Torment  tl. 

Seriphium  Germanicum.  zie  op  Fyekrujd. 

Seris.  zie  op  Endivie. 

SERMONTEYN.  Lat.  Siler  Montanum.  Liguflrura  vc- 
rum  Dodonsi.  Fr.  Sermontaine.  888. 

Serpentaria,  zie  op  Ka/fsvoet. 

Serpentaria  aquatica.  zie  op  Serpentstong. 

Serpentaria  Mirabilis  montana.  zie  op  Bcro-Slanrenkr/tyd. 

SERPENTSTONG.  Slangetong.  Lat.  Sagitta.  Sagittalis? 
Lingua  Serpentis.  Serpentaria  Aquatica.  Hoogd.  Pfcil- 
kraut.  Fr.  Queve.  d’Arondelle.  8 57. 

Serpyllum.  zie  op  Wilde  Thymus. 

SERRULATULA.  Lat.  Serratula.  Hoogd.  Scbarterkrauc.’ 
hal.  Scrratola.  6j6. 

Servillum.  zie  op  Zuykenvortel. 

SESAM OIDES.  Dus  in  alle  Talen  genoemd.  874. 

SESAM  L7M.  Lat . Sc/amum.  Hoogd.  Leindotter.  Flachfz- 
dotter.  Fr.  Du  Sifame.  Jujoline.  hal.  Scfamo.  Sifamo. 
Giugiolena.  878. 

SESELI.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  879. 

Sevcnboom.  zie  op  Zeevenboom. 

Sevengetijdenkruyd.  zie  op  Zeevengetijdenkruyd. 

Sicomoris.  zie  op  Egyptifcbe  Vijgeboom . 

Siderion.  zie  op  Berg-Slangenkruyd. 

Sidcritis.  zie  op  Gelid kruyd. 

Sigillum  Salomonis.  zie  op  Salomons-Zeegel. 

SIGMAARTS-KRUYD.  Lat.  Alcca.  Hoogd.  Sigmers- 
kraut.  Fr.  Guimaulve  Sauvage.  hal.  Malvavifco  Salva- 
tico.  274. 

Siler  Montanum.  zie  op  Sermontein. 

Siliqua  Fatua.  zie  op  fudasboom. 

Siliquaftrum.  zie  op  Judasboom. 

Silphium.  zie  op  Laferpitium. 

Silverkruyd.  zie  op  Penningsbloem. 

Simphitum  maculofum.  zie  op  Longekruyd. 

Sinapi  Arragonicum.  zie  op  Zrragonfche  Moflaart. 

Sinapi  fylvcflre.  zie  op  Hederik. 

SINT  JACOBSKRUYD.  Afchkruyd.  Lat.  Jacobia. 
Cineraria.  Hoogd.  S.  Jacobsblum.  S.  Jacobskraut.  Fr.  Hcr- 
beau  Fleur  de  Saint  Jaques.  hal.  Herba  di  San  facorno; 
S.  Giacobo.  658. 

S.  Jansbczicn.  zie  op  Aalbezien. 

S.  JANSBROOD.  Lat.  Carobe.  Ceratia  Siliqua.  Serato- 
nia.  Panis  S.  Johannis.  Hoogd.  S.  Johansbrodt.  Fr.  Ca- 
rougier.  hal.  Carobe.  Carobole.  123. 

S.  Jansdruyfjens.  zie  op  Aalbezien. 

S.JANSKRUYD.  Lat.  Hypericum.  Perforata.  Androfx- 
mum.  Afcyrum.  Hoogd.  S.  Johanskraut.  Fr.  Milleper- 
tuis.  hal.  Hiperico.  Perforata.  Herba  di  San  Giovan- 
ni.  645. 


S.  Jans- 


der 


N A 

S.  Janskruyd.  zie  op  Smeerwortel. 

S.  Joriskruyd.  zie  op  Valeriaan. 

S.  Pietcrskruyd.  xae  op  Sleutelbloem , 

Si  Ter.  Sifarum.  zie  op  Zuykerwortel. 

SISYRINCHIUM.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  883. 

Sium.  zie  op  Water-eppe. 

Slaapkruyd.  zie  op  Alankpp. 

SLANGENHOOFD.  Lat.  Echium.  Viperina.  Bugloflum 
Sylveftre.  Hoogd.  Wild  Ochfenzung.  Fr.  BuglofTe  Sau- 
vage.  Ital.  Echio.  Buglofla;  Bugolifa  Salvatica.  407. 

Slangentong.  zie  op  Serpentstong. 

SLEUTELBLOEM.  Hemcineutel.  S.  Pietcrskruyd.  Lat. 
Primula  veris.  Herba  Paralyfis : Paralytica.  Sanicula  Al- 
pina.  Verbafculum  Alpinum.  Hoogd.  SchlufTelblum.  Him- 
melfchluflel.  S.  Pecterskraut.  Fr.  Cocu.  Prayes  de  Co» 
cu.  Primcvere.  Ital.  Herba  Paralifi.  Fior  di  Prima- 
vera.  8 3 6. 

Smak.  zie  op  Sumachboom. 

SMEERWORTEL.  Wondkruyd.  S.  Janskruyd.  Lat. 
Telcphium.  Craffula.  Hoogd.  Knabenkraut.  Wundkraut. 
Fortzwein.  Fr.  Joubarbe  de  Vigncs.  Rcprife.  Faves- 
pefle.  Ital.  Telephio.  Fava  gralla.  471. 

Smilax  afpera.  zie  op  Steekendc  H 'inde. 

Smilax  horten  fis.  zie  op  Turkfche  bootten . 

Smilax  Laevis.  zie  op  Winde. 

Smyrnium  Crcticum.  zie  op  Smyrnium  van  Candia. 

SMYRNIUM  VAN  CANDIA.  Lat.  Smyrnium  Cre* 
ticum.  Petrofclinum  Ciliciae.  Hippofelinum  agrefte.  Fr. 
Smyrnium  de  Candie.  Ital.  Smirnio.  Macerone.  894. 

Sodanella.  zie  op  Zeewinde. 

Soethout.  zie  op  Zoethout. 

Solanum.  z.ie  op  Nacht fchade. 

Solanum  Lignofum.  zie  op  Hoe  langer  hoe  liever. 

Solanum  Quadrifolium.  zie  op  Wolf  tb*  zie. 

Solatrum.  zie  op  Nacht  fchade. 

Soldanclla.  zie  op  Zeewinde. 

Solidago  Saraeenica.  xae  op  Hcydens  Wondkruyd. 

Solfequium.  zie  op  Zonnewende. 

Somerzotje.  zie  op  Zomerzotjc. 

Sonnebloem.  xae  op  Zonnebloem. 

Sonnedauw.  zie  op  Zonnedauw. 

Sonnewende.  zie  op  Zonnewende. 

Sop h ia.  zie  op  Fyekruyd. 

SORBENBOOM.  Sprecboom.  Spreeuwbezicnboom.  Ha- 
vcr-elzen.  Lat.  Sorbus.  Aria  Theophrafti.  Hoogd.  Sper- 
berbaum.  Speyerbaum.  Sparrbaum.  Spierea.  Fr.  Cornier. 
Sorbier.  Ital.  Sorbc.  Corniolo.  83. 

Sotsknodzc.  zie  op  Zotskyiodze. 

Sonchis.  xae  op  Blazen faladc. 

SPAANSCH  GESTREEPT  GRAS.  Lat.  Gramen  Stria» 
turn  Hifpanicum.  <517. 

Spaanfche  Jenette.  zie  op  Narcijfe. 

Sparagus.  zie  op  Afpergien. 

Sparganium.  zie  op  Riedtgras. 

Spargel.  zie  op  Afpergien, 

Spatula  Fcetida.  xae  op  Stinkende  Lis. 

Specnkruyd.  zie  op  Oogenklaar. 

Specnkruyd.  xae  op  Valeriaan. 

Speenkruyd,  groot,  xae  op  Groot  Specnkruyd. 

SPEERKRUYD.  Adderstong.  Natertong.  Lat.  Ophio- 
gloflum.  Lancea  Chrifti.  Lingua  Scrpentina.  Lunaria. 
Henophyllum.  Hoogd.  Naterzunglein.  Fr.  Langue  de 
Serpent.  Herbe  fans  Coufture.  Ital.  Ophiogloflc.  Herba 
fenza  Cofta.  Lingua  di  Serpente.  793. 

Speerwortel.  xae  op  Kalfsvoer. 

Spina  Acida.  zie  op  Berberisboom. 

Spina  Acuta.  zie  op  Hagedoorn. 

Spina  -'Tgyptia.  xae  op  Acacia. 

Spina  Alba.  zie  op  Duynbczien. 

Spina  Alba.  xae  op  Hagedoorn. 

Spina  Chrifti.  zie  op  Jodendoorn. 

Spina  Hirci.  xae  op  Lioksdoorn. 

Spina  Judaica.  zie  op  Jodendoorn. 

Spina  Murina.  zie  op  Aluysdoorn. 


M E N. 

Spina  Muris.  zie  op  Afpergien. 

Spinachia  Americana  tuberofa.  zie  op  Bataten. 

Spinachia  Americana  tuberofa  folutiva.  zie  op  Bur "terende 
Bataten . 

Spinachia  Frutelcens  Americana.  zie  op  Boomachtig  Spinagie 
uyt  America. 

Spinachia  major.  Minor.  &c.  zie  op  Patich. 

Spinagie,  Americaanfche,  met  een  Bolwortel.  zie  op  Ba- 
taten. 

Spinagie  , Boomachtig  , uyt  America,  zie  op  Boomachtig 
Spinagie  uyt  America. 

Spiraea  Theophrafti.  zie  op  Spiraa  van  Theophrajlus. 
SPIR^EA  VAN  THEOPHRASTUS.  Lage  Druyfjcns* 
willige  uyt  Silezien.  Lat.  Spiraea  Theophrafti.  Salix  Bo» 
tritis  pumila  Silefiaca.  203. 

Splith.  zie  op  Duyvenkervel. 

Sporkenhout.  zie  op  Pijlhout. 

Spreebeercnboom.  zie  op  Sorbenboom , 

Spreeuwbezicnboom.  zie  op  Sorbenboom. 
SPRINGKRUYD.  Lat.  Cataputia  minor.  Lathyrus. 
Hoogd.  Springkraut.  Fr.  Efpurge.  Ital.  Lathiri.  Catapu- 
tia minore.  457. 

Springkruyd.  zie  op  Kruydje  roer  mij  niet. 

Squilla.  Squille.  zie  op  Zee-ajuyn. 

STACHYSKRUYD.  Riekende  Andoorn,  Lat.  Stachis. 
Hoogd.  Riechend  Andorn.  Fr.  Sauge  Sauvage.  Ital.  Sta- 
ghi.  Salvia  Salvatica.  895. 

Stajchas.  zie  op  Stcchaskruyd. 

STALKRUYD.  Prangwortel.  Lat.  Ononis.  Anoms.  Ar- 
refta  Bovis.  Natrix  Plinii.  Refta  Bovis.  Hoogd.  Ochfen- 
brcch.  Ochfenkraut.  Stalkraut.  Fr.  Arrefte-Beuf.  Bu- 
grandes.  Ital.  Anonide.  Bonaga.  Refta  Bove.  788. 
STANDELKRUYD.  Orchis.  Kullekenskruyd.  Satyrion. 
Lat.  Orchis.  Satyrium.  Hoogd.  Knabenkraut.  Erdgeyl* 
Standelwurtz.  Fr.  Du  Satyrion,  Uram.  Ital.  Satyrio. 
Satirio.  Satirione.  400. 

Staphifagria.  zie  op  Luyskruyd. 

Staphylodendrum.  zie  op  Pimpernoot. 

STARREKRUYD.  Lat.  After.  Hoogd.  Megcrkraut. 

Sternkraur.  Fr.  Eftoilleé.  Ital.  After.  372. 
STECHASKRUYD.  Lat.  Staechas.  Hoogd.  Stichaskraut. 

Fr.  Stichedes.  Ital.  Stecade.  Steca.  897. 

Steekelbezicn.  zie  op  Kruysbezien. 

STEELENDE  KAARDEN  UYT  AMERICA.  Lat. 
Dipfacus  fpinofus  Americanus.  Hoogd.  Americanifche 
Kartendiftel.  Tr.Chardon.  Efpinoux  des  Indes.  573. 
STEELENDE  WINDE.  Lat.  Smilax  Afpera.  Omvol* 
vulus  acutus.  Zarza  parilla.  Salfa  parilla  Peruviana  minor. 
Floogd.  Stechende  Winde.  Fr.  Lifct  piequanr.  Ital. 
Ruovo  Cervino.  Hedera  fpinofa.  Vilucchio  Maggiore. 

STEENBREEK.  Lat.  Saxifragia.  Hoogd.  Steinbrech.  Fr. 

Saxifrage.  Ital.  Saffifragia.  862. 

STEEN-LATTOUW.  Lat.  Petromarula.  Lattuca  Pe- 
trea.  Raponticum  majus  Creticum.  Ital.  Lattuga  Pietro- 
fa.  Petromarula.  Rapontico  maggiore  di  Candia.  442. 
STEEN-LEEVERKRUYD.  Lat.  Lichen.  Heparica. 
Hoogd.  Stein-Lebcrkraut.  Brunnen-Leberkraut.  Fr.  He- 
patique.  Ital.  Epatica  Figatclla.  6&6. 

STEENVAARN.  Miltkruyd.  Lat.  Afplenium.  Ceterach. 
Scolopendrium.  Hoogd.  Stcinfarn.  Ital.  Afpleno.  Cete- 
rach. Herba  indorato.  292.  zie  ook,  °p  Vaam.  Boom - 
vaam.  Grachtvaarn. 

Steen-violier.  zie  op  Muurbloem. 

Stcen-zaad.  zie  op  Paerlekruyd. 

Stellaria.  zie  op  Hartshoorn. 

Stinkend  Luyskruyd.  zie  op  Nieswortel. 

STINKENDE  LIS.  Wandluyfenkruyd.  Lat.  Spatula  Fce- 
tida. Iris  Sylveftris.  Xyris.  Hoogd.  Wandleufzkraur. 
Wefch  Schwertel.  Fr.  Glayeul  puant.  Ital.  Xiride.  Spa- 
tola  fetida.  43  2. 

Stinkende  Nieswortel,  zie  op  Nieswortel. 

Stinkende  Yfop.  zie  op  Gelidkruyd. 

STOEBE.  In  alle  Talen  dus  genoemd.  656. 


STOK- 


BLAD-WYZER 


STOK-VIOLIER.  Lat.  Lcucojum.  Viola  alba  arbore- 
fcens. Hoogd.  Garten-veiel.  Leucoje.  Fr.  Violicrs.  Gyro- 
flees  blanches.  Ital.  Viola  bianca.  679. 

Stramonium.  zie  op  Datttra. 

Stratiotes  Arborefcens.  zie  op  Boomachtig  Stratiotes. 
Srruthiofera.  zie  op  truyskruyd. 

STRUYSKRUYD.  Lat.  Srruthiofera.  292. 

SI  YRAXBOOM.  Lat.  Styrax  Arbori  Storax  Arbor. 

Hoogd.  Styraxbaum.  Ital.  Scorace.  m, 

Succifa.  zie  op  Duyvelsbeet. 

Sumach  Arbor.  zie  op  Sumachboom. 

SUMACHBOOM.  Lat.  Sumach  Arbor.  Rhus.  Hoogd. 
Gerbcnbaum.  Schlingbaum.  Fr.  Rheu.  Ital.  Rhi.  So- 
macho»  107. 

Sumach  Plinii.  zie  op  Rhus  met  Bladeren  van  Myrtus. 
SURING.  Surkel.  Lat.  Acctofa.  Hoogd.  SauwrampfFcr. 

Fr.  Ozeille.  Ital.  Acctofa.  278. 

Surkel.  zie  op  Suring. 

Suykerey.  zie  op  Cicorey. 

Suykcrwortel.  zie  op  Zuykcnvortel. 

Swaardkruyd.  zie  op  Zwaardkyuyd. 

Swaardkruyd , AmcricaaDfch.  zie  op  Phalangium. 
Swaluwenkruyd.  zie  op  Oogenklaar. 
SWALUWEWORTEL.  Lat.  Hirundinaria.  Vincetoxi- 
cum.  Afclcpias.  Hoogd.  Schwalbenwurtzel.  Ital.  Vince- 
toOico.  Afclepiade.  370. 

Symphytum  majus.  zie  op  Waalwortel. 

SYNNAUW.  Onzer  Vrouwe-mantel.  Lat.  Alchimilla. 
Pcs  Leonis.  Hoogd.  Sinnauw.  Fr.  Pied  de  Lion.  Ital.  Stel- 
laria.  298. 

SYRINGE.  Fluyteboom.  Pijpcboom.  Lat.  Syringa .Hoogd. 
Welfch  Holder.  Fr.  Syringc.  Ital.  Siringa  di  Italia.  162. 
‘t  Geen  op  S.  niet  gevonden  werd,  zoek^op  Z. 

TAbacum.  zie  op  Bilzenkruyd. 

Tabak.  zie  op  Bilzenkruyd. 
TAMARINDENBOOM.  Lat.  Tamarindus  Ar- 
bor. Hoogd.  Tamarindcnbaum.  /fa/.Tamarindo.  1x3. 
Tamarindus  Arbor.  zie  op  Tamarindcnboom. 

Tamarix.  zie  op  Tamarifchboom. 

TAMARISCHBOOM.  Lat.  Tamarifcus.  Tamarix.  My- 
rica.  Hoogd.  Tamarifch-holtz.  Portz.  Fr.  Tamarifque. 
Ital.  Tamarix.  Mirica.  aoo. 

Tamarifcus.  zie  op  Tamarifchboom. 

Tamme  Acanthus.  Zie  op  Beercnkjauw. 

Tamme  Mooren.  z,te  op  Paft  maken. 

Tanacctum.  Ze  op  Wormkruyd. 

TANDEKENSKRUYD.  Lat.  Dentillaria.  Plumbago. 

Ital.  Dcntillaria.  Caprinella.  Piombagine.  550. 

Tapfus  Barbatus.  Ze  op  Wollekruyd. 

Tarpentijnboom.  Zie  op  Terpentijnboom. 
TASJENSKRUYD.  Teskenskruyd.  Beurfekruyd.  Lat. 
Burfa  Paftoris.  Hoogd.  Tefchenkraut.  Seckclkraut.  Fr. 
Bourfe  de  Pafteur ; de  Berger.  Ital.  Borfa  di  Paftore. 
913. 

Tafchkenskruyd.  Ze  op  Tasjenskruyd. 

Taxus.  Zie  op  Ibcnbaum. 

Telephium.  Ze  op  Smeerwortel. 

Telephium  Maculofum.  Ze  op  Cerintbe. 

Tercbinthus.  Ze  op  Terpentijnboom. 

Terebinthus  Indica.  Ze  op  Piftacicnboom. 
TERPENTYNBOOM.  Lat.  Terebinthus  Arbor  Grani 
Viridis.  Hoogd.  Terpentinbaum.  Fr.  Terebintc.  Ital. 
Terebinto.  Arbore  di  Trementina.  104. 

Tefchkenskruyd.  Ze  op  Tasjenskruyd. 

Teftebloemen.  Ze  op  Anjelieren. 

TEUCRIUM.  Ih  alle  Talen  dus  genoemd.  900. 
Teylroozen.  Tijloozen.  Ze  op  Hermodaüelen. 

Teylroozen,  witte.  Ze  op  Zomer  zootje. 

Tachelium.  Ze  op  Marietten. 

THALICTRUM.  Valfche  Rhabarbar.  Lat.  Thaliftrum. 
Hoogd.  Wiefen  Raute.  Ital.  Verdemarco.  Thalittro. 
904. 

THAPSIA.  Lat.  Thapfia.  Turbith  Gallicum.  Fr.  Tur-  ' 


bith.  Ital.  Thaflïa.  901. 

Thlafpi.  Zie  op  Vreemde  Wilde  Kers. 

Thora  Valdenfis.  Ze  op  Verderfblad  der  W'aldenzn . 

Thuya  Theophrafti.  Ze  op  Boom  des  Leevens. 

Thym.  Ze  op  Thymiaan. 

Thymclxa.  Zie  op  Alezereon  met  ftmalle  Bladeren. 
THYMIAAN , Thym.  Lat.  Thymus.  Thymum.  Hoogd. 
Welfch  Quendel.  Thymian.  Fr.  Thym.  Ital.  Thimo» 
737- 

Thymum.  Thymus.  Ze  op  Thymiaan. 

Thymus,  wilde.  Ze  op  Wilde  Thymus. 

Ticadi.  Ze  op  Mufcari. 

Tilia.  Ze  op  Lindenboom. 

Tintinnabulum  Terra:.  Ze  op  Wintergroen. 

Tithymalus.  Ze  op  Wolfsmelk. 

TONGEEL  AD.  Lat.  Laurus  Alexandrina.  Bis  lingua. 
Hoogd.  Hauckbladt.  Auffenblatt.  Fr.  Laurier  Allcxan- 
drin.  Herbe  aux  Langcs.  Ital.  HippoglolTo.  Lauro  Alef- 
(andrino.  708. 

Tootskruyd.  Ze  op  Wollekruyd. 

Tormentilla.  z,te  op  Torment ille. 

TORMENTILLE.  Lat.  Tormentilla.  Septifolium.  Hoogd. 
Birckwurtz.  Rot  Hcilwurtz.  Fr.  Tormentille.  Ital. 
Tormentilla.  914. 

TORREKRUYD.  Lat.  Turritis.  Turrita.  919. 
Trachelium  Americanum.  z.te  op  Kardinaalsbloem. 
Tragacantha.  Ze  op  Boksdoorn. 

Tragopogum.  Ze  op  Boksbaard. 

Tragoriganum.  Ze  op  Bok^orege. 

Tribulis  aquaticus.  Ze  op  Waternoot. 

Tribulis  terreftris.  Ze  op  Aardrook. 

Trichomanes.  Ze  op  Weederdood. 

Trifolium.  Ze  op  Zeevengetijdenkruyd. 

Trifolium.  Ze  op  Drieblad. 

Trifolium  arborefcens.  Ze  op  Cytifus. 

Trifolium  fufeum.  Ze  op  Tier  blad. 

Trifolium  hepaticum.  zie  op  Eedel  Lceverkruyd. 

Tripolium.  zie  op  Water-Starrekruyd. 

Triticum  Americanum.  zie  op  Americaanfche  Tarwe'. 
Triricum  Marinum.  zie  Afuyfekoorn. 

Tulipa.  zie  op  Tulp. 

TULP.  Lat.  Tulipa.  Hoogd.  Thumpal.  Tulpant.  Fr.  Tu- 
lipa. Ital.  Tulipa.  Turkfch , Cafa  Lale.  Ale.  Zambul. 
904. 

Tunisbloem.  zie  op  Fluweelebloem. 

Turbith  Gallicum.  zie  op  Thapfta. 

Turrita.  Turritis.  zie  opTorrekruyd. 

TURKSCHEBOONEN.  Roomfcheboonen.  Klimboo- 
nen.  Lat.  Phafeolus.  FabaTurcica.  Faba  Romana.  Smi- 
lax  Hortenfis.  Hoogd.  Welfche  bohne.  Steigbohne.  Gar- 
ten-fafclen.  Turckifche  bohne.  Fr.  Fafeoles.  Ital.  Faggi- 
voli.  Fafeli.  817. 

Turkfche  Weyt.  Turkfch  Koorn.  zie  op  Indiaanfche  Weyt. 
Tuffilago.  zie  op  Hoefblad. 

Tuylkensbloem.  zie  op  Duyfendfchoon. 

TWEEBLAD.  Vogelneft.  Lat.  Bifolium.  Plbudo-orchis. 
Ophrys.  Nidus  Avis.  Hoogd.  Zwcyblatt.  Ital.  Ophis. 
Bifoglio.  Eleboro  bianco  falfo.  401. 

Tijdeloozen.  zie  op  Hermodaclelen. 

Tijdeloozen.  witte,  zie  op  Zomcrzofje. 

Tijloozen.  zie  op  Hermodaüelen. 

Typha  paluftris.  zie  op  Sotsknodze. 

ULmaria.  zie  op  Geytenbaard. 

Ulmus.  zie  op  Ipenboom. 

Umbilicus  Veneris.  zie  op  Navelkruyd. 

Unedo.  Ze  op  Arbutusboom. 

Ungula  Caballina.  zie  op  Hoefblad. 

Unifolium.  zie  op  Maybloem. 

Urtica  Romana.  zie  op  Roomfch  Neetelkruyd. 

Urtica  Iners.  Urtica  mortua.  zie  op  Terkecrd  Neetelkruyd. 
Uva  Crifpa.  zie  op  Kruysbezienboom. 

Utularia.  zie  op  Klokjens. 

Uyen.  zie  op  Ajuyn. 


VAARN. 


der  NAMEN. 


VAARN.  Varen.  Lat.  Filix.  Ofmunda  Regalis.  Hoogd. 
Waldfam.  Fr.  Fougcre.  Fouchiere.  Ital.  Felce. 
Felicc.  288.  zie  ook^op  Boomvaar n.  Grachtvaarn. 
Stecnvaarn. 

VACCARIA.  Lat.  Vaccaria.  Lychnis  Perfoliata.  Lychnis 
Perfoliata  rubra.  920. 

Vaccin  ia  . zie  op  Krakebezien. 

VALERIAAN.  Specnkruyd.  S.Joriskruyd.  Lat.  Valeria- 
na.  Phu.  Nardus  Ruftica.  Hoogd.  Baldrian.  Fr.  Valerian. 
781. 

Valcriana.  zie  op  Valeriaan. 

Valeriana  Campeftris.  zie  op  Veldfalade. 

Valfche  Rhabarbar.  xae  op  Thalittrum. 
VARKENSBROOD.  Lat.  Cyclamen.  Panis  Porcinus. 
Hoogd.  Schweinbrodt.  Erd-apffel.  Fr.  Pain  de  Porceau. 
Ital.  Ciclamino.  Pan  Porcino.  532. 

Varkensvaart,  zie  op  Varkensvenkel. 
VARKENSVENKEL.  Varkensvaart.  Lat.  Peucedanum. 
PinaVellum.  Foeniculum  Porcinum.  Hoogd.  HaarVrang. 
Schwcbelwurtz.  Sawfenchel.  Fr.  Peucedanne.  Ital.  Peu- 
cedano.  812. 

VEDERIK.  Wederik.  Joodenkruyd.  Lat.  Lyfimachia. 
Salicario.  Herba  Judaica.  Hoogd.  Weyderich.  Fr.  Soucy 
d’eau.  Pellebofle.  Corneille.  Ital.  Lifimachia.  743. 
Veelvoet,  zie  op  Boomvaars 

VETD-AJUYN.  Lat.  Ornithogalum.  Bulbus  Leucanthe- 
mus.  Hoogd.  Vogel  mich.  Feldzwibel.  Ackerzwibel.  Ital. 
Ornithogalo.  795. 

VELD-CIPRES.  Hoe  langer  hoe  liever.  Lat.  Charrue- 
pitys.  Iva  Mofchata.  Hoogd.  Schlagkraut.  Vergifz  mein 
nicht.  Fr.  Ive  Mofchate.  Ital.  Chamepitio.  476'. 
Veld-kroppen.  zie  op  Veld-falade. 

VELD-SALADE.  Vcttekers.  Vettckous.  Winter-faladc. 
Witmoes.  Veld-kroppen.  Lat.  Olus  album.  Valeriana 
CampeVris.  Hoogd. Schaffmauler.  Weifzmufz.  78  r. 
VENKEL.  Lat.  Fceniculum.  Hoogd.  Fenchcl.  Fr.  Fencil. 
Ital.  Finecchio.  589.  zie  ook.  op  Varkensvenkel , en  Zee- 
venkel. 

Venushayr.  zie  op  Vrouwenhaar, 

Vehusnavel.  zie  op  Navelkruyd. 

Verbafcum  Alpinum.  zie  op  Sleutelbloem. 

Verbafcum  Candcla  Regia.  zie  op  Wollekruyd. 

Verbafcum  Montanum.  zie  op  Sleutelbloem. 

Verbena.  Verbenaca.  zie  op  Tzerkruyd. 

VERDERFBLAD  DER  WALDENZEN.  Lat.  Thora 
Valdenfis.  Hoogd.  Walden-Serthora.  Ital.  Thora  Gual- 
denfo.  283. 

VERKEERD  NEETELKRUYD.  Doovc  Neetelen. 
Haanekop.  Lat.  Lamium.  Urtica  Iners.  Urtica  mortua. 
Galeopfis  Tragi.  Hoogd.  Taube  ncflel.  Fr.  Ortie  Mortc. 
Ital.  Galiopfi.  Ortica  fetida.  675. 

Veronica.  zie  op  Eerenprijs. 

VERWLOOF.  FuVethout.  Lat.  Cotinus.  Coccygria. 
Coggyria  Plinii.  Hoogd.  Farblaub.  Fr.  Boix  FuVct.  Ital. 
Cotino.  Scotano.  173. 

Vettekors.  Vettckous.  zie  op  Veld-falade. 

Vctonica.  zie  op  Betonie. 

VEYL.  Eyloof.  Kleef.  Klim.  Lat.  Hedera.  Hoogd.  Ephew. 

Haub.  Ylaub.  Fr.  Lierre.  1’Hierre.  Ital.  Hedera.  251. 
VIBURNEBOOM.  Viorneboom.  Lat.  Viburnum.  Vior- 
na.  Liburnum.  Lantana.  Hoogd.  Viburncbaum.  Kleyner 
Meelbaum.  Fr.  Viorne. MauVane.  Riorte.  Hardeau.  Ital. 
Viburno.  11 6. 

Viburnum.  zie  op  Viburneboom. 

Vicia.  zie  op  Witzen. 

VIERBLAD;  bruyn-rood  Vierblad.  Ltal.  Quadrifolium 
Phceum.  Trifolium  Fufcum,  Fr.  Quatre  Fueillc  brun.  771. 
Vinca  pervinca.  zie  op  Maagdenpalm. 

Vincctoxicum.  zie  op  Zwaluwenwortel. 

VINGERHOED.  Lat.  Digitalis.  Hoogde  Fingerhut.  Fr. 

Digitalis.-  Ital.  Digitale.  532. 

Viola  alba  arborcfccns.  zie  op  Stok-violier. 

Viola  Bulbofa  trifolia.  zie  op  Zomer  zot  je. 

Viola  Damafcena.  zie  op  Damajl bloem. 


Viola  Latifolia.  zie  op  Penningsbïoem. 

Viola  Lunaris.  zie  op  Penningsbïoem. 

Viola  Lutea.  zie  op  Muurbloem. 

Viola  Mariana.  zie  op  Mariette. 

Viola  Matronalis.  zie  op  Damajlbloem. 

Viola  Martia.  Nigri.  Purpurea.  zie  op  Afaartfche  Violr. 
Viola  Tricolor.  Viola  Trimtatis.  zie  op  Dneverwige  Vio - 

Violaria.  zie  op  Macrtfche  Viole. 

Violetten.  zie  op  Angeheren. 

Violier.  Stcen-violier.  zie  op  Muurbloem.  Stok-violier;  zie 
op  Stok-violier. 

Viorna.  zie  op  Viburneboom. 

Viorne.  zie  op  Klim. 

Virga  aurea.  zie  op  Guldenroede. 

Viperina.  zie  op  Slangenhoofd. 

VIRGINIAANSCHE  PATICH.  Americaanfche  BritaA- 
nica.  Lat.  Lapathum  Virginianum.  Britannica  Amcrica- 
na.  705. 

Vifcaria.  zie  op  Vliegcnet. 

Vifcus.  zie  op  Marentakken. 

Vifnago.  zie  op  Gingidium. 

Vitreda  Virginiana.  zie  op  Milde  Wijngaard  ttyt  Virginlen'. 
Vitis  albo.  zie  op  Klim. 

Vitis  Canndenfis.  zie  op  Wijngaard  van  Canada. 

Vitis  Vinifera.  zie  op  Mijngaar d. 

VLASKRUYD.  Lat.  Linum.  Hoogd.  Flachs.  Fr.  Dulin.' 

717.  Vlaskruyd,  wild.  zie  op  Wild  Vlaskruyd. 
VLESSCHEBOOM.  Lat.  Arbor  Lagenaria.  Guanabanus. 
129. 

VLIEGENET.  Lat.  Vifcaria.  Lychnis  fylveftris  vifcofa. 
927. 

VLIERBOOM.  Flierboom.  Vlcddcrboom.  Lat.  Sambu- 
cus.  Hoogd.  Holdcrbaum.  Holunderbaum.  Fr.  Hus.  Suin. 
Sufïer.  Ital.  Sambuco.  78. 

Vlier,  wilde,  zie  op  Wilde  Vlier. 

VLOOKRUYD.  Lat.  Pfyllium.  Herba  Polucaris.  Hoogd. 
Pfyllienkraut.  Flohkraut.  Fr.  Herbe  des  Pulces.  Ital. 
Plillio.  834. 

Vlookruyd.  zie  op  Perfenkruyd. 

Vogel  neft.  zie  op  Tweeblad. 

VÖGELVOET.  Lat.  Pes  Avis.  Ornithopodium.  Hoogd. 

Vogelfufz.  Fr.  Picd  de  Oifeau.797. 

Volubilis.  zie  op  Winde. 

Volubilis  Marina.  zie  op  Zeewinde. 
VOSSCHESTAARTEN-GRAS.  Lat.  Gramen  Alopc- 
cinum.  Alopecuroidcs.  <>i8. 

VREEMDE  WILDE  KERS.  WifTelkruyd.  Wilde  Mo- 
flaart.  Lat.  Thlafpi.  Hoogd.  BaurenfenfF.  BaUrenkrefz. 
Wilderkrefz.  Fr.  Seneve  Sauvage.  911. 

Vroege  Perzikboom.  zie  op  Abrtkoosboom. 
VRÖUWENHAYR.  Venushayr.  Lat.  Adiantum.  Fo- 
lytrichum.  Capillis  Veneris  verus.  Hoogd.  Frauwenhaar. 
Fr.  Polytric.  Gurguet.  Ruede  Mur.  Ital.  Adianto.  284. 
Vrouwen-mantel.  zie  op  Synnauw. 

Vrijftanica.  zie  op  Scorbuthskruyd. 
VYFVINGERKRUYD.  Lat.  Quinqucfolium.  Penta- 
phyllum.  Hoogd.  FunfFfingerkraut.  Funffblatt.  Fr.  Quin- 
te  Fueille.  Ital.  Pcntafilo.  Cinquefoglio.  807. 
VYGEBOOM.  Lat.  Ficus.  Hoogd.  Fcigenbaiim.  Fr.  Fi- 
guier.  Ital.  Fico.  Ficaio.  21.  EGYPTISCHE  VYGE- 
BÖOM.  Lat.  Sicomorus.  Ficomoris.  Ficus  ^Egyptiaca. 
Ital.  Sicomoro.  Fico  d’Egitto.  24.  INDIAAN SCHE 
VYGEBOOM.  zie  op  Bananienboom. 

Vijge,  Itidiaanfche.  zie  op  Indiaanfche  Vijfe. 
VYGEBOON.  Lupinen.  Lat.  Lupinus.  Hoogd.  Feigboh- 
nen.  Fr.  Lupins.  Ital.  Lupino.  729. 

Waalwortel.  Lat.  symphymm  majus.  cofi- 
folida  major.  Hoogd.  Walwurtz.SchwartzwurtZ. 
Bcinwelle.  Fr.  Cönfyre.  Oreille  d’Afne.  Ital, 
Confolide  Maggiore.  419. 

WALMEESTER.  Onzer  Vrouwen  Bedftroo.  Lat.  Afpe- 
rula.  Aipergula.  Matrifylva.  Hoogd.  Waldmeiftei*.  Wald- 
Qjl  q manlein. 


II 


BLAD-WYZER 


mankin.  Leberkraut.  Fr.  Muguet.  hal.  Afpcrelh.  Cor- 
diale. Stellaria.  542. 

Walnootenboom.  zie  op  Nootenboom. 

WALSTROO.  WEE.  Lat.  Gallium.  Galatium.  Hoogd. 
Megerkraut.  Walftroo.  Unfer  Frauwen  Bettftroo.  Fr. 
Petit  Muguet.  Gallerie.  hal.  Galio.  338. 

Wandluyfenkruyd.  zie  op  Stinkende  Lts. 

Warmoes.  zie  op  Beet. 

vVaterbunge.  zie  op  Beekbttnge. 

Watercaftanie.  zie  op  Waternoot. 

Water- dullc-kervcl.  zie  op  DttUe  Kervel. 

WATER-EPPE.  Lat.  Sium.  Laver.  Paftinaca  aquatica. 
Hoogd.  Wafler-eppich.  Waflermark.  Brunnen-pcterlein. 
Fr.  Berle.  hal.  Sio.  Gorgoleftro.  S 8 3 . 

WATER-FILIPENDULA.  Water-Oenanthe.  Lat.  Fili- 
pendula  Aquatica.  Oenanthe  Paluftris.  hal.  ’t  zelve.  578. 

WATER-GOUDSBLOEM.  Botterbloem.  Groote  Bo- 
terbloem. Lat.  Caltha  Paluftris.  Caltha  Virgilii.  Popula- 
go.  Hoogd.  Mofzblum.  Martenblum.  hal.  Caltha  aqua- 
tica. 43(5.  zie  ook^op  Goudsbloem. 

WATERLOOK.  Lat.  Scordium.  Hoogd.  Wafter-batto- 
nich.  Waiïer-bethonien.  Lachen-knoblauch.  Fr.  Scor- 
dion.  Camaraz.  Chamaraz.  hal.  Scordio.  Betonica  A- 
quatile.  478. 

WATERNOOT.  Minkyzcr.  Water-caftanien.  Lat.  Tri- 
bulis  Aquaticus.  Caftanea  Paluftris.  Hoogd.  WalTernufz. 
Spitznufz.  Fr.  Efcarbots.  Saligots.  Chaftaigncs  d’Eau. 
hal.  Tribolo  aquatico.  792. 

Water-oenanthe.  zie  op  Water-Filipcndula. 

Water-ridder.  mie  op  Scorbuthskruyd. 

WATER-STARREKRUYD.  Lat.  Tripolium.  Amellus 
Marinus.  After  Marinus.  Hoogd.  Wafler-fternkraut.  hal. 
Tripolio.  917. 

Wederik.  zie  op  Vederick. 

Wee.  zie  op  Wolft  roo. 

WEEDE.  Lat.  Glaftum.  Ifatis.  Hoogd.  Weyd.  Fr.  Gla- 
ftum.  hal.  Glafto.  61 1. 

WEEDERDOOD.  Lat.  Trichomanes.  Filicula.  Cappil- 
laris.  Hoogd.  Widertodt.  Roter  Steinbruch.  hal.  Tri- 
chomane.  Pollitrico.  285. 

WEEGBREE.  Wecgeblad.  Lat.  Plantago.  Hoogd.  We- 
gcrich.  Wegrich.  SchatFzung.  Fr.  Planrnin.  hal.  Pianta- 
gine.  Piantana.  Pevaccittola.  Centincria.  824. 

Wecgeblad.  zie  op  Weegbree. 

Weevvinde.  zie  op  Gey  tenblad. 

Welriekende  dulle  Kervel,  zie  op  Kervel. 

WELRIEKENDE  EYKELBOOM.  Lat.  Glans  Un- 
guentaria.  Nux  Ungucntaria.  Glans  Myrepfica.  Myro- 
balanus  Plinii.  Arabifch  Ben.  Grieks.  Balanus  Myrepfica. 
150. 

WELRIEKENDE  LIS  MET  SMALLE  BLADE- 
REN. Acorus.  Lat.  Iris  Anguftifolia  odorata.  Acorus. 

- Calamus  Aromaticus.  Hoogd.  Calmus.  hal.  Acoro.  Ca- 
lamo  Aromatico.  Herba  venerea.  428.  zie  ook^op  Lis-, 
en  Stinkende  Lis. 

WELRIEKENDE  NACHTBLOEM.  Lat.  Hefpcris 
odorato.  Hoogd.  Abend-viol.  hal.  Hcfperod'Italia.634. 

Weyt,  Indiaanfche,  zie  op  Indiaanfche  Weyt. 

Wiclboom.  zie  op  Booghout. 

Wild  Tandkruyd.  zie  op  Wilde  Dragon. 

WILD  VLASKRUYD.  Lat.  Linaria.  Linum  fylveftre. 
Ofyris.  Hoogd.  Leinkraut.  Krottenflachs.  Wilder  flachs. 
Fr.  Lin  Sauvage.  hal.  Linaria.  719. 

WILDE  BASILICO.M.  Lat.  Ocymum  fylveftre.  Clino- 
podium.  Pulegium  Montanum.  Hoogd.  Wilde  Bafilien. 
Fr.  Bafilic  Sauvage.  hal.  Clinopodio.  Ocino  Salvatico. 
Bafilico  falvatico.  499. 

Wilde  Bafilicum.  zie  op  Erinus  van  Diofcoridcs. 

Wilde  Bertram.  zie  op  Wilde  Dragon. 

WILDE  DRAGON.  Wilde  Bertram.  Wild  Tandkruyd. 
Lat.  Ptarmica  vulgaris.  Pyrethrum  fylveftre.  Draco  fyl- 
veftris.  Hoofd.  Wilder  Bertram.  Fr.  Pyrethre  Sauvage. 
hal.  Sternutclla.  Ptarmica.  840. 

WILDE  GALEGE.  Lat.  Cyperus.  Hoogd.  Wilder  Gal-  1 


gan.  Fr.  Souchet.  hal.  Cipero.  540. 

WILDE  HAANEKAM.  Ratelen.  Lat.  Cr  ifta  CallLA- 
ledtorolephos.  Fiftularia.  Pcdicularis.  Hoogd.  Rodel.  478. 
WILDE  KERS.  Peeperkruyd.  Lat.  Iberis.  Nafturtium 
fylveftre.  Lepidium  Hcrbula.  Piperitis.  Hoogd.  Wilder 
Krefz.  Fr.  Creflon  Sauvage.  Palferage  Sauvage.  Chaffe- 
rage.  hal.  Lepidio.  Pipcrite.  Piperella.  66z.  zie  oof  op 
Kers-,  en  VceemdeMtldc  Kers. 

WILDE  LAURIER.  Lat.  Laurus  Tinus.  Laurtis  Tin- 
nus.  Laurus  Inodora.  Laurus  fylveftris.  hal.  Lauro  fal- 
vatico. 153. 

Wilde  Moftaart.  zie  op  Vreemde  Wilde  Kers. 

Wilde  Olijfboom  van  Duytfchland.  zie  op  Duynbczien. 
WILDE  RA  APE.  Lat.  Napus  fylveftris.  Rapum  fylve- 
ftre. 848. 

Wilde  Raape.  zie  op  Raponce. 

Wilde  Raape  van  Diolcorides.  zie  op  Marietten. 

Wilde  Roos.  zie  op  Cijhts. 

WILDE  SAFFRAAN.  Lat.  Carthamus.  Cnicus.  Crocus 
Saracenus.  Attraftylis.  Hoogd.  Wild  Saffraan.  Fr.  Saf- 
fran  Sauvage.  hal.  Cartamo.  Cnico.  Croco  hortenfe.  Zaf- 
frano  Saracinefco.  449. 

Wilde  Sene.  zie  op  Lombaardfche  Linze. 

WILDE  THYMUS.  Quendel.  Lat.  Serpyllum.  Hoogd. 
Quendel.  Hunerkohl.  Fr.  Pilloret.  Serpolet.  hal.  Serpil- 
lo.  Serpiglio.  Serpollo.  Serpolino.  877. 

WILDE  VLIER.  Hadich.  Lat.  Ebulus.  Sambucus  hu- 
milis.  Hoogd.  Attich.  Fr.  Hieble.  hal.  Ebulo.  Nebbio. 
Podagraria.  Kameaöis.  558. 

Wilde  Wijngaard,  zie  op  Bryonie. 

WILDE  WYNGAARD  UYT  VIRGINIEN.  Lat. 
Vitrcda  Virginiana.  Labrufca  Virginiana.  Hoogd.  Funff- 
bletterige  Weinftok  aufz  America,  hal.  Vite  Salvatico 
di  Virginia.  240. 

WILLIGEBOOM.  Windhoutboom.  Bindhoutboom. 
Lat.  Salix.  Hoogd.  Weydenbaum.  Fr.  Saux.  hal.  Sol- 
cio.  Salice.  7 6. 

WINDE.  Lat.  Convolvulus.  Volubilis.  Smilax  Lzvis. 
Quamoclit.  Hoogd.  Windekraut.  Fr.  Liferon.  Lifet.  hal. 
Vilucchio.  Herba  Campanella.  502.  zie  oel^op  Steelen- 
de W'inde,  en  Zeewinde. 

WINDEND  PAERDSHOEFYZER.  Lat.  Ferrum  E- 
quinum  volubile.  Contravenenum.  Spaanfch  Contrayer- 
va.  713. 

Windbloem,  zie  op  Anemone. 

Windhout.  zie  op  11  Hligeboom. 

WINTERGROEN.  Lat.  Pyrola.  Tintinnabulum  Terra:. 
Hoogd.  Wintergrun.  Kuchenfchelle.  Holtzmangolt.  Fr. 
Limoire.  Bete  Sauvage.  hal.  Pirola.  794. 

Wintcrfalade.  zie  op  Veld-falade. 

Wiflelkruyd.  zie  op  Vreemde  Wilde  Kers. 

Wit  Wollekruyd.  zie  op  Phlomos. 

Witmoes.  zie  op  Veld-falade. 

WITZEN.  Vitzen.  Wikken.  Lat.  Vicia.  Hoogd.  Wieken. 

Fr.  Vefce.  hal.  Vecchia.  Neccia.  Vezza.  922. 

Witte  Andoorn.  zie  op  Malrovc.  Riekende  Andoorn.  zie 
op  Stachyskruyd. 

WITTE  BEEN.  Lat.  Been  Album.  Polemonium.  Papa- 
ver Spumeum.  hal.  Polemonio.  393. 

WITTE  LOTUSBOOM.  Lat.  Azcdarach  Avicennar. 
Lotus  Alba.  Pfeudo  Sycomorus.  Zizypha  CandidaMon- 
fpelienfium.  hal.  Sicompro  falfo.  134. 

WITTE  MALVE.  Zrft.Althaca.  Bifmalva.  Hoogd.  Ibifch. 

Fr.  Guimalve.  hal.  Malva  vifca.  318.  * 

Wockelaar.  zie  op  Ganzeblocm. 

WOLBOOM.  Lat.  Goftipium  arbor.  Hoogd.  Wulbaum. 

Wolbaum.  127.  zie  00  f op  Wollekruyd. 
WOLFSBEZIE.  Spinnekop.  fat.  Aconitum  Monococ- 
cum.  Herba  Paris.  Solanum  quadrifolium.  Hoogd.  Wolff- 
becr.  Einbecr.  Fr.  Raifin  de  Rcnard.  282. 

W OLFSMELK.  Wrattenkruyd.  Lat.  Tithymalus.  Hoogd. 

Wolfsmilch./V.HerbeauLaitft.Tithymalle./w/.Titimalo. 

Tortumaglio.  460. 

WOLFSWÖRTEL  ; en  GESONDE  WOLFSWOR- 

TEL. 


TEL.  Lat.  Aconitum.  Aconitum  Salutiferum.  Napel- 
lus.  NapclIusGloriofus.  Anthora.  Chriftophoriana.  Hoogd. 
Wolfwurtz.  Narrenkappen.  Eyfenhutlein.  Fr.  Tue  loup. 
hal.  Aconito.  281. 

WOLLEKRUYD.  Koningskaars.  Toortskruyd.  Lat. 
Varbafcum  Candela  Regia.  Tapfus  Barbatus.  Hoogd. 
Wollkraut.  Knningskcrtz.  Kertzenkraut.  Fr.  Bovillon. 
Torchcs.  hal.  Vcrbafcc.  TafTobarbalTo.  Berbarafchio. 
397.  Zie  ook.  op  U it  Wollekruyd ; cn  k[cyn  Berg-wollc- 
kruyd. 

WONDERBOOM.  Mollekruyd.  Lat.  Ricinus.  Palma 
Chrifti.  Cataputia  Major.  Pentadaftylon.  Hoogd.  Wun- 
derbaum.  Creurzbaum.  Fr.  Palme  dc  Chrift.  hal.  Ri- 
cino.  Mirafole.  Girafole.  Catapoccia  Maggiore.  850. 
Wonderbloem  van  Peru.  ode  op  Opregte  Jaïappc. 
Wondkruyd.  zie  op  Smcerwortcl. 

WORMKRUYD.  Rein  vaar.  Lat.  Tanacetum.  Atbanafïa. 
Hoogd.  Reinfarn.  Fr.  Athanafic.  hal.  Tanaceto.  Atana- 
lia.  Daneda.  899. 

Wortelen,  gcele.  zie  op  Peen. 

Wortelen,  witte,  zte  op  Paftinaken. 

Wortelen,  roode.  zie  op  Beetwortelen. 

WOUW.  W ouwe.  Lat.  Lutum  Hcrba.  Lutea.  Luteola. 

ddoogd. Strcichkrauf.  730. 

Wrattekruyd.  zie  op  Wolfsmelk. 

WYNGAARD.  Wijnftok.  Lat.  Vitis  Vinifera.  Hoogd. 

Weinftöck.  Weinreben.  Fr.  Vigne.  hal.  Vitc.  2 3 3 . 
WYNGAARD  VAN  CANADA.  Boomachtig  Epime- 
dium  uyt  Virginien.  Lat.  Vitis  Canadcnfis.  Epimcdium 
Frutefcens  Virginianum.  hal.  Vite  di  Canada.  141. 
Wijngaard  uyt  Virginien.  zie  op  Wilde  Wijngaard  uyt  Vir - 


der  NAMEN. 


gin 

Wijr 


Vijnftock.  zie  op  Wijngaard. 

Wijnruyt.  zie  Op  Ruyte. 

XAnthium.  zie  op  Klijfenkruyd. 

Xylofteum.  zie  op  Hondskarjfen. 

Xyris.  zie  op  Stinkende  Lts. 

YAcinth.  zie  op  Hyacint h. 

YDELE  HAVER.  Lat.  Bromus  herba.  Bromos 
ftertlis.  Feftucago  Gaza?.  ALgilops  altera  Matthioli. 
Phccnix  Quorundam.  Fr.  Averon.  hal.  Egilopa.  Orzo 
Salvatico.  820. 

YSOP.  Hyflbp.  Lat.  Hyffopus.  Hoogd.  Ifpcn.  Ifop.  Fr. 
HyfTope.  hal.  Hiflbpo.  652.  STINKENDE  YSOP. 

Xjie  op  Stinkende  Tfop. 

Yzerhart.  zie  op  Tzerkruyd. 

YZERKRUYD.  Yzerhart.  Lat.  Verbena.  Verbenaca. 
Hoogd.  Eifenkraut.  Eifenhart.  Fr.  Vervainc.  hal.  Ver- 
minacula.  Berbena.  Berbenaca.  784. 

ZArza  parilla.  zie  op  Steekende  J'J'inde. 

ZEE-AJUYN.  Squillc.  Lat.  Squilla.  Scilla.  Pan- 
cratium.  Cepa  Marina.  Hoogd.  Meer-zwibel.  Fr.  Sti- 
poulle.  hal.  Squilla.  Scylla.  30 6. 

Zec-angelier.  zie  op  Zee-gras. 

Zee-crcta.  Zec-Crithmum.  zie' op  Ganzcbloem. 
ZEE-ERWETEN.  Lage  Zee-erwctcn.  Lat.  Pifum  Ma- 
rinum  angulofum  perpetuum.  Fr.  Pois  de  la  Mer.  hal. 
Bifo  de  Mare.  Pifelli  di  Mare.  825. 

ZEE-GRAS.  Zee-angclicr.  Berg-angclier.  Lat.  Granum 
Marinum.  Caryophyllus  Marinus.  Caryophyllus  Mon- 
tanus.  617. 


Eynd  des  eerden  Blad-wijzers. 


Q-qq 


I ZEE-MEDrCA.  Lat.  Medica  Marinum.  592. 
Zee-pecterzelie.  zie  op  Zee-vcnke’. 

ZEEPKRUYD.  Lat.  Saponaria.  Hoogd.  Wafchkraut. 
Seyfrenkraut.  SpeychelwurtZel.  Fr.  Herbe  a Foulon. 
hal.  Radicctte.  Herba  Lanaria.  842. 
ZEE-PORCELLEIN.  Lat.  Portulaca  Marina.  Halimus. 

Hoogd.  Meer-portulac.  hal.  Halimo.  62  1 . 
Zee-porccllein  uyt  Syricn.  zie  op  Roos  van  Jericho. 
ZEEVENBOOM.  Savclboom.  Lat.  Sabina.  Hoogd.  Si- 
benbaum.  Fr.  Sabine.  hal.  Sabina.  6 2. 
ZREVEN-GETYDENKRUYD.  Lotuskruyd.  Lat.  Lo- 
' rus  klerbu.  Lotus  fativus  trifolium  odoratum.  Hoogd. 
Ziebengezcitekraut.  Fr.  Treffle  odorifcrant.  hal.  Loto 
domeftico.  722. 

ZEE- VENKEL.  Zce-peetcrZelie.  Lat.  Fceniculum  Mari- 
num. Creta  Marina.  Crithmum  Marinum.  Petrofelinum 
Marinum.  Hoogd.  Meer-fenchel.  Fr.  Bacille.  Fencel  Ma- 
rin.  hal.  Crithamo.  Crithmo.  Finocchio  Marino.  Her- 
ba di  San  Pietro.  813. 

ZEE- WINDE.  Sodanclle.  Lat.  Soldanella.  Braflica  Mari- 
na. Volubilis  Marina.  Convolvulus  Marinus.  Hoogd. 
Mccrwindc.  Fr.  Chou  de  Mer.  hal.  Soldanella.  Eraf- 
fica  Marina.  890. 

Zevenboom,  zie  op  Zeevenboom. 

Zevengetijdenkruyd.  zie  op  Zccvengctijdenkrttyd. 
Zilverkruyd.  zie  op  Ganzench. 

Zilverkruyd.  zie  op  Penningsbloem. 

Zingiber.  Zinziber.  zie  op  Gengebar. 

Zizypha  Candida  Monfpelienfium.  zie  op  Witte  Lotusboom. 
Zizypha  Grxcum.  zie  op  Jujubcn. 

Zizyphus  Rutila.  zie  op  Jujubcn. 

ZOETHOUT.  Lat.  Glycyrrhifa.  Dulcis  Radix.  Glaux 
Latifolia.  Hoogd.  Sufzholtz.  Lackrize.  Fr.  ReclifTe  com- 
mune. Erculiffe.  Raiglice.  Ragalice.  ha'.  Regolitia.  Re- 
golito.  610. 

ZÖMERZOTJE.  Witte  Tijdeloos,  of  Teylroos.  Lat. 
Leucojum  Bulbofum.  Viola  BulboE  trifolia.  'Hoogd.  Hor- 
nungsblum.  SchneetropfFen.  68  r. 

ZONNEBLOEM.  Lat.  Crylanthemum  Peruvianum. 
Flos  Solis.  Hoogd.  Sonnenblum.  hal.  Fior  del  Solo. 
581. 

ZONNEDAUW.  Lat.  Rofiblis.  Rorella.  Drofium  re- 
centiorum.  Hoogd.  Sonnenthauw.  hal.  Rugiada  del  So- 
le.  849. 

ZONNEWENDE.  Kreeftkruyd.  Scorpioenflaart.  Lat. 
Heliotropium.  Solfequium.  Scorpiurus.  ^ Fr.  Tourncfol. 
hal.  Heliotropio.  624. 

ZOTSKNODZE.  Doddcn.  Dullen.  Dolzen.  Lat.  Typha 
Paluftris.  Sceptrum  Morionis.  Hoogd.  Waffcrkolben. 
Mofzkolben.  Narrenkolbcn.  Fr.  Roufeau.  Maffe  dc 
[onc.  hal.  Mazza  Sorda.  Tipha.  920. 

Zuurboom.  zie  op  Lerberisboom. 

ZUYKERVVOR  TEL.  Lat.  Sifer.  Sifarum.  Servillum. 
Saccharex  Radiculs.  Hoogd.  Gicrlcin.  Zuckcrwurtzcl. 
Fr.  Chrrvy.  hal.  Sifaro/882. 

ZWAARDKRUYD.  Lat.  Gladiolus.  Enfis.  Hoood. 
Schwurtel.  Fr.  Glais.  Glayeul.  hal.  Gladiolo.  Monacuc- 
cie.  607. 

Zwaardkruyd;  Americaanfch  Zwaardkruyd.  zie  op  Phalan - 

gittm. 

Zwaluweftaart.  zie  op  Swaluwcflaart . 

t Geen  op  de  Letter  Z.  niet  gevonden  word,  zoek. 
op  de  Letter  S. 


B L A D-W  Y Z E R 

VAN  ’T 

G E B R U Y K 

Aller  Boomen  , Planten , Bloemen  en  Kruyden , 
in  dit  Weije  voorgefteld ; 

TOT 

GENEEZING 


Van  allerley 


Ziekten , Qualen , en  Ongeleegentheeden. 


Aanbey.  zie  op  Avbey. 
I®  Aangezicht  een  fchoon  en 
helder  vel  te  geeven  i 
<A, ' \^v  een  goede  verwe  te 
maken,  door  middel, 
genomen  van 
Oranjeboomen.  ij. 

Anijs.  3JJ. 

Bryonie.  41$. 

Ciceren.  4S3. 

Saffraan.  5 zo. 

Hoe  langer  hoe  liever,  55 S. 
Alantwortel.  5 61. 

Hederik.  557. 

Fenegriek.  591.  * 

Kievitsbloem.  59?. 

Oyevaarsbek.  605. 

Yfop.  <553. 

Afpergies.  67 1. 

Patich.  591. 

Lavas.  711. 

Lelie.  715. 

Vijgboonen.  729. 

Aardbeziën.  773. 

Plompe.  7S0. 

Turkfche  boonen.  819. 
Aangezichts  bleeke  verwe  der  Vrouwspcr- 
foonen  wech  te  neemen , door  middel 


OogentrooH.  569. 

Oyevaarsbek.  6 o^. 

Zie  ook  op  Aangezicht  een  fchoon  en  hel- 
der vel  te  geeven.  En  , op  Aange 
zicht s Znmcr-fproetelen , vlekken,  &c. 

• wech  te  neemen. 

AangezichtsOpdruylHgheyd  te  doen  vergaan. 
zie  op  Opdruyfligheyd. 

Aangezichts  Puyfien  en  Bleynen  te  verdrij 
ven , door  middel  genomen  van 
Konkommer.  52S. 

Aardbeziën.  773. 
zie  voorts  op  Puyfien. 

Aangezichts  Rimpelen , te  voorkomen  ; of 
als’erzijn,  te  doen  vergaan  , door  mid- 
del van 


Pijnboom.  44. 

Beerenoor.  3S3. 

Havikskruyd.  035. 

Lelie.  715. 

Sleutelbloem.  83 8. 

Aangezichts  roodheyd  te  verdrijven  , door 
middel  van 


Indiaanl'che  Doornappel.  575. 
Aangezichts  Zomer-fproetelen  Vlekken  , 
Plekken  , PuyHigheyd , en  allerley  ande- 
re onzuyverheeden  wech  te  neemen,  door 
middel  van 


Appelboom.  5. 
Oranjeboom.  14.  If. 
Amandelboom.  35. 
Platanus.  59. 
Perzikboom.  67. 


Ipenboom.  $8. 

Styraxboom.  113. 

■Welriekende  Eykcnboom.  130. 
Barkenboom.  133. 

Myrtenboom.  145^. 

"Nagelboom.  X'jo. 

Kleyne  Lauwerboom.  155. 
Peeperboom.  232. 

Wijngaard.  240. 

Geytenblad.  244. 

Zuring.  2S0. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  318. 

Alyflum.  320. 

Beckbunge.  32^. 

Anthyllis.  334. 

Kalfsmuyl.  337. 

Akeleyen.  331. 

, Kalfsvoer.  357. 

Arifarum.  358. 

Affodille.  372. 

Beerenoor.  3S3. 

Kool.  413. 

Bryonie.  41?. 

Raponce.  440. 

Palmaria.  445. 

Smeerwortel.  473. 

Ciceren.  483. 

Erweten.  48  5. 

Hermodadtelen.  50 1. 

Pepoen.  <513- 
Meloen.  526. 

Konkommer,  52S. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Rakette. 

Kardinaalsb'oem.  5S3. 

Fenegriek,  f91. 

Fraxinella.  594. 

Kievitsbloem.  598. 

Gentiaan.  5oi. 

Kottoenkruyd.  6 15. 

Havikskruyd.  635. 
Steenleeverkruyd.  085. 

Lavas.  712. 

Lelie.  710. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Vijgeboon.  729. 

Poleye,  740. 

Aardbeziën.  773. 

Plompe.  7S0. 

Turkfche  Boonen.  8 19. 

Pimpinel.  S24. 

Salomonszeegel.  S32. 

Ganzerich.  83 3. 

Sleutelbloem.  8 3 8. 

Rhaponticum.  S53. 

Kunneke.  851. 

Water-eppe.  884. 

Sermontein.  SSS. 

Thapfia.  903. 

Boksdoorn.  915. 

Witzen.  923. 

Aangezichts  zeerigheyd  te  verdrijven , door 
middel  van 


Brommelbezien.  248. 

Aarsdarm  , uytgefchooten  , te  herftellenj 
weer  te  doen  ingaan , door  middel  van 
Queeboom.  33. 

Pijnboom.  45. 

Acacia.  55. 

Sorbenboom.  84. 

Maftikboom.  103. 

Kalfsvoer.  357. 

Ariftolochie.  3 55. 

Starrekruyd.  375. 

Varkensbrood.  537. 

Wormkruyd.  8 99. 

Aavsdarms  kloven , en  loopende  gaten  aan 
het  Fondament  te  geneezen,  door  mid- 
del van 

Witte  Malve.  318. 

Muurbloem.  578. 

Aarsdarms  ontfteeking  ; en  knobbelen  aan 
den  Aars,  wech  te  neemen,  door  mid- 
del van 

Waalwortel.  420. 

Paerdeftaarr.  554- 
Zonnewende.  524. 

Wonderboom.  8 5 2. 

Haazenfalade.  S93. 

Maartfche  Viole.  92^. 
Aarsdarms-fmerten  te  doen  vergaan  , door 
middel  van 

Roozeboom.  199. 

Maartfche  Viole.  92?. 

Aarsdarms  gezwellen  wech  te  neemen , door 
middel  van 

Vijfvingerkruyd.  809. 
zie  voorts  op  Aarsdarms  ontfleeking , 
en  knobbelen. 

Adem  goed  te  maken  ; Hinkenden  Adem 
te  veidrijven,  door  middel  van 
Oranjeboom.  15. 

Mallikboom.  103. 

SaiTafrasboom.  III. 

Kaneel.  123. 

Mufcaatboom.  135. 

Myrtusboom.  145. 

Nagelboom.  150. 

Granaatboom.  220. 

Rofmarijn.  245. 

Alflen.  174. 

Zee-ajuyn.  307. 

Angelica.  331. 

Anijs.  3JJ. 

Peeterzelie.  34^. 

Munt.  427. 

Welriekende  Lis.  431. 
Hofcomijn.  455. 

Kervel.  454- 

Anijskruyd  uyt  America.  558. 
Muysdoorn.  8?4. 

Self.  8 5 9. 

Adem.  Des  zelven  luchtgaten  t’openen ; dc 
verpopping  wech  te  neemen , door  mid- 
del van 

Anemone.  328. 

Doronicum.  954. 


✓ 


Adem 


mmmmgmam 


der  GENEESMIDDELEN. 


Adem.  Benauwden  adem  ruymte  te  gee- 
ven  i kortademheyd  wech  ie  neemen  ; 
door  middel  van 

S.  Jansbrood.  114. 

Averuyr.  271. 

Beerenklauw.  277. 

Vrouwen  hayr,  285. 

Boomvaarn.  290. 

Look  zonder  Look.  302. 

Witte  Malve.  318. 

Angelica.  331. 

Lalerpitium.  332. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoec  uyt  Egypten.  357. 
Hoefblad.  386. 

Peflilentiewortel.  387. 
Wollekruyd.  399. 

Druyvenkruyd.  409. 

Munt.  427. 

Bergmunt.  42S. 

Lis.  431. 

Wilde  Saffraan.  450. 
Konkommer.  528. 

Eedele  Rakette.  566. 

Ferula.  572. 

Kottoenkruyd.  616. 

Welriekende  Nagtbloem.  034. 
Yfop.  653. 

Thuynkers.  660. 

Stok  violieren.  681. 

MelilTe.  702. 

Panax.  Sol. 

Zeepkruyd.  841. 

Rhapomicum.  S53. 

Wijnruyt.  S56. 

Scabiofe,  8 64. 

Sefamum.  878. 

Smyrnium  van  Candia.  894. 
zie  voort s op  Engborftigbëyd, 

Aderen , gebrooken  , geborften , te  genee 
zen , door  middel  van 

Varkensbrood.  537. 

Amandelen-zwclling ; verhitting , zweering, 
en  andere  gebreeken  , te  geneezen  door 
middel  van 

Eykenboom.  7 6. 

Vlieiboom.  80. 

Viburneboom.  117. 

Verwloof.  173. 

Brommelbezien.  24S. 

Marietten.  442. 

Kardinaabbloem.  5S3. 

Hol  wortel.  599. 

S.  Jacobskruyd.  659- 
Scoibuthskruyd.  700. 

Orege.  742. 

Aardbeziën.  773. 

Waternoot.  793. 
Vijfvingerkruyd.  S09. 

Phlomos.  822. 

Duyvehbeet.  8 66. 

Ambcy.  zie  op  Anbey. 

Anbey.  Takken  of  Speenen  aan  het  Fonda- 
ment ; te  geneezen  door  middel  van 
Queeboom.  33. 

Abiikoosboom.  68. 

Dadelboom.  71. 

Sumachboom.  109. 

Myrtusboom.  145:. 

Boom  der  Kuyfchheyd.  I67. 
Boom-malve.  191. 

Wijngaard.  240. 

Boomvaarn.  290. 

Ajuyn.  jSj. 

Muur.  308. 

Aloë.  314.  3i‘>- 
Wittc  Malve.  319. 

Krap.  341. 

Kalfsvoet.  357. 

Meefterwortel.  378. 

Kliffenkruyd.  jS*;. 

Balffemappel.  398. 

Wollekruyd.  399. 

Senegroen.  418. 

Waalwortel.  410. 

Oogenklaar.  4S1. 
Hermodaólelen.  <jol. 

Brazil.  Lombardf.  Linze.  507. 
Varkensbrood.  537. 


Hondstong.  539- 
Hol  wortel.  599. 

Porcellein.  <S2o. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Vlaskruyd.  71 9. 

Vijgeboon.  729. 

Valeriaan.  7S4. 

Stalkruyd.  790. 

Perzenkruyd.  Sn. 

Groot  Speenkruyd.  87I. 
Sotsknodze.  910. 
Maertlche.Viole.  925. 

Om  altijd  voor  Anbey  bevrijd  te  zijn, 
door  middel  van 
KlifTenkruyd.  385. 

Apoftematien.  zie  op  Gezwellen. 

Appetijt,  zie  op  Eetens-luft. 

Arbeyd  der  Vrouwen,  zie  op  Boring. 
Armen  Beenbreuken,  zie  op  Beenderen. 
Arm-  en  Beenfmerten  te  geneezen  , door 
middel  van 

Pijnboom.  45. 

Kliffenkruyd.  385. 

BAaring  der  zwangere  Vrouwen  haar 
gemakkelijk  te  doen  vallen:  tc  ver- 
lichten. De  geene  , die  niet  ver- 
loffen  konnen  , daar  toe  te  bevorderen, 
door  middel  van 

Oranjeboom.  14. 

Vijgeboom.  24. 

Lindenboom.  86. 

Ebbenhoutboom.  100. 
Coccinilienboom.  219. 
Geneverboom.  220. 

G ytenblad.  244. 

Pareye.  305. 

Malve.  317. 

Anijs.  JJJ. 

Pecterzelie.  345. 

Akeleyen.  351. 

Bijvoet.  353. 

Angelieren.  362. 

Ariltolochia.  3 66. 

Balffemappel.  389. 

Munt.  426. 

Hertgefpan.  447- 
Kruysdiftel.  45 6. 

Santorie.  4 66. 

Scordotis.  4S0. 

Saffraan.  520, 

Vaikensbrood.  537. 

Didlamnus.  551. 

Fraxinella.  593. 

Gentiaan.  601. 

Wilde  Kers.  <561. 

Lavendel.  70S. 

Tongeblad.  709. 

Lelie.  71 6. 

Maybloein.  717. 

Paarlekruyd.  722. 

Majoraan.  737. 

Thymiaan.  73S. 

Poleye.  740. 

Malrove.  756. 

Nigelle.  759- 
Drieblad.  771. 

Sefeli.  S81. 

Water- eppc.  S84. 

Teucrium.  901. 

De  fmerteti  der  Gebaard  hebbende 
Vrouwen  wech  te  neemen  , door 
middel  van 
Balffem  appel.  389. 

Haazenoor.  475. 

Beenderen , gebrookene , geborftene , te  ge- 
neezen , weer  te  zamen  te  heden  , door 
middel  van 

Ipenboom.  87. 

Maftikboom.  103. 

Huift.  166. 

Waalwortel.  420. 

Saffraan.  520. 

Rakette.  565. 

Fykruyd.  895. 

Beenderen  , door  wonden  of  andere  toeval- 
len bloot  leggende , met  vleefch  te  doen 
begroeyen,  door  middel  van 
Panax.  Sol. 

Qqq  3 


Been-  en  Voetwonden  te  geneezen  , door 
middel  van 

Jenet  te.  735. 
zie  voort i vp  Wonden. 

Beenwonden , wonden  der  Beenen , te  ge- 
neezen, door  middel  van 

Look  zonder  Look.  3 02. 
Yzerkruyd.  787. 
zie  voorts  op  Wonden. 

Been-zeeren  wech  te  neemen , door  middel 
van 

Hondstong.  539. 

Zie  voorts  op  Zeer  en. 

Beeten  vanBeeren  en  Wolven  te  geneezen, 
door  middel  van 

Kora'kruyd.  S49. 

Beeten  van  dolle  Honden  : ’c  vergif  wech 
te  neemen  , en  te  geneezen.  zie  op  Dolle 
Honden. 

Beeten  van  dolle  Menfchen ; ’t  vergif  wech 
te  neemen , en  te  geneezen , door  mid- 
del van 

Groote  Krok.  791. 

Witzen.  923. 

Beeten  en  fteeken  van  Slangen  , Adderen, 
Scorpioenen , en  alle  andere  giftige  Die- 
ren , te  geneezen , door  middel  van 
Appelboom.  7. 

Oranjeboom.  13. 
Moerbezienboom.  19. 

Vijgeboom.  24. 

Egyptifche  Vijgeboom.  25. 
Ibcnboom.  49. 

Acacia.  56. 

Platanus.  58. 

Eykenboom.  7 6. 

Effchenboom.  9*3. 

Ebbenhoutboom.  102. 
Terpentijnboom.  I05. 
Piftacienboom.  I07. 

Myrtusboom.  145- 
Lauwerboom.  153. 

Mofchboom.  is 9. 

Boom  der  Kuysheyd.  1 67. 

Brem.  18 1. 

Peeredoorn.  1S7. 

Joodendoorn.  1S9. 
Tamarifchboom.  201. 

Wijngaard.  240. 

Brommelbezien.  24S. 

Veyl,  of  Eylof.  232. 

Cardamom.  258. 

Averuyt.  271. 

Vrouwenhayr.  285. 

Hartstong.  287. 

Agiimonie.  295. 

Pareye.  305. 

Bcrglook.  30^. 

Zee  ajuyn.  307. 

Aloë.  515. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  319, 

Ammi.  313. 

Guygchelheyl.  324. 

Kleyn  Oflêtong.  326. 

Angelica.  331. 

Laferpiiium.  332. 

Anijs.  333. 

Maankruyd.  334. 

Kalfsmuyl.  337. 

Kleefkruyd.  33S. 

Krap.  341- 
Peeterzelie.  345. 

Bijvoet.  353. 

Water-kalfsvoet.  3 58. 

Mans  oor.  359. 

Angelieren.  362. 

Duyzendfchoon.  364, 

Ariftolochie.  3 66. 

Riedt.  370. 

Zwaluwcwortel.  370. 

Affodille-  372. 

Starrekruyd.  376. 

Meefterwortel.  378. 

Beerenoor.  383. 

Kliffenkruyd.  38$. 

Baccharis.  388. 

Witte  Peen.  393. 

Beet.  395. 

Bet»- 


1 


B 


E 


/ 


Betonie.  39 6. 
Wollekruyd.  399. 
Natcrwortel.  402. 
OfTetong.  407. 
Slangenhoofd.  40S. 
Druyvenkruyd.  409. 

Kool.  413. 

Riedgras.  416. 

Camillen.  423. 

Munt.  42<J. 

Bergmunt.  428. 
Welriekende  Lis.  42S. 
Lis.  43  r. 

Paapefchoe.  433. 

Carline.  449. 

Wilde  Saffraan.  4^0. 
Cardobenediól.  453. 
Kruysdiftel.  450. 

Kervel.  404. 

Santorie.  4 66. 

Haazenoor.  47?. 
Chamxdrys.  47 6. 
Waterbok.  478. 
Scordotis-  479. 

Condrille.  4S2. 

Ciceren.  4S3. 

Ochrys  der  Grieken.  4S4. 
Endivie.  490. 

Circea  van  Parijs.  49 6. 
Maagdepalm.  497. 
Balilicom.  499. 

Wilde  Balilicom.  500. 
Braliliaanfche  Linze.  509. 
Conyza.  510. 

Comijn.  <;i2. 

Wilde  Comijn.  513. 
Saffraan.  520. 
Koornbloem.  531. 
Varkensbrood.  537. 

Wilde  Galega.  541. 

Geele  Wortelen.  544. 
Beetwortel.  545. 

Paftinake.  54 c. 
Ridderfpoor.  5 48. 
Didtamnus.  ‘jyr. 
Doronicum.  554. 

Wilde  Vlier.  51,9. 
Elichryfon.  501. 

Alant wortel.  561. 

Rakette,  ftff- 
Boekweyt.  ^70. 

Ferula.  572. 

Venk.1.  f90. 

Oprcgte  Medica.  f92. 
Gemeene  Medica.  593. 
Fraxinella.  593. 

Holwortel.  599. 

Galege.  599. 

Gentiaan,  ffoi. 
Oogentrooftgras.  <nS. 
Zonnewende.  024. 

H ivikslcruyd. 

Hyacinth.  <545. 

S.  Janskruyd.  <J4S. 
Bilzenkruyd.  650. 

Yfop.  053. 

Stcebe.  6^6. 

Thuyn  Kers.  <?<jr. 

Wilde  Kers.  66i. 
Afpergien.  <571. 

Steekende  Kaarden.  674. 
Salade^  0S3. 

Patich.  «591. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Lavas.  712. 

Lelie.  716. 

Maybloem.  717. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Jenette.  735. 

Maioraan.  737. 

Poley.  740. 

Orege.  742. 

Mandragora.  751. 
Berg-Slangenkruyd.  753. 
Malrove.  7<><j. 

Nigelle.  7-39. 

Beerwortel.  764. 

Geers.  Gierft.  766. 
Drieblad.  771. 


L A D - W Y Z 

Valeriaan.  7S4. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Groote  Krok.  791. 

Aardangel.  792. 

Watcrnoot.  793. 

Peonie.  799. 

Panax.  Sol. 

Glaskruyd.  Sotf. 

Vijfvingerkruyd.  S09. 
Phalangium.  Si 5. 

Lecuwenblad.  Si 7. 

Pimpinel.  S24. 

Polium.  S2S. 

Duyzendknop.  830. 

Keukenkruyd.  S30. 

Sleutelbloem.  S3S. 

Radijs.  S45. 

Rhaponticum.  S53. 

Wijnruyt.  Sjtf. 

Self.  Ss9. 

Scabiofe.  Stf4. 

Duyvelsbeet.  S66. 
Scorpioenftaart.  StfS. 
Addcrskruyd.  809. 

Bijlkenskruyd.  S72. 

Wilde  Thymus.  S77. 

Sefamum.  878. 

Sermontein.  SSS. 

Steekende  Winde.  S90. 
Smyrnium  van  Candia.  894. 
Teucrium,  901. 

Boksbaard.  91 6. 

Witzen.  923. 

Maertfche  Viole.  92y. 

Vliegener.  927. 

Beroerde  Tong  te  regt  te  brengen  door  mid- 
del van 

Thuynkers.  661. 

Beroerdheyd  , Popelzy  > beevende  Leeden 
en  Zeenuwen  . te  helpen,  te  regt  te  bren- 
gen , door  middel  van 

Welriekende  Eykelboom.  132. 
Mufcaatboom.  137. 

Nagelboom.  150. 

Lauwerboom.  1153.  ' 
Coccinilienboom.  219. 
Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24<r. 

Marentakken.  250. 

Kappers.  255. 

Cardamom.  25  S. 

Zec-ajuyn.  307. 

Krap.  341. 

Angelieren.  302. 

Meefterwortel.  378. 

Kool.  413. 

Biyonie.  41 6. 

Lis.  431. 

Bralilie-Peeper.  447. 

Saffraan.  520. 

Paflinake.  546. 

Opregte  Medica.  592. 

S.  Janskruyd.  04S. 

Lelie.  71  is. 

Maybloem.  717. 

NarcilTe.  779. 

Peonie.  799. 

Varkensvenkel.  S12. 

Sleutelbloem.  S3S. 

Bertram.  S42. 

Self.  859. 

zie  ouk  op  Lamheyd. 

Beevende  Leeden.  zie  op  Beroerdheyd. 
Bezwijmeling.  zie  op  Flauwte. 
Blaas-hitzigheyd  j brand  van  de  Blaas,  wech 
te  neemen  j te  verkoelen , door  middel 
van 

Ananas.  49^. 

Virginiaanfche  Linze.  509. 

Pepoen.  <523. 

Indiaanfche  Doornappel.  57 6. 
Americaanfche  Patich.  707. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Plompe.  7S0. 

Maartfche  Viole.  92?. 
Blaas-fmerten , verftopping , allerley  ande- 
re gebrecken  , te  geneezen  : flijmerig- 
heyd  wech  te  neemen : te  zuyveren,  &c. 
door  middel  van 


R. 

Vijgeboom.  23.  24. 
Terpentijnboom.  iotf. 
Caflieboom.  11 6. 

Roode  Jujuben.  119. 
Mufcaatboom..  137. 
Myrtusboom.  14^. 

Lauwerboom.  153. 
Hazelnotenboom.  I6z. 

Brem.  1S1. 

Boom- malve.  191. 
Tamarifchboom.  20I. 
Boelkenskruyd.  29S. 

Muur.  309. 

Malve.  317. 

Beckbunge.  325". 

Peeterzelie-  345. 

Mankop.  359. 

Beerenoor.  3 83. 

Kliffenkruyd.  385". 

Betonie.  3 9<j. 

Aardnoten.  414. 

Stinkende  Lis.  432. 

Waterbok.  478. 

Ananas.  49^. 

Leedekcnskruyd.  519. 
Kauwoorde,  521. 

Meloen.  520. 

Konkommer.  528. 

Pallinaken.  54 0. 

Filipendula.  577. 

Zonnebloem.  “>82. 

Venkel.  590. 

Gingidium  007. 

Soethotir.  611. 

Porcellain.  <520. 

Eedel  Leeverkruyd.  6 28, 
Goudenkruyd.  6 29. 
lndiaanfch  Kruydje  roer  my  niet. 
Ar633: 

Alpergies.  071. 

Americaanfche  Patich.  707. 

Wild  Vlaskrtiyd.  721. 
Paarlekruyd.  722. 

Beetwortel.  76^. 

Aardbeziën.  773. 

Peonie.  799. 

Glaskruyd.  So 6- 
Varkensvenkel.  S12. 

Canarizaad.  S20. 

Weegbree.  825. 

Sleutelbloem.  S38. 

Rhaponticum.  S53. 

Kunntke.  Stfl. 

Naaldeketvel.  $67. 

Steekende  Winde.  890. 
Stechaskruyd.  S98. 

Wormkruyd.  899. 

Tormentil.  914. 

Boksdoorn.  910. 

Boksbaard.  917. 

Blaas  fchurftheyd.  zie  op  Schurftheyd  der 
Blaat. 

Blaas-z weering,  zie  op  Zweering  der  Blaat. 
Blauw-geflagene  of  gevallene  plaatzen  des 
Lichaams.  zie  op  Bont-  en  blauw-gefla- 
gene. 

Blauwfchuyt  , gemeenelijk  ook  genoemd 
Scheurbuyk , middelen  daar  teegens,  ge- 
nomen van  " 

Oranjeboom.  13. 

Pijnboom.  44. 

Zuring.  280. 

Beekbunge.  514. 

Huyslook.  471. 

Lecpelblad.  49  S. 

Thuynkers.  661. 

Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Britannica.  703, 
Drieblad)  771. 

Peepeiwouel.  S47. 

Zeer  heerlijken  Drank  teegens  de 
Blauwfchuyt.  847. 

Bleynen  en  Bladeren,  heete  en  andere,  te 
geneezen  door  middel  van 
Huyslook.  471. 

Konkommer.  528. 

Varkensbrood.  537. 

Iraliaanfche  Rakette,  c 67. 

Wilde  Kers.  662. 

zie 


der  GENEESMIDDELEN. 


zie  oth  op  Tuyflen. 

Bloeden  van  ’c  Tandvleefch.  zie  op  Tand - 
vleefcb. 

Bloeden  uyt  de  Neus.  zie  op  Neusbloeden. 
Bloed-  en  Etterfpouwing  te  geneezen , door 
middel  van 

Beerenklauw.  277. 

Kliflenkruyd.  383. 

Wollekruyd.  399. 
Druyvenkruyd.  409. 

Eedcl  Rakette.  sec. 
zie  voorts  op  Bloedfpouwing. 
Bloedgang,  zie  op  Roodeloop. 

Bloed ; geronnen , geklontert  Bloed , te  doen 
fcheyden;  uyt  te  jagen,  doormiddel  van 
Vijgeboom.  24. 

Lindenboom.  8 c. 

Lauwerboom.  153. 

Ammi.  323. 

Angelica.  331. 

Krap.  341. 

Meefter  wortel.  378. 

Bryonie.  41?. 

Senegroen.  418. 

Brunelle.  419. 

Bergmtinr.  428. 

Cariophillate.  437. 

Kervel.  404. 

Veld-Cipres.  477. 

Comijn.  512. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Elichryfon.  SCI. 

Gentiaen.  col. 

Oyevaarsbek.  605. 

Gingidium.  607. 

Goudenkruyd.  629. 

Kruydje  roer  mij  niet.  030. 

Yfop.  c 53. 

Serratula.  CS7. 

Thuynkers.  661. 

Lelie.  71 6. 

Majoraan.  737. 

Paflerine.  S04. 

Salomons-zeegel.  832. 

Ganzerich.  833. 

Wilde  Dragon.  S41. 
Duyvelsbeet.  8 66. 

Thapfia.  903. 

Tormentil.  914, 

Bloed-ontfteeking.  Hitzig-ontftooken  bloed, 
te  verbeeteren  , door  middel  van 
Tamarindeboom.  115. 

Aalbezien.  194. 

Porcellein,  Cio. 

Steen- Leeverkruyd.  626. 

Hop.  732. 

Sleutelbloem.  838. 

BloedpifTen , te  doen  ophouden , door  mid- 
del van 

Eykenboom.  7?. 

Agrimonic.  293. 

Aardnooten.  414. 

Lis.  431. 

Wilde  Comijn.  313. 

Hartshoorn.  513. 

Paardeftaart.  554. 

Waternoot.  793. 

Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  82?. 

Tormentil.  914. 

Bloed- fcharpheyd  wech  te  neemen , te  ver- 
beeteren , door  middel  van 
Wilde  Galiga.  541. 
zie  voorts  op  Bloedzuy vering. 

Bloed  fpouwing ; bloed  opwerping , te  doen 
ophouden ; te  geneezen , door  middel  van 
Granaatboom.  17. 

Mifpelboom.  21. 

Qtieeboom.  32. 

Amandelboom.  33:. 
Caftanienboom.  40. 

Pijnboom.  45. 

Acacia.  33. 

Cypreflenboom.  Cl. 

Peizikboom.  <57. 

Dadelboom.  71. 

Willigeboom-  78. 

Lindenboom.  8<J. 

Macerboom.  89. 


Maftikboom.  103. 
Sumachboom.  109. 

Roode  Jujuben.  xiS. 
Myrtusboom.  145. 

Berberisboom.  iSS. 
Tamarifchboom.  20I. 
Boomachtig  Stratiotes.  203. 
Doornbezien.  223. 

Wijngaard.  240. 

Keelkruyd.  2co. 

Alflen.  274. 

Beerenklauw-  277. 

Hartstong.  287. 

Hermionitis.  287. 

Parey.  Bicflook-  305. 
Fluweelbloem.  322. 

Melde.  374. 

Kliflenkruyd.  3 8 5. 

Naterwortel.  402. 

Aardnooten.  414. 

Afteroides.  41 S. 

Waalwortel.  420. 

Lis.  431. 

Cardobenedidl.  453. 

Santorie.  4 66. 

Cerinthe.  474. 

Cicorey.  491. 

Maagdepalm.  497- 
Hartshoorn.  513. 

Cortufa.  5 ie. 

Koornbloem.  531. 

Varkensbrood  537. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Alantwortel.  sci. 

Paardeftaart.  5C4. 

Ferula.  372. 

Porcellain.  620. 

S-  Janskruyd.  C4S. 

Thuynkers.  CCI. 

Patich.  tfSl. 

Kleyn  Maankruyd.  72c. 

Vederik.  744. 

Duyzendblad.  767. 

Ruyterskruyd.  7C7. 

Drieblad.  771. 

Kraakebezien.  7 76. 
Penningskruyd.  777. 

Waternoot.  793. 

Speerkruyd.  793. 

Wintergroen.  795. 

Panax.  Sol. 

Muysoor.  8ic. 

Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  S25. 

Duyzendknop.  S30. 

Ganzerich.  833. 

Longckruyd.  S40. 

Rhaponticum.  833. 

Muysdoorn.  834. 

Self.  Ss 9. 

Sanikel.  8 Co. 

Groot  Speenkruyd.  S71. 
Tormentil.  914. 

Eerenprijs.  922. 

Duyzendblad  &c.  930. 

Zie  ook  op  Bloed  en  Etterfpouvjing. 
Bloedfpouwing  derPaerden.  Koeyen  en'an- 
derer  Beeften  te  geneezen  door  middel 
van 

Caftanienboom.  40. 
zie  voorts  op  Hoejl  en  Bluedjpouwing  der 
Poerden. 

Bloedftemping , door  middel  van 
Mifpelboom.  21. 

Corneljeboom.  3 S. 
Amandelboom,  sc. 

Cy presboom.  61. 

Populierboom.  73. 

Wolboom.  12S. 

Synnauw.  300. 

Aloë.  3 is. 

Kleef kruyd.  338. 

Walftroo.  339. 

Krap  341. 

Waalwortel.  420. 

Hertgefpan.  447. 

Smeerwortel.  473, 

Conyza.  511. 

Hartshoorn.  513. 


Hondstong.  339. 

Cymbalaria.  540. 

Paerdeftaart.  SC4. 

Zwaardkruyd.  608. 

Weede.  C12. 

Kottoenkruyd.  ciC. 

Gras  van  Parnas.  ciS. 

Eedel  Leeverkruyd.  C2g. 
Bilzenkruyd.  C50. 
Scorbuttakruyd.  700. 
Duyzendblad.  7 67. 

Panax.  Soi. 

Pimpinel.  824. 

Gdnzerich.  83 3. 

Gelidkruyd.  S8C. 

Tormentil.  914. 

Van  ’tftempen  des  Neus-bloedensin ’c 
bijzonder,  zie  op  Neusbloeden. 

Bloed- zuyvering.  ’t  Bloed  te  reynigen  : goed 
te  maken  ; zwaar  bloed  te  verdrijven  ; 
door  middel  van 

Caffieboom.  11c. 

Kaneelboom.  123. 
Tamarifchboom.  201* 
Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24c. 

Boomvaarn.  290. 

Boelkenskruyd.  29S. 

Parey  j Bieflook.  304. 

Krap  341. 

Bernagie.  40c. 

Ofletong.  407. 

Slangenhoofd.  408. 
Cardobenedidt.  453. 

Caucalis.  4C2. 

Kervel.  454. 

Sanamunda.  48  S. 

Lepelblad.  49S. 

Saffiaan.  520. 

Hederik.  307. 

Duyvekervel.  397. 

Thuynkers.  CCo. 

Muurbloem.  078. 

Hop.  732, 

Thymiaan.  738. 

Poley.  740. 

Aardbeziën.  773.' 

Teucrium.  901. 

Bloedzweeren.  Bloedvinnen,  te  verdrijven; 
door  middel  van 

Vijgeboom.  2 4. 

Naoteboom.  41. 

Jodendoorn.  1S9. 

Beerenklauw-  277. 

Melde.  379. 

Beet.  395. 

Betonie.  39c. 

Kool.  413. 

Indiaanlche  Vijge.  374. 
Thuynkers.  cci. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  C77. 
Orege.  742. 

Panax.  Sol. 

Booterbloem.  876. 

Kruyr wortel.  877. 

Gelidkruyd.  S8c. 

Bloedvinnen,  zie  op  Bloedzweeren. 

Bloed  j Waterachtig  Bloed  ; te  beletten, 
dat  men’er  niet  mee  o verladen  word ; door 
middel  van 

Gentiaan.  Col. 

Blutzen.  zie  op  Buylen. 

Bont-  en  blauw  geflagene  of  gevallene  plaat- 
zen  aan  'r  Ligchaam  te  geneezen , door 
middel  van 

Lauweiboom.  133. 

Alflen.  274. 

Agrimonie.  293. 

Ammi.  323. 

Peeterzehe.  343, 

Meefter  wortel..  3 7 8. 

Bryonie.  413. 

Senegroen.  418. 

Bergmunr.  428. 

Hof- comijn.  43 c. 

Comijn.  312. 

Ruerkruyd.  37c. 

Yfop.  C33. 

Vijgeboom.  729. 

Majo- 


BLAD-WYZER 


Majoraat!.  737. 

Poley.  740. 

Salomóns-zeegel.  83!. 

Wilde  Dragon.  841. 
Rhaponticum.  S53. 

Thapfia.  903. 

Zie  ook  op  Bloed  ; geronnen , geklontert 
Bloed. 

Borft-gebreeken.  Borft-fmerten.  V erftopt- 
heyd  , benauwdheyd  , hitzigheyd  der 
Bord , te  helpen , te  zuy veren , &c.  door 
middel  van 

Vijgeboom.  23.  24. 
Amandelboom.  35. 
Terpentijnboom.  106. 
Saffafrasboom.  III. 

Caflieboom.  iltf. 

Wolboom.  128. 

Mufcaatboom.  138. 
Myrtusboom-  145. 

Lauwerboom.  153. 

Todendoorn.  18  9. 

Boom-malve.  191. 

Spinagie  uyt  America,  20 6- 
Geneverboom-  220. 

Rofmarijn.  24tf. 

Averuyt.  271. 

Beerenklauw-  277. 

Vrouwenhayr-  2S1). 

Boomvaarn.  290. 

Agrimonie.  295. 

Boelkenskruyd.  298- 
Americ  Boelkenskruyd.  298. 
Knoplook.  301, 

Zee-ajuyn.  307. 

Angelica.  331. 

Laferpitium.  33L 
Akeleyen.  351. 

Kalfsvoet.  357. 

Kalfsvoet  uyt  Egypten.  358. 
Mansoor.  3^9. 

Ariftolochie.  $C6. 

Meefterwortel  3 78. 

Hoefblad.  3 S<s. 

Betonie.  396. 

Wollekruyd.  399. 

Bernagie.  40 <j. 

Offetong.  407. 

Brunelle.  419. 

Waalwortel.  420. 

Koe-ooge.  421. 

Camillen.  423. 

Munt.  427. 

Welriekende  Lis.  428. 

Lis  431. 

Brafiliaanfche  Peeper.  447. 

Wilde  Saffraan.  450- 
Cariophillate.  457. 

Kervel.  4^4. 

Veld-cipres.  477. 

Water-look.  47S. 

Ochrys  der  Grieken.  484- 
Erweten.  485. 

Comijn.  512. 

Kauwoorde.  521. 

Konkommer.  528. 

Wilde  Galega.  541* 

Paftinake-  54 <s. 

Koralkruyd.  549. 

Vingerhoed.  553. 

Alancwortel.  5 <yi. 

Eedele  Rakette,  56$. 

FeruU-  572. 

Gentiaan,  tfol. 

Soethout.  en. 

Kottoenkruyd-  616. 

Indiaandfch  Kruydje  roer  mij  niet. 
033. 

Welriekende  Nagtbloem.  «534. 
Yfop.  (S53. 

Gengebar.  6 66. 

Afpergies.  071. 

Roomfch  Neetelkruyd.  67^. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Patich.  70 7. 
Vlaskruyd.  718. 

Hop.  732. 

Poleye.  740. 

Orege.  742. 


Malrove.  75$. 

Nigclle.  759. 

Bingelkruyd.  7tfo. 

Mechoacan.  764. 

Beetwortel.  705. 

Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Panax.  Sol. 

Mankop.  S03. 

Verkensvenkel.  Sli. 

Zeepkruyd.  842. 

Knollen  849. 

Rhaponticum.  853. 

Wijnruyt.  8 ■>«. 

Self.  8^9. 

Kunneke  8<SI. 

Scabiofe.  804. 

Bijlkenskruyd.  87a. 

Sefamum.  878. 

Sefeli.  88 1. 

Sermontein.  888. 

Haazenfalade.  8 9 3. 

Smyrnium  van  Candiea  894. 
Stechaskruyd!  898. 

Thapfia.  903. 

Boksdoorn.  916. 

Drie-verwige  Violet  924. 

Zie  ook  op  Adem  ; benauwden  Adem : 
en  op  Enghnrftigbeyd. 

Borft-rauwheyd  , fchraa’heyd  j verkoude 
Borft,  te  helpen  door  middel  van 
Roode  Jujuben.  1x8. 

Bernagie.  406. 

Veld-cipres.  477. 

Coriander.  512. 

Saffraan.  510. 

Maartfche  Viole.  92?. 
Borft-wonden,  Borft  fweering  te  geneezen, 
door  middel  van 
Krap.  341. 

Beerenoor-  383. 

Cortufa.  <510. 

Koralkruyd.  549. 

Indiaanfche  Vijge.  574. 
Fenegriek.  591. 

Borften.  gezwollene,  harde,  geklonterde, 
zweerende  Borften  der  Vrouwen,  te  ge- 
neezen  dóór  middel  van 
Queeboom.  32. 

Caftanienboom.  40- 
. Eykenboom.  76. 

Malve.  318. 

Pecterzelie.  34^. 

Zwaluwewortel  370. 
Meefterwortel.  378. 

Baccharis.  3 8 8. 

Balffemappel.  389. 

Munt  427. 

Welriekende  Lis.  428, 
Hertgefpan.  447- 
Veld-cipres.  477. 

Oogenklaar.  481. 

Linzen.  484- 
Boonen.  48 6. 

Circea  van  Parijs.  496. 

Eedele  Rakette.  5 66 . 

Gingidium.  607. 

Glaskruyd.  8otf. 

Wonderboom.  S$2. 

Borften-klontering  der  Vrouwen  te  voorko- 
men ; door  middel  van 
Munt.  427. 

Gingidium.  607. 

Malrove.  75$. 

Ganferich.  83  3. 
zie  ook  op  Tepelen. 

Borften  der  Vrouwsperfoonen  kleyn  te  hou- 
den : de  flappe  ftijf  en  hard  te  maken  , 
door  middel  van 

Pijnboom.  44. 

Sorbenboom.  84. 

Synnauw.  300. 

Cicorey  491. 

Epimediumkruyd.  ^6%. 

Braaken  te  bevorderen,  door  middel  van 
Perzikboom.  67. 

Vlierboom.  8 o. 

Ebbenhoutboom-  lol. 
Welriekende  Eykelboom.  132. 


Aardakers.  350. 

Mansoor.  359.  3$©. 

Melde.  379. 

Meyer.  381. 

Betonie.  3 9<y. 

Stinkende.  Lis.  432. 

Papefchoe.  433. 

Nieswortel.  434. 

Springkruyd.  458, 

Wolfsmelk.  401. 

Huyslook.  471. 

Oogenklaar.  481. 

Pepoen.  523. 

Meloen.  52 6- 
Konkommer.  $28. 

Koornbloem.  531, 

Vingerhoed.  553. 

Wilde  Vlier.  5591 
Roomfch  Neetelkruyd.  1J75. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Narciffe.  779. 

Turkfche  Boonen.  81 9.' 
Salomons-zeegel.  832. 
Wonderboom.  852. 

Braaken  te  ftillen ; te  doen  ophouden ; door 
middel  van 

Oranjeboom.  14.  if. 
Granaatboom.  17. 
Moerbezienboom.  19. 

Peereboom.  31. 

Queeboom.  32. 

Nooteboom.  41.  42. 

Platanus.  58. 

Dadelboom.  71. 

Eykenboom.  76. 
Macerboom.>89. 

Effchenboom.  95". 

Saflafrasboom.  III. 
Tamarindenboom.  Ilf- 
Mufcaatboom.  130. 

Myrtusboom.  145. 

Nagelboom.  150. 
Aalbezienboom,  195'. 
Geneverboom.  220. 

Wijngaard.  240. 

Rofmarijn.  24 6. 

Brommelbezien.  248. 

Anijs.  jjj. 

Naterwortel.  402. 

Afteroides.  418- 
Munt.  426. 

Nieswortel.  434. 

Ccpata.  407. 

Boonen.  4 8 ff. 

Conyza.  5x1. 

Coriander.  5 irt 
Cymbalaria.  540. 

Ridderfpoor.  548. 

Gras  van  Parnas.  6l8- 
Anijskruyd  uyt  America.  668. 
Lampfana.  689. 

Melifte.  761. 

Drieblad.  771. 

Kraakbezien.  776. 

Groote  Krok.  791. 

Peonie.  799. 

Weegbree.  82?. 

Brand;  ontfteeking  der  wonden,  wech  te  nee- 
men.  zie  op  IVonden. 

Brand  der  inwendige  deelen  des  Ligchaams. 

zie  op  Inwendige  ontjleeking. 

Breuken  : inwendige  gefcheurdheyd  : neer- 
zinkingh  der  Darmen , te  geneezen , door 
middel  van 

Granaatboom.  17. 

Cypreftenboom.  61- 
Lage  Cederboom.  64. 

Huift.  1 66. 

Rofmarijn.  24<J- 
Sigmaartskruyd.  2 76. 

Beerenklauw.  277. 

Synnauw.  300. 

Witte  Malve.  3x8. 

Krap.  341. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoet.  3^7. 

Ariftolochic.  3 66, 


Beeren 


der  GENEESMIDDELEN. 


Beerenoor.  383. 

Baccharis.  3 SS. 

Balflem-appel.  389. 

Madelieven.  392. 

Wollekruyd.  399- 
Senegroen.  41S. 

Waalwortel.  420- 
Munt.  427. 

Welriekende  Lis.  428. 

Santorie.  4 66. 

Smeerwortel.  473. 

Cerinthe.  474. 

Comijn.  512. 

Cortufa-  5 iö. 

Navelkruyd.  517. 

Koralkruyd.  549. 

Elatina.  560. 

Elichryfon.  501. 

Paerdeftaart.  504. 

Ferula.  572. 

Oyevaarsbek.  «05, 

Zee-porcellein.  021. 

Eedel  Leeverkruyd.  <528. 
Goudenkruyd.  £29. 
Duyzeudkoorn.  033. 

S.Janskruyd.  048. 

Jacea.  ö88- 
Sarratula,  057. 

Haazepoot.  0S4. 

Scorbutskruyd.  700. 

Tongeblad.  709. 

Lelie.  716- 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Kleyn  Maankruyd.  72 6. 

Poley.  740. 

Orege.  742. 

Drieblad.  771. 

Penningskruyd.  777. 

Narcille.  779. 

Speerkruyd-  793; 

Panax.  801. 

Deur  was.  810. 

Muysoor.  8 16. 

Ganferich.  833. 

Vlookruyd.  83*. 

Sleutelbloem,  83  8. 

Rhaponticum.  853. 

Sanikel.  8do 
Warer-eppe.  S84. 

Gelidkruyd.  88<s. 

Teucrium.  901. 

Eerenprijs-  922. 

Drie-verwige  Violet.  924. 

Gulde  Roede.  927. 

Breuken  in  te  houden  , door  middel  van 
Haazepoot.  084. 

Breuken , met  winden  overladen , daar  van 
re  verloflen , door  middel  van 
Comijn.  <512. 

Breuken,  Vleefch-breuken  , te  gencezen  , 
door  middel  van 

Stalkruyd.  790. 

Bruyne  , in  de  Keel  en  Mond  , wech  te  nee- 
men , door  middel  van 
Brunelle.  419. 

Bugchelkrijging  te  voorkomen  j den  aanwas  te 
verhinderen , door  middel  van 
Willigeboom.  7S. 

Buykloop  , gemeene,  geweldige  en  onna- 
tuurlijke  te  Hoppen  , door  middel  van 
Granaatboom.  17, 

Queeboom.  32.  33. 
Amandelboom.  35. 
Cornoeljeboom.  3S. 
Caftanienboom.  40. 

Pijnboom.  44. 

Acacia,  «;8- 
Cypresboom.  6 1. 

Dadelboom.  71. 

Populierboom.  73. 

Eykenboom.  78- 
Macerboom.  89. 

Mallikboom.  103. 
Tamarindenboom.  115. 
Viburneboom.  117. 
Mulcaarboom.  137. 

Nagelboom.  150. 
Hazelnootenboom.  162* 

Syiinge.  104. 


Ciftus.  171. 

Verwloof.  173. 

Olijfboom.  183. 
Beibertsboom.  188. 
Roozeboom.  199. 
Tamarifchboom.  20I. 
Boomachtige  Stratiotes.  203 
Geneverboom.  220. 
Wijngaard  240. 

Rofmarijn.  246. 

Keelkruyd.  2do. 
Sigmaartskruyd-  276. 
Becrenklauw.  277. 
Vrouwenhayr.  iS8* 
Hartstong  2S7- 
Boelkenskruyd-  293. 

Witte  Malve.  319. 

Kleyn  Ofletong-  325. 
Aphace-  336. 

Aardakers-  350. 
Ariflolochia.  366* 

Beerenoor.  3 S3- 
Klifienkruyd.  3S5. 

Baccharis.  3 SS- 
Beet.  3 9S- 
Standelkruyd.  40X. 
Naterwortel.  402* 
Afteroides.  41 S. 
Waalwortel.  4*°- 
Lis.  431. 

Stinkende  Lis  432, 
Cardobenedidt.  453. 
Huyslook-  471. 

Cerinthe.  475. 

Scordotis.  479- 
Condrille.  4S2. 

Linzen.  4S4- 
Cicorey.  491* 

Maagdepalm.  497. 

Wilde  Bafilicom.  500. 
Conyza.  510. 

Coriander.  511. 

Hartshoorn.  513. 
Kauwoorde.  521. 

Wilde  Galega.  541. 
Koralkruyd.  849* 
Paerdeftaart.  s64- 
Italiaanfche  Rakette.  867. 
Ferula.  572. 

Ruerkruyd.  876. 
Duyvekervel.  597* 
Gnaphalium.  CI8- 
Gras  van  Parnas.  6iS. 
Oogentrooft-gras.  öiS- 
Porcellain,  620. 
Hondjensdraf.  622. 
Schilddragende  Hedyfarum. 
Hyarinth.  645. 

Stoebe.  656. 

Gengebar.  666. 

Haazepoot.  0S9. 

Patich.  <J9i. 

Scorbuthskruyd.  700. 
Limonium.  712. 

Vlaskruyd.  7x8. 
Americaanfche  Orege.  742. 
Bok-orege.  743. 
Duyzendblad.  7 67. 
Aardbeziën.  773. 
Kraakebezien.  77 6. 
Penningskruyd.  777. 
Plompe.  780. 
Hanekammetjcns.  790. 
Groote  Krok.  791. 
Waternoot.  793. 
Wintergroen.  795. 

Rijs.  797- 
Panikkoorn.  79S. 

Mankop.  S03. 
Vijfvingerkruyd.  S09. 
Muysoor.  81 6. 
Muyzenkoorn.  S20. 
Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  828. 
Fonreynkruyd.  S32. 
Ganzcrich.  S33. 
Rhaponticum.  883. 
Wijnruyt.  8s6. 

Groot  Speenkruyd.  S7T. 

Rrr 


«23. 


Wilde  Thymus.  S77. 

Z iy  kei  wortel.  S82. 

Watc-r-eppe.  SS4. 

Smyrnium  van  Candia.  894. 
Fyckruyd.  898. 

Tormentil.  914. 

Gulde  Roede.  92 6. 

Gcyrenbaavd.  92S. 

Buykpijn,-  Buykkrimping  te  verdrijven  , door 
middel  van 

Vijgeboom.  24. 

Nooteboom.  42. 

Pijnboom.  44. 

Ztevenboom.  63.’ 

Perzikboom.  67. 

Huift.  1 66. 

Boommalve.  191. 

Roozeboom.  200. 

Geneverboom.  210. 

Alflen.  274. 

Agrimonie.  298. 

Berg-look.  308- 
Zee-ajuyn.  307. 

Ammi.  323. 

Dille.  329. 

Anij<.  3jj. 

Anthyllis.  334. 

Krap.  341. 

Ariftolodiie.  366- 
Zwaluwenwoitel.  370. 

Beerenoor.  3 83. 

Peftilemieworicl.  3 87. 

Camillen.  423. 

Munt.  42 6. 

Bcrg-munr.  42S. 

Kruysdirtel.  4^6. 

Hofcomijn.  4^5. 

Kervel.  464. 

Santorie.  4 66. 

Sanamunda.  48 S. 

Ma3gdepalm.  497. 

Comijn.  512. 

Hartshoorn.  513. 

Kniekenskruyd,  8r9- 
Vaikensbrood.  537. 

Hondsiong.  539. 

Geele  Wortelen.  844* 

Paftihake.  5415. 

Hondstand.  547. 

Alantwortel.  5*1. 

Eedele  Rakette-  5 66 . 

Italiaanfche  Rakette.  867. 

Ferula.  572. 

Filipendula.  577. 

Venkel.  590. 

Duyvekervel.  597. 

Oyevaarsbek.  6of. 

Zce-porcelleyn.  6 11. 

Stoebe.  6j6. 

Thymiaan.  738. 

Bingelkruyd.  760. 

Beeiwoitcl.  708. 

Gierft.  7 66. 

Bruynwit  Vierblad.  772, 

Peonie.  799. 

Vaikcns  venkel.  812. 

Phalangium.  S15. 

Wijnruyt.  8 ;c. 

Wilde  Thymus.  877. 
zie  voorts  op  Colijk. 

Buykpijn  der  jonge  Kinderen  wech  te  nee- 
men,  door  middel  van 
Wolboom.  12S. 

Buykpijn  der  Paarden,  zie  op  Vaerden. 
Buylen  , Blutzen  . Bulten  tuflehen  vel  en 
vleefch  te  verdrijven , door  middel  van 
Kervel.  404. 

Gingidium,  607. 

Wilde  Dragon.  841. 

Zie  ook  op  Bont-  en  btauw-gejlagene 
plaat  zen. 

Byen-fteeken  re  geneezen  , door  middel  van 
Mocibczicnboom.  19. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  319. 

Melifle.  762. 

Bijflapens-luft  en  kragt  aan  te  zetten  door 
Pijnboom.  48. 

Efllh.nboom.  98* 

Terpen- 


J ) 


’ 


I. 


B L 

Terpentijnboom.  ïof. 
Piftacienboom.  107. 

Wolboom.  128. 

Nagelboom.  15  o. 

Knoplook.  301. 

Ajuyn.  303. 

Bieflook.  30?. 

Berglook.  305. 

Anijs.  333. 

Walftroo.  339. 

Peeterzelie.  345^. 

Aardakers.  350. 

Kalfsvoet.  357. 

Groote  Speerwortel.  357. 
Kalfsvoet  uyt  Egypten.  358. 
Kliflenkruyd.  3S5. 

Standelkruyd.  401. 

Bryonie.  4itf, 

Munt.  4z,j. 

Klokjens.  439. 

Raponce.  440. 

Steen-lattouw.  443. 

Kruysdiftel.  45 0. 

Kervel.  404. 

Ciceren.  4S3. 

Artidok.  493. 

Saffraan.  $20. 

Wilde  Galiga.  541. 

Geele  Wortel.  543. 

Paftinake.  540. 

Hondstand.  547. 

Dragon.  555. 

Rakette.  50J. 

Arragonfche  Moffaart.  5:08. 
Kortoenkruyd.  616. 
Oogentrooft-gras.  01S. 
Articiokken  onder  de  aard.  6z<, 
Bataten.  02?. 

Scharley,  040. 

Bilzenkruyd.  <550. 

Thuynkers.  661. 

Gengebar.  666. 

Anijskruyd  uyt  America.  66%. 
Afpergies.  $71. 

Steekende  Kaarden  &c.  <574. 
Roomfch  Neetelkruyd.  <57 5. 
Nachtfchade.  740. 

Melifle.  7^2. 

Turkfche  Boonen.  819. 

Kunneke.  Stfi. 

Zuykerwortel.  S82. 

Tulpe.  911. 

Zie  ook  op  Oude  Mannen. 

Bijflaaps-vermoeydheyd : vermoeyde  leeden 
door  te  hiizïge  Bijflaap  , weer  te  vetfter- 
ken,  door  middel  van 

Eedel  Leeverkruyd.  6zS- 
Bijflaapsluft  te  doen  vallen  , te  verminderen, 
door  middel  van 

Willigeboom.  7S. 

Boom  der  Kuysheyd.  1 67. 
Standelkruyd.  401. 

Endivie.  490. 

Kauwoorde.  5:21. 

CArbonkelen  j Peftilentiale  hardig- 
heyd  , te  geneezen  door  middel 
van 

Queeboom.  33. 

Zeevenboom.  <53  • 

Vijgeboon.  729. 

Duyvelsbeet.  S 66- 

Zie  voorts  op  Peftilentiale  bardigbeyd 5 
gezwellen. 

Cathanhen.  zie  op  Zinkingen. 

Cholera.  Heete  Cholera.  Geele  Cholerij- 
ke  vochten  , te  geneezen , wech  te  nee- 
men,  door  middel  van 
Ofletong.  407. 

Vlookruyd.  83^. 

Colijk;  darmkrimping , te  verdrijven, door 
middel  van 

Oranjeboom.  15. 

Vijgeboom-  24. 

Amandelboom.  3^. 

Nooteboom.  41.  42. 

Perzikboom.  <57. 

Willigeboom.  78. 

Macerboom.  89. 


A D-W  Y Z 

Saflafrasboom.  m. 
Welriekende  Eykelboom.  132. 
Mufcaatboom.  .130. 
Lauwerboom.  153. 

Olijfboom.  183. 

Roozeboom.  200. 

Alcanne.  215. 

Geneverboom.  220. 

Jafmijn.  22S. 

Rofmarijn.  24tf. 

Cardamom.  258. 

Alflen.  274. 

Boomvaarn.  290. 

Look  zonder  Look.  302. 
Pareye.  304. 

Peeterzelie.  34^. 

Meefterwortel.  378. 
Balffemappel.  389. 

Witte  Been.  393. 

Camillen.  423.  424. 

Munt.  426. 

Welriekende  Lis.  428. 
Nieswortel.  434. 

Wilde  Saffraan.  450. 

Kruysdiftel.  4 <6. 

Cariophillate.  457. 

Kervel.  404. 

Santorie.  4 <$5. 

Oogenklaar.  4S0. 

Maagdepalm.  497. 
Coloquintappel.  502. 

Conyza.  510. 

Comijn.  512. 

Cortufa.  5i<j, 

Vaikensbrood.  ^37. 

Geele  Wortelen.  544. 
Hondstand.  547. 

Alantwortel.  <61. 

Italiaanfche  Rakette.  <67. 
Hederik.  <67. 

Filipendula.  < 77 . 

Duyvekervel.  597. 

Galege.  <99. 

Gentiaan,  «joi. 

Zwaardkruyd.  tfoS. 
Oogentrooft-gras.  <siS. 

Stoebe.  6<6. 

ThuynKers.  661. 

Wilde  Kers.  662. 

Steekende  Kaarden  & c.  674. 
Mcclioacan.  704. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 
Narcifie.  779. 

Ganzerich.  S33. 

Radijs.  840. 

Rhapqnticum.  85:3. 

Wijnruyr.  8 <6. 

Sermonteyn.  888. 

Thapfia.  903. 

Eerenprijs.  922. 

Drie-verwige  Violet.  924. 

Zie  ook  op  Buykpijn. 

Crauwagie.  zie  op  Schurftigheyd. 

Armvliesbreuk;Gefcheurdheyd.  Ge- 
borftenheyd.  Scheurflel.  zie  op 
Breuken. 

Darm-krimping  te  verdrijven  , door  mid- 
del van 

Krap.  341. 

Cariophillate.  457. 

Stcebe.  6<6. 

Varkensvenkel.  8 12. 

Phalangium.  815. 

Wijnruyt.  S<6. 

Zie  voorts  op  Colijk  : ook  op  Buyk- 

pijn. 

Darm-zwecring , en  andere  fmerren  der  Dar- 
men re  geneezen , wech  te  neemen , door 
middel  van 

Zuring.  280. 

Malve.  317. 

Balffemappel.  3 8 9. 

Navelkruyd.  517. 

Paerdeftaert.  5 <54. 

Vlaskruyd.  71 8. 

Darm-verrotting,  en  andere  vetderving  der 
Darmen , te  verhinderen  , te  zuy veren , 
te  geneezen , door  middel  van 


E R 

Granaatboom.  17. 

Macerboom.  89. 

Berberisboom.  iSS. 

Darm-verftopping  te  openen , door  middel 
van 

Sanamunda.  4SS. 

Doronicum.  554. 

Darm-verzeering  te  geneezen,  door  middel 
van 

Speerkruyd.  793. 

Darmen,  uytgefchootene,  te  geneezen.  zie 
op  Breuken. 

Darmen  te  verzachten;  d’ontfteeking , hït- 
zigheyd  , en  brand  wech  te  neemen  , 
door  middel  van 

Queeboom.  33. 

Porcellein.  öio. 

Dolle  Honden-beet  te  geneezen  , en  ’t  ver- 
gif uyt  te  drijven,  door  middel  van 
Vijgeboom.  24. 

Amandelboom.  $<. 
Caftanienboom.  40. 

Nooteboom.  41, 
iLage  Cederboom.  64. 
Eykenboom.  76. 

Vlierboom.  79. 

Peeredoorn.  187. 

Harrstong.  28  7. 

Hemionitis.  287. 

Berglook.  305. 

Guychelheyl.  324. 

Angelica.  331. 

Angelieren.  302. 

Duyzendfchoon.  3 64. 
Zwaluwewortel.  370. 

Starrekruyd.  376. 

Meefterwortel.  37S. 

Beerenoor.  3 8 3. 

Kliflenkruyd.  gSf. 

Witte  Been.  393. 

Kool.  413. 

Munt.  42<r. 

Lis.  431. 

Kervel.  4 64. 

Condrille.  4S2. 

Ochrys  der  Grieken.  484. 
Meloen.  52 6. 

Konkommer.  <2 S. 

Varkensbrood.  537. 

Hondstong.  539. 

Tandekenskruyd.  <<o. 

Wilde  Vlier.  559. 

Venkel.  590. 

S.  Janskruyd.  648. 

Roomfch  Neetelkruyd.  tf/f. 
Paticb.  691. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Lavas.  712. 

Melilïe.  762. 

Groote  Krolt.  791. 

Weegbree.  825. 

Keukcnkruyd.  836. 

Wijnruyt.  S^ff. 

Sermontein.  888. 

Witzen.  923. 

Vliegenet.  927. 

Dolle  Honden  te  geneezen  , door  middel 
van 

Alyflum.  320. 

Dolle  Menfchen  beeten  te  geneezen  , het 
quaad  wech  te  neemen.  zie  op  Beeten  van 
dolle  Men [c  hen. 

Doode  Vrucht  af  te  drijven  , door  middel 

Zeevenboom.  6 3. 

Willigeboom.  78. 

Ebbenhoutboom.  lor. 

Haagedoom.  180. 

Beckbunge.  324. 

Laferpitium.  332. 

Krap.  341. 

Peeterzelie.  345". 

Groote  Speei wortel.  3^7. 
Meefterwortel.  37S. 

Hoefblad.  38$. 

Camillen.  423. 

Bcrgmunt.  427. 

Lis.  431. 

Nieswortel.  434. 


Gouds- 


der  GENEESMIDDELEN. 


Goudsbloem.  43 
Kervel.  404. 

Santorie.  466. 

Kali.  472. 

Veld-cipres.  477. 

Cicorey.  49 1. 

Scammonie.  50S. 

Conyza.  510. 

Saffraan.  520. 

Konkommer.  $2S. 

Geele  Wortelen.  544* 
Didlamnus.  551. 

Ferula.  ^72. 

Water  Filipendula.  578. 
Gentiaan.  <joi. 

Thuyn  Kers.  66 1. 

Anijskruyd  uyt  America.  66%. 
Muurbloemen.  <578. 

Lavendel.  708. 

Poleye.  740. 

Moederkruyd.  757. 

Panax-  Sol. 

Wijnruyr.  856. 

Self.  859- 
Kunneke.  8<ji. 

Steenbreek.  8tf2. 

Sefeli.  881. 

Water-eppe.  8S4. 

Stachijskruyd.  896. 

Doof  heyd ; hardhoorentheyd , wech  te  nee- 
men,  door  middel  van 

Geneverboom.  221. 

Ajuyn.  303.  304. 

Cardobenedidt.  453. 
Coloquint-appel.  <joz. 
Varkensbrood.  537. 

Wijnruyr.  850- 
Wilde  Thymus.  S78. 
Dronkenfchap  te  voorkomen  ; ook  te  ver- 
drijven, door  middel  van 
Amandelboom.  35. 

Perzikboom.  67. 

Macerboom.  89. 

Myrtusboom.  148- 
Pareye.  304. 

Peeterzelie.  341. 

Angelieren.  302. 

Kool.  413. 

Saffraan. 

Droomen ; zware  Droomen  te  verhinderen, 
door  middel  van 

Peonie.  799. 

Drukking  , als  men  zijn  gevoeg  wil  doen, 
en  niet  kan.  zie  op  Parffing. 

Druppelpis.  zie  op  Koude  Pis. 

Druypert  te  geneezen , door  middel  van 
Mufcaatboom.  138. 

Veyl,  ofEylof.  252. 
Walmeeftcr.  343. 

Naterwortel.  402. 

Kruysdiftel.  455. 

Paarlekruyd.  <52f. 

Kleyn  Maankruyd.  72 6. 

EChte  werk  te  bevorderen  ; luft  daar 
toe  te  maken,  zie  op  Bijjlapeus- 
tu(l. 

■ Eetensluft  te  verwekken  ; een  grage  Maag 
te  maken , door  middel , genomen  van 
Oranjeboom.  13. 
Moerbezienboom.  19. 
Queeboom.  33. 

Cornoeljeboom.  39. 

Vlierboom.  80. 

Pijlhout.  91. 

Tamarindenboom.  Ilf. 
Mufcaatboom.  13  S. 

Lauwerboom.  153. 

Olijfboom.  1S3. 

Aalbezicnboom.  19?. 

Doorbezien.  223. 

Hinnebezien.  249. 

Kappers.  255. 

Cardamotn.  258. 

Zuring.  280. 

Ajuyn.  303. 

Angelica.  331. 

Walmeeftcr.  343. 

Peeterzelie,  345. 


Angelier.  3 tfi. 

Metfterwortel.  378- 
Raponce.  440. 

Marietten.  442. 

Erweten.  485. 

Beetwond.  545. 

Arragonfthe  Moftard.  508, 
Kardinaalsbloem.  583. 

Bloem  des  Lijdens.  589. 
Gingidium.  607. 

Porcellain.  020. 

Zee-porcellein.  6il. 

Yfop.  <553. 

Wilde  Kers.  661. 

Gengebar.  666. 

Salade.  6S3. 

Windend  Paardsyzer.  714. 
Peeper.  733. 

Orege.  742. 

Bok- orege.  743. 

Vederik.  744. 

Drieblad.  771. 

Zee- venkel.  Si 3. 

Self.  859. 

Kunneke.  Stfi. 

Wilde  Thymus,  S77. 
Zuykerwortel.  SS 2. 

Sermontein.  SS 8. 

Haazen-falade.  S93. 

Eetensluft  der  Paerden  te  bevorderen.  2 
Poerden. 

Engborftigheyd  te  geneezen  , door  middel 
van 

Amandelboom. 

Pijnboom.  45- 
Cyprelfenboom.  61. 

Zeevenboom.  03. 

Perzikboom.  6 7. 

Lindenboom.  Stf. 

Pokhout.  98. 

Ebbenhout.  lol. 

Lotusboom.  104. 

Kaneel.  123. 

S.  Jansbrood,  124. 
Geneverbezien.  220. 

Geytenblad.  244. 

Averuyt.  271. 

Beerenklauw.  177. 

Vrouwenhayr.  285. 

Boomvaarn.  290. 

Look  zonder  Look.  302. 

Witte  Malve.  518. 

Laferpitium.  332. 

Aniis.  333. 

Akdeyen.  3 s X- 
Kalfsvoet.  357. 

Ariftolochie.  3 66. 

Druyvenkruyd.  409. 

Bergmunt.  428. 

Goudsbloem.  43  6. 

Santorie.  4 66. 

Comiin.  512. 

Saffraan.  520. 

Vaikensbrood.  537. 

Wilde  Galega.  541. 

Alant wortel.  301. 

Paerdeftaert.  504. 

Arragonfche  Moltard.  508. 
Filipendula.  577. 

Thuyn  Kers.  661. 

Wilde  Kers.  661. 

Stok-violieren.  öSl. 

Salade.  683. 

Damaftbloem.  <189. 

Lampfana.  <189. 

Thymiaan.  7 3 8. 

Bok  orege.  743. 

Nigelle.  759. 

Penningskruyd.  777. 
Varkensvenkel.  Sio. 

Scabiofe.  Stfy. 

Sefamum.  878. 

Sefeli.  881. 

Sermontein.  888. 

Haazenfalade.  8 93. 

Smyrnium  van  Candien.  8 94. 
Thapfia.  903. 

Boksdoorn.  91e. 

Zie  voorts  op  Adem  : benauwde?! 

Rrr  2 


Adem  : en  Borfi  gebreeken. 
Koekjens  voor  Engborftigheyd  ; zon- 
derling goed.  319. 

Engborftigheyd  der  Paerden.  zie  op  Paer- 
aen. 

Etter-  en  Bloedfpouwing.  zie  op  Bloed-  en 
Etterfpowwi’/g.  Op  Bloedfpouviing.  En  op 
Flujmen,  etterige  en  bloedige. 

Exteroogen,  zie  op  Likdoornen. 

FIftelen , op  te  droogen  , door  middel 

Elatine.  560. 

Fiftelen , open  te  houden ; te  doen  tochee- 
len,  en  wat  voorts  daar  ontrent  te  doen 
ftaat.  zie  op  Gaten  ; lopende  Gaten. 
Flauwte  , onmagt , befwijmeling , wech  te 
neemen  , door  middel  van 
Oranjeboom.  14. 

Boom  des  Leevens.  60. 
Nagelboom.  lyo. 
Coccinilienboom.  219. 

Angelieren.  302. 

Khllènkruyd.  38$. 

Flcrezijn,  Jigt,  te  verdrijven  > te  verzach- 
ten ; terflond  wech  te  neemen  , door 
middel  van 

Dadelboom.  71. 

Saftafrasboom.  ui. 

Klcyne  Lauwerboom.  1$6. 

Brem.  1S0. 

Geneverboom.  220.  221. 
Walftroo.  339. 

Beerenoor.  3 83. 

Kliftenkruyd,  38?. 

Witte  Been.  393. 

Waalwortel.  420. 

Carline.  449. 

Lappa  Boaria.  403. 

Scammonie.  50S. 

Wilde  Galiga.  541. 

Ridderfpoor.  548. 

Wilde  Vlier.  559. 

Elichryfon.  501. 

Zonnewende.  6 24. 

S.  Janskruyd.  048. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  677  '. 
Lavendel.  70S. 

Maybloem.  717. 

Beerwortel.  705. 

Mofch.  774. 

Narcifle.  779. 

Vijfvingerkruyd.  S09. 

Vlookruyd.  83?. 

Sleutelbloem.  S3S. 

Wijnruyt.  856. 

Self.  8 5 9. 

Flerezijn  der  Voeten  te  geneezen  door  mid- 
del van 

Maybloem.  717. 

Mofch.  774. 

Kruyswortel.  S77. 
zie  voorts  op  Podagra. 

Fkiymen  rijp  te  maken ; te  doen  verteeren : 
de  taye  te  verdunnen  ; gemakkelijk  te  doen 
uytwerpen , door  middel  van 
Karfleboom.  37. 

Piftacienboom.  '107. 

Jodendoorn.  1S9. 

Averuyt.  271. 

Knoplook.  301. 

Angelica.  331. 

Anijs.  333. 

Hertgefpan.  447. 

Wilde  Sïffraan.  4^0. 
Cardobenediól,  433. 

Kervel.  4 64. 

Kali.  472. 

Waterlook.  478. 

Scordotis.  480. 

Ochrys  der  Grieken.  484. 
Vingerhoed.  <55  3. 

Dragon.  ^<5. 

Eedele  Rakette.  $66. 

Gentiaan.  6 01. 

Soethout.  öii. 

Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet. 

. 

Thuyn  Kers.  661 . 

Genge- 


f 


B L 

Gengebar.  666. 
KoomfchNeetelkruyd.  c 77. 
Patkh  69 1. 

Malloten.  727» 

Thymiaan.  73S. 

Poleye.  740. 

Orege.  742. 

Malrove.  77c. 

Sabmons-zeegel.  S32. 

Zeepkruyd.  842. 

Radijs.  84 6. 

Zonnedauw.  S70. 

Muysdoorn.  854- 
Bijlkenskruyd.  872. 

Thapfia.  903. 

Zie  voorts  op  Galachtige  , / lijmerige  , 
taye  vochten. 

Fluymen  > Etterige  en  Bloedige  , te  doen 
uytwerpen , ’t  quaad  te  geneezen  , door 
middel  van 

Amandelboom.  35. 

Eerenprijs.  922. 

Zie  voorts  op  Bloed-  en  Elter-opwer- 
■ P'»S- 

Fluymen  en  quaade  taye  Vochten  door  de 
Stoelgang  uyt  te  drijven;  uyt  de  Maag 
Wech  te  ruyinen ; door  middel  van 
Sprinokruyd.  458. 

Kali-  472. 

Konkommer.  52S. 

Ferula.  772. 

Yfop.  <5 53. 

Thymiaan.  73  S. 

Mechoacan.  704. 

Panax.  Soi. 

Varkensvenkel.  Si 2. 

GAaten  in  de  Bcenen  ; Fiftelen , lo- 
pende Gaaten , te  geneezen , door 
middel  genomen  van 
Granaatboom.  17. 

Pijnboom-  47. 

Lage  Berg-mifpelboom,  218. 
Peeperboom.  232. 

Veyl  of  Eylof.  252. 

Knoplook.  302. 

Aloë.  315, 

Angelieren.  3C2.' 

Hoefblad.  3 S«s. 

Pertilentiewortel.  387. 
Wollekruyd.  399. 

Standelkruyd.  401. 

Naterwortel.  402. 

Bryonie,  415. 

Lis.  431. 

Wilde  Saffraan.  450. 

Santoiie.  4 66. 

Smeerwortel.  473. 

Maagdepalm.  497. 

Ruerkruyd.  77c. 

Wilde  Handtam.  579. 
Duyvekervel.  597. 

Gentiaan,  col. 

Hondjensdraf.  C12. 

Goudenkruyd.  619- 
Yfop.  053. 

S.  Jacobrkruyd.  C79. 

Wilde  Kers.  cci. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Kleyn  Maankruyd.  72 6. 
Koornroos.  759. 

Wintergroen.  79$. 

Glaskruyd.  So 6. 

Vijfvingeikruyd.  S09. 

Peizenkruyd.  ’8u. 

Weegbree.  S27. 

Knollen.  S49. 

Heydenfch  Wondkruyd.  S92. 
Tormentil.  914. 

Gulde  Roede.  927. 

Geytenbaard.  928. 

Duyzendblad.  &v.  930. 

Gaaten,  lopende  Gaaten , Fiftelen,  open  te 
houden  , door  middel  van 
Speerwortel..3<[7. 

Op  te  droogen,  door  middel  van 
Elatine.  5C0. 

Gaaten  en  lopende  zweereh  des  Hoofdstege- 
neezeu  door  middel  van 


A D - W Y Z 

Ciceren.  483. 

Gaaten  , en  opene  zeeren  der  Paerdcn.  zie 
op  Poerden. 

Gal  te  bedwingen : Gal  hitzigheyd  wech  te 
neemen.  Gal  uyt  te  drijven.  Galblaas  te 
zuyveren  , te  openen.  Galzucht , Gal- 
braking  te  geneezen , te  helpen  , door 
middel  van 

Oranjeboom.  14. 

Pruymboom.  47. 
Tamarindenboom.  117. 
Berberisboom.  188. 
Aalbezienboom.  194. 
Roozeboom.  199. 
Tamarifchboom-  20I. 
Kruysbezien-  223. 

Zuring.  280. 

Ageratum.  294. 

Peeterzelie.  345. 

Betonie.  390. 

Naterwortel.  402. 

Brunelle.  419. 

Lis.  43  r. 

Marietten.  442. 

Oogenklaar.  4S0. 

Ciceren.  4S3. 

Saffraan.  5 20. 

Varkensbrood.  737. 

Ridderfpoor.  748. 

Hoe  langer  hoe  liever.  <[58. 
Salade.  083. 

Patkh.  091. 

Poleye.  740. 

Bok- orege.  743. 

Moede: kruyd.  757. 

Aardbeziën.  773. 

Kraakebezien.  77 c. 

Kruyswortcl.  8 7 7. 

Gal , verbrandde  Gal  uyt  te  drijven  , door 
middel  van 

Kali.  472. 

Galachtige  ; zwartgallige,  melancholijke  , 
taye , flijmerige , en  andere  quade  voch- 
ten uyt  te  drijven , door  middel  van 
Oranjeboom.  13.  14. 

KarfTeboom.  37. 

Dadelboom,  71. 

Vlierboom.  80. 

Rhijnbezien.  81. 

Duynbezien.  82. 

Ipenboom.  87. 

Pijlhout.  91. 

Terpentijnboom.  loc. 
Tamarindenboom.  117. 
Vleffcheboom.  130. 

Welriekende  Eykelboom.  132. 
Nagelboom.  150. 

Kleyne  Lauwerboom,  17c. 

Huift.  idc. 

Brem.  1S1. 

Roozeboom.  191. 

Spinagie  uyt  America.  20C. 
Alaturnusboom.  20S. 
Cqccinilienboom.  219. 

Klim.  254. 

Kappers  2 ff. 

Opregte  Jalappe.  2C8. 

Alffem.  274. 

Becrenklauw.  277. 

Zuring.  2S0. 

Vrouwcnhayr.  2 8 7. 

Boomvaarn,  290. 

Steenvaarn.  291. 

Ageratum.  294. 

Boelkcnskruyd.  298. 

Aloë.  314. 

Witte  Malve.  319. 

Angelica.  331. 

Krap.  341. 

Kalfsvoet.  377. 

Mansoor.  3 5 8. 

Duyzendfchoon.  3C4. 

Arillolochie.  3 cc. 

Meefterwortel.  378. 

Betonie.  39c. 

Standelkruyd.  401, 

Bernagie.  40c. 

Koe-ooge.  421. 

Camillen.  423. 


E R 

Welriekende  Lis.  42 J. 
Brafiliepeeper.  447.. 
Cariophillate.  437. 
Springkruyd.  458. 

Efula.  459. 

Wolfsmelk.  4cr. 

Caucalis.  402. 

Samorie.  4c  c. 

Huyslook.  471, 

Linzen.  4S4. 

Cicorey.  491. 

Coloquintappel.  502. 

Winde.  50c. 

Scamtnonie.  50S. 

Konkommer,  528. 

Koornbloem.  531. 
Varkensbrood.  537, 

Cyinbalaria  540. 

Geele  Wortel.  544. 
Vingerhoed.  553. 

Hoe  langer  hoe  liever.  778. 
Wilde  Vlier.  559. 

Ferula.  572. 

Duyvekervel.  597. 

Soahout.  en. 

Godsgenade.  6 19. 

Zonnewende.  C24. 

Purgeercnde  Batata.  C27. 
Scharley.  C40. 

S.  Janskruyd.  C48- 
Senatula.  C77- 
Anijskruyd  uyt  America,  ccï. 
Steekcnde  Kaarden,  C7J. 

Patich.  C91. 

Scoibuthskruyd.  70®. 

Jenerte.  735. 

Majoraan.  737. 

Thymiaan.  7 3 8.  \ 

Orege.  742. 

Moederkruyd.  757. 

Bingelkmyd,  7C0. 

Mechoacan.  7C4. 

Panax.  80 1. 

Mankop.  803. 

Varkensvenkel.  8 12. 

Zee  venkel.  813. 
Salomons-zeegel.  83* 
Vlookruyd.  835. 

Bertram.  842. 

Peeperwortd  847. 

Zonnedauw.  8 50. 

Wonderboom.  S52. 

Hermala  uyt  Syrien.  S77. 
Kunneke.  Sci. 

Bijlkenskruyd.  S72. 

Kruyswortel.  S77. 

Vreemde  wilde  Kers.  913. 
Dric-venvige  Violec.  924. 
Macrtfche  Viole.  927. 

Viiegenet.  927. 

Zie  op  Gal , en  Fluymen . 
Gebrandheyd  te  geneezen ; de  brand  uyt  te 
trekken , door  middel  van 
Moerbezienboom.  19. 
Vijgeboom.  24. 

Queeboom.  33. 

Platanusboom.  79. 

Vlierboom.  79. 

Lindenboom.  8c- 
Myrtusboom.  147. 

Ciftus.  171. 

Alcanne.  217. 

Rofmarijn.  24 c. 

Kappers.  277. 

Keelkruyd.  2C0. 

Beerenklauw.  277. 

Vaarni  2S9. 

Struyskruyd.  293. 

• Aloë.  317. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  318.  319: 

Kleyn  O/fetong.  32c. 

Walflroo.  339. 

Kalfsvoet.  377. 

Meyer.  3S1. 

K'iflènkruyd.  387/ 

Hoefblad.  3 Sc- 
Balffemappel.  389. 

Beet.  397. 


Wollo" 


der  G 

Wollekruyd.  399- 
Cardobenedióh  453. 

Cepia  407. 

Huyslook.  471. 

Kauwoorde.  421. 

Wüde  Vlier.  339. 

Elichryfon.  501. 

SJanskruyd.  04S. 

Verkeerd  Neetdkruyd.  677. 
Lelie.  71  6. 

Vlaskruyd.  718. 

Narciffe.  779 
Speerkruyd.  793. 

Wintergroen.  793. 

Weegbree.  S23. 

Sefamum.  878. 

Sotsknodze.  920. 

Gebrandheyd  te  geneczen  , zonder  lidceeke- 
nen  na  te  laten , door  middel  van 
Ipenboom.  S7. 

Gebrandheyd  van  de  Zon  wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Vlierboom.  80. 

Gebrookene,  geborftene  Armen  en  Beencn 
te  geneezen  , door  middel  van 
Ipenboom.  S7. 

Zie  voorts  op  Beenderen. 

Gebrookene  Ribben  zie  op  Ribben. 
Gebrookene  , geborftene  Aderen.  Zie  op 
Aderen. 

Gebiookenheyd , geborftenheyd , gefcheurd- 
hcyd.  zie  op  Breuken. 

Geelzucht  te  geneezen,  door  middel  van 
Zeevenboom.  03. 

Pijlhout.  91. 

Eflchenboom.  93. 

Tarpentijnboom.  iotf. 
Tamarindenboom-  113. 
Berkenboom.  133. 

Lauwerboom.  153. 

Berberisboom.  ISS. 
Tamarifchboom.  20 7. 
Rofinarijnboom-  246. 

Zuring  2S0. 

Vrouwenhayr.  2S3. 

Steenvaarn.  291. 

Agrimonie.  293. 

Boelkenskruyd.  298. 

Zee-ajuyn.  307. 

Aloë.  314. 

Kleyn  Offentong.  32(9. 

Angelica.  331. 

Kiecfkruyd.  338. 

Krap.  341. 

Walmeefter.  343. 

Akeleyen.  331. 

Z wal  uwe  wortel.  370. 

Aftbdille.  371. 

Melde.  379. 

Beer.  393. 

Betonie.  396. 

Standelkruyd.  40I. 

Bernagie,  400. 

Senegroen.  418. 

Ganzebloem.  412. 

Munt.  427. 

Bergmunr.  428. 

Nieswortel.  434. 

Goudsbloem.  43 6. 

Wilde  Saffraan.  430. 
Cardobenedidl.  433. 

Kruysdiftel.  43  tf. 

Caucalis.  402. 

Chamardrys.  476. 

Veld-cipres.  477. 

Oogenklaar.  4S0. 

Ciceren.  4S3. 

Cicorey.  491. 

Ariiciok.  493. 

Bafilicom-  499. 

Coloquintappel.  302. 

Scammonie.  308. 

Conyza.  310. 

Wilde  Comijn.  313. 

Saffraan.  320. 

Koornbloem.  331. 

Varkensbrood.  337. 

Geele  Wortelen.  344. 

Beetwortel.  543. 


N E E S M I D D 

Ridderfpoor.  54S. 

Rakette.  363. 

Eedele  Rakette.  3 tftf. 
Oogentrooft.  3 67. 

Filipendula.  377. 

Duyvekervel.  397. 

• Holwortel.  399. 

Zoethout,  tfii. 

Hondjensdraf.  <522. 
Goudenkruyd.  <129. 
Duyzendkoorn.  «533» 

Hyacinth.  <543. 

S.  Janskruyd.  <148. 

Yfop.  033. 

Wilde  Kers.  tfó2. 

Afpergies.  071. 

Salade.  <583. 

Steen-leeverkruyd.  686. 
Lampfana.  68  p. 

Patich.  6 91. 

Lavendel.  708. 

Hop.  732. 

Orege.  742. 

Nachtfchade.  730. 

Marum.  734. 

Malrove.  735. 

Koorn-roos.  739, 

Bingelkruyd.  700. 

Mechoacan.  704. 

Aardbeziën.  773. 

Valeriaan.  7S4. 

Yzetkruyd.  787» 

Peonie.  799. 

Pafterine.  S04. 

Vijfvingerkruyd.  809. 
Zce-venkel.  813. 

Polium.  S28. 

VJookruyd.  83  3. 

Zeepkruyd.  843. 

Wonderboom.  832. 

Muysdoorn.  834. 

Water-eppe.  8S4. 

Hen  nip.  8 87. 

Heydens  Wondkruyd.  892, 
Haazen-faiade.  8 94. 

Tormentil.  914 
Maertfche  Viole.  923. 

Gcele  verwe  des  Ligdiaams  te  doen  vergaan 
door  middel  van 

Varkensbrood.  337. 

Geele , quade  verwe  der  Oogen , na  de  Geel- 
zucht overgebleeven , te  doen  verdwijnen. 
zie  op  Oogen. 

Geel  water  uyt  te  drijven  , door  middel 
van 

Galega.  399. 

Geheugcnis  te  verfteiken,  door  middel  van 
Rofmarijn.  246. 

Bernagie.  400. 

Munt.  42<s. 

Cardobenediél.  433. 

Oogentrooft.  309. 

Gengcbar.  666. 

Maybloem.  717. 

Melifle.  702. 

Mufcari.  774. 

Stechaskrnyd.  S78. 

Gemoed  te  vervrolijken,  door  middel  van 
Cariophillate.  437. 

Cicercn.  4S3. 

Ananas.  493. 

Bafilicom.  499. 

Cortufa.  3J<$. 

Saffraan.  320. 

Koornbloem.  33!. 

Alantworiel.  301. 

Bloem  des  Lijdens.  3S9. 

Gemeene  Medica.  393. 
Oyevaarsbek.  6 03. 

Articiokken  onder  de  aarde.  <523. 
Welriekende  Nagtbloem.  034. 
Muurbloem.  <17  S. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 
Mufcari.  774. 

zie  ook  op  Hert ; en  op  Melancholie. 
Geronnen  Bloed,  zie  op  Bloed. 
Gefcheurdheyd  te  geneezen.  zie  op  Breu- 
ken. 

Rrr  3 


: L E N. 

Gezicht  te  verfterkedj  de  donkerheyd  weck 
te  neemen , door  middel  van 
Karfiel  oom.  37. 

Kaneelboom.  123. 

Nagelboom.  130. 

Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24  6. 

Alften.  274. 

Sigmaartïkruyd.  27 tf. 

Zuring.  280. 

Zee-ajuyn.  307. 

Muur.  308. 

Aloë.  313. 

Guychelheyl.  324. 

Angclieren.  302. 

Aftbdille.  372. 

NaterWortel.  402. 

Bruynette.  424. 

Stinkende  Lis.  432. 

Goudsbloem.  43  6. 

Oogenklaar.  480. 

Cicorey.  491. 

Oogentrooft.  3*9. 

Wilde  Hanekam.  379. 

Gras  van  Parnas.  tfiS. 

Gengebar.  666. 

Peepcr.  733- 
Radijs.  S4tf. 

Wijn -uyt.  83tf. 

Gezicht  helder  en  fcharp  te  maken  door  mid- 
del van 

Olijfboom.  183. 

Wijngaard.  240. 

Rofmarijn.  24 6. 

Sigmaartskruyd,  2 76. 

Zuring.  2S0. 

Zee-ajuyn.  307. 

- Muur.  30S. 

Aloë.  313. 

Guygchelheyl.  324. 

Ancmone.  328. 

Angelica.  331. 

Kalfsmuyl.  337. 

Kalfskruyd.  337. 

Mans-oor.  339. 

Aftbdille.  372. 

Kool.  413. 

Welriekende  Lis.  42S. 

Goudsbloem.  43  6. 

Brafilie  Peepcr.  447. 

Hof-comijn.  43 6. 

Caucalis.  402. 

Saniorie.  4 66. 

Chamardrys.  47$. 

Oogenklaar.  48  o. 

Endivie-  490. 

Bafilicum.  499. 

Saffraan.  320. 

Varkensbrood.  337. 

Arragonfche  Moltaart.  308. 

Ferula.  372. 

Zonnebloem.  382. 

Venkel.  390. 

Havikskruyd.  636. 

Ylop.  033. 

Afpergien.  67 1. 

Lavas.  712. 

Vlaskruyd.  71S. 
Zeevengetijdenkruyd.  724, 
Mallooten.  723. 

Thymïaan.  73S. 

Poley.  740. 

Malrove.  7^6. 

Valeriaan.  7S4. 

Perzenkruyd.  Siï. 

Muysoor.  Sl6. 

Knollen.  849. 

Muysdoorn.  S34. 

Harmala  uyt  Syrien.  Stf. 
Adderskruyd.  809. 

Wilde  Thymtis.  878. 

Water-eppe.  SS4. 

Adderskruyd.  8 69. 

Wilde  Thijm.  S77. 
zie  voorts  op  Oogen. 

Gezicht  der  oude  lieden  teverfterken,  door 
middel  van 

Lindenboom.  Stf. 

Gezondheyd  te  bewaren  , zonder  in  veele 
jaren 


tl  ;(■ 


i || 


B L 

jaren  ziek  te  worden  , door  middel  van 
Windend  Paerdsyzer.  714. 
Gefwellen  en  Apoftcmatien ; heete  , kou- 
de , waterachtige , vuyle , en  andere  van 
allerley  flag,  te  geneezen  , te  doen  rijp 
worden  , fcheyden,  verkoelen ; verteeren; 
ongeneesbare  te  helpen , door  middel  van 
Appelboom  6. 

Egyptifcbe  Vijgeboom.  25. 
Peereboorq.  31. 

Queeboom.  32. 

Willigeboom-  78. 

Vlierboom.  80. 

Elzenboom.  90. 

Beukenboom.  93. 
Tamarindenboom.  11?. 
Welriekende  Eykelboom.  132. 
Haazelnootenboom.  X62. 

Brem.  1S1. 

Oleanderboom-  1S4. 
Berberisboom.  18S. 

Jodendoorn.  189. 

Boom-malve.  191. 

Boom-maive  van  China.  193. 
Roozeboom.  199 
Tamarifchboom.  20 1. 
Phyllireaboom.  212. 

Lage  Berg-mifpelboom.  2lS. 
Coccinilienboom.  219. 
Geneverboom.  210. 
Doornbezien-  223. 

Jafmijn.  228. 

Geytenblad.  244. 

Marentakken.  250. 

Veyl , of  Eylof.  252. 

Kappers.  2^5. 

Keelkruyd.  260. 

Averuyt.  271. 

Sigmaartskruyd.  276. 
Wolfsbezie.  2S3. 

Hartstong.  28  7. 

Hemionitis.  2 8 7. 

Vaam.  289. 

Struyskruyd.  293. 

Agrimonie.  295. 

Boelkenskruyd.  298. 

Paraye.  305. 

Zee  ajuyn.  307. 

Muur.  30S. 

Aloë.  314. 

Malve.  31 8. 

Fluwdebloem.  322. 
Guychelheyl.  324. 

Betkbunge.  324. 

Anemone.  328. 

Ambrofïa.  329. 

Anijs.  353. 

Maankruyd.  3 3 . 

Kleef kruyd.  338. 

Angelieren.  302. 
Aftragaluskruyd.  377. 
Meefterwortel.  378. 

Melde.  379. 

Beercnoor.  3S3. 

Kliflenkruyd.  38?. 

Hoefolad.  3 Sc. 

Madelieven.  393. 

Betonie.  396. 

Standelkruyd.  40I. 

Tweeblad,  402. 

Kool.  413. 

Koe  oog.  421. 

Camillen.  423. 

Munr.  427. 

Stinkende  Lis.  432. 

Nieswortel.  434. 

Hof-comijn.  45e. 

Wolfsmelk.  401. 

Kervel.  404. 

Huyslook.  471. 

Oogenklaar.  481. 

Erweten.  4 8 6. 

Boonen.  4S6. 

Endivie,  490. 

Cicorey.  491. 

Bafilicum.  499. 

Hermodaöclen.  501. 

Conyza.  510. 

Comijn.  5x2. 


A D - W Y Z 

Navelkruyd.  517. 

Saffraan.  >520. 

Kauwoorde.  521. 

Meloen.  52 6. 

Ezels-komkommer.  $zS. 
Koornbloem.  531. 

Geele  Wortelen.  544.  • 
Riddetfpoor.  548. 

Hoe  langer  hoe  liever.  <58. 
Wilde  Vlier.  55  9. 

Elatine.  $60 

Itaiiaanfche  Rakette.  $67. 
Boekweyc.  570. 

Ferula.  472. 

Indiaanfche  Vijg.  574. 
Indiaanfche  Doorn  appel.  $76. 
Fenegriek.  591. 

Opregte  Medica.  592. 
Indiaanfche  Weyt.  $96. 

Hol  wortel.  $99. 

Gingidium.  <507. 

Weede.  612. 

Schilddragende  Hedyfarum.  <523. 
Zonnewende.  $24. 

Articiocken  onder  de  aarde,  025. 
Kruydje  roer  my  niet.  030. 
Scharley.  040. 

S.  Janskruyd.  *48. 

Yfop.  653. 

Tacea.  6 5^. 

Juca  uyt  America.  66$. 
Anijskruyd  uyt  America-  66 8. 
Verkeerd  Neetelkruyd.  077. 
Patich.  091. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Lelie.  710. 

Vlaskruyd.  718. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Malloten.  72$. 

Vijgeboon.  729. 

Poleye.  740. 

Americaanfche  Orege.  742. 
Bok-orege.  743. 

Mandragora-  751. 

Marum.  7^4. 

Moederkruyd.  757. 

Koornroos.  7$  9. 

Moluckfche  Meliflen.  742. 
Narciflè.  779. 

Yzerkruyd.  7 8 7. 
Haanikammetjens.  790. 
Waternoot.  793. 

Speerkruyd.  793. 

Panax.  Soi. 

Perzenkruyd.  Sir. 

Lage  Zee-erweten.  826. 
Duyzendknop,  830. 

Longekruyd.  8 3 8. 

Zeepkruyd.  S43. 

Self.  859. 

Sanikel.  860. 

Scabiofe.  8<jy. 

Duyvelsbeet.  8 66. 

Gioot  Speenkruyd.  87I. 
Kruyswortel.  877. 

Wilde  Thymus.  8 77. 

Sefamum.  S78. 

Water-eppe.  8S4. 

Hennip.  887. 

Steekende  Winde.  S90. 
Haazenfalade.  894. 

Smyrniutn  van  Candien.  894. 
Thapfia.  903. 

Torrekruyd.  919. 

Maarrfche  Vide.  92 6. 

Gefwellen  der  heymlijke  Leeden  te  genee- 
zen , gelijk  ook  andere  gebreeken  aan  de 
zelve,  door  middel  van 
Granaatboom.  17. 

Aloë.  314. 

Dille.  329. 

Madelieven.  393. 

Welriekende  Lis.  428. 

Ciceren.  4S3. 

Cymbalaria.  g4o- 
Wilde  Galiga.  541. 

Venkel.  1590. 

Hondjensdraf.  622. 


E R 

Bilzenkruyd.  6$ 2.  ’ 

Malloten.  72 $. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Kruyswortel.  S77. 

Haazenfalade.  8 94. 

Zie  voorts  op  Zeeren  en  Zweeringen 
der  heymlijke  Leeden. 

Gefwellen  te  verzachten  5 de  brand  en  pijn 
wech  te  neemen  j de  hardigheyd  te  ver- 
wecken , &c.  door  middel  van 
Mifpelboom.  23. 

Vijgeboom.  24. 

Olijfboom.  1S3. 

Zeeajuyn.  307. 

Anijs  333 
otarrekruyd.  3 76. 
Aftragaluskruyd.  377. 
Meelterworrel.  3 78. 

Kliftenkruyd.  3S5. 

Hoefblad.  3 86. 

Betonie.  390. 

Standelkruyd.  401. 

Tweeblad.  402. 

Hermodaéteicn.  503. 

Kauwoorde.  521. 

Cymbalaria.  540. 

Hoe  langer  hoe  liever.  $$S. 
Fenegriek.  591. 

Indiaanfche  Terwe-  596. 
Hedyfarum.  623. 

Articiocken  onder  de  aarde.  61$. 
Zie  voorts  hier  hoven , op  d'eerfte  Poft 
van  Gezwellen. 

Gefwellen  , de  verzworene  Etter  daar  uyt 
te  halen , door  middel  van 
Maarentakken.  250- 

Gefwellen,  etterige,  vuyle  Hinkende,  ver- 
zworene , te  geneezen , door  middel  van 
Moerbezienboom.  19. 

Lage  Bergmifpelboom.  2ig. 
Coccinilienboom.  219. 

Yfop.  6$ 3. 

Heydens  Wondkruyd.  890.’ 
Gefwellen  aan  ’t  Fondament  te  geneezen 
door  middel  van 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Zie  voorts  op  Aarsdarm. 

Gefwellen  der  Mond.  zie  op  Mond-gezwel- 

len. 

Gefwellen  aan  den  Hals.  zie  op  Hals- 
gezwellen. 

Gefwellen  der  Nieren,  zie  op  Nieren. 
Gefwellen  , inwendige,  zie  op  Inwendige 
Gezwellen. 

Gefwellen,  Peftilentiale.  zie  opPeftilentiale 
Gezwellen. 

Gefwellen  aan  de  Vingeren , Teeën  , &c. 
te  geneezen  , en  zonder  fnijden  te  doen 
doorbreeken , door  middel  van 
Oogenklaar.  481. 

Paronychia-  807. 

Zie  ook  op  Nagelzweering  en  Zwel- 
ling. 

Gefwellen  in  de  Lies  te  doen  vergaan  door 
middel  van 

Haazepoot.  6S4. 

Gefwellen  en  Schurfrheyd  op  der  Paerden 
huyd  te  geneezen,  door  middel  van 
Beekbunge.  324. 

Zie  voorts  op  Schurftheyd  en  Zeeren 
der  Paerden. 

Gefwollen  Tandyleefch.  zie  op  Tand- 
vleefch. 

Gefwollene  Leeden  te  regt  te  brengen,  door 
middel  van 

Aftragaluskruyd.  377. 

Camillen-  423. 

Gefwollene  , vuurige  armen  en  beenen  te 
geneezen , door  middel  van 
Tasjenskruyd.  914. 

Gewrigtenpijn  door  Zinkingen  en  anders, 
te  voorkomen ; te  geneezen,  door  mid- 
del van 

Geneverboom.  221, 

Ephemerum.  26$. 

Thapfia.  903. 

Zie  voorts  op  Lecdenfmerten. 

Graveel  te  verdrijven  , de  fmerten  te  ftillen, 
door  middel,  genomen  van 

Oranje- 


der  GENEESMIDDELEN. 


Oranjeboom.  14. 
Vijgeboom.  23. 
Amandelboom-  3?. 
KarlTeboom.  37. 

Pijnboom.  4?. 

Cypresboom-  61- 
Lage  Cederboom.  04. 
Perzikboom.  67. 
Abricoosboom-  tfS. 
Eykenboom.  76. 
Willigeboom.  78. 
Lindenboom.  Stf. 
Macerboom.  89- 
Beukenboom.  93. 
Terpentijnboom.  lo<J. 
Saflafrasboom.  IH. 
Berkenboom.  133. 
Mufcaatboom.  136. 
Lauwerboom.  153. 
Hazelnotenboom.  Ig2. 
Olijfboom.  183. 

Aalbezien.  195. 
Tamarifchboom-  20I. 
Doornbezien.  223. 
Wijngaard.  240. 

Veyl,  ofEylof.  252, 
Averuyt.  271. 

Zuring.  2S0. 

Vrouwenhayr.  28?. 
Hartstong.  2S7. 

Hemionicis.  2S7. 

Agrimonie.  295. 

Munt.  308. 

Malve.  318. 

Witte  Malve.  318. 
Guygchelheyl.  324. 
Beekbunge.  325. 

Kleyn  Ofleniong.  jz6. 
Angelica.  331. 

Peeterzelie.  345. 

Bijvoet.  3153. 

Duyzendfchoon.  3^4. 
Aflodille.  372. 

Beerenoor.  383. 
Kliffenkruyd.  3S5:. 

Beet.  39?. 

Kool.  413. 

Riedgras.  416. 

Ganzebloem.  422. 

Camillen.  423. 

Bruynettc.  424. 

Munt.  426. 

Lis.  43 1. 

Braliliepeeper.  447. 
Cardobenedift.  433- 
Kruyswortel.  4 5 <5. 

Caucalis.  402. 

Lappa  Boaria.  4<S3- 
Kervel.  454. 

Haazenoor.  47?. 

Waterbok.  47 S. 

Ciceren.  483. 

Boonen.  48  6- 
Cicorey.  491. 

Ananas.  495. 

Balilicom.  499. 

Brafiüaanfche  Linzen.  509. 
Hartshoorn.  <513. 
Kniekenskruyd.  5I9. 

Pepoen.  323. 

Wilde  Galiga.  541. 

Geele  Wortelen.  544. 
Beetwortel.  343. 
Ridderfpoor.  ?4S. 
Didtamnus.  551. 

Doronïcum.  5*54. 

Hoe  langer  hoe  liever.  858» 
Wilde  Vlier.  559. 
Elichryfon.  ?g 1. 

Alantwortel.  ?gi. 
Italiaanfche  Rakette.  5 <57. 
Arragonfche  Moftaart.  ?gS. 
Indiaanfche  Doornappel.  576. 
Filipendula.  577. 
Water-FilipenduJa.  578. 
Zonnebloem.  582- 
Venkel.  590. 

Oprechte  Medica-  392. 
Fraxinella.  594. 


Kievitsbloem.  393. 

Gentiaan.  goi. 

Oyevaarsbek.  g of. 

Gingidium,  607. 

Zwaardkruyd.  goS. 

Gras  van  Parnas.  <Ji8, 
Oogentrooftgras.  tfiS. 
Hondjensdraf.  <322. 

Kruydje  roer  mij  niet,  tfgo. 
Duyzendkoorn.  (333. 

S.  Tanskruyd.  04S. 

S.  Jacobskruyd  ge  9. 

Wilde  Kers-  662. 

Jobstraanen.  666. 

Afpergien  671. 

Roomfch  Neetelkruyd.  67 ?. 
KnaWel.  67 7. 

Patich.  091. 

Tongeblad.  709. 

Windend  Paardsyzer.  714. 
Vlaskruyd.  719. 

Paarlekruyd.  722. 

Mallote.  725. 

Poley.  740. 

Moederkruyd.  737. 

Beer wortel,  703. 

Aardbeziën.  773. 

Molch.  773. 

Yzerkruyd.  787. 

Stalkruyd.  790. 

Waternoot.  793. 

Peonie.  799. 

Glaskruyd.  So 6. 

Muysoor.-  Sitf. 

Canarizaad.  S20. 

PimpineJ.  S24. 

Duyzendkoorn.  830 
Ganzerich.  833. 

Sleutelbloem.  838. 

Radijs.  845. 

Muysdoorn.  8 <4. 

Self.  839. 

Wilde  Thymus.  878. 
Wormkruyd,  899. 

Eerenprijs.  922. 

Maartfche  Viole.  92?. 
Gulderoede.  927. 

Graveel  der  kinderen  in  ’c  bijzonder , te 
verdrijven  door  middel  van 
Cicorey.  491. 

HAls , ftijve  Hals , te  helpen , door 
middel  van 

Oyevaarsbek.  go?. 

Hals  gezwel  te  verdrijven  , te  geneezen  , 
door  middel  van 

Agrimonie.  29?. 

Muur,  309. 

Ambrofia-  329. 

Madelieven.  393. 

Raponce.  440. 

Navelkruyd.  5x7. 

Zie  ook  op  Klieren. 

Hals-zeeren  en  Zweeren,  te  geneezen , door 
middel  van 

Eerenprijs.  922. 

Handen-fchurftheyd  te  geneezen. 

Zie  op  Schurftige  Handen. 

Handen  zacht  te  maken , door  middel 

Malve.  31 8. 

Handen  zeer  fchoon  en  zuy  ver  te  doen  wor- 
den , door  middel  van 
Zeepkruyd.  S43. 

Handen-fproetelen  , en  andere  onreynighee- 
denin  ’t  vel,  wech  te  neemen,  doormid- 
del van 

Affodille.  371. 

Hardigheyd  te  verzachten,  zie  op  Gezwel- 
len. 

Harflènen  te  verfterken ; te  verwarmen ; ver- 
koude  te  helpen , andere  gebreeken  wech 
te  neemen . door  middel  van 
Maftikboom.  103. 

Kaneelboom.  123. 

Mufcaatboom.  I3g. 

Myrtusboom.  14?. 

Nagelboom.  i?o. 

Lauwerboom-  153. 


Geneverboom.  220. 

Rol'marijn.  24 g. 

Angelieren,  3g2. 
Duyzendfchoon.  304. 

Bernagie.  4og. 

Nieswortel.  434. 

Cortufa.  ?ig. 

Varkensbrood.  $37. 

Wilde  Galiga.  541. 

Venkel.  590. 

Kievitsbloem.  59?- 
Yfop.  g?3- 
Thuynkcrs.  66 r. 

Lavendel.  708. 

Maybloem.  717. 

Majoraan.  737. 

Marum.  734. 

Molukfche  Meliffe.  762. 
Mechoacan.  7g4. 

Gierft.  7gg. 

Sleutelbloem.  8 3 8. 

Bertram.  842. 

Self.  8 5 9. 

Steekende  Winde.  S90. 
Harflenen  verfloptheyd  te  openen  ■,  flijmerig- 
heyd  te  verdrijven  j te  doen  opdrogen  , 
door  middel  van 

Azedarach.  134. 

Yfop.  <533. 

Thuynkcrs.  gtfl. 

Lavendel.  70S. 

Maybloem.  717. 

Majoraan.  737. 

Marum.  734- 
Molukfche  Meliflè.  761. 
Zeepkruyd.  S43- 

Harflenen  ontroering  te  helpen , door  mid- 
del van 

Peonie-  Soo. 

Wilde  Thymus.  878. 

Zie  ook  Razernij. 

Hayr , uytgevallen , weer  te  doen  groeyen, 
door  middel  van 

Quecboom.  33. 

Nooteboom.  41. 

Lindenboom.  Sg- 
Ipenboom.  88. 

Lotusboom.  104. 

Aflodille.  372. 

ThapCa.  903. 

Hayr  uytvalling  te  voorkomen,  doormid- 
del van 

Perzikboom.  67. 

Daadelboom.  71. 

Lindenboom.  Stf. 

Ipenboom.  88. 

Beukenboom.  93. 

Lotusboom.  104- 
Myrtusboom.  14?. 
Hazelnootenboom.  1 62» 

Ciftus.  171. 

Roozeboom.  199. 

Vrouwenhayr.  2S?. 

Knoplook.  302. 

Ajuyn.  303. 

Aloë.  313. 

Laferpitium.  332. 

Ried.  370. 

Aflodille.  372. 

Kool.  413. 

Varkensbrood.  337. 

Hêndstong.  339. 

Arragonfche  Moftard.  ?tfS. 

Ferula.  372. 

Thuynkers.  tfgi. 

Yzerkruyd.  787. 

Hayr  , fchoon  en  lang  te  doen  Waflen  j 
zwarte  of  andere  verwe  te  geeven  , aan 
de  mond  te  doen  groeyen  &c.  door  mid- 
del van 

Populier  boom,  73. 

Willigeboom-  78. 

Paapcnhout.  92. 

Lotusboom.  io4- 
Azedarach.  134. 

Myrrus-  143. 

Bofchboom.  139- 
Berberisboom.  x88. 

Alcanne.  213. 

Cocci- 


B L 

Coccïnilienboom.  219. 

Indigo.  230. 

Rofmarijn.  24 6. 

Averuyt.  271. 

Vrouwenhayr.  2S5. 

Ajuyn.  303. 

Zee-ajuyn.  307. 

Wilde  Vlier.  559, 

Wilde  Kers.  <102. 

Vederik.  744. 

Hayr  nier  te  doen  groeyen  aan  Lippen  of 
Kin , door  middel  van 
Hyacinth.  045. 

Hayr  te  doen  krullen , door  middel  van 
Affodille.  372. 

Hayr  te  zuy  veren , door  middel  van 
Fenegriek.  591. 

Hayr  te  doen  wallen  op  verbrand  geweeft 
zijnde  plaatzen  , door  middel  van 
Lelie.  710. 

Hayr  zeer  klaar  en  zuyver  te  maken  3 door 
middel  van 

Huyslook.  471. 

Vederik.  744. 
zie  op  Hayr  te  zuyveren. 

Hayr  te  doen  nytvaflen , door  middel  van 
Wijngaard.  240. 

Veyl . of  Eylof.  252. 
Wolfsmelk.  401. 

Heefchheyd  der  Keel  te  verdrijven,  door 
middel  van 

Scyraxboom.  112. 

Eedele  Rakette.  5 66. 

Soethout.  tfii. 

Lelie.  710. 

Boksdoorn.  9i<y. 

Zie  ook  op  Keel. 

Hert  tc  verquikken  ; te  verfterken;  Hert- 
gebreeken  tegeneezenj  ’t  Hert  vrolijk  te 
maken , door  middel  van 
Citroenboom.  "J 
Lïmoenboom.  >13-15. 
Oranjeboom.  J 
Bananienboom.  23. 

Peereboom.  31. 

Queeboom.  32. 

Pillacienboom-  I07. 
Tamarindenboom.  115. 
Myrtusboom.  145. 

Nagelboom.  150. 

Syringe.  103. 

Berberisboom.  iSS. 

Jodendoorn.  189. 
Coccïnilienboom.  2I9. 
Geneverboom.  220. 

Doornbezien.  223. 

Rofmarijn.  24<S. 

Hinnebezien.  249. 

Cardamom.  258. 

Ephemerum.  205. 

Zuring.  280. 

Grathtvaarn.  291. 

Angelica.  331. 

Walmeefter.  343. 

Akeleyen.  351. 

Angelieren  302. 

Ariilolochie.  3 <ytf . 
Zwaluwewortcl.  370. 
Peftïlentïewortel.  3S7. 

Bernagic.  4otf. 

OITetong.  407. 

Slangenhoofd.  408. 

Goudsbloem.  430. 

Carline.  449. 

Cardobenedift.  453. 
Carïophillate.  457. 

Endivie.  490. 

Ananas.  495. 

Bafilicom.  499. 

Coriander.  511. 

Saffraan.  520. 

Koornbloem.  531. 

Dragon.  550- 
Zonnebloem.  5 82. 

Bloem  des  Lijdens.  589. 
Gemeene  Medica.  593. 
Ovevaarsbek.  505. 

Welriekende  Nachtbloem.  <734. 
Serratula.  657. 


A D - W Y Z 

Salade.  <583. 

Americaanfche  Patich.  707. 
Maybfoem.  717. 

Marum.  754. 

Meliffe.  702. 

Molukfche  Meliflè.  7^2. 

Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Mufcari.  774. 

Pimpinel.  824. 

Sleutelbloem.  8 3 8. 

Longekruyd,  840. 

Self.  809. 

Adderskruyd.  S 69. 

Maertfche  Viole.  925. 
Herten-flauwheyd  ; zwakheyd  wech  te  nee- 
men  door  middel  van 

Cardamom.  258. 

Ephemerum.  26$. 

Angeüer.  302. 

Offetong.  407. 

Hertgcfpan.  447- 
Lavendel.  708. 

Lelie.  71 6. 

Zie  ook  op  Flauwten. 

Hertklopping ; Hertbeeving , te  verdrijven, 
door  middel  van 

Lindenboom.  86. 

Effchenboom.  95. 

Mufcaatboom.  13  6. 
Myrtusboom.  145. 

Nagelboom.  150. 

Aaibezien.  195. 

Roozebcom.  199. 
Coccinilicnboom.  2x9. 
Cardamom.  258. 

Ephemerum.  205. 

Angelieren.  302. 

Bernagie.  405. 

Goudsbloem.  43 6. 

Hertgefpan.  447. 

Endivie.  490. 

Cicorey.  491. 

Bafilicom.  499. 

Koornbloem.  531. 

Doronicum.  554. 

Z rn  bloem.  5 82. 

Oyevaarsbek.  tfoy. 

Stoebe.  6^6- 
Lavendel.  708. 

Maybloem.  717. 

Meliffe.  7152. 

Pimpinel.  S24. 

Adderskruyd.  869. 

Hertgefpan  te  verdrijven , door  middel  van 
Offetong.  407. 

Rhaponticum.  853. 

Hertvang  af  te  zetten,  door  middel  van 
Coccinilienboom.'  21 9. 
Braambezien.  24S. 

Hertpijn ; pijn  voor  ’t  Hert  te  geneezen , door 
middel  van 

Ariilolochie.  3 66. 

Hert , alle  quaadaardigheyd  daar  van  af  te 
drijven  , door  middel  van 

Peftilentiewortel.  387. 
Heupenpijn,  Heupjigt,  te  doen  verdwijnen 
door  middel  van 

Brem.  1S0. 

Lis.  431. 

Carline.  449. 

Cardobenedid.  453. 

Veld  cipres.  477. 

Coloquinrappel.  502, 

Scammonie.  50S. 
Tandekenskruyd.  550. 

Eedele  Rakette.  500. 

Ferula.  572. 

Gods  Genade.  $19. 
Hondjensdraf.  611. 

S-  Janskruyd.  048. 

Thuynkers.  660. 

Afpergien.  671. 

Thymiaan.  738. 

Yzerkruyd.  787. 

Vijfvingerkruyd.  809. 
Varkensvenkel.  812. 

Smyrnium.  894. 

Teucrium.  ?oi. 


E R 

V reemde  wilde  Kers.  913. 
Sotsknodze.  920. 

Hik  te  beletten , te  verdrijven  j door  mid- 
del van 

Mufcaatboom.  X 3 eJ. 

Grachtvaarn.  291. 

Alyffum.  320. 

Dille.  329. 

Anijs.  333. 

Ariilolochie.  3 66. 

Munt.  42<J. 

Wilde  Comijn.  513. 

Meliffe.  702. 

Wilde  Thymus.  878. 
Zuykerwortcl.  8S2. 

Hoeft ; gemeenen  Hoeft , quaden  Hoeft , te 
verdrijven  door  middel  van 
Granaatboom.  17. 

Vijgeboom.  23. 

Karffeboom.  37. 

Pijnboom.  45. 

Cypresboom.  61. 

Daadelboom.  71. 

Styraxboom.  112. 

Roode  Jujuben.  xi8- 
Kaneelboom.  123. 

S.Jansbrood.  124. 

Wolboom.  128. 

Lauwerboom.  153. 
Hazelnotenboom.  I62. 
Jodendoorn.  189. 

Boommalve.  191. 

Boommalve  van  China.  193. 
Boomachtig  Spinagie.  206. 
Geneverboom.  220. 

Gey tenblad.  244- 
Cardamom.  25  S. 

Averuyt.  271. 

Vrouwenhayr.  285. 

Boomvaarn.  290.  J 
Agrimonie  295. 

Boelkenskniyd.  298. 

Zee-ajuyn.  307. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  319. 

Angelica.  331. 

Laferpitium.  332. 

Anijs.  333. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoer.  357. 

Kalfsvoet  uyt  Egypten.  358.' 
Mansoor.  359. 

Zwaluwewortel.  370. 
Meefterwortel.  378. 

Hoefblad.  380. 

Bernagie.  406. 

Kool.  413. 

Waalworcel.  420. 

Lis.  43  x. 

Nieswortel.  434. 

Wilde  Saffraan.  450. 

Santorie-  4 66. 

Waterbok.  478. 

Scordotis.  480. 

Erweten.  4S*. 

Boonen.  4S6. 

• Comijn.  512. 

Saffraan.  520. 

Kauwoorde.  521. 

Pepoen.  523. 

Wilde  Galega.  54r. 
Ridderfpoor.  54S. 

Wilde  Vlier.  559. 

Paerdeftaart.  554. 

Eedele  Rakette, 

Arragonfche  Moftard.  $68- 
, Ferula.  572. 

Fenegriek.  591. 

Soerhout.  öii. 

Kottoenkruyd.  616. 

Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet. 
633. 

Havikskruyd.  636. 

Bilzenkruyd.  05 o 
Gengebar.  666. 

Roomfch  Netelkruyd.  67%. 
Damallbloem.  0S9. 

Vlaskruyd.  718. 

Bok  orege.  743. 


Malrove. 


% 


der  GENEESMIDDELEN. 


Malrove.  7 $6. 

Beetwortel.  7 6f. 

Drieblad.  771. 

Narcifle.  779. 

Mankop.  S03. 

Glaskruyd.  S06. 

Varkensvenkd.  812. 

Ydele  Haver.  821. 

Zeepkruyd.  S43. 

Knollen.  849. 

Wijnray,t.  850. 

Self.  859. 

Scabiofe.  S6$. 

Sefamum.  878. 

Teucrium  90I. 

Boksdoorn.  91 6. 

Eerenprijs.  922. 

Hoeft.  Verouderden  Hoeft  te  verdrijven, 
door  middel  van 

Maftikboom-  103. 
Haztlnootenboom.  162. 

Baccharis.  3 S8. 

Wollekruyd.  399. 

Nieswortel.  434. 

Bafilicom.  499. 

Geele  Wortelen.  544. 
Alantwortel.  <;6i. 

Paerdeftaart.  564. 

Ferula.  572. 

Fenegriek.  >591. 

Yfop.  ö<J3. 

Orege.  742, 

Mechoacan-  704. 

Panax.  Sol. 

Glaskruyd.  S06. 

Radijs.  S48- 
Sefeli.  881. 

Smyrnitim.  9S4. 

Hoeft,  droogen  Hoeft,  te  verdrijven,  door 
middel  van 

Plompe.  7S0. 

Wilde  Thymus.  S78. 

Zie  voorts  op  Hoeft. 

Hoeft  der  jonge  kinderen  te  doen  vergaan 
door  middel  van 

Rakette.  56?. 

Hoeft  koekje  te  bereyden  , zeer  treffelijk. 
3 1 P- 

Hoeft  cn  bloedfpouwing  der  Beeften , Paer- 
den  , Koeyen , &c.  te  geneezen  , door 
middel  van 

Paerdecaftanien.  40. 

Agrimonie.  295. 

Gentiaan,  öol. 

HooFdbrand  wech  te  neemen  , door  mid- 
del van 

Elatine.  ?6o. 

Hoofd-draying,  zwijmeling,  te  verdrijven, 
door  middel  van 

Caftanienhoom.  4o. 
Marentakken.  250- 
Cardamom.  2^S. 

Angelieren.  302. 

Beerenoor.  3S3. 

Bernagïe.  406. 

Bryonie.  416. 

Afteroides.  418. 

Cardobenediót  4<)3.  • 

Wilde  Comijn.  473, 
Doronicum.  <;S4. 

Filipendula.  577. 

Wilde  Kers.  <562. 

Lavendel.  70S. 

Maybloem.  717. 

Peonie.  799. 

Varkensvenkel.  8 12. 

Vlookruyd.  83 5. 

Adderskruyd  869- 
Stechaskruyd.  S9S- 
Hoofd-gekrenktheyd.  zie  op  Pazerny. 
Hoofd- gezwellen  en  zweeringen  te  genee- 
zen , door  middel  van 
Hennip.  SS". 

Hoofd- jeukte,  zie  op  Jeukte. 
Hoofd-kneuling  te  gen eezen,door middel  van 
Comijn.  512- 

Hoofdpijn,  en  andere  gebreeken,  te  verdrij- 
ven, door  middel  van 
Queeboom.  33. 


Pcrzikboom.  67. 

Vlierboom.  So. 

Lindenboom.  8 6. 

Pokhout.  98. 

Nagelboom.  150. 

Boom  der  Kuysheyd.  167* 
Roozeboom.  199. 

Alcanne-  215. 

Indigo.  230. 

Kappers.  25?. 

Keelkruyd.  260. 

Boomvaarn  290. 

Zee-ajuyn.  307- 
Dille.  329. 

Angelica.  331. 

Angelieren.  302. 

Duyzendfchoon.  364. 

Hoefblad.  3 86. 

Baccharis.  3 8 8. 

Betonie.  39^. 

Munt.  426. 

Chamatdrys.  476. 

Veld-cipres.  477. 

Oogenklaar.  4S0. 

Conyza.  51  o. 

Ferula.  572. 

Anijskruyd  uyt  America.  668. 
Lavendel.  70S. 

Malloten.  72^. 

Majoraan.  737. 

Marum.  754. 

Mechoacan.  764. 

Roozewortel.  844. 

Muysdoorn.  S54. 

Self.  859. 

Wilde  Thymus.  S78. 

Sefamum.  87S. 

Steekende  Winde.  890. 
Vliegenet.  927. 

Hoofdpijn  terftond  te  doen  vergaan , door 
middel  van 

Hoefblad.  386. 

Hoofd-fchilfltren , fchubben  wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Teucrium.  901. 

Hoofd  fchurftheyd  te  geneezen.  zie  op 
Schurftheyd  des  Hoofds. 

Hoofd-verfterking , flijmerigheeden  daar  uyt 
te  trekken ; de  verftoptheyd  te  openen  j 
door  middel  van 

Kaneelboom.  123. 

Mufcaatboom.  137. 

Nagelboom.  150. 

Syringe.  163. 

Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  240- 
Anemonc.  328. 

Angelieren.  362. 

Ariltolochie.  366. 

Kool.  413. 

Nieswortel.  434. 

Bafilicom.  499. 

Saffraan.  520. 

Koornbloem.  531. 

Dragon.  556. 

Arragonfche  Moftaart.  $ 6S. 
Ferula.  572. 

Fenegriek.  59I. 

Kievitsbloem.  595. 

Yfop.  6S3. 

Majoraan.  737. 

Vederik.  744. 

Melilfe.  762. 

Mufcari.  774. 

Peonie.  799. 

Wilde  Dragon.  S41. 
Roofewortel.  844- 
Wilde  Thymus.  S77. 
Stechaskruyd.  899- 
Vliegenet.  927. 

Hoofd  vochtighceden  te  doen  opdroogen  , 
door  middel  van 

Wilde  Galega.  541. 

Zie  voorts  op  de  voorgaande  Poften  en 
op  HarJJenen. 

Hoofd- wonden  te  geneezen  , door  mid- 
del van 

Mclifle.  762. 

Hoofd-zinkingen  te  doen  ophouden , door 
Sff 


middel  van 

Hondstong.  539. 

Zie  voorts  op  Zinkingen. 

Hooge  Rug , als  men  die  begind  te  krij- 
gen , te  voorkomen,  zie  op  Bugchelkrij- 
£>”£• 

Huyd , fchoon , glad  en  zuyver  te  maken  ; 
alle  vlekken  , onreynigheeden  , fchilfte- 
ren , &c.  te  verdrijven  ; door  middel 
van 

Elfenboom.  90. 

Wolboom.  12S. 

Welriekende  Eykelboem.  132. 
Myrtusboom.  145. 

Wilde  Lauwerboom.  154. 

Kleyne  Lauwerboom.  156. 

Brem.  1S1. 

Jafmijn.  22S. 

Peeperboom.  232. 

Wijngaard.  240. 

Rofmarijn.  246. 

Zuring.  280. 

Malve.  317. 

Alyfium.  320. 

Beekbunge.  325. 

Kalfsmuyl.  337. 

Kalfsvoet.  357. 

Arilarum.  358. 

Zwaluwewortel.  370, 
Aftragaluskruyd.  377. 

Beerenoor.  383. 

Kool.  413. 

Bryonie.  41  <f. 

Stinkende  Lis.  432. 

Nieswortel.  434. 

Raponce.-  440. 

Palmaria.  44J. 

Carline.  449. 

Smeerwortel.  473. 

Ciceren.  483. 

Boonen.  4S7. 

Hermodadtelen.  ?oï. 
Brafiliaanfche  Linzen.  509. 
Pepoen.  523. 

Konkommer.  528. 

Varkensbrood.  537. 

Hoe  langer  hoe  liever.  55S. 
Elatine.  560. 

Hederik.  567. 

Kardinaalsbloem.  5S3. 
Kievitsbloem.  595. 

Duyvekervel.  597. 

Oyevaarsbek.  609. 

Kottoenkruyd.  616, 

Havikskiuyd.  636. 

Thuyn  Kers.  66i. 

Leeverkruyd.  686. 

Patich.  691. 

Lavas.  712. 

Lelie.  710. 

Vijgboonen.  729. 

Hop.  732. 

Yzerkruyd.  787. 

Glaskruyd.  806. 

Turkfche  Boon.  8 lp. 

Pimpinel.  S24. 

Duyzendkoorn.  830. 
Salomons-zeegel.  8 3 2. 
Peeperwortel.  847. 

Sefamum.  S78. 

Water  eppe.  SS4. 

Zie  voorts  op  Aangezicht. 
Huyds-jeukerigheyd  wech  te  neemen.  zie  op 
jeukerigheyd  der  Huyd. 
Huyds-zweeterigheyd  te  verdrijven  , door 
middel  van 

Aardbeziën.  773. 

Huyds  witte  Schilferen  wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Aardbeziën.  773. 

Huyd  , afgefchaafd  zijnde  , weer  te  doen 
groeyen ; te  geneezen , door  middel  van 
Olijlboom.  1S3. 

Sencgipen.  41 8. 

Huyd  der  Paerden,  fchurftheyd  en  gezwellen 
op  de  zei  ve , te  geneezen , door  middel  van 
Beekbunge.  325. 

Zie  voorts  op  Paerden. 

Huyg  te  helpen , te  geneezen , door 

Vlier- 


o 


r 


Vlierboom.  So. 
Viburneboom.  117. 
Verwloof.  173, 
Berberisboom.  188. 
Braambezien.  24S. 
Elanne.  500. 
Holwortel.  599, 
Scorbuthskruyd.  700. 
Orege.  742. 
Waternoor.  793. 
Muysoor.  Sxö. 


BLAD-WYZER 


ÏNgewant  te  reynigen  : te  verfterken  : de 
verpopping  te  openen  5 door  middel , 
genomen  van 

Vijgeboom.  24. 

Pijlhout.  91. 

Nagelbloem.  150. 

Lauwerboom.  153. 

Berberisboom.  18S. 
Tamarifchboom.  20I. 

Zuring.  280. 

Ageratum.  294* 

Ammi.  323. 

Peererzelie-  34?. 

Mottekruyd.  397. 

Hertgefpan.  447. 

Cardobcnediót.  453. 

Chamxdrijs.  476. 

Veld-cipres.  477. 

Waterbok.  478. 

Sanamunda.  4SS. 

Endivie.  490. 

Cicorey.  491. 

Articiocken.  493. 

Koornbloem.  531. 

Vingerhoed.  553. 

Doronicum.  554. 

Dragon.  450. 

Venkel.  490 
Duyvekervcl.  f97. 

Gentiaan.  tfoo, 

Yfop.  <153, 

S.  Jacobskruyd.  6 8 9. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Windend  Paerdsyzer.  71 4. 
Malloten.  725. 

Hop.  732. 

Thymiaan,  738. 

Molukfcbe  Meliflë.  7a. 
Beerwortel.  705. 

Penningskruyd.  777. 

Zeevenkel.  813. 

Polium.  828. 

Peeperwortel.  S47. 

Muysdoorn.  854. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 
Teucrium.  901. 

Tulp.  9 ir. 

Zie  ook  op  Lee  ver.  Milt.  Longe , &c. 
Ingewand  te  verwarmen , door  middel  van 
Lavas.  712. 

Ingewands  befebadiging , door  vergif,  te  hel- 
pen, te  geneezen,  door  middel  van 
Kalfsvoet.  357. 

Zie  ook  op  Vergif. 

Ingewands-fmerten  te  verdrijven  ; de  in- 
wendige deden  re  verzachten , te  verfter- 
ken , door  middel  van 

Amandelboom.  3$. 

Kaneelboom.  123. 

Nagelboom,  i/o. 

Syringe.  104. 

Ciftus.  17-1. 

Boommalve.  193. 

Doornbezien.  223. 

Agrimonie.  245. 

Akeleyen.  351. 

Afteroides.  41 8. 

Senegroen.  418. 

Brazilic-peeper.  447. 

Circara  van  Parijs.  495. 

Malloten.  729. 

Vlookruyd.  83?. 

Naaldekervel.  876. 

Zie  ook  op  Ingewand  te  reynigen. 
He  (gelijks  op  Leexer , Longe , Milt , 
Ó'C. 

Inwendige  Verzeeringen,  door  vallen  en  an- 


ders : wonden , en  veelerley  andere  ge- 
breeken  , te  geneezen,  door  middel  van 
Vijgeboom.  24. 

Cypresboom.  61. 

Myrtusboom.  145. 

Kappers.  255. 

Cardamom.  258. 

Sigmaartskruyd.  176. 
Beerenklauw.  277. 
Boelkenskruyd.  29S. 

Synnauw.  300- 
Krap.  341. 

Akeleyen.  341. 

Swaluwewortel.  370. 
Starrekruyd.  370. 

Meefterwortel.  378. 

Beerenoor.  383. 

Baccharis.  388. 

BaKTemappel.  389. 

Madelieven.  392. 

Standelkruyd.  401. 

Aardnooten.  414. 

Senegroen.  418. 

Bruynelle.  419. 

Waalwortel.  420. 

Bergmunt.  42S. 

Welriekende  Lis.  42S. 

Carline.  449. 

Catiophillate.  457. 

Santorie.  4 66. 

Smeerwortel.  473. 

Haazenoor.  475. 

Waterbok.  47S. 

Oogenklaar.  4S0. 

Cortufa.  51 6. 

Koornbloem.  531. 

Geele  Wortelen.  544. 

Paltinaken.  546. 

Koralkruyd.  849. 

Doronicum.  554. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Paerdsyzer.  570. 

Indiaanfche  Vijg.  574, 

Gentiaan,  öox. 

Oyevaarsbek.  tfo?. 

Zefe-porcellain.  021. 

Hondjensdraf.  022. 

Eedel  Leeverkruyd.  61$. 
Goudenkruyd.  029. 

S.  Janskruyd.  64S. 

Jacea.  <555. 

Srcebe. 

Serratula.  6^7. 

Thuyn  Kers.  661. 

Haazepoot.  (JS4. 

Kleyn  Maankruyd.  716. 

Majoraan.  737. 

Nigelle.  7?9. 

Ruyterskruyd.  767 , 

Penningskruyd.  777. 

Speerkruyd.  793. 

Wintergroen.  79^. 

Panax.  Soi. 

Deurwas  8x0. 

Ganzerich.  83  3. 

Sleutelbloem.  83  8. 

Sanikel.  Sco. 

Scabïofe.  Stff. 

Fyekruyd.  S98. 

Maertfche  Viole.  92^. 

Gulde  Roede.  927. 

Inwendige  gezwellen  te  verdrijven , te  ge- 
neezen , door  middel  van  0 

Kaneelboom.  123. 

Geneverboom-  220, 

Akeleyen.  351. 

Maagdepalm.  497. 

Ridderfpoor.  548. 

Fenegriek.  591. 

Zwaardkruyd.  tfoS. 

Havikskruyd.  c^c. 

Sermontein.  S8S. 

Wilde  vreemde  Kers.  913 
Inwendige  ontfteeking  , brand  , hitzi'gheyd 
te  verdrijven , door  middel  van 
Berkenboom.  133. 

Berberisboom.  1 88. 

Aalbezien.  195. 

Roozeboom.  199. 


Doornbezien.  223. 

Geytenblad.  244. 

Braambezien-  248. 

Hinnebezien.  249. 

Alt  rngaliiskruyd.  377. 
Kliflenkruyd.  385. 

Hoefblad.  3818. 

Madelieven.  392. 

Brunelle.  419. 

Winde.  50 6. 

Meloen.  <ji6- 
Ridderfpoor.  54S. 

Fenegriek.  591. 

Zoethout.  <jii. 

Gods  Genade.  619. 

Articiocken  onder  de  aarde.  61 
Windend  Paerdsyzer.  7x4. 
Aardbeziën.  773. 

Kraakebezien.  776. 

Speerkruyd.  793. 

Mankop.  S03. 

Weegbree.  8 2 8- 
Duyzendknop.  830. 

Vlookruyd.  838- 
Drie-verwige  Violette.  924.  * 
Maertfche  Viole.  92*. 

Inwendige  rauwheyd  wech  te  neemen , door 
middel  van 

Zoethout,  tfii. 

Inwendige  verrotting,  te  voorkomen  , rc 
helpen  5 te  geneezen , door  middel  van 
Doornbezien.  223. 
Boelkenskruyd.  29S. 

Zee-ajuyn.  307. 

Aloè.  314. 

Gentiaan,  tfol. 

Gods  Genade.  019, 

Zie  voorts  op  Verrotting. 

Inwendige  zweeringen , zeeren  , te  getKc- 
zen  door  middel  van 

Geneverboom.  220. 

Angelica.  331. 

Kruysdiltel.  45^. 

Koralkruyd.  849- 
Havikskruyd.  6\6. 

Inwendige  zweering  der  Borft  te  geneezen 
door  middel  van 
Krap.  341. 

Zie  voorts  op  Borfl -wonden  , Borfl- 
zweering. 

Eukerigheyd  derhuyd  te  verdrijven,  door 
middel  van 

Tamarindenboom.  Hf. 

Zuring.  481. 

Konkommer.  528. 

Beetwortel.  545. 

Patich.  tfpi. 

Poleye.  740. 

Fonreynkruyd.  831. 

Sefamum.  879. 

Luyskruyd.  S96. 

t . • l Dr‘e_veiwige  Violette.  9 24. 
Jeukengheyd  der  heymelijke  Leeden  wech 
te  neemen  door  middel  van 
Self.  859. 

Zie  voort  sop  Zeerenen  Zweeringen  ; ook 
°P  Gezwellen  der  heymelijke  Leeden. 
Jeukengheyd  aan  Handen  en  Voeten  , ver- 
oorzaakt door  koude,  te  geneezen  door 
middel  van 

Bilzenkruyd.  6<;  o. 

Jeukte  des  Hoofds  te  verdrijven , doormid- 
del van 

Yfop.  3. 

Jeukte  der  Oogen,  ook  puyftjens  der  felve, 
wech  te  neemen , door  middel  van 
Boksdoorn.  91 6. 

Jigr  te  verdrijven  , de  ftnerren  te  verzachten. 
zie  op  Fiere  fijn,  en  op  Podagra. 


JE 


r Akhielen  te  geneezen,  door  middel 


K 

“ Knollen.  849. 

Kanker  aan  eenige  plaatzen  des  Ligchaams, 
ook  in  de  Mond , in  de  Keel,  te  dooden, 
te  geneezen , door  middel  van 
Sumachboom.  109 
Hazelnotenboom.  16Z, 

Keel- 


der  G 

Keelkruyd.  260. 

Kleef kruyd.  3 3 S. 

Kliflenkruyd.  38?. 

Naterworcel.  402. 

Senegroen.  41 S. 

Nieswortel.  434. 

Keivel.  464. 

Oogenklaar.  481, 

Ciceren.  483. 

Elatine.  ^00. 

Eedele  Rakette,  566. 

Ruerkruyd.  57 6. 

Galega.  599. 

Veikecrd  Neetelkruyd.  677. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 

Nacht  fcbade.  750. 

Speerkruyd.  793. 

Fyekruyd.  S95. 

Kankerige  , voorteetende  Zeeren  en  Zwoe- 
ren , ook  uytwalTen  in  de  Neus.  Zie  op 
Neus-gebreeken  : ook  op  Zeeren  , en  op 
Zweeren. 

jankerige  Gefwellen,  Zeeren  en  Zweeren, 
te  gcneefen  door  middel  van 
Angelieren.  362. 

Kliuenkruyd.  38?. 

Peftilentiewortel.  387. 

Betonie.  391?. 

Wilde  Saffraan.  450. 
Oogenklaar.  48 1. 

Weede.  6 12. 

Zie  voorts  op  Zeeren  en  Zweeren. 
Karbonkelen,  zie  op  Carbonkelen. 
Keelbrand:  brand  en  ontlleeking  in  de  Keel, 
te  geneezen  door  middel  van 
Queeboom.  33. 

Eedel  Leeverkruyd.  6iS. 

Zie  hier  na  op  Keel-gebreeken. 
Keelbrand  en  ontfleeking  door  te  veel  ge- 
dronken te  hebben  , wech  te  ncemen  , 
door  middel  van 

Driediftel.  484- 

Keel-gebreeken  ; hitzigheyd  , gezwellen  , 
hardigheyd , zeerigheyd , zweering , vuu- 
righeyd , &c. , te  geneezen  , door  mid- 
del van 

Moerbezieboom.  1 9- 
Viburneboom.  117. 

Alcanne.  215. 

Wijngaard.  240. 

Keelkruyd.  260. 

Malve.  317. 

Narei  woi  tel.  402. 

Waalwortel.  420. 

Marietten.  442. 

Arragonfche  Moftaarr.  56S. 
Kardinaalsbloem.  583. 
Hondjensdraf.  622. 
Goudenkruyd.  629. 

Yfop.  6‘ 53. 

Jacea.  6S<;. 

Wilde  Kers.  66 2. 

Damallbloem.  6S9. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Britannica.  703. 
Americaanfche  Patich.  707. 
Vlaskruyd.  7x8. 

Orege.  742. 

Penningkruyd.  777. 

Waternoor,  793. 

Mankop.  S03. 

Vijfvtngerkruyd.  S09. 

Phlotr.os.  S22. 

Weegbree.  82?. 

Knollen.  S49. 

Self.  89*) • 

Sanikel.  Söo. 

Sermontein.  SS 8. 

Keel-gefwel , genoemd  Angina , of  Squinan- 
tie , te  geneezen , door  middel  van 
Moerbczienboom.  19. 

Brem.  180. 

Alcanne.  21?. 

Keelkruyd.  260. 

Wollekruyd.  399. 

Oogenklaar.  481. 

Elatine.  560. 

Ruerkruyd.  576. 


ENEES  MIDDELEN. 


Hol  wortel.  599. 

S.  Jacobskruyd.  6^9. 

Winter  Kers.  ö6i. 
Scorbuthskruyd.  700. 

May  bloem.  71 8. 

Vlaskruyd.  71S. 

Duyvelsbeet.  866. 

Sermontein.  8 SS. 

Maertfche  Viole.  92?. 
Keel-rauwheyd  te  helpen,  te  geneezen,  door 
middel  van 

Dadelboom.  71. 

Roode  Jujuben.  118. 

Bernagie.  406. 

Soethout.  <511. 

Maertfche  Viole.  92?. 
Kinderpokjens  uyt  te  drijven  , te  helpen 
voortkomen ; de  geneefing  te  bevorderen, 
door  middel  van 

Vijgeboom.  24. 
Tamarindenboom.  115. 

Angelica.  331. 

Cardobenedift.  453. 

Kinderpokjens  overgeblevene  Buyften  en  Zee- 
ren wech  te  neemen , doormiddel  van 
Hondstong.  539. 

Kinderpoksjens-brand  te  verdrijven  » door 
middel  van 

Oyevaarsbck.  6of. 

Kinderpokken  , de  oogen  in  de  zelve  te 
bewaren  voor  alle  fchaade.  zie  op  Oo- 
gen &r. 

Klapooren  te  geneezen  , door  middel  van 
Patich.  691. 

Panax.  Sol. 

Klieren , zoo  aan  den  Hals , als  aan  ande- 
re plaatzen  des  Ligchaams , te  verdrij- 
ven , verzachten , geneezen , door  mid- 
del van 

Joodendoorn.  1S9. 

Zee-ajuyn.  307. 

Muur.  309. 

Witte  Malve.  318. 

Kleef  kruyd.  338. 

Meefterwortel.  378. 

Madelieven.  393. 

Hazenoor.  475. 

Navelkruyd.  517. 

Eedele  Rakette.  566. 

Fenegriek.  591. 

Zwaardkruyd.  608. 

Hedyfarum.  623. 

Kruydje  roer  mij  niet.  6 30. 
Thuynkcrs.  661. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  677. 
Patich.  691. 

Viigcboon.  729. 

Nachtfchade.  750. 
Hanekammetjens.  790. 

Panax.  Sol. 

Deutwas.  8 10. 

Vlookruyd.  S3<>. 

Duyvelsbeet.  8ó6. 

Groot  Speenkruyd.  871. 
Boterbloem.  876. 

Zie  ook  op  Gezwellen  ; en  op  Hals-ge- 
zwel. 

Kloven  in  de  Lippen  te  geneezen  , door 
middel  van 

Beukenboom.  93. 

Kloven  der  Tong  te  geneezen , door  middel 
van 

Bafilicom.  499." 

Kloven  aan  Handen  en  Voeten  door  kou- 
de veroorzaakt , te  geneezen , door  mid- 
del van 

Bilzenkruyd.  650. 

Kloven  en  lopende  gaten  aan  ’t  Fondament, 
of  den  Aardsdarm.  zie  op  Aarsdarms- 
kloven. 

Kneuzing  des  Hoofds.  Zie  op  Hoefd-knest- 
zing. 

Kneuzing  der  Leeden.  zie  op  Leeden. 
Kniepijn  te  verdrijven,  door  middel  van 
Brem.  1 8 *> . 

Knobbelen  aan  den  Aars.  zie  op  Aarsdarm 
ontfleeking. 

Knobbelen  tulfchen  Vel  cn  Vleefch.  zie  op 
Bujlen,  Gezwellen.  Puyflen- 


Kogel  uyt  een  wonde  te  krijgen , door  mid- 
del van 

Queeboom.  33. 

Koortzen  5 heete , peftilentialc  Koortzen  te 
hulp  te  komen  ; daar  voor  te  bewaren  s 
te  geneezen , door  middel  van 
Oianjeboom.  13.  14.  IJ. 
Bananienboom.  27. 
Berberisboom.  1S8. 

Joodendoorn.  189. 

Bergachtige  Spinagie.  206. 
Doornbezienboom.  213. 
Hinnebezien.  249. 

Zuring.  2S0. 

Angelica.  331. 

Ariltolpchie.  366. 

Hoefblad.  386. 

Goudsbloem.  436. 

Endivie.  490. 

Koornbloem.  531. 

Fraxinella.  5 94. 

Kievitsbloem.  59^. 

Galega.  599. 

Gods  Genade.  614. 

Eedel  Leeverkruyd.  628. 
Havikskruyd.  636. 

Stoebe.  056. 

Steen  Leeverkruyd.  686. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Patich.  707. 
Berg-Slangenkruyd.  753. 
Penningskruyd.  777. 

Plompe.  7S0. 

Pimpinel.  824. 

Vlookruyd.  83?. 

Scabiofe.  868. 

Eerenprijs.  922. 

Koortzen ; de  brand  in  heete,  peftilentiale 
Koortzen  wech  te  neemen , door  mid- 
del van 

Granaatboom.  17. 

Joodendoorn.  1S9. 

Aalbezien.  194. 

Doornbezien.  223. 

Zuring.  280. 

Slangenhoofd.  408. 

Waalwortel.  420. 

Kievitsbloem.  495. 

Anijskruyd  uyt  America.  66 S.’ 
Americaanfche  Patich.  707. 
Kraakebezien.  776. 

Vlookruyd.  S 3 
Maertfche  Viole.  92?. 

Koortzen.  Gcmeene  Koortzen.  Uytdrogen- 
de  Koortfen , te  geneefen  j de  brand  en 
dorll  wech  te  neemen door  middel 
van 

Vlierboom.  80. 

Saflafrasboom.  Ui. 

Tamar indenboom.  II£. 
Roozeboom.  199. 

Boomachtig  Spinagie.  206. 
Kappers.  255. 

Boomvaarn.  290. 

• Steenvaarn.  291. 

Ageratum.  294. 

Agtimonie.  29?. 

Boelkenskruyd.  298. 

Muur.  308. 

Angelica.  331. 

Arilfolochie.  366. 

Meefterwortel.  37S. 

Madelieven.  392. 

Standelkruyd.  40I. 

Bernagie.  406. 

Ofletong.  407. 

Senegroen.  4x8. 

Brunelle.  4x9. 

Waalwortel.  420. 

Camillen.  423. 

Cardobeneditt.  453.' 

KruysdifteL  456. 

Chamxdrys.  47 6. 

Cicorey.  491. 

Anauas.  495- 
Coloquint-appel.  502,' 

Hartshoorn.  513. 

Kauwoorde.  521. 

Pceper,  s zj.  , 


B L 

Konkommer.  528. 

Hoe  langer  hoe  liever.  c<:8. 
Wilde  Vlier.  559. 

Ferula.  572. 

Gentiaan.  dol. 

Gods  Genade,  dl4. 

Porcellein.  d2o. 

Zonnewende.  614. 

Goudenkruyd.  «S29. 

S.  Janskruyd.  04S. 

Juca  uyt  America.  66 5. 

Hop.  7J2. 

Mechoacan.  704. 

Drieblad.  771. 

Kraakebezien.  770. 

Speerkruyd.  793. 

Panax.  Sol. 

Keukenkruyd.  83  6. 

Steekende  Winde.  890. 
Eerenprijs.  922. 

Koorrs,  alle  daaclche  te  verdrijven  , door 
middel  van 

Hederik.  ^67. 

Koorts , derde  daagfche  , te  verdrijven , door 
middel  van 

Pijlhout.  92. 

Waterlook.  478. 

S.  Janskruyd.  04S. 

Patich.  «J91. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Koorts  5 vierde  daagfche , te  verdrijven,  door 
middel  van 

Nieswortel.  434. 

Yfop.  6 ■;$. 

Kort-ademheyd.  zie  op  Adem. 

Koudvuur  te  geneezen  door  middel  van 
Beekbunge.  325. 

Scorbuihskruyd.  700. 

Koudvuur;  te  verhinderen  dat  het  in  geene 
wonden  of  andere  verzeeringen  koomd. 
zie  op  Vuur. 

Koudepis  re  verdrijven , door  middel  van 
Oranjeboom.  15. 

Amandelboom.  3?. 

Cipresboom.  dl. 

Lage  Cederboom.  64. 
Populierboom.  73. 

Eflchenboom.  95. 

Terpentijnboom.  Jod. 

Roode  Jujuben.  119. 

Kaneelboom.  123. 

Mufcaarboom.  13  d. 

Boom  der  Kuysheyd.  1^7. 
Olijfboom.  183. 

Boom-malve.  191. 

Tamarifchboom.  201. 

Geneverboom.  210. 

Braambezien.  24S. 

Cardamom.  258. 

Averuyt.  271. 

Steenvaarn.  29 r. 

Agrimonie.  29^. 

Parey.  30?. 

Ammi.  323. 

Beekbunge.  32^. 

Anthyllis.  334. 

Mans-oor.  359. 

Witte  Been.  393. 

Munt.  420. 

Stinkende  Lis.  432. 

Cardobenedufh  453. 

Kruysdiftel.  45  d. 

Chamardrys.  47$. 

Veld-cipres.  477. 

Water  Look.  478. 

Endivie.  490- 
Articiok.  493. 

Ananas.  49^. 

Brafiliaanfche  Linze.  509. 

Conyza.  <>io. 

Coriander.  511. 

Comi|n,  en. 

Leedtkenskruyd.  519. 

Pepoen.  523/ 

Ridderfpoor.  ^48. 

Elichryfon.  501. 

Filipendula.  577. 

Fraxinelle.  594.  [ 

Zwaardkruyd.  doJ. 


A D - W Y Z E R 


Hedyfarum.  62 3. 

Kruydje  roer  mij  nier.  <730. 
Yfop.  6 53. 

Stoebe.  d$d. 

Wilde  Kers.  661. 

Afpergien.  071. 

Lampfana.  089. 

Lavendel.  708. 

Tongeblad.  709. 

Paerlekruyd.  722. 

Majoraan.  737. 

Bingelkruyd.  760. 

Beerwortel.  7 d<;. 

Duyzcndblad.  7 67. 

Drieblad.  771. 
Haanekammetjens  790. 

Panax.  Sol. 

Paflèrine.  804. 

Glaskruyd.  Sotf. 

Zeevenkel.  8 13. 

Duyzendknop.  8 3 o. 

Radijs.  S46. 

Peeperwortel.  847. 

Muysdoorn.  854. 

Sreenbreek.  8153. 

Sefeli.  8 Si. 

Haazenfalade.  8 94. 

Smyrnium.  894. 

Wormkruyd.  899. 

Koudepis  der  jonge  kinderen  te  verdrijven 
door  middel  van 

Wilde  Galega.  541. 

Kramp  te  verdrijven  door  middel  van 
Kaneelboom.  123. 
Geneverboom.  221. 

Angelieren.  302. 

Standelkruyd.  40I. 

Hertgefpan.  447. 

Carline.  449. 

Ferula.  ^72. 

Ho! wortel.  599. 

Galega.  ■599. 

Damaltbloem.  0S9. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Lelie.  71 6. 

Drieblad.  771. 

Plompe.  7S0. 

Panax.  Soi. 

Varkens  Venkel.  S12. 

Thapfta.  903. 

Drie-verwige  Violette-  924. 
Krauwagie.  zie  op  Schurftheyd. 
Kropfweeren  te  geneezen  , te  verdrijven 
door  middel  van 

Kliflenkruyd.  385. 

Haazenoor-  475. 

Navelkruyd.  517. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  677. 
Deur  was.  Si  o. 

Groot  Speenkruyd.  871. 
Booterbloem.  8 76. 

LAmheyd ; lamme  , geraakte  Leeden 
te  hulp  te  komen  , te  verbeeteren 
te  geneezen , - door  middel  van 
Kaneelboom.  123. 

Welriekende  Eykelboom.  131. 
Lauwerboom.  153. 
Coccinilienboom.  219, 
Geneverboom.  221. 

Cardamom.  2<;S. 

Welriekende  Lis.  4iS. 

Brafilie  Peeper  447. 

Hertgefpan.  447. 

Coloquint  appel.  502- 
S.  Janskruyd.  048. 

Thuynkers.  ddi. 

Lavendel.  708. 

Lelie.  71 6. 

Maybloem.  717. 

Panax.  801. 

Sleutelbloem.  838. 

Berrram.  842. 

Self.  8 3 9. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 

Zie  ook  op  Beroerdheid  j en  voorts  hier 
onder  op  Leeden. 

yCedenpijn  , krimping,  en  andere gebreeken 
te  verdrijven,  doormiddel  van 


Populierboom.  73. 

Lindenboom.  Sd.- 
Terpentijnboom.  iod. 
Hazelnootenboom.  102. 
Geneverboom.  221. 

Jafmijn.  22S. 

Kliflenkruyd-  3S5. 

Lis.  43 
Cortula.  fid. 

Indiaanlche  Vijg.  574. 
Havikskruyd.  <530. 

Maybloem.  717. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Beerwortel.  705. 

Gierft.  766. 

Narcifle.  779. 

Sefamum.  878- 
Steekende  Winde.  890. 

Leeden , die  fwak  en  fonder  gevoel  zijn , 
te  regt  te  brengen , door  middel  van 
Beukenboom.  93. 

Leeden,  gefpannene,  gekrompcue,  gebro- 
kene , in-  of  uy  twendig , te  geneezen  door 
middel  van 

Santoric.  4 dd- 
Leeden-brand  te  verdrijven , door  middel 
van 

Havikskruyd.  6 je. 

Leeden , vermoeyde.  zie  op  Vermoeyde  Lee- 
den. 

Leeden-verfweering  te  heden  , door  mid- 
del van 

Fenegriek.  ^9^. 

Zie  voorts  op  Zweeren. 

Leeden  trekking  zie  op  Zeenwwen-treiking. 
Leeden ; beevende.  zie  op  Beroerdheyd 
Leeden  , verrekte  , verftuykie  , uyr  ’t  Lid 
geweeft  zijnde , gebrokene  , te  helpen, 
te  geneezen ; de  fmert  te  verzachten , door 
middel  van 

Gentiaan,  dol. 

Zee-porcellein,  tf2i. 

Zonnewende-  d24. 

Serratula.  d?3- 
Thuynkers.  66 1. 

Zie  ook  op  vcrfluykte  &c  Leeden. 

Leeden , gekneufdc,  weer  te  regt  te  bréngen 
door  middel  van 

Geele  Wortelen.  *44. 

Leeden ; flappe , re  verfterken , door 
Ciflus.  171. 

Olijfboom.  1S3. 

Lappa  Boaria.  463. 

Leeden,  ftijve,  flramme,  ’t  zij  door  fwa- 
ren  arbeyd,  of  door  koude,  weer  te  regt 
te  brengen  , door  middel  van 
Doronicum.  554. 

Hederik.  507. 

Scorburhskruyd.  700. 

Leeden,  verkrompene  , te  helpen,  door 
middel  van 

Olijfboom.  183. 

Lis.  431. 

Nieswortel.  434; 

Hertgefpan.  447. 

Galega.  599. 

Gentiaan,  dol. 

Lavendel.  708. 

Kleyn  Maankruyd.  72d. 

Zie  voorts  op  Zeenuvien.  Ook  op  ver- 
fiuykte , verrekte  , begroeyde  Lee- 

Leever;  heete  gezwellen  der  Leever  te  ge- 
neezen door  middel  van 

Wilde  Thymus.  878. 

Leever , gequetft , te  geneezen  door  middel 

Tormentil.  91^. 

Leever  te  verfterken  ; de  vcrftoprheyd 
wech  re  neemen ; Leeverzucht , Leever- 
fmerten , en  andere  gebreeken  te  genee- 
zen , door  middel  van 
Oranjeboom.  13. 

Granaatboom.  17. 
Moerbezienboom.  I?. 

Perzikboom.  67. 

Pijlhout.  91. 

Eflchenboom.  94. 

Piftaeienboom.  109. 


i 


SalTafras- 


- 


Safiafrasboom.  m. 
Tamarindenboom.  114. 
Kaneelboom.  123. 
Welriekende  Eykelboom.  i 
Miifcaatbooin.  ijtf. 
Nagelboom.  150. 
Lauwerboom,  153. 

Boom  der  Kuysheyd.  107. 
Brem.  1S1. 

Berberisboom.  188. 
Roozeboom.  199. 
Geneverboom.  220. 

Kappers  255. 

Alffem.  274. 

Beerenklauw.  277. 
Vrouwenhayr.  285. 
Ageratum.  294 
Agrimonie.  29?. 
Boelkenskruyd,  29 8. 
Zee-ajuyn.  307- 
Muur.  308. 

Aloë.  314. 

Fluweelbloem.  322, 

Ammi.  323. 

Guychelheyl.  324. 
Beekbunge.  325. 

Angelica.  331. 

Krap.  34t. 

Walmeeftcr.  343. 
Peeterzelie.  345. 

Akeleyen.  351. 

Mansoor.  3^9. 

Melde.  379. 

Hoefblad.  3S6. 

Witte  Been.  393. 

Betonie.  390. 

Mottenkruyd.  397. 

Kool.  413. 

Afteroides-  418. 

Senegroen.  41 8. 

Brunelle.  419. 

Camillen.  423. 

Munt.  427. 

Welriekende  Lis.  428. 
Papefchoe.  433, 

Carline.  449. 

Wilde  Saffraan.  4^0. 
Cardobenediót.  453. 
Kruysdiftel.  4$<j. 
Cariophillate.  457. 

Caucalis.  461. 

Santorie.  4ö«ï. 

Huyslook.  47  r. 

Veld-cipres.  477, 

Waterbok.  470. 

Oogenklaar.  4S0. 

Condrille.  482. 

Ciceren.  4S3. 

Endivie.  490. 

Navelkruyd.  517. 

Kauwoorde.  421. 

Pompoen.  523. 

Konkommer.  528. 
Koornbloem.  531. 
Varkcnsbrood.  537. 

Wilde  Galega.  <541. 

Geele  Wortelen.  544. 
Vingerhoed.  5^3. 

Hoe  langer  hoe  liever.  5 5 Si 
Elatine.  5 do. 

Alantwortel.  5<ji. 

Fertila.  572. 

Venkel.  590. 

Duyvekervel.  597. 

Gentiaan  <soi. 

Zoethout,  du. 

Gods  Genade.  (SI9. 
Hondjensdraf.  6 22. 

Eedel  Leeverkruyd.  <si S. 
Goudenkruyd-  ($29. 
Bilzenkruyd.  (S50. 

Serratula.  65  7. 

Gengebar.  666. 

Afpergies.  <571.. 

Muurbloem.  67 S. 
Steen-leeverkruyd.  dStf. 
Lampfana  089. 

Patich.  dpi- 
Scorbuthskruyd.  700. 


der  GENEESMIDDELEN. 


Lavendel.  708. 

Lelie.  710. 

Mayblocm.  717. 

Vlaskruyd.  718. 

Kleyn  Maankruyd.  72d. 

Hop.  732. 

Majoraan.  737. 

Poley.  740. 

Vederik.  744. 

Nachtfchade.  750. 

Marum.  754. 

Malrove.  7 <;<s. 

Bingelkruyd.  700. 

Drieblad.  771. 

Plompe.  7S0. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Stalkruyd.  790. 

Peonie'.  799. 

Mankop.  S03. 

Pafferine  S04. 

Glaskruyd.  Sod. 

Vijfvingerkruyd.  809. 
Zee-venkel.  8 13. 

Muysoor.  8 ld. 

Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  82?. 

Zcepkruyd.  843. 

Radijs-  845. 

Peeperworttl.  847. 

Rhaponticum.  fis?. 

Sclf.  859- 

Naaldekervel.  Sd7. 
Bijlkenskruyd.  872. 

Wilde  Thymus.  878. 

Zeewinde.  8 91. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 
Stechaskruyd.  S9S. 

Teucrium.  901. 

Eerenprijs.  922. 

Maartfche  Viole,  92^. 
Leever-ontfteeking  ; hitzigheyd ; brand , te 
helpen , te  verkoelen  , wech  te  neemen. 
door  middel  van 

Moerbezienboom.  19. 
Berberisboom.  1S8. 

Aalbezien.  194. 

Zuring.  2S0. 

Muur.  30S. 

Melde.  379. 

Hoefblad.  38*. 

Madelieven.  392. 

Huyslook.  471. 

Cicorey.  491. 

Ananas.  495, 

Meloen.  52 d. 

Indiaanfche  Doornappel.  57 d. 
Eedel  Leeverkruyd.  01 S. 

Vederik.  744. 

Aardbeziën.  773. 

Kraakebezien.  77d. 

Plompe.  7S0. 

Speerkruyd-  793. 

Vlookruyd.  835. 

Wilde  Thymus.  S 78. 

Haazen  falade.  S94. 

Boksbaard.  917. 

Maertfche  Viole.  92?. 

Lel,  gezwollene,  te  helpen,  door  middel 
van 

Pijnboom.  47. 

Wilde  Vlier.  5^9. 

Lendenbrand  te  geneezen  , door  middel 
van 

Konkommer.  52S. 

Lenden-trekking  te  geneezen , door  mid- 
del van 

Varkensvenkel.  812. 

Lenden  fmerten  en  andere  gebreeken  te  ge- 
neezen , door  middel  van 

Terpentijnboom.  iod. 
Safiafrasboom.  ui. 

Roode  Jujuben.  119. 

Boom  malve.  192. 

Phyllireaboom.  212. 

Kleyn  Oflentong.  32d. 

Anthillis.  334. 

Peeterzelie.  345. 

Offètong.  407. 

Carline.  449. 

Sff  3 


Chamxdrys.  47 6. 

Geele  Wortelen.  544.' 

Wilde  Kers.  661. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 

Mankop.  803. 

Radijs.  845. 

Steenbreek.  S03. 

Kruyswortel.  877. 

Boksdoorn.  91e. 

Lidteekenen  wech  te  neemen.  zie  op  Won- 
den-lidteekenev. 

Ligchaams  krachten  te  vermeerderen,  door 
middel  van 

Affodille.  370. 

Likdoornen  te  verdrijven  , door  middel 
van 

Vijgeboom.  23. 

Willigeboom.  78. 

Huyslook.  471. 

Lelie.  71$. 

Lip- kloven  te  geneezen.  zie  op  Kloveri'. 
Lange- verftopping  j Longezucht  ; Longen- 
hitte , te  openen  , te  geneezen , te  ver- 
koelen ; Fluymen  der  Longe  uyt  te  drij- 
ven , en  andere  gebreeken  te  helpen, 
door  middel  van 

Appelboom.  7. 

Vijgeboom.  23. 

Bananïenboom,  18. 
Amandelboom.  3^. 

Pijnboom.  4$. 

Lotusboom.  104. 

Piftacienboom.  107. 
Safiafrasboom.  iir. 

Roode  Jujuben.  11S. 

Kaneelboom.  123. 

S.  Jansbrood.  124. 

Myrtusboom.  147. 
Hazdnoorenboom.  I6l'. 
Joodcndoorn.  189. 
Tamaiifchboom.  lor. 
Geneverboom..  220. 

Vrouwenhayr.  2S5. 

Boomvaarn.  290. 

Zee  ajuyn.  307. 

Malve.  317. 

Angelica.  331. 

Kalfsvoet.  3^7. 

Mansoor.  359. 

Hoefblad.  3 Stf. 

Ofletong.  407. 

Afteroides.  41 S- 
Waalwortel.  420. 
ris.  431. 
riertgelpan.  447. 

Cardobenediót.  453. 

Comijn.  512. 

Navelkruyd.  5x7. 

Saffraan.  520. 

Konkommer.  52$. 

Koornbloem.  531. 

Paftinake.  540. 

Elatine.  540. 

Eedele  Rakette. 

Ferula  572. 

Zoethout.  611. 

Bilzenkruyd.  050. 

Yfop.  <55 3. 

Serratula.  C57. 

Roomfch  Ncetelkruyd.  67%'. 

Salade.  (JS3. 

Poley.  740. 

Orege.  742. 

Bok-orege.  743. 

Malrove.  7 50. 

Nigelle.  75  9. 

Peningskruyd-  777. 

Yzerkruyd.  7S7, 

Vijfvingerkruyd.  S09. 

Lpngekruyd.  840. 

Peeperwortcl.  S47. 

Zonnedauw.  S50. 

Wijnruyr.  8$tf. 

Kuuneke.  801. 

Scabiofè.  $6 4. 

Sefamum.  S78. 

Stechaskruyd.  8,98. 

Teucrium.  901. 

Eerenprijs.  922. 


Drie- 


z 


B L 

Drie-verwigc  Violet.  924. 
Longe-brand  te  verdrijven  , te  geneczen  , 
door  middel  van 

Boekweyc.  $70- 
Vederik.  744. 

Maertfche  Viole.  92^. 
Longe-verzwecring  te  geneezen  door  mid- 
del van 

Koraalkruyd.  549. 

Eedele  Rakette.  ^66- 
Bruynrood  Vierblad.  772. 
Longe-wonden  te  geneezen  , door  middel 
van 

Sanikel.  8 60. 

Tormentil-  9I?. 

Loopend-vuur.  zie  op  Springend-vuur 
Lopende-gaten.  zie  op  Gaten. 

Lucht,  zie  op  Quade  Lucht. 

Luften  ; onnatuurlijke  lullen  der  zwangere 
Vrouwen,  te  doen  vergaan,  door  mid- 
del van 

Oranjeboom.  13. 

Mifpelboom.  21. 

Amandelboom.  33. 

Wijngaard.  240. 

Luyzen  wech  te  drijven  , te  doen  fterven , 
door  middel  van 

Paapenhour.  92. 

Azedarach.  134. 

Brem.  1S1. 

Tatnarifchboom.  2oi. 

Veyl,  of  Eylof.  252. 
Wolftwortel.  28 1. 

Mcyer.  3S1.. 

Beet.  395. 

Nieswortel.  434. 

Rakette.  565. 

Yfop.  653. 

Vederik.  744. 

Luyskruyd-  S96. 

Lijf- moeder,  zie  op  Moeder. 

MAag  te  verflerken ; te  verfriflchen, 
te  verwarmen  , goed  te  doen  , 
goed  te  doen  blijven  jdequade  te 
regt  te  brengen , door  middel  van 
Oranjeboom.  13.  15. 
Granaatboom.  17. 
Cornoeljeboom.  39. 

Nooteboom.  41. 

Pruymboom.  47. 

Laage  Cederboom.  64. 
Perzikboom.  67. 

Lotusboom.  104. 

Pilbcienboom.  107. 
Saflafrasboom.  in. 
Mufcaatboom.  136.  13  S. 
Myrtusboom.  145. 

Nagelboom.  I<>o. 

Lauwerboom.  153. 

Joodendoorn.  1S9. 

Aalbezien.  19?. 

Roozeboom.  199. 

Genevetboom.  220. 

Wijngaard.  240. 

Rofmarijn.  24e. 

Hinntbezien.  249. 

Kappers.  255. 

Cardamom.  25  S. 

Ephemerum.  205. 

Alflen.  274. 

Zuring.  28 o. 

Ageratum.  294. 

Boclkcnskruyd.  29S. 
Americaanfch  Boelkenskruyd.  29S. 
Knoplook.  301. 

Zee-ajuyn.  307. 

Muur.  308. 

Aloë.  314. 

Dille.  329. 

Angelica.  331. 

Anijs.  333. 

Aphace.  331!. 

Peeterzelie.  347. 

Kalfsvoer.  357. 

Mansoor.  359. 

Ariftolochie.  3 tf<S. 
Meefterwortel.  37S. 

Hoefblad.  3S6. 


A D-W  Y 

Beet.  39?. 

Betonie.  396. 

Standelkruyd-  401. 

Aardnoten.  414. 

Afteroides.  41S. 

Munt.  42tf. 

Welriekende  Lis.  42S. 

Water  Goudsbloem.  437. 
Raponce.  440. 

Marietten.  442. 

Steen-lattouw.  443. 

Brafilie-peeper.  447. 
Cardobenediól.  453. 

Hof-comijn.  4^6. 

Cariophillate.  457. 

Caucalis.  402. 

Lappa  Boaria.  463. 

Kervel.  404. 

Scordotis.  479. 

Condrille.  4S2. 

Endivie.  490. 

Cicorey.  49 1. 

Articiok.  493. 

Ananas.  4915. 

Circxa  van  Parijs.  4 96. 
Coriander.  511. 

Comijn.  512. 

Cortufa.  <;i6. 

Navelkruyd.  517. 

Saffraan.  520. 

Wilde  Galega.  541. 

Paflinake.  546. 

Dragon.  550. 

Alantwortel.  5 61. 

Rakette.  5015. 

Arragonfche  Moflaard.  50S. 
Filipendula.  577. 

Zonnebloem.  5 82. 
Kardinaalsbloem.  5S3. 

Fraxinella.  594. 

Duyvekervel.  5 97. 

Gingidium.  <507. 

Zee-porcellein.  621. 
Hondjensdraf.  622. 

Bataten.  626. 

Scharley.  640. 

Gengebar.  666. 

Anij'kruyr  uyc  America.  66 8. 
Steekende  Kaarden.  <574. 

Salade.  6S3. 

Haazepoor.  <584. 

Lampfana.  6S9. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Lavendel.  708. 

Lavas.  712. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 
Maybloem.  717. 

Peeper.  733. 

Majoraan.  737. 

Thymus.  73  S. 

Orege.  742. 

Americaanfche  Orege.  742. 
Vederik.  744 
Nachtfchade.  750. 

Marum.  754- 
Bingelkruyd.  7<5o. 

MelilTe.  76 o. 

Mechoacan.  7154. 

Beerwortel.  705. 

Peonie.  799. 

Zee-Venkel.  S13. 

Turkfche  Boonen.  Si 9. 
Rhaponticum.  853. 

Kunneke.  Stfi. 

Kruyswortel.  877. 

Wilde  Thymus.  S78. 

Sefamum  S78. 

Sermontein.  8 SS. 

Steekende  Winde.  S90. 
Haazenfalade.  894. 

Srechaskruyd.  899. 

Wormkruyd.  899. 

Teucrium.  90I. 

Thaplia.  903. 

Maag-brand;  hitte,  ontfteeking  ; galachti- 
gc  hitte  der  Maag  ; galachtige  vochten 
der  felve  , wech  te  neemen  , door  mid- 
del van 

Queeboom.  33. 


s R 

Karffcboom.  37. 

Eykenboom.  75. 

Tamarindenboom.  Hf. 
Vleflcheboom.  130. 

Aalbezien.  194. 

Alaturnusboom.  20  J. 

Peeterzelie.  345- 
Hoefblad.  380. 

Maagdepalm.  497. 

Navelkruyd.  517. 

Meloen.  ^28. 

Cymbalaria.  540. 

Bloena  des  Lijdeus.  589." 

Zoethout,  ei  1. 

Porcellain.  620. 

Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Orege.  742. 
Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Kraakcbezien.  776. 

Tasjenskruyd.  914. 

Boksbaard.  917. 

Maertfche  Viole.  92^." 
Maag-fmcrten , te  verzachten , wechtcnce- 

men , door  middel  van 
Mallikboom.  103. 

Ephemerum.  265. 

Hartstong.  2S7. 

Hemionitis.  287. 

Zeevajuyn.  307. 

Aloë.  314. 

Arillolochie.  366. 

Waterbok.  47S. 

Havikskruyd  036. 

Yzeikruyd.  7S7. 

Maag-walging  wech  te  neemen,  doormid- 
del van 

Mifpelboom.  li. 

Mufcaatboom.  138. 

Kappers.  25  f. 

AlfTen.  274. 

Angelieren.  362. 

Wilde  Comijn.  513. 

Venkel.  590. 

Salade.  6S3. 

Maag-oprifping  , opwerping  , wech  te  nee-' 
men , door  middel  van 
Bafilicom.  499. 

Ferula.  472. 

Groote  Krok.  791. 

Peonie.  799. 

Zie  voorts  cp  Snode. 

Maag , door  groote  hitte  of  anders  flaauw 
en  flap  geworden,  te  helpen,  doormid- 
del van 

Moerbezienboom.  X9. 

Hinnebezien.  249. 

Zie  voorts  op  Maaghrand. 
Maag-opblazing  te  helpen,  wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Smyrnium  van  Candien.  S94. 
Maag- verrotting,  verrotting  inde  Maag,  te 
verhinderen , door  middel  van 
Granaatboom.  17. 

Maag.  Fluymen  5 en  flijmerige  vochten  , 
uyt  te  drijven,  zie  op  Galachtige,  en  on 
Fluymen. 

Maag-wormen  te  dooden  » uyt  te  drijven. 
zie  op  Wormen. 

Maag  graag  te  maken , door  middel  van 
Karflèboom.  37. 

Pijlhout.  91. 

Geneverboom.  220. 

Kalft  voet,  357. 

Americaanfche  Patich.  707.  * 

Radijs.  846. 

Maager  te  doen  worden  de  geene  die  te 
vet  zijn.  zie  op  Vetheyd. 

Maagere  Lieden  vet  te  doen  worden,  dcor 
middel  van 

Saflafrasboom.  in. 

Sefamum.  879. 

Maandflonden  der  Vrouws-perfbonen  , te 
verwekken ; geflopt  zijnde  te  openen , door. 
middel  van 

Oranjeboom.  13. 
Moerbezienboom.  19, 
Cypresboom.  62. 

Zeevenboom.  63. 

Vlier- 


def 

Vlierboom.  So. 

Ebbenhout.  IOI. 
Salfafrasboom.  in. 
Styraxboom,  112. 
Kaneelboom.  123. 
Lauwerboom.  153. 

Boom  der  Kuysheyd.  1J6. 
Alcanne.  215. 

Geneverboom.  220. 
Rofmarijn.  2 46. 

Kappers.  2^. 

Keelkruyd.  2<Jo. 

Averuyt.  271/ 

Alffen.  274. 

Zuring.  2S0. 

Boelkcnskruyd.  29S. 

Americ.  Boelkenskruyd.  298. 
Knoplook.  30I. 

Ajuyn.  303 
Pareye.  304  305. 

Be.'glook.  305. 

Moly.  306. 

Aloë.  314. 

Amtni.  323. 

Beekbunge.  324. 

Angelica.  331. 

Laferpitium.  332. 

Kalfsmuyl.  337. 

K ap.  341. 

Pecterfelie.  345. 

Bijvoet.  373. 

Kalfsvoec.  357. 

Mansoor.  359. 

Arillolochie.  3 66. 

Ried.  370. 

Affodille.  371. 

Meefterwoncl.  378. 

Meyer.  38r. 

Peftilentiewoitel  387. 
Baccharis.  3S8. 

Bètonie.  391?. 

Penmngsbloem.  403. 
Duyvenkruyd.  409. 

Kool.  413. 

Aardnooten-  414. 

Bryonie.  414. 

Bergmunt  427. 

Welriek-nde  Lis.  428. 

Lis.  431. 

Nieswortel.  434. 

Goudsbloem.  43  <5. 

Hertgefpan.  447. 

Carline.  449 
CardobencJi  J.  453. 
Kruysdiftel.  45 <j. 

Caucalis,  462. 

Kervel.  404. 

Santoric.  46 6. 

Kali  472. 

Cliamardrifs.  476. 

Veld  cipres.  477. 

Waterlook.  47S. 

Scordotis.  479. 

Ciceren.  483. 

Scammonic.  50$. 

Conyza.  510. 

Saffraan.  520. 

Konkommer.  «528. 
Varkensbrood.  <537. 

Wilde  Galega.  541. 

Geele  Wortelen.  544. 
Paftinake.  54 6. 

Diëtammis.  551. 

Vingerhoed.  553. 

Dragon. 

Wilde  Vlier.  «^9. 

Elichryfon.  $tfi. 

Alantwortel.  sd r. 

Arragonfche  Moftaart.  $<5  8. 
Fertila.  572 

Water  Filipendula.  57S. 
Venkel.  590. 

Fraxinelle.  494. 

Hol  wortel.  599. 

Gentiaan.  do2. 

Gingidium.  607. 

Hondjensdraf.  6iz. 
Zonnewende.  024. 
Welriekende  Nachtbloem.  034. 


GENEES  MIDD 

Scharley.  040- 
S.  Janskruyd.  6 48 . 

Yfop.  <133. 

S.  Jacobskruyd.  $59. 

Thuyn  Kers.  661. 

Wilde  Kers.  <562. 

Anijskruyd  uyt  America.  66 S. 
Steekende  Kaarden.  074. 
Roomfch  Neetelkruyd.  67 5. 
Muurbloem.  (S78. 

Stokviolier.  0S1. 

Damaftbloem.  089. 

Patich.  69 1. 

Lavendel.  708. 

Tongeblad.  709. 

Lavas.  712. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 

Hop.  732. 

Majoraan.  737. 

Thymiaan.  73S. 

Poleye,  740. 

Orege.  742. 

Bok-orege.  743. 

Marum.  754. 

Malrove.  750. 

Moederkruyd.  757. 

Nigelle  759. 

Koornroos.  759. 

Bingefkruyd.  700. 

Melifte.  7d2. 

Beerwortel.  7<sy. 

Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Valeriaan.  784. 

Stalkruyd.  790. 

Peonie.  799. 

Panax.  Sol. 

Paflerine.  804. 

Zee  venkel.  $13. 

Muyzenkoorn.  S20. 

Polium.  828. 

Salomonszeegel.  832. 

Radijs.  84  6. 

Peeperwortel.  S47. 

Muysdoorn.  8 <54. 

Wijuruyt.  85 6. 

Harmala  uyt  Syrien,  857. 
Kunneke.  8<si. 

Steenbreek.  S6 3. 

Bijlkenskruyd.  872. 

Kruyswortel.  8 77. 

Witte  Thymus.  878. 

Sefeli.  8 Si. 

Water-eppe.  884. 

Sermontein.  8S8. 

Smyrnium  van  Candien.  S94. 
Stachyskruyd.  890. 

Teucrium.  901. 

Vreemde  wilde  Kers.  913. 
Tasjenskruyd.  914 

Maandftonden  der  V rouwsperfonen , al  te 
overvloedig  , te  doen  ophouden,  zie  op 
Vloeden. 

Maazelen  uyt  te  drijven  ; deeze  ziekte  te 
geneefen',  door  middel  van 
Vijgebootn.  24. 

Tamarindenboom.  115. 

Akeleyen.  3^1. 

Cardobenediët.  453. 

Manlijkheyds  brand  en  ontfteekïng  wech  te 
neemen , door  middel  van 
Ananas.  495. 

Haazenfalade.  S93. 

Zie  voorts  op  Gezwellen  der  heymclij- 
ke  Leeden.  Ooi  op  Zweeringen  en 
Zeer  en  der  zelve. 

Melaatfche  Scjiurftheyd  te  geneezen , door 
middel  van 

Oogenklaar.  4S0. 

Zie  voorts  op  Schurftheyd. 

Melaarsheyd  te  geneezen  , door  middel 
van 

Vijgeboom.  24. 

Platanus.  59. 

Ipenboom.  87. 

ËfTchenboom.  9^. 

I Berkenboom.  133. 

Tamarifchboom.  20I. 

Wijngaard.  240, 


L E N. 

Klim.  2?4- 
Anemone.  32S. 

Oirerong.  407. 

Bergmunt.  42S. 

Nieswortel.  434. 

Wolfsmelk.  401. 

Scammome  50S. 

Eiatine.  5éo 
Gods  Genade.  619. 

Wilde  Kers.  002. 

Groot  Speenkruyd.  871. 
Luyskiuyd.  S96. 

Eerenprijs.  920. 

Melancholijke  vochten,  zie  op  Galachtige 
&c. 

Melancholye,  of  zwaarmoedigheyd  des  Her- 
ten, te  verdrijven  , door  middel  van 
Tamarifchboom.  201. 

Ofteuiong  407, 

Slangenhoofd.  408- 
Koc-ooju  421. 

Cariopmlate.  457. 

Caucalis.  452. 

Bafilicom-  499. 

Saffraan.  520. 

Paftinake.  541?. 

Gemeene  Medica.  593. 
Thymiaan.  738. 

Adderskruyd.  S69. 

Zie  ook  op  Hert. 

Melk  in  der  Vrouwen  en  Kraam- vrouwen 
Borften  re  doen  verdrogen , door  middel 
van 

Populierboom.  73. 

Peeterfelie.  345. 

Mansoor.  359. 

Munt.  427. 

Boonen.  4S7. 

Kauwoordc-  $21, 

Wonderboom.  S52. 

Wijnruyt.  S<;<S- 

Melk  in  der  Vrouwen  Borften  te  doen  ver- 
meerderen , door  middel  van 

Boom  der  Kuysheyd  107. 

Ajuyn,  303. 

Malve.  317. 

Fluweele  Bloem.  322. 

Anemone.  328- 
Dille.  329, 

Anijs.  333. 

Amhylhs.  334. 

Oflëtong.  407. 

Slangenhoofd.  408. 

Kool.  413. 

Raponce.  440. 

Cardobenediëf.  454, 

Ciceren.  48 3. 

• Bafilicom  499. 

Rakette.  5 03. 

Kardinaalsbloem.  5S3. 

Venkel.  590. 

Glaux.  009. 

Zee-porcellein.  <f2l. 

Gengebar.  '666. 

Anijskruyd  uyt  America.  663, 
Salade.  0S3 . 

Lampfana.  6 89. 

Kruysbloem.  829. 

Radijs.  S46. 

Knollen.  S49. 

Haazenfalade.  894- 

Melk  in  der  Vrouwen  Borften  goed  tema- 
ken, door  middel  van 

Kaneelboom.  123. 

Haazenfalade.  8 94- 

Melkklontering  in  der  Vrouwen  Borften  te 
doen  fcheyden.  zie  op  Borften. 

Memorie  te  verfterken.  zie  op  Geheuge- 

Milt-verftoptheyd ; ontfteekïng  , hardheyd; 
fteekte;  Miltzucht;  te  groote  Milt;  en 
andere  Milt  gebreeken  van  allerley  flag  , 
te  geneezen,  door  middel- van 
Granaatboom.  17. 

Moerbezicnboom.  19. 
Amandelboom.  35. 

Perzikboom.  07. 

Vlier.  79. 

Pijlhout.  91. 


t 


Eflthen- 


B L A 

Eflchenboom.  $>?• 

Pokhout.  9S. 

Terpencijnboom.  lof. 

Saftafrasboom.  III. 

Welriekende  Eykelboom-  iji. 
Mufcaatboom.  135- 
Lauwerboom  153. 

Boom  der  Kuysheyd.  167- 
Brem.  1S1. 

Tamarifchboom.  201. 

Genevcrboom.  221. 

Wijngaard.  240. 

Geytenblad.  244. 

Rofmarijn.  24d. 

Kappers.  255. 

Averuyt-  271. 

Beerenklauw.  277. 

Zuring.  2S0. 

Vrouwenhayr.  28  5. 

Hartstong.  2S7. 

Gragtvaarn.  201. 

Steenvaarn-  27I. 

Boelkenskruyd.  29S. 

Zeeajuyn.  307. 

Muur.  30S. 

Ammi-  313. 

Beekbunge.  3 2?. 

Klcyn  Olfecong.  326. 

Angdica.  331. 

Krap.  341. 

Walmecfter.  343. 

Akeleyeu.  351. 

Mansoor.  359. 

Ariftolochie.  371. 

Meefter wortel.  378. 

Witte  Been.  393. 

Beet.  395. 

Betonie.  3 9d. 

Kool.  413. 

Aardnooten.  414. 

Bryonie.  41 d. 

Brunelle.  419. 

Camillen-  424. 

Munt.  427. 

Welriekende  Lis.  428. 

Lis.  43 1. 

Stinkende  Lis.  432. 

Carline.  449. 

Cardobenedift.  4^3. 

Kruysdiftel.  4 5 <s. 

Caucalis.  4d2. 

Lappa  Boaria.  403. 

Santorie.  4 66. 

Huyslook.  471. 

Chamardrys.  470. 

Condrille.  482. 

Ciceren.  483. 

Cicorey.  491. 

Ananas.  495- 
Lcepelblad.  498. 

Comijn.  512. 

Navelkruyd.  517. 

Kauwoorde.  521. 

Konkommer.  528. 

Koornbloem.  531. 

Varkensbrood.  537. 

Geele  Wortelen.  544. 

Di&amnus.  551- 
Vingerhoëd.  553. 

Elatine.  5 do. 

Alantwortel.  5 dl. 

Rakette.  505. 

Hederik.  <> 67 . 

Ferula.  572. 

Venkel.  590. 

Fenegriek.  S9ï- 
Duyvekervel.  597. 

Hol  wortel.  599. 

Oyevaarsbek.  do$. 

Zwaardkruyd.  doS. 

Weede.  012. 

Gods  Genade.  di9. 

Hondjensdraf.  d22. 

Goudenkruyd.  d29. 

Yfop.  dS3- 
Thuyn  Kers.  ddr. 

Wilde  Kers.  dd2. 

Roomfch  Neetelkruyd. 

Scorbutlisktuyd.  700. 


D - W Y Z E 

Lavendel,  708. 

Lelie.  7id. 

Hop.  732. 

Majoraan.  737. 

Poleye.  740. 

Bok  orege.  743. 

Malrove.  750. 

Nigelle.  759. 

Mechoacan.  y64- 
Aardbeziën.  773. 

Plompe.  780. 

Yzerkruyd.  787. 

Stalkruyd.  790. 

Panax.  801. 

Pallerine.  8o4- 
Glaskruyd.  Sod. 

Varkens  venkel.  8Ü* 

Zee- venkel.  813. 

Polium-  S28. 

Radijs.  S^d. 

Peeperwortel.  S47. 

Rhaponticum.  853. 

Wijnruyc.  S^d- 
Bijlkenskruyd.  872. 

Water- eppe.  SS 4. 

Steekende  Winde.  S90. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 
Smyrnium  van  Candien.  894. 
Stechaskruyd.  8 98. 

Teucrium.  901. 

Eerenprijs.  921. 

Milc-beeving  te  helpen  , wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Oyevaarsbek.  dof. 

Milt , gequetft  zijnde  , weer  te  geneezen , 
door  middel  van 

Comijn.  512. 

Tormentil.  915. 

Mifval  der  Vrouwen  te  voorkomen,  zie  op 
Vrouwen  Mifval- 

Moeder- gebreeken  , als,  opftijgingj  neer- 
fchieting,  ontfteeking , verzetting,  ver- 
ftopping  , gezwellen , verhardheyd , ver- 
zweering  > verkoudheyd , en  allerley  an- 
dere ongeleegentheeden  te  helpen , wech 
te  neemen  , te  geneezen , door  middel 
van 

Vijgeboom.  24. 

Peereboom.  31. 

Queeboom.  33. 

Amandelboom.  35. 

Nooteboom.  41. 

Pijnboom.  44. 

Acacia.  52. 

Eykenboom.  75. 

Vlierboom.  So. 

Maflikboom.  103. 

Styraxboom.  112. 

Kaneel.  123. 

Wolboom.  128. 

Mufcaatboom.  137. 

Lauwerboom.  153. 

Boom  der  Kuysheyd.  Id7. 

Ciftus.  171. 

Geneverboom.  220. 

Jafmijn.  22S. 

Ageratum.  294. 

Look  zonder  Look.  302. 

Muur.  309. 

Malve.  317. 

Witte  Malve.  318. 

Ammi.  323. 

Dille.  329. 

Angelica.  331. 

Anijs.  333. 

Anthyllis.  3 34* 

Kalfsmuyl.  337. 

Krap.  341. 

Bijvoet-  353. 

Kalfsvoet.  3^7. 

Mansoor.  359. 

Ariftolochie.  3dd. 

Meefterwortel.  3 78. 

Melde.  379- 
Beerenoor.  3S3. 

Kliflcnkruyd.  385. 

Pcftilentiewortel.  387. 

Balftemappel.  3 S9* 

Betonie.  3 9d. 


R 

Naterwortel.  402; 

Lis.  431- 

Cardobenediól.  453, 

Kruysdiftel.  45 d. 

Hof-comijn.  4$d. 

Waterbok.  478. 

Coriander.  5x1. 

Keyzerskroon.  515. 

Wilde  Galcga.  541. 

Geele  Wortelen.  $44* 

Paftinake.  54d. 

Elatine.  5 do. 

Ferula.  572. 

Fraxinella.  594. 

Oyevaarsbek.  dof. 

Kottoenkruyd.  óid. 

Scharley.  d4o. 

Yfop.  d? 3. 

S.  Jacobskruyd.  df9. 

Gengebar.  ddd. 

Anijskruyd  uyt  America.  ddS, 
Muurbloem.  d78. 

Damaftbloem.  0S9. 

Lavendel.  708. 

Tongeblad.  709. 

Lavas.  712. 

Lelie.  7id. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Malrove.  75 <j, 

Moederkruyd.  757. 

Mechoacan.  7d4. 

Drieblad.  771. 

Peonie.  799. 

Panax.  Sol. 

Varkensvenkel.  8io. 
Rhaponticum.  S52. 

Wijnruyt.  S^d. 

Kunneke.  Sdl. 

Duyvelsbeet.  Sdd. 

Sefeli.  S81. 

Steekende  Winde.  890. 
Stechaskruyd.  89S. 

Zie  ook  op  de  twee  volgende  Poften. 
Moederfmerten  te  geneezen,  wech  te  nee* 
men , door  middel  van 
Lindenboom.  Sd- 
Roozeboom.  199. 

Druyvenkruyd.  409* 

Welriekende  Lis.  43  £• 

Santorie.  4dd. 

Oogenklaar.  480. 

Maagdepalm.  497. 

Afpergies.  d7l. 

Vlaskruyd.  71 8. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Thymiaan.  738. 

Peonie.  799. 

Panax.  Sol. 

Duyvelsbeet.  8dd. 

Sefamum.  879. 

Moeder  , vervuyld  zijnde  , te  zuyveren.' 
Vruchtbaar  te  maken  , door  middel  van 
Saftafrasboom.  ui. 

Averuyt.  271. 

Synnauw.  300. 

Witte  Malve.  3x8. 

Ammi.  323. 

Dille.  329. 

Kalfsvoet.  3^7. 

Ariftolochie.  3dd. 

Starrekruyd.  37d. 

Meefterwortel.  37S. 

Bryonie.  415. 

Munt.  427. 

Caucalis.  402. 

Veld-cipres.  477. 

Cicorey.  491. 

Conyza.  5x0. 

Paftinake.  546. 

Hoe  langer  hoe  liever.  5 5 8, 

Hol  wortel.  599. 

S.  Jacobskruyd.  d?9. 

Roomfch  Neetelkruyd.  675.' 
Limonium.  712. 

Orege.  742. 

Zeepkruyd.  843. 

Wijnruyt.  85$, 

Self.  859. 

Zie 


der  G 

Zie  ook  op  Onvruchtbare  Vrouwe». 
Mond-gebreeken ; Mond-zweeringen , hee- 
rc,  en  quaade;  ontfteekingen  , gezwel- 
len , gaten , bloedige  , en  andere  onge- 
leegentheeden , te  geneezen,  door  mid- 
del van 

Granaatboom.  17. 

Daadelboom.  71. 
Rhijnbezienboom.  8l. 

Elzenboom  90. 

Viburneboom.  117. 

Berkenboom.  133. 

Boom  der  Kuysheyd.  IU7. 
Verwloof.  173. 

Olijfboom.  1S3. 

Berberisboom.  18  8. 

Phyllireaboom.  2x2. 

Alcanne.  215. 

Wijngaard.  240. 

Braambezien.  24S. 

Hartstong.  287. 

Hemioniiis.  2S7- 
Agrimonie.  29^. 

Zee-ajuyn.  307. 

Aloë.  3i<f. 

Malve.  317. 

Akeleyen.  3151. 

Srandelkruyd.  401. 

Naterwortel.  402. 

Senegroen.  41 8. 

Camillen.  423. 

Cardobenediót.  453. 

Huyslook.  471. 

Leepelblad.  498, 

Koornbloem.  531. 

Wilde  Galega,  541. 

Elatine.  500. 

Kardinaalsbloem.  583. 
Duvvekervel.  597. 

Holwortel.  599. 

Zoethout.  61 1.. 

Porcellain.  6 20. 

Hondjensdraf.  622. 

Eedel  Leeveikruyd.  62S. 
Goudenkruyd.  629. 

Yfop.  6^3. 

Jacea.  öff. 

Wilde  Kers.  662. 

Muurbloem.  678. 

Steen  Lecverkruyd-  686. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Britannica.  703. 
Orcge.  742. 

Drieblad.  771. 

Cameline.  775. 

Penningskruyd.  77 7. 

Valeriaan.  784. 

Yzerkruyd.  787. 

Waternoot.  793. 

Peonie.  799. 

Panax.  Soi. 

Vijfvingerkruyd.  S09. 

Weegbree.  Szf. 

Muysdoorn.  S54. 

Tormentil.  915. 

Mondtrekking  j Mond  lammigheyd  te  ge- 
neezen , door  middel  van 
Varkensbrood.  537. 

Motten  , hoe  uyt  de  kleederen  te  houden  j 
daar  in  zijnde  te  verdrijven  ; door 
Cypresboom.  62. 

Gagel.  146. 

Averuyt.  271. 

Alffen.  274. 

Vaam.  2S9. 

Mottenkruyd.  397. 
Druyvenkruyd.  409. 

Elichryfon.  56I. 

NAadorft  te  verdrijven , door  mid- 
del van 

Driediflel.  484- 

Naageboorte,  en  doode  vrucht,  af  te  drij- 
ven , door  middel  van 
Zeevenboom.  63. 

Kaneelboom.  123. 

Lauwerboom.  153. 

Ciftus.  171. 

Averuyt.  271. 


ENEESMIDDELEN. 


Vrouwenhayr.  285. 

Knoplook.  301. 

Angelica.  331. 

Laferpitium.  332. 

Anthyllis.  334. 

Krap.  341. 

Peeterzelie.  345:. 

Bijvoet.  353. 

Kalfsvoec.  3^7. 

Ariftolochie.  366. 

Meefterwortel.  37S. 

Meyer.  3S1.  . 

Hoefblad.  3S6. 

Druyvenkruyd  409. 

Aardnoten.  414. 

Camillen.  424. 

Lis.  431- 
Goudsbloem.  436. 

Herrgefpan.  447. 

Kervel.  404. 

Scammonie.  50S. 

Saffraan.  520- 
Konkommer.  52S. 

Di&amnus.  551. 

Ferula.  ^72. 

Filipendula.  577. 

Water  Filipendula.  578. 
Fraxinelle.  594. 

Holwortel.  s99- 
Gentiaan.  60 1. 

Schar  ley  • 640. 

Thuyn  Kers.  661. 

Wilde  Kers.  662- 
Muurbloem.  67S. 

Lavendel.  708. 

Tongeblad.  709. 

Lïmonium.  712. 

Lavas.  712. 

Lelie.  7x6. 

Wild  Vlaskruyd.  721; 

Thymiaan.  738. 

Malrove.  756. 

Moederkruyd.  757. 

Bingelkruyd.  7 60. 

Drieblad.  771. 

Pafferine.  S04. 

Wijnruyt.  S56. 

Kunneke.  861. 

Sceenbreek.  863. 

Smyrnium.  S94. 

Stachyskruyd.  S96. 

Zie  ook  op  Doode  Vrucht. 
Naagelzweering,  en  zwelling,  te  geneezen, 
te  verdrijven,  door  middel  van 
Anemone.  32S. 

Paronychia.  S07. 

LongekrUyd.  S40. 

Naagelen,  afgezworen  zijnde,  weer  te  doen 
groeyen , door  middel  van 
Paronychia.  S07. 

Naaweeën  der  gebaard  hebbende  Vrouwen 
wech  te  neemen , door  middel  van 
Amandelboom.  35. 

Ajuyn.  304. 

Witte  Malve.  318. 

Bijvoec.  3-53. 

Haazenoor.  475.  • 

Navelzwelling  te  helpen  , door  middel  van 
Deur  was.  811. 

Navel-uytpuyling  aan  kinderen  en  andere , 
weer  inwaarts  te  doen  keeren  , door 
middel  van 

Deurwas.  Slo. 

Vlookruyd.  S38. 

Natuurlijke  warmte  des  ligchaams  te  ver- 
meerderen door  middel  van 
Self.  S59. 

Kunneke.  S6I. 

i Neus  bloeden  te  dóen  ophouden  , door 
middel  van 

Eykenboom.  7 6. 

Vlierboom.  79. 

Lindenboom.  86- 
Welriekende  Eykelboom.  132. 
Ajuyn.  303. 

Guygchelheyl.  324. 

Walftroo.  339. 

Naterwortel.  402. 

Afteroides.  41S. 

Ttt 


*Munt.  427. 

Bergmunt.  42Ö. 

Huyslook.  471, 

Maagdepalm.  497. 

Comtjn.  512. 

Varkensbrood.  537/ 

Hondstong.  539. 

Paerdeftaert,  504. 

Ferula.  572. 

Oyevaarsbek.  60 
Vederik.  744. 

Duyzendblad.  767. 

Duyzendknop.  830. 

Groot  Speerkruyd.  871. 
Tasjenskruyd.  914. 

Neusgaten-gezweeren , Polypi , Gezwellen, 
Kankerige  zeereu  , uytwaflen , te  genee- 
zen,  door  middel  van 
Kalfskruyd.  35S. 

Ariftolochie  366. 

Naterwortel.  401. 

Neusgaten-gebrceken  te  geneezen  doormid- 
del van 

Granaatboom.  17. 

Neusgaten-verllopping  te  openen,  door  mid- 
del van 

Nagelboom,  iyo. 

Nieren- fmerten  //weeringen , verfloppingen, 
zwelling  , en  allerley  andere  gebrecken 
te  geneezen  , wech  te  neemen  , door 
middel  van 

Vijgeboom.  23. 

Bananienboom.  28. 
Amandelboom.  35, 

Nooteboom.  41. 

Peizikboom.  67. 

Willigeboom.  78. 

Beukenboom.  93. 

Pokhout.  98. 

Terpentijnboom.  I06. 
Pi!L(cienboom.  107. 
Saflafrasboom.  111. 
Tamarindenboom.  115. 
Callieboom.  116. 

Roodc  Jujuben.  1x9. 
Kaneelboom'.  123. 

Mulcaatboom.  137. 

Myrtusboom.  145. 

Brem.  1S1. 

Boommalve.  19I. 
Tamarifchboom.  201. 
Geneverboom.  221. 

Cardamom.  2)'S. 

Agrimonie.  29 y. 

Boelkenskruyd.  29S. 
Americaanfch  Boelkenskruyd.  29 S. 
Muur.  309. 

Malve.  317. 

Alyflum.  321. 

Guygchelheyl.  324. 

Anthyllis.  334. 

Krap.  341. 

Peeterzelie.  34 8- 
Mans-oor.  359. 

Meefterwortel.  37S. 

Beerenoor.  383. 

Betonie.  396. 

Aardnoten.  414. 

Waalwortel,  420. 

Water  Goudsbloem.  43  jr. 
Brafilie-peeper.  447. 

Caucalis.  462. 

Huyslook.  471. 

Veld-cipres.  477. 

Waterlook.  47S. 

Ciceren.  4S3. 

Maagdepalm.  497. 

Kauwoorde.  521. 

Pepom.  ïi3. 

Meloen,  ^zó. 

Geele  Wortelen.  544. 

Paftinake.  54 6. 

Paerdeftaert.  564. 

Zonnebloem.  5 82. 

Venkel,  590. 

Oyevaarsbek.  608. 

Zoethout.  61 1. 

Pbrcellein.  620. 

Eedel  Leeverkruyd,  62S. 


ïndiaanfch  Kruydje  roer  mi]  niet. 

ÖJ3. 

Afpergien.  £7 1. 

Muurbloem  <578. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 

Malloten.  72c. 

Hop.  732. 

Mechoaean.  7^4. 

Ruyterskruyd.  7 67. 

Aardbeziën-  773. 

Mofch.  774. 

Narciffe.  777. 

Yzerkruyd.  787. 

Wintergroen.  795. 

Peonie.  799. 

Glaskruyd.  80 £. 

Varkensvenkel.  S12. 

Zeevcnkel.  81  j. 

Weegbree.  S2f. 

Sleutelbloem.  83  8. 

Peeperwortei.  847. 

Rhaponiicum.  85 3. 

Sanikel-  S£o.  ■ 

Naaldekervel.  8£7. 

Steekendc  Winde.  S90 
Smyrniurn  van  Candia.  894. 
Tormentil.  915. 

Boksdoorn.  pus. 

Boksbaard.  917. 

Zotsknodze.  920. 

Eerenprijs.  922. 

Maerifihe  Viole.  92$. 

Gulde  Roede.  927. 

Nieren-brand  wech  tc  noemen  , door  mid- 
del van 

S.  Jansbrood.  X24. 

Agrimonic.  294. 

Brafïliaanfche  Linze.  509. 
Hartshoorn,  513. 

Navelkruyd.  517.  . 

Meloen.  525. 

Indiaanfche  Doornappel.  57$. 
Plompe.  780. 

Wintergroen.  795. 

Nieren-vloejing , bloedige  , te  geneczen  , 
door  middel  van 

Aardakers.  340. 

Waalwortel.  420. 

Hartshoorn.  513. 

Nieren  fteen  te  verdrijven,  zie  op  Steen. 
Niezen  te  verwekken  door  middel  van 
Nieswortel.  434. 

Majoraan.  737. 

Mnrum.  744. 

Wilde  Dragon.  841. 

Zeepkruyd.  S43. 

Nies  poeder  te  bereyden,  dat  zeer  goed  is. 
.I‘>- 

Nies  poeder  zeer  goed , en  zonder  ongelee- 
gentheyd  te  veroorzaken  , te  bereyden 
van 

Maybloem.  717. 

ONrfteeking,  inwendige.  %ie  op  In- 
wendige Ontjleeking. 

Onvruchtbare  Vrouwen  vruchtbaar 
te  doen  worden,  door  middel, van 
Synnauw.  300. 

Starrekruyd.  37$. 

Meeftorwortel.  37S. 

Comijn.  512. 

Scharley.  £40. 

S.  Jacobskruyd.  059. 

Orege.  742. 

Bingelkmyd.  7£o. 

Eerenprijs.  922. 

Zie  ook  op  Moe di  r 

Oog-gebreeken,  vlekken,  donkerheyd,  ro- 
digheyd . vurigheyd,  hitzigheyd,  brand, 
gezwollenheyd  , ettervloejing , traaning  , 
leepheyd , zinkingen , te  helpen , te  ge- 
neezen , wech  te  neemen  , door  mid- 
del van 

Appelboom.  7. 

Queeboom.  42. 

Pijnboom.  44. 

Acacia.  55. 

Cypreffenboom.  £2, 

Viburneboom.  117. 


BLAD-WYZER 


Nagelboom.  150. 

Olijfboom.  183. 

Berberisboom.  1 SS. 

Roozeboom.  I99. 
Tamarifchboom.  20I. 
Geytenblad.  244. 

Rolmaiijn.  240. 

Braambezien.  248. 

Hinnebezien.  249. 

Keelkruyd.  200. 

Sigmartskruyd.  270. 
Wolfsbezie.  2S3. 

Americaanfch  Bergboelkenskruyd 
298. 

Zee  ajuyn.  307. 

Muur.  30S. 

Guygchelheyl.  324. 

Ambrofia.  329. 

Angelica.  331. 

Kalfsmuyl.  337. 

Peeterzelie.  344. 

Mansoor.  358. 

Affodille.  372. 

Starrekruyd.  37^. 

Baccharis  3 88. 

Witte  Been.  393. 

Mottenkruyd.  397. 

Wollekruyd.  399. 

Standelkruyd.  40 1. 

Bernagie.  400. 

Slangenhoofd.  408. 

Bruynette.  424. 

Stinkende  Lis.  432. 
Goudsbloem.  435. 
Cardobenedidl.  453. 

Santorie.  4 ££. 

Cepara  407. 

Huyslook.  471. 

Chamtedrys.  47^, 

Boonen.  4S7. 

Bafilicom.  499. 

Winde.  506- 
Saffraan.  520. 

Kauwoorde.  521. 

Pepoen.  523. 

Meloen.  42£. 

Koornbloem.  531. 

Varkensbroed.  537. 

Ridderfpoor.  44S. 

Elatine.  4£o. 

Arragonfche  Moftaart.  5 £8. 
Oogent  rooft.  5 £9. 

Boekweyt  <{70. 

Indiaanfche  Doornappel. 

Wilde  Hanekam.  579. 
Zonnebloem.  5S2. 

Fraxinelle.  594. 

Kievitsbloem.  494. 

Duyvekervel.  597. 

Gentiaan.  £ot. 

Zoethout.  £ii. 

Gras  van  Parnas.  £18. 

Porcellein.  £20. 

Havikskruyd.  £3£. 

Bilzenkruyd.  £50. 

Stcebe.  £ycr. 

Erinus  van  Diofcorides.  £73. 
Muurbloem.  £78. 

Maybloem.  717. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Pceper.  733. 

Otfgc.  74.. 

GoudenappeL  74£. 

Nachtfchade.  740. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 
Aardbeziën.  773. 

Valeriaan.  7S4. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Speerkruyd.  793. 

Perzenkruyd.  Sii; 

Muysoor.  8i£. 

Weegbree.  8 2 4. 

Ganzerich.  83  3. 

Vlookruyd.  83?. 

Wonderboom.  852. 

Wijnruyt.  S4£. 

Hermala  uyt  Syrien.  S57. 
Kruyswortel.  877. 


Sefamum.  878. 

Maertfche  'Viole.  92?. 
Oogfchellen  , vliezen  , vlekken , wech  te 
neemen  , door  middel  van 
Berkenboom.  133. 

Nagelboom.  150. 

Rofmarijn.  24£. 

Groote  Speerwortel.  347. 
Madelieven.  393. 

Welriekende  Lis.  428. 
Oogenklaar.  4S0. 

Varkensbrood.  537. 
Tandekenskruyd.  550. 

Zoethout.  £ii. 

Havikskruyd.  £3£, 

Scharley.  £40. 

Muurbloem.  £78. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 
Malloten.  725. 

Perzenkruyd.  811. 

Duyzendknop.  S30. 
Peeperwortei,  S47. 

Oogfcheemering  te  verdrijven  , door  mid- 
del van 

Populierboom.  73. 

Kaneelboom.  123. 

Kalfsmuyl.  337, 

Akeleyen.  351. 

Mansoor.  359. 

Angelier-  3 £2. 

Madelieven.  393. 

Varkensbrood.  537, 

Ridderfpoor.  54S. 
Tandekenskruyd.  550. 

Venkel.  590. 

Wijnruyt.  Sf£. 

Stechaskruyd.  8 9 8. 

Zie  'voorts  op  Gezicht. 

Oogen  te  zuy  veren , te  verfterken , door  mid- 
del van 

Lindenboom.  8£. 

Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24£. 

Zuring.  2S0. 

Guygchelheyl.  324. 

Bafilicom.  499. 

Elatine.  f£o. 

Oogentrooft.  4 £9. 

Zie  ook  op  Gezicht. 

Oogen-donkerheyd  op  een  verwonderlijke 
wijs  wech  te  neemen  , door  middel  van 
Perzenkruyd.  811. 

Oogen- puyftcn  en  Öogenjeukte  te  verdrij- 
ven , door  middel  van 

Daadelboom.*  71. 

Boksdoorn.  9i£. 

Oogen-zweering.  %ie  op Zweering  der  Oogen. 
Oogen,  blauwgeflagene,  te  regt  te  brengen! 
door  middel  van 

Alffen.  224. 

Oogen  : hardigheyd  van  de  holle  Zeeren  , 
komende  aan  de  hoeken  der  Oogen , ge- 
noemd Asgilopes.  wech  te  neemen  door 
Ydele  Haver.  S21. 

Oogen-quetfuren  te  geneezen,  door  middel 
van 

Sefamum.  S78. 

Oogen  : quade  verwe  der  Oogen , na  de 
Geelzucht  overgebleven,  te  doen  vergaan 
door  middel  van 

Konkommer.  528. 

Orege.  741. 

Oogen  , in  de  Kinderpokjens  te  bewaren 
voor  fchade  , en  heete  Zinkingen,-  de  brand 
wech  te  neemen , door  middel  van 
Saffiaan.  520. 

Tasjenskruyd.  914. 

Oogen-zinkingen.  %}e  op  Zinkingen  der  Oo- 
gen. 

Oogen  ; alle  daar  in  gekomene  onzuyver- 
heyd  uyt  te  drijven , door  middel  van 
Muysdoorn.  8 f4. 

Oor-fmerten  en  andere  gebreeken  te  genee- 
zen , door  middel  uan 

Granaatboom.  17. 

Acacia,  ff. 

Abrikoos.  £8. 

Populierboom.  73. 

Willigeboom.  78. 


Vlier- 


der 


GENEESMIDDELEN. 


Vlierboom.  So. 

Sumachboom.  109. 

Welriekende Eykelboom.  132. 
Ciftus.  ijl. 

Pareye.  30J. 

Malve.  317. 

Angelica.  331. 

Kleefkruyd.  33S. 

Maagdepalm.  497. 

Kauwoorde.  521. 

Beetwortel.  545. 

Gentiaan.  4oi. 

Oyevaarsbek.  405. 

Bilzenkruyd.  <550. 

Erinus  van  Diofcorides.  073. 
Malloten.  725. 

Orege.  742. 

Malrove.  754. 

Weegbree.  82?. 

Ooren-doofheyd.  zie  op  Doofhcyd. 

. Ooren-zweering.  zie  op  Zweering  der  Oo- 

Oor-verftoppïng  te  helpen , wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Wilde  Thymus.  878. 
Ooren-ettervloejing te  geneezen,  doormid- 
del van 

Myrtusboom.  145. 

Stoebe.  054. 

Tasjenskruyd.  914. 

Oor-tuyting  te  verdrijven  , door  middel 
van 

Amandelboom.  35. 

Welriekende  Eykelboom.  132. 
Ajuyn.  304. 

Kool.  413. 

Coloquint-appel.  <502, 
Varkensbrood.  537. 

Beetwortel.  $45. 

Orege.  742. 

Oorwormen  uyt  ’c  Oor  té  doen  komen  . 
door  middel  van 

Appelboom»  7. 

Fraxinelle.  594. 

Ooien  ontlatten  van  de  Wormen  , welke 
daar  in  groeyen  ; de  zelve  te  dooden  , 
door  middel  van 

Perzikboom.  47. 

Kappers.  255. 

Pareye.  305. 

Bergmunt.  428. 

Cardobenediót.  453. 

Venkel.  590. 

Bilzenkruyd.  450. 

Perzenkruyd.  Sn. 

Vlookruyd.  835. 

Opblazingderverkoude  Leeden  wech  te  nee- 
men, door  middel  van 
Comijn.  5 12. 

Opdragtigheyd ; heete  opdruyfligheyd  in  ’t 
aangezicht  , te  verdrijven  , door  mid- 
del van 

Roozeboom.  199. 

Phyllïreaboom.  zll. 

Ried.  370. 

Havikskruyd.  434. 

Fonteinkruyd.  8 32. 

Oude  lieden  , haren  Geelt  te  verquikken , 
door  middel  van 

Zonnedauw.  850. 

Oude  mannen  nieuwe  luft  en  kracht  te 
doen  krijgen  tot  ’c  echte  werk  , door 
middel  van 

Piftacienbooln.  107. 

Hondstand.  <>47. 

Kortoenkruyd.  414. 

Nachtfchade.  750. 

PAerden-buykpijn  te  verdrijven  , door 
middel  van 

Geytenbaard.  92S. 

Paerden  bloedfpouwing  en  Hoeft  re  genee- 
zen. zie  op  Bloedfpouwing  der  Paerden. 
Ook  op  Hoefl  en  Bloedfpouwing  der  Paer- 
den. 

Paerden  eetensluft  te  bevorderen  j de  zelve 
vergaan , te  doen  weerkomen , door  mid- 
del van 

Linzen.  4S4. 


Paerden  Engborftigheyd  wech  te  neemen 
de  Kortademheyd  te  verdrijven  , door 
middel  van 

Peftilenttewortel.  387. 

Paerdenhuyd  te  bewaren  voor  ’t  opzitten 
en  ftecken  van  Horzelen,  Vliegen  , en 
Muggen  , door  middel  van 
Kauwoorde.  521. 

Paerden  inwendige  gebreeken  te  geneezen 
door  middel  van 

Gentiaan,  40 X. 

Paerden  opene  gaten  en  zeeren  te  geneezen, 
veroorzaakt  door  de  wrijving  des  Sadels: 
een  nieuwe  huyd  te  doen  groeyen , door 
middel  van 

Tandekenskruyd.  550- 
Ganzerich.  83 3. 

Paerden  fchurftheyd  te  geneezen.  zie  op 
Scburftheyd  der  Paerden. 

Paerden , vernagelde ; de  wonden  te  genee- 
zen , door  middel  van 

Wollekruyd.  399. 

Paerden  vet  te  maken , door  middel  van 
Oprechte  Medica.  592. 

Gemecne  Medica.  593. 

Witzen.  923. 

Paerden,  met  Wormen  gequeld,  te  genee- 
zen. zie  op  Wormen  der  Paerden. 

Paerden  zeeren  en  opene  gaten  , te  verhin- 
deren, dac’er  geen  Wormen  in  groeyen, 
door  middel  van 

Tandekenskruyd.  550. 

Paerden , zwaïthayrig  , geheel  wit  van  hayr 
te  maken , door  middel  van 
Hermodaftelen.  501. 

Paerden  , die  haar  water  niet  lollen  kon- 
nen  , tot  de  water-making  te  helpen  , 
door  middel  van 

Stalkruyd.  790. 

Paerden  en  andere  Beeften  van  ’t  manlijk 
geflacht  , moedig  te  maken  tot  befprin- 
ging,  door  middel  van 

Standelkruyd.  401. 

Parfling,  of  drukking,  als  iemand  zijn  ge- 
voeg wil  doen,  doch  niet  kan,  te  genee- 
zen, door  middel  van 

Granaatboom.  17. 

Zeevenboom.  43. 

Ani)S.  JJJ. 

Plompe.  7S0. 

Ganzerich.  833. 

Peft  , bewaaring  teegens  de  zelve,  door 
middel  van 

Oranjeboom.  15. 

Viigeboom.  24. 

Saflafrasboom.  ui. 

Berkenboom.  133. 

Nagelboom.  150. 

Ciftus.  171. 

Geneverboom.  220. 

Cardamom.  258- 
Alffen.  274. 

Agrimonie.  29?. 

Knoplook.  301. 

Angelica.  331. 

Akeleyen.  331. 

Bijvoet.  353. 

Angelieren.  342. 

Ahftolochie.  344. 

Zwalu  we  wortel.  370. 
Meefterwortel.  378. 

Brunelle.  419. 

Welriekende  Lis.  428. 
Goudsbloem.  434. 

Carline.  449. 

Kervel.  444. 

Welriekende  Nagtbloem.  4 34. 
Stok- violier.  481. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 
Berg-Slangenkruyd.  753. 
Muysoor.  S25. 

Radijs.  S44. 

Wijnruyt.  S54. 

Tormentil.  91$. 

Eerenprijs.  922. 

Peft ; bijzonder  heerlijk  bewaarmiddel  tee- 
gens de  zelve , genomen  van 
Adderskruyd.  S4S. 

Peft-geneezing,  door  middel  van 

Ttt  a 


Eykenboom.  7?. 

Arbutusboom.  124. 

Avcruyt.  271. 

Zuring.  280. 

Ajuyn.  304. 

Muur.  309. 

Guygchelheyl.  324. 

Angelica.  331. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoer.  357, 

Groot  Speerwortel.  357; 
Angelieren.  342. 

Duyzendfchoon.  344. 

Bcerenoor.  383. 
Peftilenriewortel.  387. 
Naterwortel.  402. 

Carline.  449. 

Cardobenediól.  453. 

Kervel.  444. 

Chamardrys.  474. 

Waterlook.  478. 

Wilde  Galega.  541. 

Dragon.  554. 

Alantwortel.  $41. 

Hederik.  547. 

Fraxinelle.  594. 

Duyvekervel.  597. 

Hol  wortel.  599. 

Galega.  599. 

Gentiaan.  4oJ. 

Gingidium.  407. 

Gods  Genade.  419.’ 

Vederik.  744. 

Berg-Slangenkruyd.  753. 

Meliflè.  742. 

Plompe.  7S0. 

Valeriaan.  7S4. 

Yzerkruyd.  7 87. 

Speerkruyd.  793» 

Pimpinel.  824. 

Weegbree.  82?. 

Keukenkruyd.  834- 
Duyvelsbeet.  844. 

Wormkruyd.  8 9 9. 

Vreemde  wilde  Kers.  913? 
Tasjenskruyd.  914. 

Tormentil.  915. 

Boksbaard.  917. 

Eerenprijs.  922. 

Vliegenct.  927. 

Peft , bijzonderlijk  zeer  hoog  geroemd  Ge- 
neesmiddel van  de  zelve,  genomen  van 
Adderskruyd.  S4S. 

Peftilcntiale,  brandende  ziekten.  Middelen 
daar  teegens  j verkoeling  , in  de  zelve  » 
genomen  van 

Tamarindenboom.  115. 
Arbutusboom.  124. 
Berberisboom.  1S7. 

Aalbezien.  195. 

Doornbezien.  223. 
Peftilemieworiel.  387. 
Goudsbloem.  434. 

Zie  ook  op  Koortzen. 

Peftilentiale  hardigheyd , Gezwellen , Zwec- 
ringen  , Carbonkelen , te  geneezen , door 
middel  van 

• Queeboom.  33. 

Roozeboom.  199. 

Hoefblad.  3S4. 

Cardobenedift.  453. 

Chamardrys.  474. 

Coriandcr.  511. 

Alantwortel.  541. 

Vijgeboon.  729. 

Panax.  Sol. 

Duyvelsbeer.  S44. 

Tasjenskruyd.  914. 

Peftilentiale  Koortzen.  zie  op  Koortzen. 
Peftilentiale  lucht,  zie  op  fhade  Lucht. 
Pis-fcharpheyd  te  verzachten  ; de  brand  daar 
"in  wech  te  neemen  , door  middel  van 
Kauwoorde.  5 2X. 

Zie  ook  op  Koadepis. 

Plat-luyzen  te  verdrijven , door  middel  vad 
Bilzenkruyd.  450. 

Pleuris  te  verdrijven  , te  geneezen  t door 
middel  van 

Appelboom.  7. 


Aman* 


4 


BLAD-WY2ER 


Amandelboom,  jf. 
Tamarindenboom.  iiy. 
Hinnebezien.  249. 

Boofnvaarn.  290. 

Angelica.  331. 

Kleefkruyd.  338. 

Welriekende  Lis.  42S. 
Cardobenedidè.  453. 
Cariophillate.  457. 

Kervel.  404. 

Santorie.  4 66. 

Scammonie.  50S. 

Saffraan.  520. 

Wilde  Galega.  541. 

Eedele  Rakette.  5 66. 

Soethout.  ei  1. 

S-  Janskruyd.  648. 

Roomfch,  Neetelkruyd.  675. 
Aardbeziën.  773. 

Valeriaan.  7S4. 

Self.  85  9. 

Scabiofe.  S6f. 

Sefamum.  S78. 

Sermontein.  SS8. 

Boksbaard.  917. 

Maertfche  Viole.  925. 

Zie  ook  op  Zijde-pijn. 

Podagra  te  geneezen ; de  fmert  re  verzach- 
ten ; door  zommige  deezcr  Kruiden  ter- 
ftond  wech  te  neemen ; immers  zeer  te 
Verminderen : 

Oranjeboom.  14. 

Vijgeboom.  24. 

Acacia.  55. 

Boom  des  Leevens.  Ca. 
CyprelTenboom.  62. 
Populierboom.  73. 

Willigeboom.  7S. 

Vlierboom.  79. 

Rhijnbezien.  Si. 

Saffafrasboom.  nr. 

Welriekende  Eykelboom.  132. 
Mulcaatboom.  138. 
Hazclnotenboom.  162. 

Brem.  1S1. 

Boommalve.  191. 

Beerenklaauw.  277. 

Zee-ajuyn.  307. 

Angelica.  331. 

Angclieren.  362. 

Kliffenkruyd.  3S5. 

Wbllekruyd.  399. 

WaalvWrcel.  420. 

Stinkende  Lis.  432, 

Nieswortel.  434. 

Lappa  Boaria.  463. 

Huyslook.  471. 

Boonen.  4S6. 

Cicorey.  49  r. 

Coloquintappel.  foz. 

Scammonie.  508. 

Eezels  Konkommer.  528. 
Varkensbrood.  C37. 

Wilde  Galega.  541. 

Wilde  Vlier.  559. 

Eedele  Rakette.  566. 

Ferula.  572. 

Fraxinelle.  S94- 
Porcellein.  620. 

Zee  porcellein.  621. 

Hondjensdraf.  622. 

Kiuydieroer  mij  niet.  630. 
Bilzenkruyd.  650. 

Mofch.  774. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Glaskruyd.  S06. 

Fonteinkruyd.  832. 

Vlookruyd.  835. 

Hennip.  SS7. 

Zie  ook  op  Flerefijn, 

Pokken  j vuyle  Pokken,  zie  op  Spaanfehe 
Pokken. 

Pokjens.  zie  op  Kinder-Pokke». 

Polypus.  zie  op  Neusgaten  gezwter. 

Popelly.  zie  op  Bernerdheyd 
Puigeerende  middelen  ; eenige  der  zelve 
zach ;clijk  , andere  fcharper  , en  noch 
fcharper  werkende,  genomen  van 
Appelboom.  7. 


Karifcboom.  37. 
Denneboom.  47. 
Dadelboom.  71. 

Vlierboom.  80. 

Rhijnbezien.  81. 

Pijlhout.  91. 

Paapenhout.  91. 
Terpentijnboom.  I06. 
Piftacienboom.  lil. 
Styraxboom.  112. 
Tamarindenboom.  11^. 
Cailïeboom.  H6. 

S.  Jansbrood.  124. 

Kleyne  Lauwerboom.  156. 
Huift.  166. 

Lombaardfe  Linzen,  176. 
Brem.  1S1, 

Olijfboom.  183. 
Berberisboom.  188. 
Roozeboom.  199. 
Boomachtig  Spinagie.  206. 
Kappers.  255;. 

Oprechte  Jalappe.  268. 
Averuyt.  271. 

Boom  vaam.  290. 
Struyskruyd.  293. 

Zee-ajuyn.  307. 

Aloë.  314. 

Malve.  317. 

Beet.  39S. 

Kool.  413. 

Ganzebloem.  422. 
Nieswortel.  433. 
Goudsbloem.  436. 

Wilde  Saffraan.  450. 
Springkruyd.  45  S. 

Efula.  459. 

Wolfsmelk.  461. 
Veld-cipies.  477. 
Maagdepalm.  497. 
Coloquintappel.  502. 

Winde.  506. 

Scammonie.  508. 
Leedekenskruyd.  519. 
Kauwoorde.  521- 
Konkommer.  528. 
Varkensbrood.  537. 
Hondstong.  539. 
Vingerhoed.  553. 

Wilde  Vlier.  539. 
Alantwortel.  561. 

Boekweyt.  570. 

Ferula.  <572. 

Bloem  des  Lijdens.  5 82. 
Duyvekervel,  597. 
Holwortel.  ^99. 

Gods  Genade.  6I9. 
Zonnewende.  624. 
Articiocken  onder  de  aarde.  < 
Bataten.  626- 
Purgeerende  Bataten.  627. 
Kruydje  roer  my  niet.  630. 
Duyzendkoorn.  633. 
Havikskruyd.  636. 

Serratula.  6S7. 

Afpergies.  671. 

Roomfch  Neetelkruyd.  67?. 
Patich.  69 1. 


Americaanfche  Britannica.  703. 
Hop.  732. 

Bingelkruyd.  760. 

Mankop.  S03. 

Polium.  82S. 

Duyzendknop.  8 3 o. 

Salomons  zeegel.  S32. 
Vlookruyd.  S3 «> . 

Zeepkruyd.  S43. 

Wonderboom.  8 5 2. 

Thaplia.  903. 

Thaliótrum.  904. 

Maertfche  Viole.  92?. 

Puyftcn  aan  ’t  Ligchaam  en  Aangezicht  j 
zwarte,  heete,  enandere,  te  verdrijven, 
door  middel  van 

Populierboom.  73. 

Olijfboom.  1S3. 

Roozeboom.  J99. 


Tamarifchboom.  aor. 
Wijngaard.  240. 

Nieswortel.  434. 

Huyslook.  471. 

Wilde  Balilicom.  500. 
Coriander.  511. 

Navelkruyd,  517. 

Konkommer.  528. 

Paerdeftaert.  564. 

Italiaanfche  Rakette.  567. 
Indiaanfche  Doornappel.  576 
Zonnewende-  624. 

Havikskruyd.  636. 

Salade.  6S3. 

Poleye.  740. 

Glaskruyd.  806. 

Sermontein.  SS 8. 

Puyftcn  aan  de  Oogen.  zie  op  Oog-puy flest. 
Puyften  en  Zeeren,  van  de  Kindcr-pokjens 
overgebleeven,  te  geneezen.  zie  op  Kin- 
der-pokjens. 

QUaade,  zelfs  Peftilentiale  lucht,  te 
verdrijven , of  zich  daar  voor  te  be- 
waren, door  middel  van 
Appelboom.  7. 

Oranjeboom.  13.  15. 

Vijgeboom.  24. 

Nooreboom.  41. 

Perzikboom  67. 

Saffafrasboom.  iio. 

Berkenboom.  133. 

Nagelboom.  150. 

Lauwerboom.  153. 

Aalbezien.  195. 

Geneverboom-  220. 

Rofmarijn.  246. 

Agrimonie.  295. 

Angelica.  331, 

Anijs.  333. 

Walmeefter.  343. 

Bijvoet.  353. 

Ariftolochie.  366. 

Meefterwortel.  378. 

Welriekende  Lis.  428. 
Goudsbloem.  436. 

Chamidrys.  476. 

Cortufa.  yi6. 

Alantwortel.  5 61. 

Welriekende  Nachtbloem.  634. 
Berg-Slangenkruyd.  753. 
Vijfvingerkruyd.  809- 
Zie  bier  bij  na  't  geen  flaat  onder  de 
Woorden  :Pe(i  j bcwaar-middelen  tee- 
gens  de  zelve. 

Quaade  Schurftheyd  te  geneezen.  zit  op 
Schurftheyd.  c 

Quaade  Zweeringen  des  Monds.  zie  op 
Mondgebreeken. 

Quaade  Zeeren , Zweeren , &c.  zie  op  Zet- 
ten, Zweren , &c. 

Quaad  Zeer  in  ’t  bijzonder , te  geneezen 
door  middel  van 

Nooteboom.  42. 

Knoplook.  302. 

Huyslook.  471. 

Ciceren.  4S3. 

Er  weten.  4S6. 

Elichryfon.  5 61. 

Duyvekervel.  597. 

Wecde.  612. 

S.  Janskruyd.  648. 

Vijgboonen.  729- 

Qualijkheyd  der  zwangere  Vrouwen  te  ver- 
drijven. zie  op  Zwangere  Vrouwen. 

RAzerny  ; verwarring  des  Hoofds  j 
zinnen-gekrenktheyd  i verftands-ge- 
breeken,  te  helpen,  te  verbeeteren , 
door  middel  van 

Boom  der  Kuysheyd.  I67. 

V eyl , of  Eylóf.  252. 

Boomvaarn.  290. 

Nieswortel.  434. 

Scammonie.  50 8. 

Anijskruyd  uyt  America.  668. 
Peonie.  799. 

Wilde  Thymus.  848. 


Ribben* 


der  GENEESMIDDELEN. 


Ribben  , gebrooken  zijnde,  re  geneezen  . 
door  middel  van 

Indiaanfcbe  Vijge.  474. 
Rimpelen  des  Aangezichts  weih  teneemen, 
zie  op  Aangcz,iiku  Rimpelen. 

Roodeloop  re  geneezen  door  middel  van 
Granaatboom.  17. 

Queeboom.  33. 

Cornoeljeboom.  3 9. 
Caflanjeboom.  40. 

Nooteboom.  42. 

Pijnboom.  44. 

Dadelboom.  71. 

Eykenboom.  77. 

Lindenboom.  Stf. 

Macerboom.  89. 

Maftikboom.  103. 

Lotusboom.  104. 

Siimachboom.  109. 
Viburneboom.  117. 

Wolboom.  128. 

Myrtusboom.  i'4J 
Hazelnotenboom.  16Z. 

Syringe.  164. 

Ciftus.  171. 

Verwloof.  173. 

Olijfboom.  183. 

Berbeiisboom.  1S8. 
Aalbezienboom.  195. 
Roozeboom.  199. 

Geneverboom.  220. 
Doornbezienboom.  223. 
Wijngaard.  240. 

Braambezien.  248. 

Alflèn.  274. 

Sigmaarrskruyd.  2 76. 
Beerenklauw.  277. 

Hartstong.  287. 

Agrimonie.  295. 

Witte  Malve.  319, 

Beekbunge.  325. 

Anijs.  333. 

Kleefkruyd.  338. 

Walltroo-  339. 

Krap.  341. 

Beerenoor.  383. 

Kliflenkruyd.  38?. 

Wicte  Been.  3 93. 

Standelkruyd.  401. 

Naterwortel.  402. 

Afteroides.  418. 

Waalwortel.  420. 

Lis.  431. 

Huyslook.  471. 

Waterlook.  478. 

Linzen.  4S4. 

Boonen.  4Stf. 

Endivie.  4S9. 

Maagdepalm.  497. 

Conyza.  410.  511. 

Cortufa.  41  <5- 
Navelkruyd.  517. 

Saffraan.  520. 

Wilde  Galega.  441. 

Koraalkvuyd.  549. 

Elatine.  500. 

Paerdeflaert.  *><54- 
Italiaanfche  Rakette.  567. 

Ferula.  <572. 

Fenegriek.  591. 

Oyevaarsbck.  <50$. 

Zoethout.  6 11. 

Gnaphalium.  <514. 

Porcellein.  do. 

Zee-porcellaïn.  <521. 

Hondjensdraf.  <522. 

Hyacinth.  <544- 
Stoebe.  <54  <5. 

Thuyn  Kers.  <5<Si. 

Juca  uyt  America.  <5<54. 

Afpergien.  <571. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  677. 

Steen  leeverkruyd.  <58 ö. 

Patich.  <591. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Limonium.  712. 

Kleyn  Maankruyd.  72rf. 
Americaanfche  Órege.  742. 
Bok,-orege.  743. 


Vederik.  744. 

Duyzcndbiad.  767. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 
Aardbeziën.  773, 

Mofch.  774. 

Kraakebezien.  7 J6. 
Penningskruyd.  7 76. 

Plompe.  7S0. 

Wintergroen.  795. 

Rijs.  797. 

Panikkoorn,  798. 

Panax.  Sol. 

Vijfvingerkruyd.  809. 

Muysoor.  Si <5- 
Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  S24. 

Duyzendknop.  830. 
Fonteynkruyd.  S32. 

Vlookruyd.  835. 

Rhaponticum.  8 5 2. 

Self.  859. 

Sanikel.  Söo. 

Water-eppe.  884. 

Fyekruyd.  89S- 
Tasjenskruyd.  914* 

Tormentil.  915. 

Boksdoorn.  91  <5. 

Americaanfche  Tarwe.  918. 
Gcytenbaard.  928. 

Duyzendblad,  &c.  930. 
Roodgrond  te  verdrijven , te  geneezen , door 
middel  van 

Karffeboom.  37. 

Huyslook.  471. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Deur  was.  Si  o. 

Duyzendknop.  S30. 

Roos  4 ook  andere  owfleekingen  , te  ver- 
drijven , door  middel  van 
Acacia.  44. 

Vlierboom.  So. 

Rhijnbezien.  81. 
Tamarindenboom.  114. 
Caflieboom.  Iltf. 

Roozeboom.  199. 

Doornbczien.  223. 

Braambezien.  24S. 

Malve.  318. 

Kleyn  Ofletong.  32 <s. 

Kool.  413. 

Huyslook.  471. 

Wilde  Bafilicom.  500. 

Coriander.  411. 

Koornbloem.  531. 

Paerdellaert.  <[04. 

Indiaanfche  Doornappel.  5 76. 
Oyevaarsbek.  <504. 

Weede.  <si2. 

Porcellain.  610. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Nachtfchadc.  750. 

Moederkruyd.  757. 

Ruytcrskruyd.  707. 

Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Yzerkruyd.  787. 

Glaskruyd.  So<5. 

Deurwas.  Si  o. 

Duyzendknop.  830. 

Fonteynkruyd.  832. 

Vlookruyd.  S35. 

Wonderboom.  S^2. 

Wijnruyt.  8 4<s. 

Serpentstong.  8 5 7. 

Kruyswortel.  877. 

Water-eppe  884. 

Gelidkruyd.  S8tf. 

Tasjenskruyd.  914. 

Roos.  Witte  Roos  te  geneezen,  doormid- 
del van 

Kliflenkruyd.  3S4. 

Roos  zoodanig  te  verdrijven , binnen  een 
korte  tijd , dat  ze  noyt  zal  weer  komen , 
door  middel  van 
Vlier.  80. 

Rugge-fmerten  te  verdrijven  , door  middel 


Ganzerich.  S33. 


Tttj 


SAad  te  vermeerderen.  Saad-ontloopihg, 
&c.  zie  op  Zaad. 

Scheurbuyk.  zie  op  Blauwfihujt. 
Schurftheyd ; Krauwagie ; Seerigheyd quaa- 
de  j heeté  Schurftigheyd  te  geneezen  , 
'door  middel  van 

Vijgeboom.  24. 

Nooteboom.  42. 

Pijnboom.  44. 

Pruymboom.  47. 

Platanus.  59. 

Cypresboom.  <ji. 

Vlierboom.  80. 

Lindenboom.  8 4. 

Ipenboom.  87. 

Eflchenboom.  9?. 

Styraxboom.  112. 

Welriekende  Eykelboom.  132,' 
Lauwerboom.  153. 

Wilde  Lauwerboom.  174. 
Tamarifchboom.  20I. 

Lage  Berg-mifpelboom.  218. 
Jafmijn.  22S. 

Wijngaard.  240. 

Rofmarijn.  246. 

Veyl,  of  Eyloof,  252. 

Klim.  254. 

Cardamom.  238. 

Averuyt.  2<S2. 

Zuring.  281. 

Vrouwenhayr.  287. 

Agrimonie.  295. 

Boelkenskruyd.  298. 

Knoplook.  302. 

Ajuyn.  303. 

Muur.  308.  309. 

Malve.  318. 

Laferpitium.  332. 

Pieterzelie.  345. 

Akeleyen.  351. 

Ried.  370. 

Altragaluskruyd.  377. 
Mcefterwortel.  378. 

Ofletong.  407. 

Kool.  413. 

Lis.  431. 

Stinkende  Lis.  432. 

Nieswortel.  434. 

Palmaria.  445. 

Carlitie.  449. 

Wolfsmelk.  4<>t- 
Ciceren.  4S3. 

Sanamunda.  488. 

Aniciocken.  493. 

Scammonie.  508. 

Braziliaanfche  Linfe.  509. 

Conyza.  510.  511. 

Konkommer.  41S. 

Varkensbrood.  537. 
Tandekenskruyd.  550- 
Elatine.  460. 

Alantwortel.  ftfi. 

Fenegriek.  591. 

Duyvekervel.  597. 

Soethout.  tfii. 

Zee- porcellein.  <521. 

Hondjensdraf.  <522. 

Eedel  Leeverkruyd.  028. 

Yfop.  <543. 

Wilde  Kers.  662. 

Steen  Leeverkruyd.  óS6- 
Patich.  <591. 

Lavas.  712. 

Malloten.  724. 

Vijgeboon.  729. 

Hop.  732. 

Orege.  742.. 

Goudenappel.  74 <5. 

Malrove.  7415. 

Koornroos.  749. 

Bingelkruyd.  700. 

Cameline.  774. 

Yzerkruyd.  787. 

Glaskruyd.  8o<r. 

Viifvingerkruyd.  809. 

Weegbree.  S24. 

Zeepkruvd.  S43- 
Wonderboom.  842. 

Rhaponticum.  842. 

Wijn- 


— " ~~ 


B L 

Wijnruyt.  8^<s. 

Scabiole.  8<j$. 

Duyvelsbeet.  tt6. 

Luyskruyd.  S ptf. 

Drie-verwige  Violet.  924. 

Zie  ook  op  Zeer  en,  Zeerigbeyd , &e. 
Schurftigheyd  , Melaacfche  , te  geneezen , 
door  middel  van 

Oogenklaar.  480. 

Zie  voorts  op  Melaatsheyd. 
Schurftigheyd  der  Blaas  te  geneezen,  door 
middel  van 

Beekbunge.  32$. 

Zoethout,  tfii. 

Schurftigheyd  , en  quaade  Schurftigheyd 
des  Hoofds  te  geneezen  , door  middel 
van 

Willige  Boomen.  78. 
Hazelnotenboom.  i<?2. 
Braambezien.  247. 

Beet.  39$. 

Munt.  427. 

Wolfsmelk.  401. 

Erweten.  489. 

Pepoen.  523. 

Malloten.  72$. 

Thapfïa.  903. 

Schurftige  Handen  te  herftellen  , zuyver  te 
maken , door  middel  van 
Muur.  309. 

Guychelheyl.  324. 

Mollugo.  342. 

Schurftige  Schapen  te  helpen  , te  reynigen, 
door  middel  van 

AlylTum.  320. 

Schurftigheyd , Zeerigheyd  der  Paerden  en 
anderer  Beelden  te  geneezen  5 door  mid- 
del van 

Beekbunge.  32$. 

Peftilentiewortel.  3 87. 
Tandekenskruyd.  5$  o. 
Zee-porcellein.  621. 

Hypecoon.  6$ 2, 

Yfop.  d<53. 

Watereppe.  8 84. 

Sciatica  te  geneezen.  zie  op  Heupenpijn  ; 
Heupjigt. 

Seere  Hoofden,  zie  op  Zeere  Hoofden. 
Seeren.  Seerigheyd.  zie  op  Zeer  en. 
Seenuwen.  zie  op  Zeenuiuen. 

Sinkingen.  zie  op  Zinkingen. 

Slaapziekte , Slaapzucht , te  verdrijven , door 
middel  van 

Boom  der  Kuysheyd-  l<57- 
Varkensvenkel.  812. 

Self.  8 $9. 

Kunneke.  S$$. 

Slaapverwekkende  middelen , genomen  van 
Moerbezienboom.  19. 
Populierboom.  73. 

Roozeboom.  I99. 

Dille-  329. 

Lis.  43  ö- 
Endivie.  490. 

Coriander-  5 II. 

Saffraan.  $20. 

Hondstong.  539. 

Dorycnium.  $$tf. 

Havikskruyd.  616- 
Bilzenkruyd.  650. 

Salade.  6S3. 

Mandragora.  731. 

Hennip.  SS 7. 

Maertfche  Viole.  92$. 
Slaapverwekkend  , en  te  gelijk  alle  fmert 
verdovend  middel  , voor  die  men  ecnig 
lid  wil  afzetten , genomen  van 
Mandragora.  751. 

Slangen , Adderen , en  andere  giftige  Die- 
ren te  verjagen , door  middel  van 
Vlierboom.  79. 

Vaam.  2S9. 

Agrimonie.  29$. 

Boelkenskruyd.  298. 

Kali.  472. 

Diftamnus.  $$T. 

Wilde  Vlier.  559. 

Ferula.  572. 

Vederik.  744. 


A D - W Y Z 

Polium.  S2S. 

Zie  voorts  in  de  volgende  Blad-vjijzer 
der  zonderlinge  zaken  op,  Giftige 
Dieren. 

Slangen,  Adderen,  en  andere  giftige  Die- 
ren te  dooden  , door  middel  van 
Kleyn  Ofietong.  320. 

Slangen,  Adderen,  en  anderer  giftige  Die- 
ren beeten , of  Iteeken  te  geneezen.  zie  op 
Beeten. 

Slijmerige , taye  , galachtige  , en  andere 
quaade  Vochten  af  te  drijven,  zie  op 
Galachtige. 

Snof-poeder  tot  niezen.  %ie  op  Nies-poe- 
der. 

Sog  in  der  Vrouwen  Borften  te  vermeer- 
deren ; op  te  droogen  j goed  te  maken. 
Zie  op  Melk. 

Soode  , of  heete  opwerpingen  der  Maag 
weeh  te  neemen , door  middel  van 
Dfiediftel.  454 
Circara  van  Parijs.  49 6. 
Coriander.  $11. 

Zie  ook  op  Maag  - oprifping.  Opouer- 
ping. 

Spaanfche  Pokken  te  geneezen } te  hulp  te 
komen , door  middel  van 
Eykenboom.  7$. 

Pokhout.  9S. 

Terpentijn.  106- 
Saflafrasboom.  III. 
Tamarindenboom.  11$. 

Boom  der  Kuysheyd.  167. 

Brem,  1S1. 

Tamarilchboom-  20I. 
Doornbezien.  223. 

Boomvaarn.  290. 

Sceenvaarn.  291. 

Struyskruyd.  293. 

Ried.  370. 

Cardobenedift.  4$ 3. 

Kruysdiftel.  4$d. 

Sanamunda.  4S8. 

Didtamnus.  $51. 

Wilde  Vlier-  $$9. 

Oogentrooft-  $09. 

Duyvekervel.  $97. 

Oyevaarsbek.  do 5. 

Gods  Genade.  di9. 

Mechoacan.  7<S4- 
Steekende  Winde.  890. 
Drie-verwige  Violet.  924. 
Speenen  of  Takken  aan  ’t  Fondament,  fse 
op  Anhey- 

Spraak  verloren  zijnde,  te  doen  weer  ko- 
men, door  middel  van 
Maybloem.  717. 

Sprenktvuur.  Zje  op  Springend  Vuur. 
Springend  j Sprenkt,  Lopend  Vuur,  te  ge- 
neezen, door  middel  van 
Ciftus.  171. 

Hinnebezien.  249. 

Muur.  308. 

Malve.  317. 

Laferpitium.  332. 

Mansoor.  359. 

Ried.  370. 

Hoefblad.  3S1L 
Saccharis.  3 SS. 

Ofletong.  407- 
Nieswortel.  434. 

Huyslook.  471- 
Oogenklaar.  4S0. 

Ochrys  der  Grieken.  4S4. 
Endivie.  490. 

Wilde  Bafilicom.  $00. 
Brafrliaanfche  Linze.  $09. 
Navelkruyd.  $17. 

Kauwoorde.  $21. 

Koornbloem.  $31. 

Weede.  di2. 

Salade.  dS3. 

Patich.  d9i. 

Scorbuthskruyd.  700- 
Lelie.  7id. 

Vijgeboon.  729. 

Goudenappel.  74d. 

Nachrfchade.  7$o. 

Moedeikruyd.  757. 


E R 

Koornroos.  7$ 9. 

Bingelkruyd.  7do. 

Ruyierskruyd.  767. 

Specrkruyd.  793. 

Mankop.  S03. 

Glaskruyd.  8od. 

Duyzendknop.  830. 

Vlookruyd.  S3 5. 

Wijnruyt.  S$d. 

Serpentstong.  8 $7. 

Scabiofe.  Sd$. 

Water-eppc.  SS4. 

Americaanfche  Terwe.  918. 
Sproetelen.  zie  op  Aangezicht!  Zomer fproe- 
telen. 

Sprouw  te  verdrijven , door  middel  van 
Waternoot.  793. 

Sprouw  der  jonge  kinderen  wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Oranjeboom.  1$. 

Muurbloem.  <578. 

Spijzen  een  zeer  goede  (maak  te  gceven  , 
door  middel  van 

Brafrlie-peeper.  447. 

Saffraan.  $20. 

Arragonfche  Moflaart.  $<ï8. 
Squinantie.  ye  op  Keelgezwel. 

Steen  der  Blaas  en  Nieren,  te  verbreeken, 
af  te  drijven  ; de  fmert  te  verlichten  , 
wech  te  neemen , door  middel  van 
Oranjeboom.  14. 

Mifpelboom.  21. 

Eykenboom.  7$. 

Eizenboom.  90. 

Saflafrasboom.  ui. 

Berkenboom.  133. 

Lauwerboom.  i$2. 

Brem.  iSl. 

Haagedoorn.  lS<J. 

Joodendoorn.  189. 

Geneverboom.  220. 

Braambezien.  24S. 

Averuyt.  271. 

Vrouwenhayr.  2S$.' 

Steenvaarn.  291. 

Malve  31S. 

Geele  Malve.  319. 

Anijs.  333. 

Peeterzelie.  34$. 

Beerenoor.  3S3. 

Kliflenkruyd.  38$. 

Carline.  449. 

Ciceren.  4S3. 

Boonen.  48 6. 

Brafrliaanfche  Linze.  $09. 

Wilde  Comijn.  $13. 
Hartshoorn.  $13. 

Ridderfpoor.  $48. 

Doronicum.  554. 

Elichryfon.  501. 

Filipendula.  $77. 

Venkel.  $90. 

Oyevaarsbek.  do$. 

Gingidium.  607. 

Gras  van  Parnas.  diS. 
Hondjensdraf.  022. 
Duyzendkoorn.  033. 

S.  Janskruyd.  048. 

S.  Jacobskruyd.  ö$9. 

Water  Kers.  661. 

Jobsrranen.  666. 

Anijskruyd  uyt  America.  66S- 
Roomfch  Neetelkruyd.  67$. 
Knawel.  077. 

Patich.  <791. 

Limonium.  712. 

Nachtfchade.  7$o. 

Bingelkruyd.  760. 

Stalkruyd.  790. 

Aardangel.  792. 

Peonie  799. 

Glaskruyd.  So 6. 

Paronychia.  807. 

Zee  venkel.  S13. 

Muysoor.  Sltf. 

Duyzendknop.  830. 

Muysdoorn.  S$4. 

Steenbreek.  803. 

Zuykerwortel.  882. 


Water- 


der  GENEESMIDDELEN. 


Water-eppe.  S84. 

Sermontein.  8SS. 

Haazenfalade-  894. 

Maertfche  Viole.  923. 
Gulderoedc.  927. 

Vfiegenet.  927. 

Sreen  der  jonge  kinderen  in  't  bijzonder  af 
te  drijven , door  middel  van 
Cicorey.  491. 

Stem  helder  te  maken,  door  middel  van 
Mufcaatboom.  138. 

Knoplook.  391. 

Zee  ajuyn.  307. 

Kool.  413. 

Wilde  Saffraan.  430. 

Eedele  Rakette.  56ff. 

Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet. 

r, 

Radijs.  S40. 

Stem  verloren  zijnde , weer  te  doen  komen, 
door  middel  van 
Lelie.  71 ff. 

Zie  ook  op  Spraak. 

Stuypen  te  doen  vergaan , wech  te  te  nee- 
men,  door  middel  van 
Zee  ajnyn.  307. 

Angelieren.  302, 

Peonie.  799. 

Swaarmoedigheyd  te  verdrijven,  zie  op  Me- 
lancholye. 

Swakke  perfooncn  teverfterken,  doormid- 
del van 

Sleutelbloem.  8 38. 

Zuykerwortel.  882. 

Swakke , uyt  een  zware  ziekte  eerft-opgc- 
ftane , fterkte  te  veroorzaken , door  mid- 
del van 

Zuykerwortel.  882. 

Swangere  Vrouwen.  $e  op  Zwangere. 
Sweeren.  gie  op  Zwieren. 

Sweet-middelen.  zye  op  Ziveet-mUdelen. 
Sydepijn.  %e  op  Zydcpijn- 

TAkken , ofSpeenenaan  ’t  Fondament. 
zie  op  Anbey. 

Tanden,  killende,  de  pijn  daar  van 
wech  te  neemen  , door  middel  van 
Bertram.  842. 

Tanden,  los  zijnde  , vaft  te  maken,  goed 
te  houden  , door  middel  van 
Oranjeboom.  13. 

Granaatboom.  17. 

Acacia  33. 

Maftikboom.  103. 

Sumachboom.  109. 

Olijfboom  183. 

Berberisboom.  1S8. 
Tamarifchboom-  lol.’ 

Rofmarijn  240. 

Zee-ajuyn.  307. 

Anemone  328- 
Naterwortel.  402. 

Huyslook.  471. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Aardbeziën.  773. 

Yzerkruyd.  7 8 7. 

Tanden , geele , wit  te  maken , door  mid- 
del van 

Rofmarijn.  240. 

Tanden  te  doen  uytvallen  , door  middel 
van 

Afpergien.  071. 

Tandpijn  ; zinkingen  op  de  Tanden  , te 
verdrijven,  te  doen  ophouden , doormid- 
del van 

Moerbezienboom.  19. 

Vijgeboom-  24. 

Amandelboom.  35. 

Pijnboom.  44. 

Platanus.  59. 

Cypreflenboom.  ffi. 

Sumachboom.  109. 

Myrtusboom.  14?. 
Tamarifchboom.  20I. 
Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24ff. 

Kappers.  235. 

Keelkruyd.  260. 

Zuring-  280. 


Ageratum.  294. 

Knoplook.  301. 

Witte  Malve-  318. 

Anemone.  3 28. 

Angelieren.  302. 

Aftodille.  372. 

Meefterwortel.  378. 

Beerenoor.  3S3. 

Witte  Been.  393. 

Standelkruyd.  401. 

Goudsbloem.  431?, 

Carline.  449. 

Oogenklaar.  481. 

Maagdepalm.  497. 

Kauwoorde.  525. 
Tandekenskruyd.  350- 
Dragon.  555. 

Duyvekervel,  397. 

Hondjensdraf.  022. 

Havikskruyd,  635. 

Yfop.  <J33- 
Gengebar.  tfffff. 

Afpergien.  071. 

Scorbuthskruyd.  700, 

Lavendel.  70 8. 

Peeper.  733. 

Vijrvingerkruyd.  S09. 

Ganzerich,  S33. 

Wilde  Dragon.  841* 

Luyskruyd.  S9tf. 

Tormentil.  914. 

Tandpijn  terftond  te  verdrijven , door  mid- 
del van 

Efula.  439. 

Tandvleefch  te  zuyveren  , voor  verderving 
te  bewaren ; valt  te  maken : ontftooken, 
verrottend,  gezwollen,  zweerend  Tand- 
vleefch te  heden  , te  geneezen  , door 
middel  van 

Granaatboom.  17. 
Moerbezienboom.  19. 
Pruymboom.  47. 

Eykenboom.  73. 

Beukenboom.  93. 

Maffikboom.  103. 

Sumachboom.  109. 
Viburneboom.  117. 

Myrtusboom.  143. 

Ciftus.  171. 

Roozeboom.  199. 
Tamarifchboom.  20I. 
Phyllireaboom.  212. 

Rofmarijn.  24er. 

Braambezien.  248. 

Ephemerum.  203. 

Munt.  417. 

Goudenkruyd.  029. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Aardbeziën.  773. 

Waternoot.  793. 

Duyzendknop.  830. 

Ganzerich.  833. 

Self.  839. 

Sanikel.  8ffo. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 
Luyskruyd.  890. 

Gulderoede.  927'. 

Tandvleefch-bloeding  te  geneezen  , door 
’ middel  van 

Weegbree.  823. 

Tecpelen,  zeere  Teepelen  aan  der  Vrou- 
wen Borden , hoe  men  kan  vooikomen 
de  zelve  te  krijgen ; of  als  z”er  nu  zijn,  te 
geneezen , door  middel  van 
Mufcaatboom.  13S. 

Ajuyn.  303. 

Pareye.  304. 

Muur.  30S. 

Circaia  van  Parijs-  49 6. 

Zie  ook  op  Borften. 

Teering-hebbende  lieden  te  helpen  , te  ge- 
neezen, door  middel  van 

Piftacienboom.  107. 

Beerenklauw.  277. 

Muur.  30S. 

Kliffenkruyd.  3 83, 

Hoefblad.  386. 

Betonie.  39$. 

Standelkruyd.  4ot. 


Kool.  413. 

Aardnooten  4x4. 

Cardobenediit.  433. 

Saffraan.  320. 

Pepoen.  323. 

Oyevnarsbek.  tfo3. 

Zoethout.  61 1. 

]uca  uyt  America.  ffff*. 
Americaanfche  Orege.  742. 
Bok-orege.  743. 

Malrove.  750. 

Narcifle.  779. 

Plompe.  7S0. 

Weegbree.  S23. 

Longekruyd.  S40. 

Eerenpiijs.  922. 

Witzen.  923. 

Tenafmus.  ye  op  Parffing. 

Tong  gebrecken  ; Tong- wonden  ,•  hitziga 
bleynen ; ontfteeking ; rauwheyd  , en  an- 
dere ongeleegentheeden  der  Tong , te  ge- 
neezen , re  verdrijven , door  middel  van 
Moerbezienboom.  19. 
Quecboom.  33. 

Eykenboom-  73. 

Verwloof.  173. 

Madelieven.  393. 

Munt.  42 6. 

Elatine.  300. 

Steen-Leeverkruyd.  <s8ff. 
VJookruyd.  833. 

Tong-beroerdheyd  te  regt  te  helpen,  zie  op 
Beroerde  Tong. 

Tong  te  verlterken , door  middel  van 
Lavendel.  70S. 

UYtdrijving  van  alles  wat  in  deOogen 
gewayd  , of  anderzins  gekomen 
mogt  zijn.  zie  op  Oogen. 
Uyitickking  van  Doornen  , Splinteren , 
Glas,  Yzer  , en  alle  andere  dingen,  uyt 
de  wonden,  ^ie  op  Wonden  : en  op  Ko- 
gtl- 

Uytwaffend  , of  overvloedig  Vleefch  in 
wonden  en  gezwellen,  te  doen  vergaan, 
door  middel  van 

Vijgeboom.  23. 

Daadelboom.  71. 

Eykenboom.  7 6. 

Welriekende  Eykelboom.  132, 
Berkenboom.  133. 

Kalfsvoec.  337. 

Kali.  472. 

Waterbok.  478. 

Water- Kers.  ff  ff  2. 

Zie  ook  op  Wonden. 

Uytwaffend  yleefch  aan  de  Manlijke  of  an- 
dere geheymc  Leeden , wech  te  neemen, 
door  middel  van 

Zeevenboom.  61- 

Uytwaffen  ïn  de  Neus.  zie  op  Neus. 
Uytwaflen  aan  eenige  deelen  des  Ligchaams 
wech  te  neemen , door  middel  van 
Poley,  740. 

VAllende- ziekte  der  oude  lieden,  ook 
der  kinderen , te  helpen , te  genee- 
zen , door  middel  van 
Karfl'eboom.  38. 

Populierbootn.  73. 

Lindenboom,  8 ff. 

Kaneelboom.  123. 

Geneverboom.  22o. 

Rofmarijn.  246. 

Marentakken.  230. 

Cardamom.  238. 

Zee-ajuyn.  307. 

Malve.  317. 

Angelica.  331. 

Angelieren.  3 62- 
Zwa  luwe  wortel,  371.’ 
Meefterwortel.  378. 

Betonie.  3 76. 

Standelkruyd.  401. 

Bryonie.  41  ff. 

Nieswortel.  434. 

Hertgefpan.  447. 

Cardobenediói-  433. 

Kruysdiftcl,  456. 

Cba- 


r 


t 


V 


BLAD-WYZER 


Chamxdrys.  47 4. 

Koornbloem.  531. 

Hondstand.  547. 

Femla.  «; 72.. 

Filipendula.  577. 

Fraxinelle.  594. 

Holwortel.  599. 

Galega.  599. 

Gentiaan,  4ot- 
Porcellein.  420. 

S.  Janskruyd.  048 , 

Yfop.  4< !3. 

Wilde  Kers.  442. 

Lavendel.  708. 

Maybloem.  717. 

Majoraan.  737. 

Mechoican.  744. 

Narcifle.  779. 

Stalkruyd.  790. 

Peonie.  799. 

Varkensvenkel.  812. 

Wilde  Dragon.  841. 

Self.  S*>  9. 

Adderskruyd.  809. 

Drieveiwige  Violette.  924. 
Maertfche  Viole.  92$. 

Vallende  ziekte  , voor  dit  onheyl  bewaard 
te  zijn  j door  middel  van 
Marentakken.  250. 

Vel,  zuyver  en  fchoon  te  maken;  van  alle 
vlekken  te  reynigen.  zie  op  Huyd. 
Verbrandheyd  door  Vuur:  door  de  Zon. 
zie  op  Gehrandheyd. 

Verdoving  van  fmert  voor  de  geene  die 
men  eenig  lid  des  Ligchaams  wil  afzet- 
ten , door  middel  van 

Mandragora.  751. 

Vergif;  zich  daar  voor  te  bewaren:  de  ver- 
giftigde te  helpen  , te  regt  te  brengen  , 
door  middel  van 

Oranjeboom.  13.  14. 
Moerbezienboom.  19, 
Vijgcboom.  23.  24. 

Queeboom.  32. 

Caflanieboom.  40- 
Nooteboom.  41. 

Eykenboom.  75. 

Eflchenboom.  9?. 

Piflacienboom.  I07. 

' Safiafrasboom.  in. 

Styraxboom.  112. 

Kaneel.  123. 

Arbutusboom.  124. 

Wolboom.  12S. 

Gagel.  140. 

Olijtboom.  1S3. 

Joodendoorn.  1S9. 
Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  2417. 

Averuyt.  271. 

Alflen.  274. 

Zuring.  2S0. 

. Wolfsbezie.  2S3. 

Vrotiwenhayr.  28  5 
Knoplook.  301. 

Zee-ajuyn.  307. 

Malve.  317. 

Kleyn  Offentong.  324. 

Angelica.  331. 

Laferpitium.  332. 

Peeterzelie.  345. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoet.  357- 
Groot  Speei  wortel.  357. 
Mansoor.  359. 

Angelier.  342. 

Duyzendfchoon.  344. 
Arillolochie.  3 44. 

Zwal  uwe  wortel.  370. 
Meefterwortel.  37S. 
Peftilentiewortel.  387. 

Betonie.  390. 

Bernagie.  406. 

Ofletong  407. 

Welriekende  Lis.  428. 
Papefchoe.  433. 

Nieswortel.  434. 

Goudsbloem.  435. 

Hertgefpan.  447. 


Carlinc.  449. 

Cardobenedict.  453. 

Kruysdiftel.  450. 

Cariophillate.  437. 

Santorie.  4 44. 

Huyslook.  471. 

Chamxdiys.  476. 

Waterlook.  47S. 

Scordotis.  479- 
Ananas.  495. 

Wilde  Bafilicom.  500. 
Brafiliaanfche  Linzen.  509. 
Saffraan.  520. 

Koornbloem.  531. 

Varkensbrood.  537. 

Geele  Wortelen.  544. 

Paftinaken.  544. 

Ridderfpoor.  548. 

Di&amnus.  55:1. 

Vingerhoed.  553. 

Doronicum.  554. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Alantwortel.  541. 

Eedelc  Rakette.  544. 

Ferula.  572. 

Kardinaaisbloem.  583. 

Venkel.  590. 

Fraxinelle-  594. 

Holwortel.  599.  _j, 

Galega.  599. 

Gentiaan-  4ol. 

Gods  Genade.  41 9. 

Hondjensdraf.  422. 
Duyzendkoorn.  433. 

S.  Janskruyd.  448. 

Yfop.  453. 

Juca  uyt  America.  44?. 
Anijskruyd  uyt  America.  44S. 
Roomfen  Neetelkruyd.  475. 
Scorbuthskruyd.  700. 
Americaanfche  Patich.  707. 

Lavas.  712. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 
Maybloem.  717. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Hop.  732. 

Peeper.  733. 

Thymiaan.  738. 

Orege.  742. 

Bok-orege-  743. 

Berg  Slangekruyd.  753. 

Marum.  754. 

Malrove.  754. 

Meliffe.  742. 

Molukfche  Meliffe.  742. 
Valeriaan.  7S4. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Aardangel.  792.  . 

Panax.  801. 

Vijfvingerkruyd.  809. 

Pimpinel.  824. 

Keukenkruyd.  834. 

Radijs.  844. 

Wijnrayt.  854. 

Self.  859- 
Scabiofe.  S4?. 

Duyvelsbeet.  844. 

Adderskruyd.  S4S. 

Steekende  Winde.  8 90. 
Haazenfalade.  8 94. 

Vreemde  wilde  Kers.  913. 
Tortfientil.  91?. 

Boksbaard.  917. 

VJiegener.  927. 

Vergiftigde  Paddeftoelen , gegeeten  hebben- 
de, ’t  vergif  uyt  te  drijven,  door  mid- 
del van 

Pcereboom.  31. 

AlfTen.  274. 

Vergiftige  Dieren  , hare  beeten  en  fteeken 
te  geneezen.  zie  op  Beeten, 

Verkoudheyd  te  helpen , door  middel  van 
Angelica.  331. 

Zie  ook  op  Fluymen  3 Harjfenen,  Hoofd, 
&c. 

Vermoeyde  Leeden  door  te  hittïge  Bijflaap. 

zie  op  Bijfhtaps-vermoeydheyd. 

Vermoeyde  Leeden  te  regt  te  brengen , door 


Camillen.  424. 

Muurbloem.  478. 

Gelidkruyd.  884. 

Vermoeyde  Voeten  te  helpen  , door  mid- 
del van 

Bijvoet.  353. 

Vermoeyde  Zeenu  wen  te  regt  te  brengen, 
door  middel  van 

Stechaskruyd.  899. 

Vermoeydheyd  door  te  veel  gaan  ; ver- 
moeydheyd  des  Lichaams  , wech  te  nee- 
men , door  middel  van 
Elzeboom.  90. 

Walftroo.  339. 

Bijvoet.  353. 

Muurbloem.  478. 

Verrotting  in  ’t  Ligchaam  van  allerley  flag, 
te  voorkomen , te  helpen , te  geneezen , 
door  middel  van 

Joodendoorn.  1S9. 

Doornbezien.  223. 

Zuring.  28  o. 

Ageratum.  294. 

Boelkenskruyd.  298. 

Zee-ajuyn.  307. 

AIoc.  314. 

Tormentil.  914. 

Verfland  te  fcharpen,  door  middel  van 
Geneverboom.  220. 

Rofmarijn.  24 4. 

Thuyn  Kers.  441. 

Radijs.  8 44. 

Verftuykte  , verrekte  , gebrookene  , ge- 
fcheurdde , uyt  ’c  lidt  geweeft  zijnde , be- 
groeyde  Leeden  te  geneezen,  doormid- 
del van 

Acacia.  55. 

Myttusboom.  14?. 

Huift.  144. 

Boom  der  Kuysheyd.  147. 
Wijngaard.  240. 

Beerenklauw.  277. 

Boomvaarn.  290. 

Agrimonie.  295. 

Kleyn  Ofletong.  324. 

Stinkende  Lis.  432. 

Chamxdrys.  474. , 

Waterlook.  47S. 
Hermodaótelen.  <jol. 
Varkensbrood.  537. 

Paftinake.  544. 

Afpergien.  471. 

Damaftbloem.  4S9. 

Lelie.  714. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Kleyn  Maankruyd.  724. 

Orege.  742. 

Mechoacan.  744. 

Narcifle.  779. 

Vlookruyd.  835. 

Sleutelbloem.  838. 

Gelidkruyd.  884. 

Zie  ook  op  Leeden,  verrekte , verfluyk- 
te , &c. 

Vetheyd  , al  te  groote  vetwerding  te  ver- 
hinderen , de  vette  Lieden  mager  te  ma- 
ken, door  middel  van 
Gentiaan.  401. 

Haazepoot.  484. 

Radijs.  84;. 

Vinnen,  zie  op  Bloedzweeren  : Bloedvin- 

Vlekken  en  onzuyverheeden  der  Huyd  wech 
te  neemen.  zie  op  Aangezicht s Zomer fproe- 
telen.  Vlekken,  &c.  en  op  Huyd, 

Vlekken  uyt  Kleederenen  Lijnwaden  te  krij- 
gen, door  middel  van 
Oranjeboom.  13. 

Zuring.  280. 

Kali.  472. 

Vloeden  , te  geweldige  Maandftonden , on- 
natuurlijke  Vloeyingen  der  Vrouwsper- 
foonen,  te  floppen',  door  middel  van 
Oranjeappel.  15. 

Granaatboom.  17. 

Mifpelboom.  21. 

Queeboom.  32. 

Cornoeljeboom.  32. 

Acacia.  55. 

Eyken- 


der  G 

Eykenboom.  j\. 

Sorbenboom.  84 
Maftikboom.  Ioj. 

Lotusboom.  104. 

Viburnebootn.  117. 

Ciftus.  X71. 

Verwloof.  173. 

Brem  181. 

Olijfboom.  1S3. 

Berberisboom.  188. 

Roozcboom.  199. 
Tamarifchboom.  20I. 

Stratiotcs.  203. 

Coccinilieboom.  219. 

Keelkruyd.  200. 

Synnauw-  300. 

Krap.  341. 

Aardakers.  330. 

Starrekruyd.  376. 

Beerenoor.  3S3. 

Standelkruyd.  401. 

Nacerwortel.  402. 

Waalwortel.  420. 

Munt.  426. 

Mariette.  442. 

Cardobenedid.  453. 

Cepara.  407. 

Huyslook.  471. 

Cerinthe.  474, 

Bonnen.  4S6. 

Maagdepalm.  497. 

Wilde  Bafilicom.  500. 

Conyza.  510. 

Coriander.  3x1. 

Comijn.  512. 

Corrufa.  5 r 
Wildé  Galega.  441. 

Ridderfpoor.  54S. 

Elatine.  560. 

PaerdeKaert.  344. 

Ruerkruyd.  S7<5- 
Wilde  Hanekam.  579. 

Porcellein.  *20. 

Limonium.  7x2. 

Kleyn  Maankruyd.  72Ö'. 

Vederik.  744. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 
Penningskruyd.  777. 

Plompe.  7S0. 

Wintergroen.  795. 

Peonie.  799. 

Panax.  801. 

Mankop.  803. 

Muysoor.  81 6. 

Muyzekoorn.  820. 

Pimpinel.  824. 

Duyzendknop.  S30. 

Groot  Speenkruyd.  S7I. 
Tormenril.  91^. 

Duizendblad.  &rc.  930. 
Vloeden,  witte  Vloeden  der  Vrouwsperfoo- 
nen , te  floppen , te  doen  ophouden , door 
middel  van 

Granaatboom.  17. 

Sumachboom.  109. 

Myrtusboom.  145. 

Roozeboom.  199. 
Doornbezienboom.  223. 
Rofmarijn.  245. 

Averuyt.  271. 

Synnauw.  300. 

Fluweelebloem.  322. 

Anijs.  JjJ. 

Goudsbloem.  43  6. 

Maagdepalm.  497. 

Cymbalaria.  540. 

Oyevaarsbek.  60$. 

Scharley.  640. 

Kleyn  Maankruyd.  7213. 
Duyzendblad.  7 67. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 
Aardbeziën.  773. 

Speerkruyd.  793, 
Salomons-zeegel.  832. 

Ganzerich.  8 3 3 . 

Gelidkruyd.  886. 

Vlooycn  uyt  de  Bedfleeden  te  verjagen  , te 
doen  Iterven , door  middel  van 
Elzenboom.  90. 


ENEESMIDD 

Al  (Ten.  274. 

Akeleyen.  3^1. 

Conyza.  5x0. 

Coriander.  511. 

Aardangel.  792. 

Perzenkruyd.  8ll. 

Wijnruyt.  85  6. 

Hennip.  8 8 7. 

Voeten  , vuylc  flank  der  zelve  te  verdrij- 
ven, door  middel  van 
Alcanne.  215. 

Voeten  vermoeyd.  zie  op  vermoeyde  Voeten. 
Voetjigt  te  verdrijven  , door  middel  van 
Huyslook.  471. 

Kruyswortel.  8 77. 

Hennip.  8S7. 

Zie  ook  op  Podagra. 

Vrouwen  lichtelijk  te  doen  ontfangen  , door 
middel  van 

Geele  Wortelen.  f44- 
Vrouwen  Maandftondcn  te  doen  voortko- 
men. zit  op  Ma.mdftonden. 

Vrouwen  Mif'val  te  verhoeden,  zie  op  Zwan- 
gere Vrouwen. 

Vrouwen  onnatuurlijke , of  te  fterke  Vloeden 
te  floppen,  zie  op  Vloeden. 

Vrouwen  vruchtbaar  te  doen  worden.  yeop 
Moeder , en  op  Onvruchtbaer. 
Vrouwelijkheyds  fmerten  te  verdrijven,  door 
middel  van 

Bilzenkruyd.  6<yo. 

Vrucht  in  ’s  moeders  Ligchaam  te  verfter- 
ken.  zie  op  Zwangere  Vrouwen. 

Vuur,  koud  Vuur.  zie  op  Koud  Vuur.  Wild 
Vuur  , Springend  Vuur.  zie  elk  op  zij- 
nen 11  aam. 

Vuur  te  beletten , dat  het  in  geen  Zweerin- 
gen  kome , door  middel  van 
Speerkruyd.  793. 

Vuurigheyd  aan  de  Vingeren , Teecn , ook 
anderweegen , wech  te  neemen , door  mid- 
del van 

Oogenklaar.  481. 
indiaanfche  Vijge.  ^74. 

S-  Jacobskruyd.  039. 

Waternoot-  793. 

Wijnruyt.  S$6. 

Serpentstong.  8 37. 

Kruyswortel.  S77. 

Tasjcnskruyd.  914. 

Americaanfche  Tarwe.  918. 

Zie  ook  op  Roos , Zeer  en,  <&c, 

Vijt  te  geneezen  , door  middel  van 
Vlierboom,  79. 

Zee-ajuyn.  307. 

Malve.  3x7. 

Lavas.  7x2. 

Perzenkruyd.  Sxi. 

WAndluyzen  uyt  de  Bedfleeden  te 
verdrijven  , te  doen  llerven  , 
door  middel  van 
Oranjeboom.  12, 

AllFen.  274. 

Vaam,  289. 

Stinkende  Lis.  432. 

Articiocken.  493. 

Wilde  Vlier.  559. 

Bilzenkruyd.  65 o. 

Anijskruyd  uyt  America.  668. 
Perzenkruyd.  Sli. 

Wijnruyt.  850. 

Hennip.  8S7. 

Water  , brand  en  fcharpheyd  des  waters 
wech  te  neemen  , door  middel  van 
Wilde  Galege.  541. 
Americaanfche  Patich.  707. 

Zie  voorts  op  koude  Pis. 

Water,  die  haar  water  niet  konnen  hou- 
den , te  helpen  door  middel  van 
Cypresboom.  61. 

Naterwortcl.  402. 

Aardnooten.  414. 

Waterlofllng  zachtelijk  re  bevorderen,  of 
bij  nood  flerk  af  te  drijven  : te  helpen 
de  geene  die  haar  water  niet  konnen  ma- 
ken : pijn  in  ’t  watermaken  wech  te  nee- 
men : gemakkelijk  te  doen  water  loflen , 
door  middel  van 

Vvy 


E L E N. 

Granaatboom.  17.  ' 
Mifpeiboom.  21. 

Bananienboom.  28. 
Amandelboom.  3f. 
Caflanienboom.  40. 
Perzikboom.  67. 

Popuherboom.  73. 

Ejkenboom.  76. 

Willigeboom.  78. 

Elkhenboom.  95. 

Mallikboom.  103. 
Terpentijnboom.  lof. 
SaiTafrasboom.  ui. 

S.  Jansbrood.  124. 

Nageiboom.  130. 

Lauwerboom.  X53. 

Ciftus.  171. 

Brem.  1S1. 

Jbodcndoorn.  189. 
Tamarifchboom.  20I 
Phylireaboom.  212. 

Alcanne.  21  y. 

Geneverboom-  220. 

Doornbezien  223. 

Wijngaard.  240. 

Geytenblad,  244. 

Rofmarijn.  246. 

Cardamom.  258. 

Keelkruyd.  260. 

Averuyt.  271. 

Beerenklaauw.  277.' 
Vrouwenhayr.  2S5. 

Steenvaarn-  291. 

Struyskruyd.  293. 

Ageratum.  294. 

Americaanfch  Boelkenskruyd.298. 
Knoplook.  301. 

Ajuyn.  303. 

Parey.  304. 

Berglook.  30?. 

Wilde  Malve.  31S. 

Geele  Malve.  319. 

Ammi.  323. 

Guygchelheyl.  324. 

Beekbunge.  324. 

Kleyn  Ülluong.  326. 

Dille.  329. 

Angelica.  331. 

Anijs.  JJJ. 

Anthyllis.  334. 

Peeterzelie.  345. 

Bijvoet.  353. 

Groot  Speerwortel.  3$  7. 
Duyzendfchoon,  364. 

Ried.  370. 

Zwaluwewortel.  370. 

Affodille.  372. 

Mecflerwortcl.  37S. 

KlifTenkruyd.  3S5. 
Pellilentieworrel.  3S7. 

Baccharis.  3 88. 

Beet.  393. 

Betonie.  396. 

Standelkruyd.  401. 
Pcnningsbloem.  403. 
Druyvenkruyd.  409. 

Kool.  413. 

Aardnooten.  414, 

Bryonie.  41 6. 

Ricdgras.  416. 

Brunelle.  419. 

Koeoog.  421. 

Bergmunt.  427. 

Welriekende  Lis.  428. 

Stinkende  Lis  432. 
Water-Goudsbloem.  437. 

Steen- Lattouw.  443. 

Brafïlie  peèper.  447. 

Herrgefpan.  447. 

Carline,  449. 

Cardobenedidl.  4?3* 

Kruysdillel.  456. 

Hofcomijn.  456. 

Caucalis.  462. 

Kervel.  464. 

Kali.  472. 

Chain ardrys.  476. 

Waterlook.  478. 

Ciceren.  48  3. 


B L A 

Cicorey.  491. 

Articiocken.  493. 

Ananas.  495. 

Maagdepalm.  497. 

Bafilicom.  499. 

Winde.  505. 

Brafiliaanfche  Linzen,  «fop. 

Coriander.  fii. 

Comijn.  512. 

Wilde  Comijn.  513. 

Navelkruyd.  517. 

Leedekenskruyd.  5x9. 

Saffraan.  520. 

Pepoen.  523. 

Meloen,  526. 

Konkommer.  52S. 

Winde  Galega,  ^41. 

Geele  Wortelen.  544. 

Beetwortel.  545. 

Paftinake.  54 c. 

Ridderfpoor.  54S. 

Doronicum.  554. 

Dragon.  <550. 

Wilde  Vlier.  559. 

Eüchryfon.  501. 

Alantwortel.  501. 

Paerdeftaert.  504. 

Rakette.  5^. 

Italiaanfche  Rakette.  5 67 . 

Hederik.  ^67. 

Arragonfche  Moftaert.  508. 

Boekweyt.  570. 

Ferula.  572. 

Indiaanfche  Doornappel.  57 <j. 

Filipendula.  577. 

Water-Filipendula.  578. 

Zonnebloem.  jSz. 

Venkel.  590- 
Fraxinella.  594. 

Duyvekcrvel.  597. 

Holwortel.  599. 

Galega.  599. 

Gentiaan  öoi, 

Oyevaarsbek.  tfof. 

Zwaardkruyd.  <;o8. 

Gras  van  Parnas.  <jl8. 

Zee-porcellein.  6ZI. 

Hondjensdraf.  022. 

Hedyfarum.  (S23. 

Articiocken  onder  de  aarde.  tfzy. 

Eedel  Leeverkruyd.  02S. 

Kruydje  roer  mij  niet.  6$o. 

Duyzendkoorn.  tfj  3. 

Welriekende  Nachtbloem.  1x34. 

Hyacinth.  045. 

S.  Janskruyd.  048. 

Hypecoon.  (S52. 

Yfop.  6 S3- 
Thuyn  Kers.  661. 

Anijskruyd  uyt  America.  66 8. 

Sreekende  Kaarden.  <574. 

Muurbloem.  07S. 

Stokviolier.  <sSi. 

Damaftbloem.  089. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Lavendel.  70S. 

Tongeblad.  709. 

Limonitim.  712. 

Lavas.  712. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 

Wild  Vlaskruyd.  721. 

Perzenkruyd.  722. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Malloten.  725. 

Hop.  732. 

Majoraan.  737. 

Thymiaan.  738. 

Poleye.  740. 

Orege.  742. 

Bok  orege.  743. 

Nachrfcbade.  750. 

Nigelle.  75J. 

Koornroos.  7^9. 

Bingelkruyd.  700- 
Beer  wortel.  765. 

Gierft.  7 66. 

Drieblad.  771. 

Aardbeziën.  773. 

Mofch.  774. 


D - VV  Y Z 

Penningskruyd.  777. 

Valeriaan.  784. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Stalkruyd.  789. 
Hanekammetjens.  790. 

Mankop.  803. 

Pafferine.  804. 

Glaskruyd.  80 <j. 

Varkensvenkel.  812. 

Zeevenkel.  813. 

Turkfche  Boonen.  S19. 
Canarizaad.  820- 
Polium.  82S. 

Duyzendknop.  830. 
Salomons-zeegel.  832. 
Zeepkruyd.  S43. 

Radijs.  84 6. 

Peeperwortel.  S47. 

Knollen.  849. 

Muysdoorn.  8 54. 

Wijnruyt.  850. 

Harmala  uyt  Syrien.  857. 

Self.  859. 

Kunneke.  Stfl. 

Steenbreek.  81X3. 

Naaldekervel.  S <77. 

Wilde  Thymus.  878. 

Water- eppe.  8 8 4. 

Sermonrein.  888. 

Steekende  Winde.  S90. 
Haazenfalade.  894. 

Smyrnium  van  Candien.  S94. 
Stachyskruyd.  8 95. 

Stechaskruyd.  S99. 

Wormkruyd.  S99. 

Teucrium.  90I. 

Tormentil.  9x5. 
Water-ftarrekruyd.  9x7. 
Eerenprijs.  922. 

Witzen.  923. 

Gulde  Roede.  927. 

Vliegenet.  927. 

Waterlofling,  al  te  veels  te  doen  ophouden, 
door  middel  van 

Muyzenkoorn.  820. 

Waterlofling  der  Paerden  te  bevorderen. 
zie  op  Paerden. 

Waterlofling  der  Kinderen,  die  haar  water 
niet  konncn  maken,  te  bevorderen,  door 
middel  van 

Naeldekervel.  857. 

Waterzucht  te  geneezen;  de  toeneeming  te 
verhinderen , door  middel  van 
Pijlhout.  91. 

Pokhout.  98. 

Saflafrasboom.  ui. 

Kaneelboom.  123. 

Myrtusboom.  145;. 

Nagelboom.  150. 

Lauwerboom.  153. 

Boom  der  Kuysheyd.  1 67. 
Tamarifchboom-  201. 

Boomachtig  Spinagie.  2Itf. 
Geneverboom-  220. 

Rofmarijn.  24^. 

Beerenklauw-  277. 

Boelkenskruyd.  29 8. 

Knoplook.  301. 

Ajuyn.  303. 

Parey.  304. 

Peeterzelie.  34^. 

Akeleyen.  351. 

Mansoor.  359. 

Zwaluweworrel.  370. 
Meeflerwortel.  378. 

Camillen.  423. 

Welriekende  Lis.  42S. 

Lis.  431. 

Brafïlie-peeper.  447, 

Carline.  449. 

Cardobenedidf.  453. 

Kruysdiftel.  4^6. 

Springkruyd.  458. 

Wolfsmelk.  461. 

Santorie.  466. 

Kali.  472. 

Chamxdrys.  47^. 

Ciceren.  4S3. 

Cicorey.  491. 


E R 

Articiokken,  493. 

Maagdepalm-  497. 

Bafilicom.  499, 

Coloquintappel.  502. 
Hartshoorn.  513. 

Navelkruyd.  517. 

Konkommer.  51S. 
Varkensbrood.  537. 

Wilde  Galega.  541. 

Geele  Wortelen.  544. 

Paflinake.  54 6. 

Diéfamnus.  551. 

Hoe  langer  hoe  liever.  «8. 
Wilde  Vlier.  559. 

Arragonfche  MoRaart,  50S. 
Venkel.  590. 

Duyvekervel.  597. 

Gods  Genade.  <519. 
Goudenkruyd.  619. 

Wilde  Kers.  661. 

Lelie.  7i<y. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Hop.  732. 

Peepet.  7jj. 

Majoraan,  737. 

Poleye.  740. 

Orege.  742. 

Marum.  754. 

Bingelkruyd.  760. 

Mechoacan.  704. 

Drieblad.  771. 

Bruynrood  Vierblad.  772. 

Panax.  801. 

Pafferine  S04, 

Polium.  82S. 

Radijs.  S40. 

Wonderboom.  8 52.’ 

Wijnruyt.  8?tf. 

Water-eppe.  884. 

Zeewinde.  891. 

Heydens  Wondkruyd.  S92. 
Smyrnium.  S94. 

Teucrium.  901. 
Water-ftarrekruyd.  917. 
Waterzucht.  Dorft  in  de  zelve  wech  te  nee- 
men , door  middel  van 

Anijskruyd  uyt  America.  66i. 
Wormen  te  verdrijven,  door  middel  van 
Hondjensdraf.  <522- 

Wild  Vuur  te  bedwingen  , te  geneezen, 
door  middel  van 

Olijfboom.  183. 

Roozeboom.  199. 

Doornbezïen.  223. 

Zuring.  280. 

Melde.  379. 

Beet.  395. 

Coriander.  yii. 

Saffraan.  520. 

Elatine.  500. 

Porcellein.  <*20. 
Steen-leeverkruyd.  tf8<j. 
Wonderboom  852. 

Zie  ooi  voorts  op  Springend  Vuur. 
Winden  des  Buvks , en  in  ’t  Ligchaam,  uyt 
te  drijven , door  middel  van 
Oranjeboom.  14. 

Nooteboom.  42. 

Saflafrasboom.  ui. 

Kaneel.  123. 

Mufcaatboom.  130. 

Boom  der  Kuysheyd.  I67. 

Alffen.  274. 

Knoplook.  30 1. 

Look  zonder  Look.  302. 

Ajuyn.  303. 

Anijs.  3jj. 

Peeterzelie.  34$. 

Meeflerwortel.  378. 

Camillen.  423. 

Brafilie-.peeper.  447. 

Kruysdiftel.  45 <j. 

Hofcomijn.  4^6. 

Caucalis.  46Z. 

Ochrys  der  Grieken.  484. 
Sanamunda.  48 8. 

Coriander.  511. 

Comijn.  512. 

Hartshoorn.  513. 

Pafti- 


der  GENEESMIDDELEN. 


Paflinake.  <f4ff. 

Dragon.  5 5 ff. 

Alamwortel.  551. 

Hederik  507. 

Arragonfche  Moftaart.  508. 
Venkel.  590. 

Gentiaan,  ffol. 

Oyevaarsbek.  ffo?. 

Zwaardkruyd.  tfoS. 

Zoethout.  011. 

S.  Jacobskruyd.  6^9. 

Thuyn  Kers.  tfffi. 

Gengebar.  ööö. 

Steekende  Kaarden.  074. 
Damaftbloem.  ff  8 9. 

Lavendel.  708. 

Lavas.  712. 

Windend  Paerdsyzer.  714. 
Pepoen.  733. 

Majoraan.  737. 

Thymiaan.  738. 

Orege.  742. 

Marum.  754. 

Negelle.  759. 

Mechoacan.  7 ff 4. 

Beerwortel.  76$. 

Panax.  801. 

Wijnruyt.  S^ff. 

Harmola  uyt  Syrien,  8 $tf. 
Kunneke.  8ff2. 

Wilde  Thymus.  878. 

Sefeli.  881. 

Hennip.  887. 

Sermonteyn.  888. 

Steekende  Winde.  890. 
Wormkruyd.  899. 

Winden  der  Maag  te  doen  verteeren , uyt 
te  drijven  , door  middel  van 
Mufcaatboom  138. 

Wilde  Galega.  541. 

Filipendula.  577. 

Wolf,  een  flag  van  Zeerigheyd,  te  genee- 
zen, door  middel  van 

Cyprefleboom.  ffï. 

Wonden  , varflche  , oude,  hitzige,  ver- 
vuylde , van  allerley  flag  , te  zuyveren  , 
't  vergif  daar  uyt  te  trekken , te  geneezen, 
door  middel  van 

Appelboom,  er. 

Granaatboom.  17. 
Moerbezienboom.  21. 
Peereboom.  31. 

Queeboom.  31. 

Pijnboom.  44. 

Pruymboom.  4?. 

Cypresboom.  ex. 

Lage  Cederboom.  ff4* 
Perzikboom.  67. 

Dadelboom.  71. 

Populierboom.  73. 

Eykenboom.  75. 

Willigeboom.  78. 

Lindenboom.  85. 

Elzenboom.  90- 
Saflafrasboom.  iio. 

Myrtusboom.  145. 

Ciftus.  17 1. 

Peeredoorn.  1S7. 

Berberisboom.  188. 

Boommalve  van  China.  I93. 
Stratiotes.  203. 

Lage  Bergmifpelbootn.  21 S, 
Coccinilieboom.  219. 
Geneverboom.  220. 

Indigo.  230.  ' 

Geytenblad.  244. 

Rofmarijn  246. 

Braambezien.  248. 

Marentakken.  250. 

Keelkruyd.  2tfo. 

Grachtvaarn.  291. 

Boelkenskruyd.  298. 

Synnauw.  300. 

Look  zonder  Look.  302. 

Parey.  305. 

Muur.  30S.  9 

Malve.  318. 

Witte  Malve.  31S. 

Gecle  Malve.  319. 


Alyflbn.  320. 

Guygchelheyl.  324. 

Angclica.  331. 

Anthyllis.  334. 

Kleefkruyd.  338. 

Krap.  34x. 

Mollugo.  342. 

Walmeefter.  343. 

Akeleyen.  351. 

Kal  fs voet.  357. 

Groote  Speerwortel.  3^7. 
Duyzendlchoon.  364. 
Ariflolochie.  3ffff. 
Zjvaluwewortel-  371. 
Artragaluskruyd.  377. 
Mecfterwortel.  37S. 
Kliflenkruyd.  3S5. 
Peftilentiewortel.  3S7. 
Balflemappel.  3 89. 

Madelieven.  393. 

Betonie.  390. 

Tweeblad.  402. 

Naterwortel.  402. 

Kool.  413. 

Senegroen.  41 S. 

Brunelle.  419. 

Waalwortel.  420. 

Koe-oog.  421. 

Camillen.  423. 

Bruynette.  424. 

Lis.  431. 

Paapefchoe.  433. 

Goudsbloem.  43  ff. 

Hertgefpan.  447. 

Kruysdiftel.  45 ff. 

Cariophyllate.  457. 

Efula.  459. 

Santorie.  4tfff. 

Kali.  472. 

Smeerwortel.  473. 

Cerinthe.  474. 

Haazenoor.  47?. 

Veld-cipres.  477. 

Watcrlook.  478. 

Scordotis.  479. 

Oogenklaar.  4S0. 

Maagdepalm.  497. 

Conyza.  51  o. 

Cortufa.  5iff. 

Navelkniyd.  417. 

Varkensbrood.  537. 

Hondstong.  539. 

Cymbalaria.  540- 
Wilde  Galega.  541. 

Geele  Wortelen.  544. 

Paflinake.  540. 

Ridderfpoor.  5 48. 

Ditflamnus.  5 <5 x. 

Vingerhoed.  553. 

Doronicum.  554. 

Elatine.  500. 

Paerdeftaert.  504. 

Rakette.  5 ff  ff. 

Paerdsyzer.  S70. 

Indiaanfche  Vijge.  574. 
Indiaanfche  Doornappel.  571*. 
Zonnebloem.  5S2. 

Holwortel.  599. 

Gentiaan,  ffol. 

Oyevaarsbek.  ffo^. 

Zoethout,  ex  x. 

Weede.  ffi2. 

Gras  van  Parnas.  ffiS- 
Gods  Genade.  ffi9, 
Zee-porcellein.  ff 21. 

Articiokken  onder  de  aarde.  ff2f . 
Eedel  Leeverkruyd.  ff2S. 
Goudenkruyd.  629. 

Indiaanfch  Kruydje  roer  mij  niet. 
633. 

S-  Janskruyd.  048. 

Bilzenkruyd.  ff 50. 

Hypecoon.  052. 

Jacea.  ff-jf. 

Stoebe.  ó^ff. 

Serratula.  057. 

S.  Jacobskruyd.  059. 

Wilde  Kers.  662. 

Verkeerd  Neetelkruyd.  677. 


Muurbloem.  ffyS. 

Haazepoot.  084. 
Steenleeverkruyd.  ffStf. 
Americaanfche  Britannica,  703. 
Tongeblad.  709. 

Lavas.  712. 

Lelie.  7i<s. 

Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Kleyn  Maankruyd-  72 6. 

Vederik.  744. 

Nigelle.  759. 

Koornroos.  759. 

Ruyterskruyd.  7 67. 

Aardbeziën.  773. 

Penningskruyd.  777. 

Narcifle.  779. 

Valeriaan.  7S4. 

Yzerkruyd.  787. 

Speerkruyd.  793. 

Wintergroen.  79?. 

Veld-ajuyn.  790. 

Panax.  801. 
Vijfvingerkruyd^-809. 

Deurwas.  810. 

Muysoor.  81  ff. 

Pimpinel.  S24. 

Weegbree.  S2<>. 

Duyzendknop.  830. 
Salomonszeegel.  832. 

Ganzerich.  83 3. 

Sleutelbloem.  .838. 
Longekruyd/^840. 

Self.  8 15  9. 

Sanikel.  Sffo. 

Scabiofe.  Sff$. 

Scorpioenftaart.  8ff8. 

Groot  Spcenkruyd.  871. 
Gelidkruyd.  SSff. 

Heydens  Wondkruyd.  892. 
Fyekruyd.  893. 

Thaliétrum.  904. 

Tasjenskruyd.  914. 

Tormentil.  915. 

Boksbaard.  917. 
Water-ftarrekruyd.  917. 
Torrekruyd.  91 9. 

Sotsknodze.  920. 

Eerenprïjs.  922. 

Drie-verwige  Violet.  924. 

Gulde  Roede.  927. 
vliegener.  927. 

Duyzcndblad  &c.  930. 

Wonden , vuyle  wonden  , te  haart  toelo- 
pende, open  te  houden , of  weer  te  ope- 
nen , door  middel  van 
Knollen.  849. 

Wonden , vervuylde , vleefch  daar  in  te  doen 
groeyen  , door  middel  van 
Meerterwortel.  103. 

Kauwoorde.  521. 

Wilde  Vlier.  559. 

Serratula.  ff <5 7. 

Wonden  , uytwaflend  vleefch  in  de  zelve 
wech  te  ncemen.  zie  op  Vjctuaffend 
vleefch. 

W onden ) voor  ongeneesbaar  gehouden  > te 
geneezen , door  middel  van 
Oogentroort.  509. 

Wonden,  uyt  de  zelve  te  trekken,  Yzer, 
Staal,  Splinteren,  Doornen,  en  dierge- 
lijke dingen , door  middel  van 
Hagedoorn.  xSff. 

Berberisboom.  1S8. 

Malve.  317. 

Hei  modadlelen.  501. 

Didtamnus.  551. 

Rakette.  505. 

Zwaardkruyd.  öoS. 

Scharley.  640. 

Phlomos.  822. 

Vliegenet.  927. 

Kogel  uyt  de  wonde  te  doen  komen  , 
zie  op  Kogel. 

Wonden,  vuyl  of  dood  vleefch  in  dezelve, 
wech  te  neemen  , door  middel  van 
Barkenboom.  133. 

Scorbuthskruyd.  700. 

Muysdoorn.  S^- 
Zie  otk  op  Uj.  maffend  Vleefch. 


Won- 


z 


BLAD-WYZER 


Wonden,  verzworene  Etter  in  de  zelve, 
van  uyt  de  grond  uyctc  halen,  doormid- 
del van 

Marentakken.  2<>o. 

Wonden  , Zweeren  , loopcnde  gaten  aan 
Beenen  en. Voeten,  zie  op  Gaten. 
Wonden  der  Beenen.  zie  op  Been-won- 
den. 

Wonden,  inwendige,  zie  op  Inwendige  ver- 
zeering. 

Wonden-bloedingte  ftempen.  zie  opBloed- 

(lempende-fnïddelen. 

Wonden  te  geneezen  zonder  didteekenen  , 
door  middel  van 
Aloë.  .31?. 

Wonden-lidteekenen , na  de  geneezing  over- 
gebleven, wech  te  neemen,  doormid- 
del van 

Ciftus.  171. 

Rofmarijn.  241?. 

Standelkruyd.  401. 

Varkensbrood.  537. 
Wonderboom.  S<jz. 

Wonden  des  Hoofds.  %ie  op  Hoofdwon- 
den- 

Wonden  der  Longe-  zie  op  Longe-won- 
den. 

Wonden-ontfteeking  ; brand  der  wonden, 
Wech  te  neemen , door  middel  van 
Pijnboom.  44- 
Keelkruyd.  2<jo. 

Giagtvaarn.  291. 

Synnauw.  300. 

Muur.  30S. 

Aftragaluskruyd.  g 77. 
Kliflenkruyd.  3 8 5. 

Balflem-appel.  3S9. 

Standelkruyd.  401. 

Twee-blad.  402 
Circtea  van  Parijs.  49<S- 
Paerdeftaart.  ^<74. 

Porcellain  <ï2o. 

S.  Jacohskruyd.  <559. 
Perzenkruyd.  Sn- 

Wonden  te  bewaren  voor  alle  heete  zwee- 
ringen  , door  middel  van 
Ruyterskruyd.  7 <37. 

Wonden  met  een  Mes  in  de  hand  gefnee- 
den , te  geneezen , zonder  iet  anders  daar 
toe  te  doen  , door  middel  van 
Pimpinel.  824.  # 

Wormen,  van  oude  lieden,  van  kinderen, 
uyt  te  drijven  , te  dboden , door  mid- 
del van 

Appelboom.  7. 

Oranjeboom.  13.  14.  15. 
Granaatboom.  17. 
Moerbezïenboom.  19. 
Amandelboom.  35. 

Karffcboom.  37. 

Nooteboom.  4r. 

Cypresboom.  62. 

Zeevenboom.  <73. 

Lage  Cederboom.  64. 
Ferzikboom.  67. 

Abricoosboom.  <7  8. 

Eykenboom-  75. 

Willigeboom.  7S. 

Macerboom.  89. 

Saflafrasboom.  ui. 
Tamarïndenboom.  115. 
Lauwerboom.  153. 

Olijfboom.  1S3. 

Berberisboom.  iSS. 

Aalbezien.  195. 

Aicanne.  21?. 

Granaatboom.  220. 

Kappers.  25^. 

Cardamom.  25  S. 

Averuyt.  27I. 

AlfTen.  274. 

Zuring.  28 o. 

Vaam.  28 9. 

Struyskruyd.  293. 

Ageratum.  294. 

Boelkenskruyd.  29S. 

Knoplook.  30I. 

Ajuyn.  303- 
Berglook.  305. 


Zee-ajuyn.  307. 

Aloë.  314. 

Kleyri  Offetong.  3:5. 

Akeleyen.  351. 

Angelieren.  362. 

Zwaluwewortel.  370. 
Meefterwortel.  37S. 

Melde.  379. 

Peflilentiewortel.  3 87. 

Beet.  395. 

Naterwortel.  402. 

Kool.  413. 

Munt.  427. 

Bergmunt.  428. 

Lis.  431. 

Herrgefpan.  447. 

Carline.  449. 

Cardobenediót.  453. 

Kervel  404. 

Santorie.  4<j<r. 

Huysloök.  471. 

Chamardrys-  470. 

Linzen.  4S4. 

Sanamunda.  488. 
Coloquintappel.  501- 
Winde  500. 

Coriander.  5x1. 

Saffraan.  520. 

Beetwortel.  54?. 

Hondstand.  547. 

Doronicum.  554. 

Hoe  langer  hoe  liever.  558. 
Elichryfon.  501. 

Alantwortel.  501. 

Rakette.  505. 

Fraxinelle.  $94. 

Hol  wortel.  599. 

Galege.  599. 

Gentiaan,  dol. 

Zoethout,  dil. 

Gods  Genade.  dl9. 

Porcellein.  d2o. 

Zonnewende.  d24. 

Yfop.  <753, 

Thuyn  Kers.  ddl. 

Wilde  Kers.  dd2. 

Roomfch  Neetelkruyd.  tf7f. 
Vijgeboon.  729. 

Hop.  732. 

Thymiaan.  738. 

Malrove.  75 d. 

Moederkruyd.  757. 
Duyzendblad.  707. 

Valeriaan.  784. 

Weegbree.  825. 

Duyzendknop.  830. 

Pladijs.  S4d. 

Wijnruyt.  S5d. 

Kunneke.  Sdi. 

Duyvelsbeet.  8dd. 

Groot  Speerkruyd.  S7I. 
Bijlkenskruyd.  872. 

Hennip.  887. 

Fyekruyd.  89?. 

Wormkruyd.  S99. 

Tormentil.  9x5- 
Wormen  der  Vingeren.  zieopVijt. 
Wormen , die  in  de  Ooren  groeyen , tedoo- 
den.  yie  op  Oorwormen. 

Wormen  der  Maag  uyt  te  drijven  , door 
middel  van 

Kervel.  4d4. 

Wormen  der  Paerden  uyt  te  drijven  , te 
dooden , door  middel  van 

Peflilentiewortel.  387. 

S.  Janskruyd.  04S. 

Geytenbaard.  928. 

Wratten  wech  te  neemen  , door  middel 
vah 

Vijgeboom  23.  24. 

Popujjerbdom.  73. 

Willigeboom.  78. 

Wijngaard.  240. 

Nieswortel.  434. 

CardobcnedióL  454. 

Springkruyd.  458. 

Efula.  4S9. 

Wolfsmelk.  46  r: 

Oogenklaar.  4S1. 


Gondrille.  4S2.' 

Hondjensdraf.  <722. 

Zonnewende.  <724. 

Vijgeboon.  729. 

Poleye.  740. 

Keukenkruyd.  S16. 

Booterbloem.  8 76. 

Wratten  aan  ’t  manlijk  Lid  te  verdrijven, 
door  middel  van 

Zeevenboom.  <73. 

ZAad  te  vermeerderen , door  middel 
van 

Piftacienboom.  107. 
Kaneelboom.  123. 

Wolboom.  12S. 

Mufcaatboom.  13S. 

KlifTenkruyd.  385. 

Standelkruyd.  401. 

Wilde  Saffraan.  450. 

Kruysdiltel.  45  6. 

Ciceren.  48  3. 

Articiokken.  493. 

Wilde  Galcga.  541. 

Rakette.  5 66. 

Kottoenkruyd.  616. 

Articiokken  onder  de  aarde.  61 f. 
Bataten.  626. 

Gengebar.  666. 

Afpergien.  <571. 

Knollen.  S49. 

Tulp.  911. 

Zaad-ontlooping  te  geneezen , door  middel 
van 

Lis.  431. 

Caucalis.  402. 

Hondstong.  539. 

Plompe.  7S0. 

Zie  ook  op  Druypert. 

Zeenu  wen- trekking,  fpannig , beving,  Jam- 
heyd  , fmerten  , en  andere  gebreeken  , 
te  geneezen , door  middel  van 
Lage  Cederboom,  c 4. 
Welriekende  Eykelboom.  IJ 2* 
Mufcaatboom.  137. 
Lauwerboom.  173. 

Averruyr.  271. 

Zee-ajuyn.  307. 

Balflemappel.  3S9. 

Standelkruyd.  40X. 

Kool.  413. 

Lis.  431. 

Carline.  449. 

Ferula.  572. 

Oprechte  Medica.  592. 

S.  Janskruyd.  048. 

Damaftbloem.  0S9. 
Scorbuthskruyd.  700» 

Vlaskruyd.  719. 
Zeevengetijdenkruyd.  724. 

Poley.  740. 

Gierft.  766. 

Varkensvenkel.  Slz. 

Sleutelbloem.  83  8. 

Bertram.  842. 

Self.  859. 

Steekende  Winde.  890. 

Teucrium.  901. 

Thapfia.  903, 

Zeenuwen  te  verliet  ken;  verkoude  te  hel- 
pen; de  llappe  kracht  te  geevenj  dellij- 
merigheyd  wech  te  neemen , &c. , door 
middel  van 

Willigeboom.  78. 

Kaneelboom.  123. 

Mufcaatboom.  13  7. 

Lauwerboom.  153. 

Alcannc.  215. 

Coccinilieboom.  219. 
Geneverboom.  220. 

Cardamom.  25  S. 

Witte  Malve.  3x8. 

Anijs.  333. 

Beerenoor  383. 

Kool  413. 

Lis  431. 

Lappa  Boarïa.  4173, 

Santorie.  4 66. 

Boonen.  480. 

Colo- 


der,  G 

Coloquintappel.  502. 

Cortufa.  51 6. 

Ezels  Konkommer.  528. 

Wilde  Galega.  541. 

Oprechte  Medica.  592. 

Yfop.  o,!- 
Scorbuthskruyd.  700. 

Lavendel.  708. 

Mechoacan.  764. 

Panax.  801. 

Kruysworcel.  S77. 

Zie  ook  op  Zeenwwen- trekking. 
Zeenuwen , verhard  zijnde , te  verzachten , 
door  middel  van 

Amandelboom.  35. 

Alcanne.  215- 
Saffraan.  520. 

Porcellein.  720. 

Zeenuwen-krimping  ; opgekrompene  Zee- 
nuwen , te  geneezen,  door  middel  van 
Olijfboom.  1S3. 

Akeleyen.  351. 

Angelieren.  300. 

Penningskruyd.  777. 

Rhaponticum.  85 3. 

Hennip.  SS7. 

Zie  ook  op  Zeenwwen- trekking, 
Zeenuwen  , verrekt  zijnde  , te  geneezen  , 
door  middel  van 

Lelie-  716- 

Zie  ook  op  Verftuykte  , Verrekte  Lie- 
den : en  op  Leeden. 

Zeenuwen  , gequetft  zijnde , te  geneezen  , 
door  middel  van 

Angelieren.  3<J2. 

Narcifle.  779. 

Zeenuwen , afgefneeden , te  geneezen,  door 
middel  van 

Glaskruyd.  S06. 

Zeeren;  Zeerigheyd:  loopende  , etterige, 
quaade  Zeeren , te  geneezen  door  middel 
van 

Granaatboom.  17. 

Daadelboom.  71. 

Willigeboom.  78. 

Vlierboom.  79.  So. 

Barkenboom.  133. 

Wilde  Laurier.  154. 

Ciflus.  171, 

Peeredoorn.  187. 

Berberisboom.  188. 
Tamarifchboom.  2ol. 

Knoplook.  302. 

Malve.  317. 

Dille.  32?. 

Anthyllis.  334. 

Peeterzelie.  34?. 

Akeleyen.  351. 

Kalfsvoet-  357. 

Water  Kalfsvoet.  358. 
Klilfenkruyd.  385. 

Kool.  413. 

Bryonie.  41$. 

Nieswortel.  434. 

Smeerwortel.  473. 

Cerinthe.  474. 

Velds-cipres  477- 
Ochrys  der  Grieken.  484. 
Endivie.  490. 

Cicorey.  491. 

Wilde  Bafilicom.  500. 

Elatine.  500. 

Alantwortel.  501. 

Indiaanfche  Vijge.  S74- 
Wilde  Hanekam.  579- 
Pencgriek.  591. 

Zoethout.  <Jii. 

Gnaphalium.  cri<>. 

Gods  Genade.  6 19- 
Hondjensdraf.  622. 

Scharley.  (S40. 

S.  Janskruyd.  <548. 

Hypecoon.  052. 

S.  Jacobskruyd.  tf^9. 

Thuyn  Kers.  66 1. 

Muurbloemen.  678. 

Patich.  <591. 
k Lavas..  7x2. 

Lelie.'  716. 


ENEESMIDDELEN. 


Poley.  740. 

Malrove.  75  6. 

Bingelkruyd.  y6o- 
Penningskruyd.  777. 

Plompe.  7S0. 

Valeriaan.  *784. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Panax.  Sol. 

Glaskruyd.  Sotf. 

Vijfvingerkruyd.  809. 

Weegbree.  S25. 

Duydzendknop.  830. 

Wijnruyt.  85  6. 

Self.  8^9. 

Groot  Speerkmyd.  87I. 

Heydens  Wondkruyd-  891. 
Fyekruyd.  89?. 

Teucrium.  901. 

Thalidtrum.  904- 
Torrekruyd.  91 9. 

Vaccaria.  910. 

Eerenprijs.  922. 

Drie-verwige  Violet.  924. 

Zeeren , brand  der  zelve  wech  te  neemen , 
door  middel  van 

Circiavan  Parijs.  496. 

Yzerkruyd.  7S7. 

Zie  voorts  op  Zweeren-brand. 

Zeeren  en  Zweeren  in  de  Neus.  zie  op  Neus- 
Gezweeren. 

Zeeren  en  Zweeren  der  Mond.  zie  op  Mond- 
gebreeken. 

Zeeren  en  Zweeren  , qualijk  geheeld  , al 
te  ras  toelopende  vuyle  wonden  en  o- 
pene  gaten , te  doen  openen , door  mid- 
del van 

Knollen.  849. 

Zeere  Hoofden  der  Kinderen , te  geneezen, 
door 

Acacia.  5<>. 

Wolfsmelk.  461. 

Zeere  Teepelen.  zie  op  Teepelen. 

Zeere  Handen.  \ie  op  Schurftige  Handen. 
Zinkingen  te  verhinderen  , te  doen  ophou- 
den , verdrogen , door  middel  van 
Moerbeziën.  19. 

Mifpelboom.  21. 

Pijnboom.  45- 
Pruymboom.  47» 

Acacia.  55. 

Eykenboom.  7 6. 

Elfchenboom.  9S- 
Salfafrasboom.  III. 
Tamarindenboom.  II 5;. 
Myrtusboom.  I4f. 

Nagelboom,  iso. 

Berberisboom.  188. 
Geneverboom.  220. 

Jafmijn.  228- 
Ephemerum.  2 tff. 

Malve.  317. 

Anemonie.  328. 

Ambrofia.  328. 

Angelieren.  362. 

Baccharis.  3 SS. 

Naterwortel.  402- 
Lis.  431. 

Brem.  4Stf- 
Saffraan.  520. 

Hondstong.  539. 

Elichryfon.  501. 

Zonnewende.  <524. 
Scorbuthskruyd.  700. 

Orege.  742. 

Mechoacan.  704. 

Peonie.  799. 

Weegbree.  Sz«j. 

Wilde  Dragon.  84Ï. 

•Self.  8159. 

Steekcnde  Winde.  S91. 
Zinkingen  op  deBorft  te  verhinderen,  door 
middel  van 

Caflieboom.  II 6- 
Boonen.  4Sd. 

Elichryfon.  5di. 

Eedele  Rakette.  5<Jd. 

Beerwortel.  705. 

Mankop.  803- 

l Zie  voorts  op  Borfl-gebreeken. 

V v v 3 


Zinkingen  op  de  Oogen  te  voorkomen,  te 
geneezen , door  middel  van 
Stinkende  Lis.  433. 

Saffraan.  520. 

Pepoen.  523. 

Elatine.  500. 

Oogentrooft.  5 69 . 

Fenegriek.  591. 

Bilzenkruyd.  6^0. 

Zinkingen  op  de  Tanden  te  verhinderen , 
wech  te  neemen  , door  middel  van 
Rofmarijn.  24d. 

Ephemerum.  2 6%. 

Zie  voorts  op  Tandpijn. 

Zinkingen  op  de  Gewrigten  te  verdrijven  , 
door  middel  van 

Ephemerum.  2 

Zinkingen  des  Hoofds.  zie  op  Hoofd-zinkin- 
gen. 

Zog  in  der  Vrouwen  Borden,  zie  op  Melk. 
Zwangere  Vrouwen  inharedragt,  defge- 
lijks  hare  Vrucht , te  verfterken  , door 
middel  van 

Doornbezien.  223. 

Sleutelbloem.  83 8. 

Self.  859. 

Zwangere  Vrouwen  een  lichten  arbeyd  te 
maken.  %ie  op  Baring. 

Zwangerer  Vrouwen  mifval  te  voorkomen, 
door  middel  v4n 

Doornbezien.  223. 

Marentakken-  250;  . 

Naterwortel.  402. 

Maagdepalm.  497. 

Self.  8 5 9. 

Tormentih  91^. 

Zwangerer  Vrouwen  qualijkheyd  te  verdrij- 
ven , door  middel  van 
Dadelboom.  71. 

Zweeren,  varffche,  verouderde,  hitzigc; 
ineerende,  kankerige,  vloeyende,  quaa- 
de , vuyle  , te  geneezen , door  middel 
van 

Granaatboom.  17. 

Nooteboom.  42. 

Acacia.  55. 

Abrikoosboom.  ö8. 

Dadelboom.  72. 

Eykenboom.  7<j. 

Rhijnbezien.  Si. 

Ebbenhout.  lol. 

Maftikboom.  103. 

Sumachboom.  109. 

Myrtusböom.  145. 

Ciftus.  171. 

Olijfboom.  183. 

Geneverboom.  220. 

Peeperboom.  232. 

Braambezien.  24S. 

Muur.  30S. 

Kleef kruyd.  33S. 

Krap.  341. 

Kalfsvoet.  347. 

Water  Kalfsvoet.  35S. 

Mansoor.  359. 

Angelier.  302. 

Zwaluwewortel.  371. 
KlifTcnkruyd.  3 85- 
Beet.  395. 

Mottenkruyd.  397. 

Brunelle.  419. 

Koe-oog.  421. 

Camillen.  423. 

Bruynette.  424. 

Lis.  431. 

Steekende  Lis.  432. 

Nieswortel.  434. 

Wilde  Saffraan.  4^0. 
Cardobenedift.  453. 

Kruysdiftel.  450. 

Kervel.  464. 

Santorie.  4 66. 

Kali.  472. 

Cerinthe.  474. 

Veld-cypres.  47 •f. 

Waterbok.  47S. 

Scordotis.  4S0. 

Oogenklaar.  4S0.  4SI. 

Ciceren.  483. 

Ochryï 


I 


BLAP-WYZER  der  GENEESMIDDELEN. 


Öchrys  der  Grieken.  4S4. 
Endivie.  490. 

Coriander.  5 1 r. 

Navelkruyd.  517. 

Geele  Wortelen.  544. 
Paflinaken.  540. 
Ridderfpoor.  548. 

Elarine.  550. 

Alantwortel.  qai. 

Eedele  Rake; te.  $66. 
Italiaanlche  Rakette.  5 67. 
Ruerkmyd.  47  6. 

Gemiaan.  601 
Zwaardkruyd-  tfo8. 
Zoerhout.  <jil. 

Gods  G.-nade.  dl9. 
Hondjensdraf-  622. 
Zonnew.nde.  614. 
Goudenkruyd.  629. 

S.  Janskruyd.  048. 

Yfop  653. 

S.  Jacobskmyd.  05  9. 
Rootnfch  Neetelkruyd.  075. 
Verkeerd  Neerelkruyd.  677. 
Steen-leeverkruyd.  <sS<J. 
Patich.  69I. 

Tongeblad.  709. 

Lavas.  712. 

Lelie.  7 Itf. 

Maybloem.  717. 

K'eyn  Maankruyd.  726. 
Jenette.  738- 
-Majoraan.  737. 

Orege.  742. 

Marum.  7^4 
Malrove.  75  6. 

Yzerkruyd  7S7. 

Speer kruyd.  794. 
Wintergroen.  798» 

Panax.  Sol. 

Glaskruyd  Sotf. 
Perzenkruyd.  8 II- 
Weegbree.  825. 
Fonteynkruyd.  832. 
Vlookruyd.  83  5. 
Serpenrstong.  857. 

Sanikel.  S öo. 

Boterbloem.  870. 

Sreekende  Winde.  890. 
Heyderis  Wondkruyd.  S92. 
Fyekruyd.  895. 

Teucrium.  901. 

Thalidtrum.  904. 

Torrekmyd.  919. 

Vaccaria  920. 

Eerenprijs.  922. 

Drie-verwige  Violette.  924. 


Gulderoede.  927. 

Zweeren  en  Zeereu  , brand  uyt  de  zelve  te 
trekken  , door  middel  van 

Circra  van  Parijs.  49a. 
Yzerkruyd.  787. 

Waternoot.  793. 

Zweeren  en  Zeeren.  zie  op  Zeeren  en 
Zweeren. 

Zweerende  Vingeren  en  Nagelen  te  genee- 
zen , door  middel  van 

Paronyehia.  S07. 

Zie  ook  op  Nagelzweering 
Zweering  der  Amandelen.  \ie  op  Aman- 
delen. 

Zweering  der  Blaas  te  geneezen  , door 
middel  van 

Paerdeftaert.  504. 

Narcifle.  72 9. 

Zie  op  Schurftheyd  der  Blaas 
Zweering  der  Keel.  zie  op  Keel  gebree- 
ken. 

Zweering  en  Gezwellen  des  Hoofds  te  ge- 
neezen , door  middel  van 
Kappers.  255. 

Hennïp.  SS7. 

Zweering  der  Mond;  Neus;  Nieren;Na^ 
gelen,  zie  op  Mond ; Neus ; Nieren i Na- 
gelen. Ook  op  Kropztreeren. 

Zweering  en  Zeeren  der  heymelijke  Leeden 
te  geneezen , door  middel  van 
Eykenboom.  7^. 

Boom  der  Kuysheyd.  105. 
Verwloof.  173, 

Coloquintappel.  502. 
Oyevaarsbek.  005. 

Yzei kruyd.  787. 

Panax.  Sol. 

Ganzerich.  S33. 

Zie  ook  op  Gezwellen  der  heymelijke 
Leeden. 

Zweering  der  Oogen  te  geneezen  , door 
middel  van 

Muur.  30S. 

Guvgchelheyl.  324. 

Bruynetre  424. 

Oogenklaar.  4S0. 

Pepoen.  523. 

Gentiaan,  öoi. 

Zie  ook  op  Oog  gebreeken. 

Zweering  der  ooren  te  geneezen.  door 
middel  van 

Wilde  Kers.  662. 

Duyzendknop.  830- 
Hennip.  S87, 

Tasjenskruyd.  914. 

Zie  ook  op  Ooren  etterv/oeying. 

I Zweeringen  3 qualijk  geheeld  zijnde.  %ie  op  | 


Zeeren  en  Zweeren , qu  aalijk  geheeld > &c. 
Zweetmiddelen  ; opening  der  Zweetgaten 
door  middel  van 

Vijgcboom.  24. 

Populierboom.  73. 

Geneverboom.  153. 

Rofmarijn.  240. 

Anijs.  333. 

Groore  Speerwortel.  357, 

Ried.  370. 

Meellerwortel.  37S. 
Pelïilentiewortel.  3S7. 

Baccharis.  3 SS. 

Bergmunt.  427. 

Stinkende  Lis.  432. 

Carline.  449. 

Cardcbenedift.  453. 

Scordotis.  479. 

Leedekenskruyd.  519. 

Dragon.  550. 

Duyvekervel.  897- 
Stok- violieren.  tfSl. 
Damaftbloem.  6S9. 

Lavas.  712. 

Bertram.  842. 

Steekende  Winde.  S90. 
Smyrnium  van  Candien.  S94. 
Wormkruyd.  899. 

Tormentil.  915. 

Zijdepijn , en  andere  Gebreeken3  te  genee- 
zen , door  middel  van 

Elïchcnboom.  94. 

CafTieboom.  u<y. 

Geneverboom.  220. 

Boomvaarn.  290. 

Zee  ajuyn.  307. 

Ariltolochie.  3 66. 

Welriekende  Lis.  428. 
Nieswortel.  434. 

Cardobenedidt.  453. 

Kervel.  4^4. 

Santorie.  4 66. 

Waterbok.  478. 

Brafiliaanfche  Linzen.  509. 
Oogenrrooft.  509. 

Holwortel.  899. 

Gentiaan.  <joi. 

Malrove.  75$. 

Drieblad.  771. 

Panax.  801. 

Duyzendknop.  830. 

Kunneke.  8<ji. 

Scabiofe.  8cq. 

Sermontein.  888. 

Teucrium.  90I. 

Thaplia.  903. 

Zie  ook  op  Pleuris: 


Eynde  des  tweeden  Blad-wijzers. 


BLAD 


> 


BLAD-WYZER 

Van  eenige  der  voornaamjle  Zeldz  aamheeden  en  Zon- 
derlinge Zaken , in  dit  fVerk  te  vinden. 


$ Ardvlooyen  en  Rupzen , door  wat  voor 
een  middel  van  de  Kool  af  te  houden. 
412.  zie  ook^op  Ongediert. 

F Adder , met  de  Tak  eens  Beukenbooms 
aangeraakt , zou  zoo  heevig  verfchrik- 
ken  , dat  hij  de  magt  niet  heeft,  om 
een  menfeh  te  ftecken.  93. 

Aloë;  wonderlijke  zeldzaam heeden  van  deeze  Planten  , en 
der  zelver  Bladeren.  De  Autheur  heeft  een  Aloë  Plant 
over  de  vierenveertig  jaren  lang,  op-gequeekt.  Heeft 
bij  hem  gebloeyd.  Andere  zeer  aanmerkelijke  Voor- 
beelden. 3 1 1.  Wat  Aloë  is;  en  de  verfcheydene  foor- 
ten.  315. 

Antonius  Pius , van  zulk  een  Ligchaams-lengte , dat  hij 
krom,  of  gebogen  ging  , wierd  om  Borft  en  Rug  on- 
derfteund  met  dunne  berdertjens  van  Lindenboom , om 
regt  te  konnen  gaan.  8 5. 

Appelen  , hoe  men  die  lang  goed  en  buyten  verrotting 
kan  bewaren.  Zuure  Paradijs-appelen  lang  goed  te  hou- 
den. 3.  Schadelijkhcyd  en  nut  van  Appelen  ; en  Ge- 
nees-middelen  , genomen  van  Appelboom.  6.  en  ver- 
volgens. Wonderlijken  afkeer  eeniger  menfehen  van 
Appelen  ; en  qualen  , haar  alleen  door  den  reuk  over- 
komen. In  teegendeel  zeer  groote  liefhebbers  van  Appe- 
len. Voorbeelden.  7. 

Articiokken  , middel , om  de  zelve  vroeg  te  bekomen. 
Hoe  men  de  Stoelen  van  Articiokken  een  geheel  jaar  lang 
kan  goed  behouden  ten  gebruyk.  492. 

Athenienzen  pleegen  de  mifdadige,  welke  ter  dood  veroor- 
deeld waren  , door  ’t  Zap  van  dulle  Kervel , of  Scheer- 
ling, te  doen  fterven.  489. 

Autheurs  Zinfpcelingen  op  de  Oranje-appclen.  1 5.  Op  de 
Granaat-appelen.  18. 

BAard  der  Mansperfoonen  een  roode  verwe  te  geeven , 
door  ’t  Poeder  der  Bladeren  van  Alcanne,  in  water 
gekookt.  215. 

Beeren-oor  heeft  zulk  een  verwonderenswaardige  Bloem , 
dat  het  fchijnt , de  Natuur  heeft  daar  aan  haar  hoogfte 
Meefterftuk  willen  toonen.  381. 

Berkenboom,  ontzachlijkheyd  des  zelven  in  Oude  tijden. 
Der  zelver  baft  gebruykt  in  plaats  van  Papier,  om  daar 
op  te  fchrijvcn.  Toortzen  gemaakt  van  de  Schors  dce- 
zer  Boomen  : hoedanig  133. 

Bier,  een  lange  tijd  goed,  varfch  en  zoet  te  houden,  door 
middel  van  Lis.  43  1. 

1 Blankketzcl  op  wangen  en  andere  Ligchaams-dcelen , alleen 
door  beademing  wech  te  neemen  520. 

Bloembollen  , hoe  men  de  zelve  na  ver-afgelecgene  Landen 
kan  overzenden , en  goed  doen  blijven.  779.  Bloembol- 
len (van  Tulpen)  boven  maten  dier  verkocht  in  Hol- 
land. zie  op  Tulpbollen.  . 

Bloem  van  welriekende  Lis,  zeer  verwonderlijk.  430. 
Bloem  , gevormd  als  een  Schoe  ; derhalven  genoemd 
Paapenfchoe.  432.  Bloem  des  Lijdens.  zie  op  PaJJie- 
bloem. 

Boek,  van  den  Autheur  gezien,  gefchreeven  op  de  binnen- 
fte  baften  van  Lindenboomen , meer  dan  duyzend  jaren 
oud.  Eene  zulker  Boeken  (namentlijk,  Cicero  de  Or- 
dinanda  Republica ; & De  Inveniendis  Orationum  exor- 
diis , noch  noyt  in  druk  geweeft)  gekomen  uyt  de  Bi- 
bliotheek van  de  Kardinaal  Mazarin  , door  de  teegen- 
woordige  Keyzer  Leopold  te-Bruffel  doen  koopen  voor 
acht  duyzend  en  eenige  guldens.  8 5. 


Boomen  ; op  welke  tijd  alle  Boomen  gefnoeyd  moeten 
worden.  Driederley  wijzen,  om  altijd  vruchtbare  Boo- 
men te  konnen  aanwinnen ; als  door  In-enting : wat  daar 
ontrent  te  doen  en  te  mijden  ftaat , om  vafte  fchoone 
Boomen  te  bekomen.  2.  3. door  Zuyging.  DoorZaying. 
4.  5.  Middel,  om  ieder  jaar  overvloedige  Vruchten  aan 
zijne  Boomen  te  hebben.  Bewaring  voor  Vliegen,  Rup- 
zen, Slekken,  en  ander  Ongediert.  5.  zie  voorts  op  On- 
gediert. Bewaring  voor  de  nachtrijp,  wanneerze  bloei- 
jen.  6.  Wat  Boom  en  ander  Zaad  met  een  wafTcnde, 
en  wat  met  een  afgaande  Maan  moet  gezayd  worden.  5. 
Hulpmiddel  teegens  de  flaauwkeyd  en  treurigheyd  aller 
Boomen.  12.  Boomen  mogen  niet  verplant  worden  op 
den  dag  van  een  Ecclips.  Moet  men  niet  zetten  in  de 
plaats  , daar  een  andere  Boom  uytgcgaan  is , binnen 
de  drie  jaren  daar  na.  30.  Ouderdom  ccns  Lotusbooms 
van  neegenhonderd  jaren.  164. 

Boonen  , door  wat  voor  een  middel  men  de  zelve  vroeg 
kan  bekomen.  486.  Boonen  en  Look,  fpreekwoord  der 
Oude  van  deeze  Vruchten,  zie  op  Spreekivoord. 

Bofchboqm,  de  geene,  welke  zich  onder  zijn  Loof  neer 
leggen  , en  in  flaap  geraken , worden  in  't  Hoofd  ver- 
ward, en  buytenzinnig.  159. 

Byen  konnen.  de  reuk  der  Bloeflemen  van  Lindenboom 
gantfeh  niet  verdragen.  8 6.  Byen  ( ook  Vliegen  ) wor- 
den verdreeven,  of  fterven,  wanneer  men  Koe-oog  aan 
de  Korven  hangd.  421.  Hoe  men  de  Byen  in  de  Kor- 
ven kan  beletten  wech  te  vliegen  : hoe  in  teegendeel  andere 
tot  haar  te  lokken  , door  Bladeren  van  welriekende  Lis 
aan  de  Korven  te  hangen.  428.  ’t  Zelve  te  verrichten 
door  Hertgefpan.  448.  Door  Mcliffe.  762. 

Byen-ftecken  te  gencezen.  zie  in  ’t  Regiftcr  der  Genees - 
middelen. 

CIceroos  Boek,  de  Ordinanda  Rcpublica,  & De  In* 
veniendis  Orationum  exordiis  , noch  noyt  ge- 
drukt. zie  op  Boek. 

Cinefia,  een  Griekfch  Poëet,  zoo  mager  en  dun  van  Lig- 
chaam , dat  hij  zich  met  Berderen  van  Lindenboom  om- 
klceden,  en  dus  ondcrftcunen  moeft.  85. 

Cyrus , Koning  van  Pcrzicn  , een  zonderling  groot  lief- 
hebber van  Pruymboomen.  47. 

DAtura  , een  Kruyd  , ’t  welk  , te  veel  genuttigd  , 
lagchende  doed  fterven.  Word  van  de  Indiaan- 
fche  Vrouwen  hare  Mannen  ingegeeven  , wan- 
neerze in  hare  teegenwoordigheyd  ovcrfpel  willen  be- 
drijven. Hoe  d’Inneemers  weer  tot  haar  zelven  te  bren- 
gen. 542.  zie  o ok^  op  Hert. 

Dolle  Honden  te  geneezen , en  weer  te  regt  te  brengen,  zie 
in  de  Wad-Tvijzcr  der  Geneesmiddelen. 

Doornbezien  een  geheel  jaar  lang  goed  te  bewaren.  222. 
Dronkcnfchap  , als  men  genoodzaakt  word  te  drinken  , te 
voorkomen.  35.  37.  362.  zie  voorts  in  de  Blad-wijzer 
der  Geneesmiddelen.  Zoodanig  te  voorkomen , dat  men 
in  een  gcheelen  dag  niet  dronken  zou  worden.  89. 
Druyven,  hoe  men  de  zelve  vroeg,  en  zeer  treffelijk  kan 
bekomen.  238.  Hoe  men  die  lang  goed  kan  bewaren. 
239.  Hoe  men  die  kan  verzeckeren  voor  Rotten  en 
Muyzen.  240. 

Duyven  zoodanig  te  bedwelmen , door  Nieswortel,  dat  ze 
zich  met  de  hand  laten  grijpen.  435.  Duyven  in  een 
korte  tijd  vet  te  maken,  door  groote  Krok.  79 1 . 

Ecclips 


i; 


B L A D - W 

Cclips  werking  orttrcnt  dc  Boomcn  , welke  op  dien 
dag  worden  geplant.  30. 

Edik  te  maken,  zeer  goed,  binnen  weynige  uuren, 
Van  Wijn  , door  dc  Wortel  van  witte  Beet.  395. 
Elephanten  ten  ftrijd  als  woedende  gemaakt,  door  ’t  roode 
Zap  van  Moerbeziën.  20. 

Endivie,  hoe  men  met  de  zelve  moet  handelen,  om  in  de 
Winter  te  konnen  gebruyken.  490. 

Erweten,  hoe  men  dc  zelve  vroeg  kan  bekomen.  485. 

Ezelen  , van  dtille  Kervel  eetende  , worden  daar  door  zoo 
flaperig , dat  ze  als  dood  ter  neerleggen.  Hier  door  heeft 
men  vecle  deczcr  Beeften  leevendig  gevild.  Zeldzame 
voorbeelden.  489. 

Eykenboom , zeer  langlcevende.  Wanneer  men  de  zelve 
moet  ter  neervcllcn  , om  goed  hout  te  hebben.  74. 
Onze  Voorvaderen  in  de  cerfte  Wereld  niet  anders  als 
Eykelen  ter  fpijs  gebruykt.  Eykelen  in  Spaanje  opge- 
difcht  tot  Banquet.  Eykenboom  bij  de  Oude  Grie- 
ken en  Romcynen  in  zeer  groote  eere  geweeft.  Kroo- 
nen  van  Eykcnloof.  75. 

FErula,  word  zeer  begeerig , en  zonder  fchaade  van 
dc  Ezelen  gegeeten  ; maar  andere  Beeften  ’t  zelve 
nuttigende,  moeten  fterven.  571. 

Filipendula  met  Bladeren  vari  Peeterzelie , zoo  giftig,  dat 
een  Doétor  en  Apotheeker  in  ’s  Gravcnhagc  in  een  Hof 
de  zelve  voor  een  foort  van  Pecterzelie  neemende , en 
iets  daar  van  proevende , zeer  ellendig  ftraks  daar  na 
ftierven.  577. 

GEneverhout  word  noyt  befchadigd  door  Wormen 
of  Wormgaten.  De  Trappen  in  den  Tempel  van 
Diana  te  Ephezen  waren  van  Geneverhout  ge- 
maakt. 221. 

Gezondheyd  te  bewaren,  zonder  in  vecle  jaren  ziek  te  wor- 
den. zie  in  de  Hlad-wijzer  der  Geneesmiddelen. 

Giftige  Dieren,  Slangen,  Padden,  &c.  uyr  huyzen  en  ka- 
meren  te  verdrijven.  162.  167.  220.  271.  289.  295. 
298. 

Granadille.  zie  op  PaJJiebloem, 

Gras , ’t  welk  afgefneeden  zijnde  , een  lange  tijd  kan  ge- 
bruykt worden  in  plaats  van  een  Pluymagie , of  Veder- 
bofch.  6i7. 

HAanen , moedig  te  maken,  om  teegens  andere  te  veg- 
ten  , door  Vrouwenhayr.  285.  Door  Weedcr- 
dood.  z%6.  Door  wilde  Haanekam  579. 

Handen,  hoe  men  die  zou  konnen  waflehen  in  heet  gefmol- 
ten  Lood,  zonder  zich  te  verzeeren  , door  middel  van 
Bingelkruyd.  76b. 

Hazelnoten,  hoe  men  de  zelve  lang  goed  kan  bewaren.  t<7i. 
Hayr-uytvalling  te  voorkomen ; te  doen  groeyen  ; fchoon 
en  lang  te  doen  waflen  j zwart  of  andere  verwe  te  gee- 
ven , &c.  zie  in  de  Blad-wijzer  der  Geneesmiddelen. 

Hert , zoodanig  te  verheugen , dat  men  al  lagchende  zou 
fterven,  520.  zie  ook_op  Datum. 

Hoenderen  van  dc  Pip  en  Sprouw  te  geneezen..  <7 3 . 26b. 
Van  allerlcy  andere  ziekten.  95.  302.  Hoenderen  haaft 
vet  te  maken  door  Boekweyt.  570.  Door  groote  Krok. 
791.  Hennip.  887.  Hoenderen  Eyeren  te  doen  leggen 
in  de  koude  der  Winter,  door  Hcnnipzaad.  887. 

Hol  te  Ephezen,  waar  door  de  proef  wierd  genomen,  of 
een  dochter  noch  Maagd  was,  of  niet.  44. 

Honden  fterven  , als  ze  drinken  van  't  Water,  daar  wilde 
Afpergien  in  gezoden  zijn.  6jz. 

Hout  der  Oranje- , Citroen-  en  Limoenboom  , hoeda- 
nig. 14. 

Ibenboom,  doodelijk-giftig  voor  Menfchen  en  Beeften. 
Evenwel  niet  zoo  zeer  in  deeze  onze  Landen.  Zcldzaam- 
heyd  daar  van.  49. 

Indiaanfche  Vijg  , gegeeten  zijnde  , geeft  aan  ’t  Water  , 

’t  welk  de  eeters  lofTcn  , een  gantfeh  bloedige  verwe  , 
echter  zonder  eenige  ongeleegenthcyd.  574. 


Y 'Z  E R 

JOoden , hare  zeer  groote  Liefde  tot  de  Öranjeboomen ; 
en  hoedanig  gebruykt  in  haren  Godsdicnft.  14.  Hou- 
den de  Oranje-appelen  voor  de  verboodene  Vrucht 
in ’t  Paradijs.  15. 

Juca  uyt  America.  Doodelijkheyd  van  dit  Gewas.  Hoe 
echter  van  de  Amcricanen  zoo  wel  ter  fpijs  als  tot  Ge- 
neesmiddelen gebruykt.  66  3. 

KAas , hoe  men  de  zelve  kan  bewaren  voor  alle  ver- 
rotting, en  ontftaning  der  Maden  , door  middel 
van  Barkenboom.  133. 

Karffen  , hoe  men  de  zelve  een  geheel  jaar  lang  kan  goed 
bewaren,  zonder  verderf.  37. 

Kalfsvoet,  zonderlinge  en  zeer  aanmerkelijke  zeldzaamheyd 
aan  deeze  Plant  j waarlijk  een  recht  Natuur-wonder. 

5 55-, 

Kogel,  in  eens  Menfchen  Ligchaam  gefchooten  , uyt  de 
Wonde  te  doen  komen.  33.  De  uyttrek^ng  van  T- 
z.er , Doornen  , Beent jens  , &c.  uyt  de  Wonden  , kan 
men  vinden  in  dc  Blad-wijzer  der  Geneesmiddelen , op  ’t 
woord  Wonden. 

Kool , hoe  men  de  zelve  treffelijk  en  zeer  wclfmaakend 
kan  bekomen.  410.  Om  vroege  en  uytfteekcnde  heer- 
lijke Bloemkool  tc  winnen.  412.  Hoe  men  de  zelve  kan 
bewaren  voor  Aardvloyen  en  Rupzcn.  412. 

Krooncn  , oud-tijds  gevlochten  van  Pecterzelie  ; met 
welke  men  de  Overwinners  Kroonde.  Aanmerkelijk  geval. 
345.  Kroon  van Eykenloof,  aan  welke  gegeeven.  75. 

LAgchende  fterven , door  het  gebruyk  des  Kruyds 
Datura.  zie  op  Datum.  Door  Saffraan.  zie  op 
Hert. 

Lauwer,  Laurier,  bij  de  Oude  Romeynen  gebruykt  ten 
teeken  van  ten  algemeene  blijdfehap  en  overwinning. 
Voorbeelden  hier  van.  152.  Wonderlijke  cygenfcl  ap 
van  de  Bladeren  der  kleyne  Laurier ; waar  uyr  men  al- 
tijd ’s  morgens  kan  wecten,  met  volle  zeekerheyd , hoe 
hard  het  dien  nagt  gevrozen  heeft  j over  dag,  hoe  hard 
het  noch  vrieft  1 5 6. 

Lindenboom  , in  de  Oude  tijden  gebruykt  in  plaats  van 
Schrijf-papier.  Op  wat  voor  wijs.  Dit  fchrift  ge- 
noemt  Tilia  , of  Phylira.  Boeken  , op  de  Baft  deezes 
Booms  gefchrecvcn , genoegzaam  on  verganklijk.  8 5.  Ee- 
nigc  der  zelver  noch  in  wcezen.  zie  op  Boek. 

Look  en  Boonen.  Spreekwoord  der  Oude  hier  van.  zie 
op  Spreekwoord.  Hoe  veel  aan  ‘ Knoplook  en  Ajuyn 
verteerd  is  bij  ’t  bouwen  van  eene  Egyptifche  Pyrami- 
de.  301.  zie  ool^op  Alagneet. 

Lotusboomen  worden  eenige  honderden, ja  bij  de  duyzcnd 
jarenoud.  Voorbeelden  hier  van.  104. 

Luyzen  en  Neeten  te  doen  fteryen,  of  gar.tfchelijk  te  ver- 
drijven. 92.  134.  181.  20X.  252.  280.  381.  565. 
744- 

Luyzen -groeying  op  de  Huyd  der  Beeften  af  te  wee- 
ren.  579. 

MAan;  wat  met  een  wallende , wat  met  een  volle,*, 
en  wat  met  een  afneemende  Maan  gezaayd  moet* 
worden.  5. 

Macerboom  doed  fterven  alle  andere  ontrent  hem  ftaande 
Gewaffen.  89. 

Magneet,  ofZcylfteen,  werd  bedorven , als  men  de  zelve 
met  Look  beftrijkt.  302. 

Mankopzaad,  daar  ’t  eens  gezaayd  is,  zal  ’t  elke  jaar  weef 
opkomen , tot  in  het  tiende  toe  , als  de  aarde  weer  ge- 
roerd word.  802. 

Melk  te  doen  runnen,  om’er  Kaas  van  te  maken,  door 
Walftroo.  339. 

Mclk-beeften  veel  Melk  te  doen  geeven.  592. 

Mes,  zoo  gantfeh  hard. te  maken  , door  ’t  zelve  te  ftee- 
ken  in  Water,  waar  in  Muysoor  gekookt  is,  dat  men’cr 
Yzer  en  Stoen  mee  kan  doorfnijden,  zonder  fchaardig  te 
werden.  8i<?. 

Middel,  om  zeer  lang  tc  konnen  goed  bewaren,  Appelen.  3 . 

Peeren. 


der  ZONDERLINGHEEDEN. 


Pceren.  29.  ja.  Karflen.  37.  Nooten  en  Hazelnooten.  I 
•41.  Articiokken.  492.  Druyven.  239.  Kaas.  13 y. 
Doornbezien.  222.  Bier.  431.  Om  flaauwc  Boomen 
en  Planten  weer  kracht  tc  geeven_  12.  6 80.  Om  de 
Boomen  overvloedige  Vruchten  te  doen  dragen.  de  op 
Hoornen.  Om  haar  voor  allerley  Ongedicrt  tc  bewa- 
ren. z.ie  op  Ongedicrt.  Om  in  langdurige  gezondhcyd, 
zonder  ziekten,  te  blijven.  de  op  Gez,ondbcyd.  dc  ool^ 
op  Oueeè'n.  Roz,en , c/c. 

Mieren,  hoe  menze  in  hare  holen  kan  doen  fterven,  door 
de  zelve  toe  te  floppen  met  ’t  Kruyd, Zonnewende.  624. 
Door  Anijskruyd  uyt  America.  66 8.  Mieren  te  verdrij- 
ven door  de  reuk  van  Oregc.  742. 

Moerbezienboomen  in  Grieken , in  vierentwintig  achter  een 
volgende  jaren  geen  Vruchten  gedragen.  Wat  ondertuf- 
fchen  gebeurde,  en  daar  op  volgde.  19. 

Moerbezicn-vlckkcn,  hoe  weer  wech  tc  neemen.  19. 

Mollen  te  verdrijven  door  Knoplook.  302.  Door  Ajuyn. 
504. 

Motten,  hoe  tc  verdrijven,  dat  ze  in  de  Kleederen  niet 
komen.  62.  146.  271.  274.  289.  397.  409.  561. 
708. 

Muggen,  Vliegen,  te  verdrijven;  te  doen  fterven,  door 
de  rook  van  Vederik.  744. 

Muyzen  te  doen  fterven , door  de  reuk  van  Ibenboom-tak- 
kcn.  49.  Door  Bladeren  van  Oleandcrboom.  185. 

Myrtusboom  , in  een  zonderlinge  hoogachting  geweeft  bij 
de  Oude  Romeyncn.  De  Afgodin  Vcnus  tocgccygend. 
Verder  aanmerkclijkheeden.  144.  Ook  bij  de  Joden  in 
een  groote  waarde.  145; 

NAgelboom;  cygenfehap  van  de  zelve.  148.  D’Ooft- 
Indifche  Compagnie  heeft  al  de  Nagclboomen  in 
de  Molukkifche  Eylandcn  doen  uytroyen  ; en 
waarom.  Kleyne  gekroonde  Nagclboomen.  Niet  meer 
dan  twee  der  zelve  in  geheel  Indiën.  149. 

Natuurlijke  vijandfehap  tuflehen  de  Noote-  en  Eyken- 
boomen.  40.  Tuflehen  de  Fleermuys  en  de  Platanus- 
boom.  59. 

Natuur-wonder  ontrent  de  Plant  Kalfsvoet.  355.  Onder 
de  Natuur-wondercn  mag  ook  gefield  worden  de  krul- 
lende Huyslook.  470. 

Noten , te  grabbel  geworpen  in  ’t  huys  van  Bruydegom  en 
Bruyd;  een  gewoonte  te  Athecnen  in  Griekenland.  Wat 
het  beteekende.  42. 

Offerhanden  der  Roomfche  Vrouwen  cnDienftmaag- 
den  jaarlijks  aan  Juno  , onder  een  Vijgeboom. 
Waarom.  22.  23. 

Olijfboomen , ontzaglijkheyd  der  Zelve  bij  de  Oude. 
Tot  wat  voor  een  Teekcn  gebruykt.  182.  Voorbeel- 
den hier  van.  183. 

Ongcdiert , Rupzen  , zwarte  Vliegen  , Slekkcn , Aard- 
vlooyen , Mieren , &c.  van  de  Boomen  en  Planten  af  te 
houden,  te  doen  fterven.  6.  10.  130.  222.  412.  470. 
68 o.  688.  837. 

Oogen  te  bewaren  in  de  Kinderpokjens  voor  de  daar  op- 
vallende Zinkingen,  &c.  de  in  de  Blad-wijz,er  der  Ge- 
neesmiddelen op  Oogen. 

Ooft-Indifche  Necdcrlandfche  Compagnie  doed  al  de  Na- 
gelboomen  in  de  Molukkifche  Eylabdcn  uytroyen ; en 
waarom.  149. 

Otteren  beminnen  de  Willigeboomen  boven  maten  zeer. 
78- 

Ouderdom  der  Lotusboomen  , tot  bij  de  duyzcnd  jaren. 
104.  DerTarpentijnboomcn,  ongeloolfelijk  groot.  149. 

PAerden , zwarthayrig , geheel  wit  van  hayr  te  maken. 
50  x.  Als  ze  op  ’t  Gewas  Pacrds-yzer  treeden  , 
zouden  hare  Hoefyzers  terftond  los  worden  , en 
afvallen.  Doch  van  Lobel  anders  bevonden.  17 1.  Haaft 
vet  te  maken  door  ’t  Kruyd  opregte  Mcdica,  593.;  en 
gemeene  Medica.  593.  Pacrden  roode  Manen  en  Staar- 
ten te  maken,  door  Water  van  Alcannc.  215.  Te  weeg 


tc  brengen,  dat  geen  Vliegen,  Muggen,  &c.  op  de 
Huyd  der  Paerden  , of  in  bare  Zeeren  komen  zitten  : 
andere  gebrecken  tc  voorkomen  , of  te  gencezen.  de 
in  de  Blad-wij^er  der  Geneesmiddelen  op  ’/  moord  Paer „ 
den. 

Palmboom.  Eygentlijke  befchrijving  daar  van.  Oud-tijds 
de  Telgen  gebruykt  tot  Zcegc-tcekenen.  Kleederen 
gemaakt  van  de  Bladeren  deezes Booms,  voor  de  O ver- 
winnen. 70. 

Paflïcbloem.  Bloem  des  Lijdens  , vertoonende  vcelcrlcy 
teckcncn  en  afbceldzelcn  des  Lijdens  Chrifti.  584.  De 
zonderlinghceden  hier  van  aangeweczcn.  586.  Zcld- 
zaamheyd  deczer  Bloemen.  586. 

Peekei vleefch.  de  op  Vlcefcb. 

Pceren,  wat  tc  doen  ftaat,  om  de  zelve  lang  te  konnen  be- 
waren, en  goed  te  houden.  29. 

Peeterzelie,  van  de  Oude  Grieken  gehouden  voor  een  tce- 
ken  en  voorteeken  van  Overwinning.  Zondcrlingzeld- 
zaam  geval  hier  ontrent.  345.  Peeterzelie  fpoedig  te 
doen  waflen  door  afch  van  Bponftcclcn.  486. 

Philetas  , een  Poët  onder  de  Oude,  zoo  mager  en  ligt , 
dat  hij  groote  Ringen  van  Lood  aan  zijne  voeten  moefl 
doen  , om  door  dc  Wind  niet  wechgenomen  , of  om 
verre  gefmeeten  te  worden.  8 5. 

Pip  der  Hoenderen  te  gencezen.  de  op  Hoenderen. 

Populierboom.  Der  zelver  fchaduw  de  Oude  zoo  aange- 
naam geweeft , dat  ze  daar  onder  gingen  zitten  : ook 
van  de  takken  Krooncn  vlochten;  welke  gedragen  wier- 
den  van  verliefde  Vrijers  , om  in  der  Vrijfteren  gunft  tc 
geraken.  73.  Welke  Populierboomen  alleenlijk  tot  Ay- 
zenijen  dienftig  zijn.  72. 

QUeeën,  hoe  men  de  zelve  een  langen  tijd  kan  goed 
bewaren.  Hoedanig  in  te  leggen , dat  ze  een  ge- 
heel jaar  lang  fmaaklijk  blijven.  32.  Van  de  Ou- 
de genoemd  de  Vrucht  der  Liefde.  Hoe  gebruykt  tuf- 
fchcn  een  Jongman  en  jonge  Dochter.  33. 


Riet ; hoe  men  Gragten  en  Slooten  van  ’t  zelve  kan 
zuyveren.  366. 

Roozen  , hoe  men  de  zelve  lang  goed  kan  bewaren , 
197.  Waar  toe  in  Oude  tijden  gebruykt.  De  Afgodin 
Venus  toegeëygend,  en  waarom.  Een  tecken  van  ver- 
zweegenheyd.  ’t  Spreekwoord,  ’t  is  onder  de  Roos  ge- 
zeyd,  waarvan  daan  gekomen.  198.  Voorbeelden  van 
perfonen  , welke  geen  reuk  van  Roozen  konden  ver- 
dragen. 199. 


SAffraan , welke  de  befte  is;  en  zonderlinge  werking 
der  zelve.  520.  521. 

Schrift  te  fchrijven  , ’t  welk  niet  dan  teegens  ’t  Vuur 
kan  geleezen  worden.  13.  376. 

Seldzaamheyd  , zeer  zonderling  , vaii  ’t  hout  des  Egypti- 
fchen  Vijgebooms.  25.  Van  de  Bananicnboom.  2S. 
Van  de  Sorbenboom  , ontrent  perfonen  van  een  dolle 
hond  gebeeten,  en  weer  geneezen  zijnde.  84.  Van  de 
Macerboom , die  alle  andere  Gewaflen  ontrent  hem 
ftaande , doed  fterven.  88.  Van  dc  Beukenboom, 
die  een  Adder,  alleen  met  een  zijner  Takjcns  aangeraakt 
zijnde , de  magt  beneemt , om  een  Menfch  tc  befcha- 
digcn.-93.  Van  dc  Eflcheboom  , zoo  dat  geen  Slang, 
of  ander  giftig  Dier  daar  ontrent  kan  komen.  Derhal- 
ven  van  de  Oude  voor  hare  huyzcn  geplant.  Andere 
aanmerkelijkheyd  aan  deeze  Boomen.  94.  Aan  de  Ka- 
ncelboom,  uyt  wiens  Wortel  de  Camphcr  voortkomt, 
koud  en  droog  tot  in  den  derden  graad ; waar  teegens 
de  Baft  des  Booms  heet  en  droog  is  in  den  derden  graad. 
122.  Aan  de  Boom  der  Kuysheyd , wcchneemende  alle 
luft  tot  de  bijllaping.  Voorbeelden.  167.  Aan  de 
Huift,  welke  in  de  Winter  veel  groener  ftaat  als  in  dc 
Zomer.  Hoe  ftrengcr  koude  , hoe  blinkender  groen. 
166.  Aan  dc  Jafmijn  uyt  Pcrzicn.  22S.  Ontrent  dc 
Wijngaarden  ; en  hare  diepe  booring  onder  de  aarde  , 
om  bij  een  Wel  te  komen  met  dc  Wortel : met  een 
X x x zonder- 


BLAD-WYZER  der  ZONDERLINGHEEDEN. 


zonderling  Voorbeeld  , van  den  Autheur  bevonden  ter 
diepte  van  dertien  voeten.  134.  Zeldzame  cygenfchap 
der  Bladeren  van  Virginiaanïche  Boomvaarn  , derhal- 
ven  ook  gevoelige  Boomvaarn  genoemd,  290.  Zeld- 
zame eygenfehap  der  Ajuyn-Planten.  305.  Zonderlin- 
ge Zeldzaamheeden  aan  de  Aloë.  3 1 1.  Aan  ’t  Zaad  van 
Yfop.  6 52.  Aan  de  Bladeren  der  Stcekendc  Kaarden 
uyt  America.  674.  Aan  ’t  Berg-Slangcnkruyd.  751. 
Aan  ’t  Zaad  van  Watcrnoot.  7.92.  Aan  ’t  Gewas,  ge- 
noemd Zonnedauw.  849.  Aan  de  Bloemen  van  Sefa- 
mum.  878.  Aan ’t  Gelidkruyd.  8S  5.  Keelcrley  andere 
Zeldzaamheeden  aan  andere  Gewajfen  kpnnen  hier  niet 
alle  op  decze  korte  Lijft  gebragt  worden,  zie  ook  op  ’t 
Woord  Natuurwonder. 

Self , bij  de  zelve  behoord  men  Wijnruyt  te  planten  , 
om  die  te  bewaren  voor  ’t  vergif  der  giftige  Dieren. 
858. 

Seylfteen.  zie  op  Magneet. 

Slang,  omringd  van  Bctonie  Bladeren  j kan  over  de  zelve 
niet  kruypen  , maar  zal  zich  in  een  windende  fterven. 

Slckken  te  dooden,  door  afch  van  Boonftee’en.  486’. 

Socrates , de  Wijsgeer,  ter  dood  veroordeeld  , doen  fter- 
ven door  ’t  Zap  van  Dullekervel,  of  Scheerlink.  489. 

Erpentijn  , welke  de  befte  is , en  kenteekenen. 
lo<?. 

Timoleon  de  Veld-ovcrfte,  hoe  hij  zijne  Soldaten, 
verbaaft  , om  dat  haar  een  Wagen  met  Pceterzclie  te 
gemoet  quam,  ’twelkzc  voor  een  Voorteeken  des  doods 
hielden  , deeze  vrees  benam.  345. 

Tulp-razernij  in  Holland:  geweidig-hooge  prijs  der  Tul- 
pen ; met  eenige  zonderlinge  Voorbeelden.  907.  Al- 
leenlijk drie  Bollen  verkogt  voor  dertig  duyzend  gul- 
dens, in  Banco  af  te  fchrijven.  Wonderlijke  buyten- 
fporigheeden  hier  ontrent.  909.  De  Weevers  wilden 

Ïjroote  Heeren  zijn  : geene  fpijzen  noch  dranken  waren 
laar  te  koftelijk,  910. 

Arkens  liaaft  vet  te  maken  , door  Ipenbladcren , ge- 
droogd, en  dan  met  Draf  vermengd.  88. 
Vermocydheyd  , door  te  veel  gegaan  te  hebben  , 
wech  te  neemen.  90. 

Vette  lieden  mager  te  doen  worden.  99.  <>85.  Al  te 
groote  vetwerding  te  verhinderen.  60 1.  Magere  lie- 
den daar  teegens  vet  en  welgedaan  te  maken.  1 1 1.  879. 
Viflchen , duyzelig  te  doen  worden,  zulker  wijs,  dat  ze 
boven  op  ’t  Water  drijven  , en  zich  met  de  hand  laten 
vangen  zullen.  \66.  461. 

Vleefch  , een  zeer  lange  tijd  goed  te  bewaren  , zonder 
dat’er  Wormen  in  komen  zullen,  door  ’t  zelve  in  Gicrft 
te  leggen.  7 66.  Vleefch  van  geflagtte  Beeften  voor 
vervuyling  en  Wormen  te  bewaren , door  het  zelve  te 
beftrooyen  met  gekneufd  Coriander  Zaad.  511.  Hoe 


men  Peekel-vleefch  haaftelijk  gaar  kan  kooken  , door 
middel  van  Roomfch  Neetclkruyd.  075. 

Vlekken  uyt  allerley  Lijnwaad  te  doen  , door  middel  van 
Zuring.  280.  Kali.  47a. 

Vliegen  en  Muggen  te  verdrijven  , te  dooden  , door  de 
Rook  van  Vederik.  744. 

Vlooycn  , hoe  uyt  de  Bcdfteeden  te  verjagen  , 90.  274. 
812.  Te  dooden.  510.  512.744.792. 

Vogelen  zoo  bedwelmd  te  maken,  datze  haar  met  de  hand 
zullen  laten  vangen,  doormiddel  van  Nieswortel.  435. 
Vogelen  worden  zeer  vet  van  Dullekervel  : welke  daar 
teegens  de  Menfchcn  de  dood  veroorzaakt.  489. 

Vogel-lijm  te  maken  , van  de  Baft  der  Viburnc  Boomcn. 
117.  Van  Huift.  166.  Van  Marentakken.  250. 

Voflchcn  , beminnen  de  Peeren  ongemeen  zeer;  willen 
echter  de  zelve  niet  ccten  , voor  datze  eenig  vleefch 
daar  bij  hebben  gekreegen  ; ten  ware  de  honger  haar 
parftte.  31. 

Vrouw ; hoe  men  kan  weeten  of  ze  bevrucht  is.  493.  Haar 
bequaam  te  maken  om  lichtelijk  te  ontfangen.  Mifyal , 
als  ze  zwanger  zijn,  te  verhoeden  j &c.  zie  in  de  Blad- 
wijzer der  Geneesmiddelen. 

Vuur  te  bekomen  in  tijd  van  nood  , door  twee  ftukken 
houts  van  Lauwerboom  teegens  malkander  te  wrijven. 
1 53* 

WAlftroo,  verwonderlijke  eygenfehap  dcczer  Plant* 
ontrent  Koeyen  , of  andere  in  de  Wey  gaande 
Beeften.  339. 

Wandluyzen  uyt  de  Bedftceden  te  verdrijven;  ook  te  doen 
fterven.  zie  op  de  Blad-wijzer  der  Geneesmiddelen. 

Wijn  , hoedanig  men  , door  middel  van  een  Peer  , kan 
weeten,  of  men ’cr  Water  bij  gedaan  heeft , of  niet.  31. 
Wijn  , te  bewaren  voor  verderving , door  middel  van 
Nootenmufcaten.  137.;  en  door  Mofch.  774.  Wijn 
een  aangename  fmaak  te  gceven , door  middel  van  Boom- 
achtig Jupitersbaard.  217.  Van  Lis.  431.  Onklare  Wijn 
weer  klaar  te  doen  worden  , door  middel  van  Maagde- 
palm.  497.  Middel , om  van  Wijn  zeer  liaaft  Edik  te 
maken,  door  Pimpinel.  848. 

YZer,  Staal,  Doornen,  Splinteren,  en  diergelijke  din- 
gen j in  de  Voet  getreeden,  of  in  een  Wonde  zit-* 
tende,  daar  uyt  te  doen  komen.  186.  188.  317. 
501.  551.  5.  608.  640.  822.  927. 

Yfop;  zonderlinge  zeldzaamheyd  aan ’t  Zaad  deezer  Plant. 
<>52. 

2Aad  van  allerley  Planten  , hoe  men  ’t  zelve  fpoe- 
diger  als  na  gewoonte  kan  doen  uytfpruyten  en 
voortkomen.  47 1. 

Zaying;  wat  met  een  wadende,  en  wat  met  een  volle,  of 
met  een  afgaande  Maan  moet  gezayd  worden.  5. 
Zeylfteen,  zie  op  Magneet. 


E Y N D E. 


D RUK-FE  Y LEN. 

De  Leesver  zal  gelieven  de  volgende  Misjlagen , in  ’t  maken  der  Blad  wijzers  gevonden , te  verbeeteren. 

Pag.  42.  Dc  Hoofd  titel  Penneboom  . moet  zijn  Denneboom.  pag.  35-3.  lin.  14.  verflopping . lees  opzijging,  pag  35-7.  lin.  20.  Kalfsbuyi, 
lees  Kalfsvoet.  pag.  419.  lin.  6.  cn  y.  vanonder.  Chamairis  lees  Cham/Eiris.  pag.  437.  lin.  i}\  Canpanula  , lees  Campanula,  pag.463. 
iin.30.  Cerfoglio,  lees  Cerefoglio.  pag.489.  I.39  Intyrum,  lees  Intybum.  pag.  f04.  lin. 40.  Pentaphyllus , lees  Pentaphyl- 
leus.  pag. f4f.  lin.  27.  Oegen,  lees  Ooren.  pag.  761.  lin.  1 6.  Zaad,  lees  Zand.  pag.  616.  lin.  7.  vanonder  Centaurus,  lees  Centav- 
ris.  pag.  771.  lin.  9.  van  onder , Aalbezien  , lees  Aardbeziën,  pag.  811.  1.  3.  achter  zwelling  , doe  bij  , van  de  Kavel.  pag.  83 1.  1 to. 
Sean  , lees  Seau.  pag.  839.  lin.  if.  Macucosum,  lees  Maculosum.  pag.  841.  De  Hoofdtitcl , voor  Pyrethrum  (zijnde  de  Latijnfche) 
lees  Bertram.  “ J J 

Zomtijds  zal  men  ook  in  de  Hoogduytfthe  Namen  der  Kruyden  vinden  Krcyd  voor  Kraut.  Indien’er  noch  meer  andere  Beften 
Worden  gevonden , de  zelve  zullen  de  goedwillige  Leezers  lichtelijk  konnen  verbeeteren* 


» •